Tussen Seine en Marne Door Gertie Evenhuis CEREMONIEEL WIJN OOK KLEINERE LA GREVE ALS FORTEN Do or de zachigolvende heuvels De kleine dorpen in hef groen en golvend departement Seine et Marne zijn alsof ze niet echt zijn: coulissen van een grijs toneel, met bruin en geel van huizenwanden en altijd scheve telegraafdraden in wirwar erboven. Ze liggen tussen donkergroene bossen en ze hebben iets onwezenlijks en dromerigs, maar tegelijk iets waardigs en afwijzends in hun verveloze ouder dom van de met leem gebouwde boerderijen en van huizen die zeker honderd jaar al zijn. Gesloten luiken vol met schaduwvlakken in de hete zon geven hen de geheimzinnigheid van een belegerd oord, waar men de mensen niet kan zien, terwijl men weet dat zij toch ergens moeten zijn. Vroeg in de andere morgen bromden we met gastheer en vriend Claude en de DKW de cour al af, door op en neer golvende heuvels en voorbij een wereld van kleine hete dorpen, naar de eerste boerderij. Boerderij: jawel. Maar als we de onmetelijke cour oprijden rijst daar een kasteel van een behui zing op met drie verdiepingen en wit geschilderd, een brede trap langszij de voordeur. Ver weg de andere drie zijden van de bin nenplaats. Een overkapping bergt tractoren, wagens, auto's en van achter 'n oude regenton schraapt een vreselijke hond zijn onheil spellende keel. Ook hier een man met vilten punthoed en een platte' bezem. Een kleine 2-chevaux kwam bin nenrijden en een meisje stapte luchtig uit en verdween dédaig neus in het kolossale huis, dat met wel vijfentwintig ramen naar beneden keek. Een hand schoof ergens een gordijn opzij en op de trap verscheen een donkere figuur. De boer kwam op, in rijbroek en niet waardige gebaren, en of Ma dame niet in het huis wilde gaan? Daar zat ik later ook, op een roodstenen vloer en achter luiken, en toen de onderhandelaren later uit de stallen kwamen, nog in getal vermeerderd door een hoofs met zijn hoed zwaaiende vétéri naire ontbrandde er een volslagen onbegrijpelijk gesprek waarbij vooral de veearts zich geweldig opwond, zijn wijnglas zwaaiend en het onze bedreigend met zijn wilde armgebaren. De boer zat met zijn zweep en rijbroek be heerst het geheel te overzien, zijn vrouw schonk onderdanig wijn in waterglazen, want het zijn niet de Fransen die het ceremo nieel met de wijn bedrijven en zwëég. Het intrigeerde ons dat zij aanmerkelijk bedaarder waren dan de „vet", maar Clau de. onze Franse vriend, loste dat met één nuchtere volzin op, hoofdknikkend naar de boer: „II approche le Nord", en daar om is hij kalmer." Overigens bleek de veearts slechts stand punten uiteen te zetten over ver plichte vaccinatie van vee. zich zelf na elke zin belcrachtigend met een fors: „Non Monsieur!" of: „Si, si, si!" De vrouw échonlc op. een wenk van haar man en dat de man hier heer is blijkt uit alles, uit de stoel die hém het eerst wordt aangeboden en zelfs uit de groet: „Bonjour, .sieur, 'da- nje", en niet andersom de gla zen vol. Door de ramen tekenden zich vaag de grijze lijnen af van het heel kleine dorp: een kerk, een muur, een toren. En in de verte veegde Jeroen Bosch zijn cour! Keek men dan weer naar binnen dan stonden daar een was machine en een centrifuge naast twee grote elektrische fornuizen, en mén knipperde met de ogen. .Oui Monsieur!De veearts danste handenklappend rond de tafel. En later bleken er zevenenveertig koeien te zijn verkocht Wijn dronken we om elf uur ookwitte, In een cafeetje dat naar wierook rook en waar ieder elkaar vriendelijk op staand begroette. Een man die ik nog van mijn leven niet gezien had schudde mij hartelijk de liand en reikte zijn arm 'alweer naar een volgende tafel waar hij ech ter in de leegte uitgestoken bleef. „Ah, ah, ah", riep hij teleurge steld, „il est sorti.' En toch zat-ie er daareven nog!" Wijn dronken we ook bij het di ner, dat in een eenvoudige „rou tier" genoten werd maar waar voor ieder in de zaal, voor het merendeel chauffeurs en boeren, iïêig&g e» ittèfc «astdaotat <ia tijd nam, want wij waren hier in Frankrijk. Er is de Beaujolais wanneer de vispastei verdwenen is en vóór de koffie komt de kaas. En wie nooit kaas had willen eten begon er hier in Frankrijk aan, al was het alleen om de na men en de zachte gele en rood witte kleuren in die ronde schaal met middenvoet: Roquefort, Ca membert, Chèvres, de Jura en Rambouillet, Melun en vele vele andere. Zoals de eerste waren niet al le boerderijen. Er waren klei nere, zoals 'in St. Marie, waar in het klein vertrek dat woonhuis is temidden van de in een dorps straat inspringende hofstede on der het onderhandelen ook de hond', kat, geit en buitengewoon veel vliegen liepen. De vriendelij ke vrouw had niet de grandeur van de vorige en de meeonderhan- delende kinderen waren luidruch tiger. We sloegen naar de vliegen die ons om de oren bromden en keken naar het morsig pleintje buiten, waar uit de belendende deuren koppen staken van een paard, een geit, twee koeien. Er liepen eenden en kalkoenen tus sen onze voeten door naar bin nen en de gesprekken werden, steeds luidruchtiger: Combien Monsieur? Ah, non, non, non!" Veel later zitten ive aan de poort van een oude boerderij die op Melun zijn uitzicht had, in de schaduw van veel eeuwenoude bomen. Achter ons is een dubbel binnenplein ditmaal, gescheiden door een hoge poort, die aan be legeringen denken doet en aan de heren van Artois en voor ons gaat de weg. En nu pas kan men zich voorstellen wat voor een meisje Jeanne d'Arc moet zijn geweest: zo lopen er hier nog op blote voe ten en in zwarte jurkjes, een em mer in de hand. Wij zitten op in de verioeerde muur gehouwen banken en boven ons hoofd han gen twee zware ijzeren ringen, om het paard aan vast te maken. Hoe lang geleden? En voor ons uit de stad Melun, hoog op de heuvelruggen. Laat in die avond dronken wij weer wijn, midden in Frank rijk, in het gras, dichtbij een kerkhof. Wij wachtten op vriend Claude die was weggelift om hulp In al die dorpen staat het zioij- gend oud gebouw van de Mairie, vertegenwoordigend het Franse gezag. Ook wordt er wel eens school gehouden. Er spelen kinde ren in blauwe mouwschortjes en met platte tassen op hun smalle rugjes op de brede trappen, en in de straat stapt statig een gendar medrie kippen fladderen dom op rechte poten voor hem uit. En scherpe schaduwen vallen rondom het pleintje met het standbeeld deleeuwen nog verwant te zijn komt wéér wanneer men ergens in een straat een ronde poort ontvluchten, knijpt zich eens in een soort turks bad komt, naar het lijkt. Alleenis het geen bad maar het „lavoir", waar alle vrouwen van het dorp, met man den aan de arm en al het nieuws bepratend, komen wassen. Een houten bak, gegraven in de grond en vol met water uit een beek die men erdoor heeft laten stro men. Krukjes en houten plankjes op de grond, en aan de muur voorschriften hoe het water te gebruiken. Wie, uit het poortje komend, dan de glanzende en lange auto's ziet waarmee zeer elegante „Parisiens" het dreu- weldige hond U vreselijk aan. Buiten die muren is iets onvei ligs, wijds; erbinnen leeft een kleine gemeenschap. De Franse boerderijen hebben niets van de knusse, vaderlandse, ze zijn veel wijder, groter, nonchalanter. Ze liggen dreigend en geheimzinnig in dit eenzaam departement en het zal zijn reden hebben gehad ze zó te bouwen: als versterkte schansen. Op de Ferme $e la Commanderle logeerden wij, binnen de muren, warm beschut. Links van de poort leunde de kleine kerk slaperig, aan en rechts stak het „chateau" bewoond door de Monsieur, zijn toren uit de bomen. De binnen plaats met bultige casseien was klaar voor een legende uit de middeleeuwen, men had de ste nen niet hoeven veranderen of de omheinende muren, niet de kerktoren daarachter en de top pen van de bomen, en niet de stoepen en de ladders die naar hoge zolders gingen. Alleen be greep men nauwelijks hoe in dit zelfde tijdperk ook auto's rijden konden, en het gezicht van de DKW vóór een hoge wielenkar' met een man uit het schilderij van Jeroen Bosch erop deed ons zacht mompelen van verbazing. Overigens was Jeroen Bosch de knecht en 'hij heette Monsieur. Achter hem blonken de modern ste melkmachines en een zware tractor. Toen wij die cour opre den dansten de wielen naar de stenen trap, waarboven deuren opengingen en koffiegeur naar buiten kwam uit een rood betegel de en koele keuken. Zeven kleine katten zaten daar voor de ramen, hun staarten langs het glas. Er was iets Hollands aan die Franse keuken, en dat was eigenlijk geen wonder. Moret sur Loing uit 1918. Altijd opnieuw dezelfde namen op de stenen zuil, aï van de geweldige witbekvuiste velden van Ar ras tot hier: Jean, Claude, Daniël, Pierre, Jacques, Gaston en Cécile: „morts pour la patrie". Tot 1917 leefden zij, niet langer. Een kasteel steekt grimmige torens op en tussen spijlen van een gesloten ijzeren hek gaan in de verte twee figuren onder bomen, als personages uit een oud toneelstuk. Men kan zich edelen hier voorstellen, bin nenrijdend op hun paarden, met namen als gedichten: Orléans, Fontainebleau. En dan, Orléans is hier niet eens zó ver vandaan. Hier in dit hart van Frankrijk is het alsof de historie met al zijn geduchte namen nog niet zó ver gevorderd is. Kh dat gevoel da MM-- nend verkeersgeweld van de stad ontvluchten knijpt zich eens in zijn arm om te weten of hij droomt of wakker loopt. Links kijken de neergelaten ogen van de straat hem aan, rechts staat 't oude chateau laatdunkend ach ter zijn smeedijzeren poort en te genover U beginnen strak de muren van een Franse boerderij. En zelfs de boerderijen lijken, op kastelen. Ze zijn niet'Ne derlands, gemoedelijk en rood, maar grauw en dreigend. De Franse boerderijen zijn als for ten, soms wijd uiteen en soms te ruggetrokken in een dorp, maar altijd grimmig vierkant besloten achter de duister in het rond staande bossen. Soms hebben ze een toren, soms ook geen, maar altijd begrenzen de vier muren van de „cour" de schuren, stallen, knechtenverblijven en het woon huis, en niemand komt daar die er niets te maken heeft. Haast al tijd geomfc van de .,p<H>rt ee*i Want onze gastheer was een Zeeuw, als was hij met heel zijn familie al geducht aan het verfransen. Die avond sprak hij van de eerste jaren hier: een gevecht met de Franse taal en de omstandigheden. Het gaat de Franse boeren bovendien niet zo voorspoedig; ze moeten harder werken voor minder geld dan thuis, en „thuis" is na dertien- jaar nog altijd Zeeland. ,fHébt U de protest-zinnen van de boeren niet gelezen 'langs de wegen?" Ja, dat hadden wijHet is niet zo ver wonderlijk dat het platteland, al eeuwen achter bij „de stad" en wat anders dan Parijs is de stad hier ooit en ooit geweest? leegloopt. Er zijn soms halve straten onbewoond; de pastoor rijdt in zijn 2-cheveaux vier, vijf parochies af en meer dan twaalf of dertien mensen komen nergens naar de mis. Maar wel is men vrij op de boer derij: men bouwt eri. verbouwt wat men wil en men betaalt be lasting naar de grootte van zijn land, of daar nu iets op is ver diend of niet. En wie zijn koe wil slachten of in vee wil hande len als onze gastheer moet dat helemaal zelf weten. „Ga mee", borgen", zegt hij» „ih moet nog koeien kopen, bij Sé- zannes en Melun. En misschien komen we door Chartres als ze naar Ia Normandië nog moefceu, wtfo aaaf toe^*" voor onze in panne geraakte DKW. Maar behalve in Fontaine bleau kan niemand hier een DKW behandelen, en bovendien kwam Claude na een tijd van ver aL zwaaiend en gebarend wandelend terug: er was hier geen monteur. Kon men dan naar de Comman- derie niet bellen om een andere wagen? Ja, dat wel, alleen, men kon niet bellen. Waarom niet? Wel, er 'was immers la grève, de staking, van de P.T.T. en van de scholen en misschien morgen van de métroO ja, la grève Een boer uit een chateau dat toch weer een boerderij bleek te zijn sleepte ons later door de bossen en dronk met ons nog een glas wijn op de gastvrije Com- manderie. Toen was de avond al ge daald over het douce France, dat met zijn groen in alle tin ten nu zacht onder de hemel lag, dat ergens verder weg Fontainebleau heeft staan met zijn bizarre slot en met Napoleons eigen hoed en kle ren van Joséphine de Beau- harnais; dat nog weer ver der, in la Normandië, in het kleine Chartres de schoonste kathedraal van Europa heeft, waarvan men dromen kan: met in veel hoge ramen gloeiende kleuren en gestal ten, en waar in de portalen en de muren heel de bijhei voornaam en strak gebeeld houwd staat. Een land dat ook nog Parijs heeft. Daar leunt men met de armen onder het hoofd aan de hoge kademuren van de Seine, stil kijkend naar de onbewogen schemerende Notre Dame. Dit wonderbaarlijk land: la douce France. Tussen Seine en Marne (Gressy)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 3