<)\e\ olifantje Ivccft 4iespijt\
Puzzel-rubriek
Mooi wonen,
ij leven
op COCOS!
PKOVTNCl.ALE ZEETJWSE COURANT
15
et l\
wisje
Misschien wel omdat hij vóór een olifantje nog heel
klein was, of misschien omdat zijn onderlip opkrulde
en het leek of hij altijd lachte, werd het klein© olifantje
van alle dieren in het circus het meest verwend. Als in
de pauze van de voorstelling de kinderen en grote mensen
in groepjes door de stallen liepen, dan bleven de meesten
altijd het langst bij het kleine olifantje staan en alle
klontjes die ze hadden meegebracht, kwamen meestal
In zijn grappige grijze slurf terecht.
„Jij boft maar", knikten de paarden die niet zoveel
kregen als het kleine olifantje en ook de zebra's en de
kamelen die verderop in de stal stonden keken met
jaloerse ogen naar de slurf van het olifantje, waarin
klontje na klontje verdween.
„Hij zou best eens wat voor
ons kunnen bewaren", fluis
terde één van de ponies,
„hij ban de klontjes haast
niet op. Hij is bijna ziek
van de klontjes, maar één
weg geven, ho maar".
„Och, laat hem maar", zei
Musïl, het oudste paard van
de circusstal, dat er alleen
nog maar stond omdat hij
altijd bijhet circus had ge
hoord. „Hij is nog zo klein.
H! „Maar Musll", vroegen de
ponies, „zou jij dan niet
H eens zin nebben in een lek-
H ker klontje. Jij krijgt hele-
maal nooit iets. Zeg eens
H eerlijk!"
„Nou ja", zei Musil verle-
gen en zijn ogen begonnen
„Huldigen? Wat is dat?."
vroeg een heel kleintje.
„Ach dat weet je toch wel,
domoor, er wordt zo vaak
gehuldigd in het circus!"
riep een andere.
„Is het feest?" vroeg de
kleine weer, „is het zoiets
als jarig zijn?"
„Precies", knikte de ponïe,
die voorgesteld had om Mn-
sil le huldigen, „het is jarig
zijn zonder jarig te zijn".
„O, juist", knikte het klein
tje, maar helemaal begrij
pen deed hij het niet.
„Goed dan", begon de ander
opnieuw, „we gaan dus Mu
sil huldigen, en hoe doen we
dat?"
„We zingen voor hem", 'lie
ven de kleine ponie vriende
lijke aaien over zijn manen.
„Wat hebben jnllie toch?",
riep Musil een eindje ver
derop.
„Niets! Niets! Een verras
sing!" giehelden alle ponies
in koor. ,,'t Zal de moeite
wel weer zijn", lachte Mu
sil en knipogend om die op
gewonden paardjes sliep hij
Maar de geheimzinnigheid
in de stal was er ook de
volgende dag nog; toen de
kinderen en de mensen door
de stallen liepen en ponies
klontjes toestopten, namen
die ze heel voorzichtig tus
sen hun lippen aan en zo
gauw dan de mensen voor
bij waren, stopten ze de
klontjes onder 't stro langs
de muur. En dat deden ze
niet één dag maar dagen
achter elkaar, 's Avonds
voor het slapen gaan telden
ze alle klontjes bij elkaar
op en bespraken hoe ze Mu
sil zouden huldigen. Het
was haast nog fijner dan
klontjes eten, dat sparen en
tellen. Vaak rekten de ze
bra's hun halzen om te zien
wat die ponies toch uitvoer
den. Maar niemand kwam
er achter, daar zorgden ze
wel voor.
En op een avond was het
te glanzen, toen hij alleen
maar aan zo'n klontje:
dacht. „Natuurlijk ben ik'
dol op klontjes. Maar ja, ik
ben tc oud en hij is jong en
iedereen moet om hem la
chen".
„Ga toch weg", zeiden de
ponies boos, „iedereen weet
dat dat olifantje helemaal
niets kan. Ze lachen alleen
maar, omdat hij zo'n mooi
zijden strikje op zijn kop
heeft en omdat bij zo klein
is cn omdat zijn onderlip
opkrult net of hij lacht. Dat
is alles. Daar verdient hij
zijn klontjes mee. En jij
Musil, jij bent één van cle
beroemdste circuspaarden,
die er ooit hebben bestaan.
Over de hele wereld praten
de mensen nog over je. al
ben je dan ook te oud om
nog op te treden in de pis-
te".
„Ssstssst", zei Musil,
„maak er toch niet zo'n
drukte over. Ik wil er niet
meer over horen".
„Nee, dat begrijpen we,
maar als er iemand een
ldontje verdient, dan ben jij
het Musil en die kleine grij
ze olifant moest dat begrij
pen".
„Laat maar", zei Musil nog
eens. „hij wordt nog wel
wijzer".
Maar de kleine ponies wa
ren er nog lang niet over
uitgepraat; toen het in de
grote tent van het circus al
helemaal donker was ston
den ze nog altijd in een
kring te praten. Nee. niet
eens meer over alle klont
jes, die het kleine olifantje
die dag weer naar binnen
had gewerkt, maar vooral
over de grote tijd van Mu
sil, waarover de één nog
mooiere verhalen dan de
ander wist te vertellen.
„Weet je wat we eigenlijk
eens moesten doen? zei
één van de ponies, „we
moesten Musil huldigen''.
pen er een paar.
„Juist", zei de voorzitter,
want dat was die eerste po
nie nu geworden, „maar
zingen is niet genoeg om 'n
paard als Musil, die voor
ons allemaal 't grote voor
beeld is. te huldigen. We
moeten hem ook een cadeau
geven".
„Een cadeau?" riepen er
verschillende, „hoe komen
we aan een cadeau?"
Tja, daar had de voorzitter
ook nog niet aan gedacht,
hij wist alleen maar dat het
er komen moest.
„Als wezei een heel
kleine ponie, die niet wist
wat huldigen was, verlegen,
„als we nou eens gingen
sparen voor Musil?"
Een paar lachten hem uit,:
maar de voorzitter tikte
meteen met zijn hoofdje op
de grond en zei dat het he
lemaal niet zo'n gek idee
was.
.Maar wat moeten we dan
sparen?" riepen de lachers.
Weer had de kleine ponio
z'n antwoord Idaar. „Klont
jes natuurlijk", zei hij, „al
krijgen wij er dan wel niet
zn veel als de kleine olifant,
als wo allemaal sparen heb
ben we gauw geuoeg een
hele berg klontjes bij elk
aar. Eu je hebt toch ge
zien, hoe de ogen van Mu
sil straalden toen we het
over klontjes hadden?"
„Een prachtig idee! Reus
achtig! Allo ponies stamp
ten met hun hoefjes en ga-
zover. Ze hadden honderd
klontjes bij elkaar en dat
kun je toch best een berg
noemen, waar of niet?
Maar ze maakten er geen
berg van, o nee. Eén van de
ponies kon lezen en hij stel
de voor om het woord „hoe
ra" van letters op de vloer
te leggen. Iedereen vond 't
eëh prachtig plan en achter
de ruif van Musil legden ze
de klontjes in letters neer.
Als hij zich dan de volgen
de dag bij het opstaan zou
omdraaien, zou hij meteen
dat „hoera" zien en begrij
pen dat het was om hem te
huldigen.
Zo zacht ze maar konden,
werkten de ponies in de
Weet je wat ik vandaag heb gedaan
Ik heb een huis gebouwd. 4
t Een heel klein huisje op een paal
l van stevig berkehout.
k 4
f: Een raam of deur liet ik maar weg,
het huis staat altijd open. 4
Wie klein genoeg is kan er zo
de hele dag in binnenlopen.
*e
't Is niet een huis waarin je slaapt,
maar waar je feest in viert, t
j daarom heb ik het hele dak
met slingertjes versierd.
j: Je snapt het al: een vrindjeshuis 4
voor al m'n kleine vrinden,
die in het kale winterbos
g geen hapje kunnen vinden.
Daar komen ze. Ze smullen al
de meesjes en de mussen,
de spreeuwenschool en kijk hoe klein
t een roodborstje daartussen. 4
ft
donkere stal, waar alle die
ren al sliepen. Tenminste,
dat dachten ze. Niet ieder
een sliep. Het kleine oli
fantje dat die dag zijn buik
weer volgegeten had aan
klontjes en nog altijd vond
dat bij er niet genoeg had
gehad, luisterde naar het
opgewonden gefluister en
gesluip van de ponies. En
toen ze eindelijk allemaal
vei'dwenen waren om ook
een slaapje te doen stak de
kleine olifant zijn kop
nieuwsgierig over het hou
ten beschot tussen zijn hok
en dat van de paarden.
Eerst zag hij niets, maar
toen Iiij zijn slurf op ver
kenning uitstuurde, raakte
die plotseling een klontje.
„Nee maar", zei de kleine
olifant, ..daar ligt 'n klont
je dat ik vergeten heb op
te rapen; want natuurlijk
was het voor mij!"
Weg was het klontje. „Ik
moet toch eens even zien of
er niet nog één ligt, zei hij
tegen zichzelf en veel on
voorzichtiger nu stapte hij
in het donker naar de af
deling van de paarden. Le
zen kon de domme kleine
olifant niet; voor hem wa
ren het alleen maar klont
jes die daar lagen. En hij
at ze allemaal op. Allemaal!
Alle honderd!
Toen dat gebeurd was, was
hij zo vol dat hij naar zijn
hok terugwaggelde en met
een in slaap viel. Maar
twee dingen maakten hem
's morgens vroeg al heel
gauw wakker. Een ver
schrikkelijke pijn in zijn
kies en een verschrikkelijk
lawaai in het hok naast
hem.
De ponies die vol verwach
ting bij het hok van Musil
hadden' gestaan om zijn ver
baasde gezicht te zien als
hij dat „hoera" van klont
jes las, merkten dat Musil
liecl gewoon zijn hoofd naar
buiten stak, net als anders
en toen ze om het beschot
gluurden zagen ze dat er
geen letter, nee, geen ldont
je meer te vinden was op
do vloer van de stal.
Even dachten ze nog aan 'n
grapje, maar al heel gauw-
begrepen ze dat er iets veel
ergers was gebeurd. En wat
er gebeurd was, dat zagen
ze toen ze de snuit van de
kleine olifant bemerkten.
Zijn onderlip krulde niet
meer omhoog, zijn kleine
oogjes traanden en zijn hele
snuit was vertrokken van
pijn. Met zijn mooie rech
ter slagtandje wreef hij
voortdurend langs de muur.
Kiespijn! Tandpijn! Dat had
Woedend keerde iedereen
zich tegen hem. ook de ze
bra's en de andere paarden
en de kamelen, toen ze
hoorden wat de kleine oli
fant had gedaan. En daar
stond hij met zijn kiespijn
in een stal waar niemand
meer iets van hem weten
wilde. Hij huilde echt en
niet alleen van de pijn in
zijn tand, geloof dat maar.
Zelfs toen hij werd opge
tuigd en naar de grote tent
werd gebracht, huilde hij
nog. Doodstil lieten de an
deren hem gaan; niemand
riep: „veel succes!" of „tot
straks!" zoals anders en
dat maakte hem nog ver
drietiger.
„Ik moet iets doen, dacht
de kleine olifant toen liij
naar binnen dribbelde in de
tent vol mensen. „Ik moet
het goedmaken! Ik moet de
klontjes terugverdienen.
Niet met mijn zijden strik,
niet met mijn Lachen, want
dat kan ik nu niet eens.
Maar met een echte kunst".
Meteen wist hij iets. Hij
had het de beren eens zien
doen. Bedelen! Echt bedelen
met twee samengevouwen
pootjes. Het was een heel
moeilijke kunst waar ande
re olifanten wel tien jaar
over leren, maar het moest,
zei hij tegen zichzelf en
voor de ogen; van zijn ver-
.baasde oppasser, liep hij
naar de mensen die in een
kring rond de piste zaten
en maakte met de tranen
nog in z'n ogen zulke mooie
kunsten, dat de mensen
niet ophielden met klappen
en alle klontjes die ze maar
hadden, aan de kleine oli
fant cadeau gaven. Met een
slurf vol, met wel meer dan
tweehonderd klontjes liep
hij naar de stal terug en
legde ze voor de voeten van
Musil. En voor de ponies
deed hij nog één keer dat
kunstje van de beren. Met
gevouwen pootjes vroeg hij
ze om vergeving. Nou, en
toen hij daar zo zat, met
zijn kiespijn en zijn tranen
en zijn gevouwen pootjes,
kon geen dier meer boos
blijven.
„Zie je wel", zei Musil, liet
oude paard, toen hij op een
schitterend nachtfeest ge
huldigd werd. „ik zei jullie
toch wel dat die kleine oli
fant nog wel eens wijs zou
worden".
Musil heeft altijd gelijk!
Hoera voor Musil", juichten
de ponies en over het hou
ten beschot heen trompet
terde het kleine olifantje
dat zijn kiespijn kwijt «-as,
met ze mee.
Dat is ook wat! Nu zijn op
de handwerkles de kluwen
van drie beiwerkjes door
elkaar geraakt. De juf
frouw kan het ook niet
meer ontwarren. Kunnen
jullie zeggen, welke kluwen
bij elk breiwerkje hoort?
'S-D 'Z-UI 'l-V :2uisso[do
IIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
Wij danken alle puzzelaars hartelijk
voor de vele goede wensen, die wij
deze week voor het nieuwe jaar
mochten ontvangen. Ook wij wensen
al onze puzzelenthousiasten 'n (puz
zel) succesvol jaar toe. De eerste
winnaars van het nieuwe jaar wer
den: de heer A. C. Brasser, de Decke-
restraat 22 te Souburg f 5,de
heer H. A. den Hamer, Nieuwstraat
N 35 te Retranchement f 2,50, de
heer J. M. van Klooster, Wilhelmina-
weg 8 te Renesse f2,50, de heer C.
J. van Weele, Leliestraat 33 te Goes
f 2,50 en de heer M. Verhey, Steen-
liuisstraat 18 te Vlissingen f .2,50,
De oplossing was:
Nieuwe opgave:
Horizontaal
1. de baas willen spelen, 6. bijen
volk, 11. vergelijk, afk., 14. boven
aards wezen, 15. rivier in Italië, 16.
profeet (O. Test.), 17. maanstand,
afk., 18. neemt, grijpt, 20, -daal: be
heerst door de adel, 21. roodachtig,
22. lidwoord, 24. de gedagtekend,
26. U-vormig ijzertje, 28. gelukje,
30. voorwerp, 32. monster, 35. toege
ven, 38. tijding, 39. afschrift, 41. de
len van het hoofd. 43. afhangend lap
je (vlees), 44. wij, 45. teken, 48. vo
gel, 50. Neon, afk., 51. weest gegroet
(Lat.), 53. koppelriem van jagers
honden, 55. lansier, 57. verstand, 59.
verslaggever, 62. onrijpe appels, 64.
zie 57, 65. vet! 68. mijne Heren, afk.,
70. dronken, 72. voertuig, 73. schaap,
75. samentrekking van „edel", 77.
Rusland, afk., 79. -bot; mechanisch
„mens", 80. rund, 81, briefje van
honderd (Bargoens), 83. -meter:
toestel om zuuvstofgeh. van de lucht
te bepalen, 85. te gelegener tijd, afk.,
86. gebergte langs de Amerikaanse
kust, 87. gemeente in Drente.
Verticaal
T.-verhindering, 2. inhoudsmaat van:
wijn, 3. zogenaamd, afk., 4. boom,
5. slim, vlot, 6. dwaze vrouw, 7. was
getekend, afk.. 8. sprookjeswezen, 9.
landbouwwerktuig, 10. misdaad, 11.
vergruis, maak fijn, 12. vorm van
onderwijs, afk., 13. bloem, 19. los-
wal, 23. kneep, 25. jongensnaam, 27.
behoeftig, 29. koel, 31. ooi die nog
niet gelammerd heeft, 33. strijdperk,
34. doden (op een bep. manier), 36.
rood (heraldiek), 37. ontkenning, 39.
zure melkspijs, 40. rand, 42. -je: bor
reltje, 46. Europeaan, 47. inwendig
orgaan, 49. slechte vrouw, 52. nako
meling van Ezau. 54. vlek, 56. rijst
brandewijn, 58. riviertje in provin
cie Utrecht, 60. reukwatertjes, 61.
èrg groot iemand!, 63. onderwerp;
stelling, 66. zotteklap, 67. vorstelijk
hoofddeksel, 69. van hier; ergens
naar toe, 71. (tweemaal)-vlieg: over
brenger van slaapziekte, 73. bep.
maand, afk., 74. gezichtsorgaan, 76.
vastzittend deksel, 78. alcoholische
drank, 82. riviertje bij Dokkum, 84.
lengtemaat, afk.
Alle inzendingen moeten uiterlijk
woensdagavond a.s. in het bezit zijn
van de Provinciale Zeeuwse Courant,
Walstraat 58 te Vlissingen onder
vermelding van het woord „Puzzel
rubriek" in de linkerbovenhoek van
enveloppe of briefkaart. 1
Cocos biedt volop keuze
in moderne tinten en aparte
dessins. Past in elk
interieur. Is sterk en
beslist niet duur!
Ster-cocos is het collectieve merk van de leden van dc Nederlandse Cocosconvenlie.