„Een waarachtig relaas van de ellende van het menselijk hart" „Onbekenden" in Arnhems museum Kunstschilder JELLE TROELSTRA in januari 70 jaar Drie weken bouwkunst Nederlandse in Wenen Strijder voor saamhorigheid zaterdag ?,i degemeer i960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VERHAAL VAN BEPERKTE OMVANG Nieuwe vertaling van „Adolphe", Benjamin Constants meesterwerk TA e roem van Benjamin Constant (17671830) berust niet op zijn grote politieke en godsdienstige geschriften, maar op een drietal werkjes van korte adem, waarvan twee boven dien onvoltooid bleven en postuum verschenen: „Adolphe" (geschreven in de laatste maanden van 1806, gepubliceerd 1816), „Le Cahier Rouge" (eerste publikatie 1907) en „Céci le" (eerste publikatie 1951). Verder wordt zijn „Journal Inti- me", waarvan de eerste betrouwbare editie ook pas in 1952 verscheen, door fijnproevers zeer gewaardeerd. Zijn overige geschriften, die hij zelf het belangrijkste achtte, leest vrijwel niemand meer, wat uiteraard niet zeggen wil dat zij het lezen niet meer waard zijn; integendeel: vooral in de politieke en godsdienstige studïeën treft men vele geniale passages aan. Dit alles neemt niet weg, dat de drie genoemde korte, groten deels autobiografische boekjes zijn. grote roem uitmaken. „Adolphe", dat hij zelf „een vrij waarachtig relaas van de Letterkundige kroniek door HANS WARREN ellende van het menselijk hart" noemt, bovenal: een stralend bewijs hoe men de onsterfelijk heid kan bereiken met één ver haal van zeer beperkte omvang. Persoonlijk stellen wij „Le cahier rouge" boven alles, daarna „Cé cile". In „Adolphe", hoe mees terlijk ook, hoezeer zijn tijd vooruit in peiling van karakters, psyclioligi- sche diepte en beknoptheid, heeft ons altijd iets gehinderd, en de ware.re den daarvan hebben we menen te ontdekken toen de onverminkte edi tie van het „Journal Intime" in 1952 verscheen. In „Adolphe" is namelijk een zekere inconsequentie te bespeuren in het karakter van de vrouwelijke hoofd persoon, Ellénore, en deze kan enigs zins worden verklaard door thans aan het licht 'gekomen feiten. Ellenóre, een politieke réfugié van voorname 'Poolse afkomst is de mai- tresse van een graaf, vriend- van Adolphe. Zij is een vrouw van bui tengewone schoonheid en zij houdt, er strenge principes op na, juist om dat zij maatschappelijk zo'n twijfel achtige positie inneemt. Zij voedt nauwgezet 'de twee kinderen op die uit de verhouding geboren zijn, kwijt zich nog trouwer dan een echtgenote van haar plichten aan de zijde van de graaf, en wordt dan ook door ve len gerespecteerd, ai blijft de publie ke opinie haar uiteraard niet welge zind. Ellénore is door dit alles in wezen diep ongelukkig. Adolphe (Constants alter ego) verveelt zich aan het hof van een Duitse vorst, en blaast, op voorbeeld van een vriend, een liefdes vuurtje in zich aan om de tijd te verdrijven. Hij kiest de schone Ellénore, 'tien jaar ouder dan hij zelf (hij is 24) tot doel voor zijn aan te wakkeren passie, wordt aanvankelijk afgewezen, waardoor hij meent werkelijk van haar te gaan houden, en verovert haar tenslotte. Ellénore hecht, zich aan hem en offert alles voor hem op: haar kinderen, de graaf, het for tuin dat deze haar aanbiedt, haar moeizaam opgebouwde reputatie, later haar eigen rijkdommen als haar vader in Polen in zijn rech ten is hersteld. Aanvankelijk ge niet Adolphe van zijn overwin ning, doch weldra ontpopt Ellé nore zich-tot een vrouwelijke ti ran. Zij laat Adolphe nimmer met rust, stippelt alles voor hem uit, volgt hem overal heen: haar lief de wordt hem tot een ondraaglij ke last. Weldra voelt hij dat hij zichzelf een rad voor ogen gedraaid heeft, en haar in het geheel niet meer lief heeft, maar hij mist de moed, met haar te breken! Ook heeft hij mede lijden met haar, en telkens weer laat hij zich, na vreselijke ruzies, aan banden leggen. Hij is te slap om zich te bevrijden. Adolphe is een jonge man van voorname afkomst die een briljante entree in het leven had ge maakt: alle wegen liggen voor hem open en de fortuin lacht hem overal toe. Hij heeft vele gaven van geest en hart. Maar alles verstikt in de slavernij voor deze vrouw, wier on stuimig karakter haar andere goede gaven overschaduwt. Tenslotte sleept zij hem mee naar Polen, waar de gelieven voortgaan elkander te kwel len. Ellénore beseft reeds lang dat zij vergeefs liefheeft, maar als haar de bewijzen in handen vallen, is dat haar dood. Een dood, dié geen be vrijding voor Adolphe brengt: hij versombert in een middelmatig leven, onrustig voortgedreven, Dit is in het kort de inhoud van deze prachtige maar intens me lancholieke roman. Constant schreef hem eind 1806, in een van de stormachtigste perioden uit zijn stormachtig leven. Vergeefs trachtte hij zich in die tijd te bevrijden uit de slavernij, waarin Madame de Staël hem gevangen hield en hij werd ge heel verteerd door liefde voor Char lotte von Hardenberg, gehuwd, vroe ger reeds zijn minnares, die na haar scheiding zijn tweede vrouw zou worden. Uit de dagboeken weten we nu dat Constant van plan was een grote roman te schrijven, de roman van zijn en Charlotte's leven. Een In de. Oude Kerk te Delft is inon begonnen niet liet plaatsen van het „Willem do Zwijgerraam". Het fraaie, kunstwerk, dat M een van de grootste is, dat na de oorlog in ons land is ver- ff vaardigd, werd ontworpen door Joep Nicolaas. Het werd |l vervaardigd in het atelier van Geutjes en Smcets te Venlo. i§ De foto toont het raam, zoals de kerkbezoekers het in de M toekomst zullen zien. M lilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllllllllllll!lllllllll<IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK!!l)l!l!llllllllllllll!llll!lllllllllllll!lllll!lllllllllllll!llllllllll!ir episode daaruit zou het verhaal van Adolphe en Ellénore vormen. Elléno re ontleent vele karaktertreken dan Madame de Staël. De „roman" is waarschijnlijk nooit geschreven, en kel de „episode" werd voltooid, en apart uitgegeven nadat het wel zeker was dat Madame de Staël er zich niet meer al te veel van aantrekken zou. (Voor bekenden was liet ver haal doorzichtig). Vergissen we ons niet, dan heeft Constant bij het schilde ren van zijn gevoelens voor El lénore aanvankelijk, mogelijk onbe wust, vaak aan Charlotte gedacht, waarop hij zo gepassioneerd verliefd was. Ellénore kreeg zodpende iets van Charlotte mee. Allengs verdween Charlotte echter, en kwam Madame de Staël, de vrouwelijke tiran, de mannelijke vrouw met haar tumult- tueuze én genereuze karakter onver valst voor de dag. Wellicht is dit de oorzaak dat men de „wending" in het karakter van Ellénore nooit vol komen gemotiveerd kan vinden. Doch hoe het zij: vanaf het moment dat Ellénore haar liefdestiranie ontplooit, is dit boek grandioos, van een on voorstelbare luciditeit, analyse, scherpte en zelfkritiek. Adolphe, de zwakkeling, wordt aan de kaak ge steld voor wat hij is, ook al weet de schrijyer wel een zeker mededogen voor hem op te wekken. Een ander facet van het boek. dat zelden naar voren wordt gehaald, is de ongeluk kige maatschappijke positie van vrouwen als Ellenore in die dagen. Het leed van Ellénore, voortkomend uit het feit dat haar verbintenis met de graaf niet gesanctioneerd werd, is onvoorstelbaar. In twee „voor woorden" van Constant voor latere drukken van het boek. die, wonder lijk genoeg, in deze editie ontbreken, wijst de schrijver daar nadrukkelijk op. De vertaling, van L. J. Plemp van Duiveland, is zeer goed; minder .gelukkig slechts het „je maakt je zelf wat diets" voor „vous vous trompez sur vous-même"; dit „diets" springt als iets vreemds weg uit zo'n specifiek Frans boek. Benjamin Constant: Adolphe Contact, Amsterdam (De Onsterfe- lijken). Uit een verzameling „in grote stijl" (Van een medewerker) us land telt helaas weinig j kunstverzamelaars in gro te stijl. Het culturele kli maat is er niet gunstig voor. In andere landen bevordert de overheid het aanleggen van verzamelingen door belangrijke belastingfaciliteiten, die ook ge rust kunnen worden gegeven, omdat ten slotte zoveel verza melingen, hier en elders, aan musea zijn geschonken. Een snelle verbetering is in ons land niet te verwachten, omdat de overheid zelf haar aankopen zeer aarzelend verricht, zoals de laatste jaren is bewezen met de beroemde collecties-Reg- nault en Dreesmann, die na de dood van deze verzamelaars min of meer uiteen zijn geval len. Een kunstmarkt van be lang, zoals in Londen, Parijs of New York, zoekt men hier ook tevergeefs. Het zal dus nog wel jarenlang zo blijven; dat de bes te Nederlandse schilderijen zich in buitenlandse collecties en musea bevinden en dat buiten landse verzamelaars hier blij ven aankopen, zonder dat er veel belangrijk buitenlands werk wordt „geïmporteerd". We noemen ons land graag „het land van Rembrandt", maar in feite laat de overheid zich bij zonder weinig gelegen liggen aan het feit, dat Nederland een schildersnatie van de eerste rang is geweest. De Nederlandse bouwkunst en ste- debouw zijn zoals gemeld onderwerp van een regeringsten toonstelling, die op 20 januari in het „Öesterreichische Bauzen- trum" in het palais Lichtenstein in Wenen zal worden geopend. Het is de derde maal dat deze expositie, die grotendeels reeds acht jaren geleden werd samengesteld, in het buitenland de architectonische ver worvenheden van ons land zal to nen. Eerder werd zij in de Ver enigde Staten en West-Duitsland opgebouwd. De heer W. Dam, hoofd van de afde ling voorlichting van het minsterie van volkshuisvesting en bouwnij verheid, die bij de opening in We nen aanwezig zal zijn, verklaarde, dat de huitenlandse vakkringen bijzondere interesse aan de dag leggen voor de Nederlandse bou werij. „In ons land zijn er weliswaar geen architectonische scheppingen, die internationaal tot de uitzonderin gen behoren, maar hier is er wel een goed algemeen niveau, er is goed vakmanschap, veel aandacht voor het detail en klaarheid van lijn". Deze factoren raken direct aan het stedebouwkundige aspect van dc bouwerij en wat dit be treft. aldus de heer Dam, wordt er in het buitenland met graagte ge- - discussieerd over datgene wat in Nederland tot stand komt. „Holland heute Raumplanen und Architektur in die Niederlanden", zoals de tentoonstelling in Wenen zal heten, zal drie weken lang on derwerp zijn van lezingen, films en brochures. Voor de tweede maal na de oorlog zal het vakblad „Der Baumeister" een speciaal Nederlandnummer uitgeven, waar in bijdragen voorkomen van voor aanstaande Nederlandse architec ten. Het openingsbeeld van de tentoon stelling, welke verscheidene ver nieuwingen heeft ondergaan, is het Nederlandse landschap met zijn eeuwige vijand: het water. Grote fotopanelen tonen hiertegen over echter de trotse stormstuwen van het Delta-plan, de verkeers- bruggen van voorgespannen beton (o.m. bij Schellingwoude en over de Amstel) en de hoogbouw in het polderland. Wat de stadsbouw be treft: er worden opnamen getoond van industriecentra en kantoor complexen, openbare gebouwen (o.m. het opmerkelijke raadhuis in Cuyck, de rijkbewerkte gevel van de geref. kerk in Heemstede en de openluchtschool in Goirle) en di verse paviljoens van de bekende architect Rietveld. De bovenstaande verzuchting uiten we naar aanleiding van het tentoonstellen tot 26 fe bruari van een belangrijk deel I van de collectie-B. de Geus van den Heuvel in het Arnhemse ge meentemuseum, daarheen overge bracht uit het huis van deze col- lectïonneur te Nieuwersluis. De heer De Geus van den Heuvel is namelijk nog een der weinigen, die uit eigen middelen een zeer belangrijke collectie in stand houdt uit artistieke overwegingen en plezier in het verzamelen. De betekenis daarvan is echter veel wijder strekkend, want op deze wijze verzamelend voorkomt hij, dat nog meer Nederlandse oude kunst naar het buitenland ver dwijnt, waar men er veel meer voor over heeft, dan hier het ge val is. Het Arnhemse museum stelt de zeventiende-eeuwse schilderijen uit deze collectie ten toon, aangevuld, met zestiende-eeuwse, w.o. dan een goede Jan van Scorel, een portret van Agatha van Schoonhoven. Het is een van die portretten, die de nobele fierheid uitstralen, waaraan Van Scorel zijn roem te danken heeft. Levende van .14951562 schilderde hij deze „burgerlijke kunst" dus in. een tijd, waarin deze nog lang niet algemeen was en waahn hij als voorganger van generaties portret schilders reeds zo'n grote hoogte be reikte. Is Jan van Scorel dan een gekende naam, opvallend is toch ook, dat deze collectie weer eens komt be wijzen dat de zeventiende-eeuwse „petit maitres", de minder bekende schilders, vaak zo'n hoge kwaliteit wisten te bereiken. De verzamelaar, die niet alleen „namen" collection- neert, maar zich op eigen gezag durft te wagen aan het kopen van werk van veel minder bekenden, kan nog altijd ontdekkingen doen. We streepten er een paar aan. Nicolaas Berchem bijvoorbeeld, was in zijn tijd een vereerde landschaps schilder, die later in waardering is achtergeraakt ten opzichte van schil ders als de Ruysdaels, Jan van Goy- en en andere grote bekenden. Toch hangt er hier een Italiaans landschap van zijn hand, dat een meesterhand verraadt, ook al is het dan on-Hol- lands theatraal. Wij zouden het bo ven veel werk van de veel meer be kende Albert Cuyp willen stellen. Hetzelfde treft ons in een paneeltje van Richard van Brakenburgh, een heerlijk geschilderd doopfeest, met veel beweging van figuren in een Hollands boers interieur, dat men De Amersfoortse kunstschilder Jelle Troelstra, die dins dag 17 januari a.s. 70 jaar wordt, zal die namiddag op een receptie in het I.C.C. paviljoen Vondelpark te Am sterdam worden gehuldigd. In het ere-comité hebben o.a. zit ting genomen minister van staat. dr. W. Drees, de directeur- generaal voor de kunsten en de buitenlandse culturele betrek kingen van het ministerie van o. k. en w.. mr. H. J. Reinink en de burgemeesters van Leeuwarden waar Troelstra werd ge boren) en Amersfoort, mr. A. A. M. van der Heulen en H. Moldendijk. Een comité van vrienden en bewonderaars wil Troélstra die middag een huldeblijk aanbieden. Jelle Troelstra heeft veel in het buitenland gewerkt, oïm. in Frankrijk, op Corsica, in Zwitser land, België. Scandinavië en IJs land. Sommige van zijn portret ten verkregen grote bekendheid, o.m. dat van zijn moeder, (de schrijfster Nienke van Hichtum), zijn vader. mr. Pieter Jelle Troel stra. dr. F. M. Wibaut en Jan van Zutphen. Rijk en gemeenten ver wierven werken van zijn hand en van een zestigtal doeken van hem in de collectie Boendermaker werd een aantal afgestaan aan binnen- en buitenlandse musea. Voor dc oorlog was Troelstra lid van „Arti et Amicitïae" en de maatschappij Rembrandt; hij is dit nu van het Nederlands en het Amersfoorts kunstenaars genoot schap. Niet alleen als kunstenaar wordt Jelle Troelstra door zijn vrienden en collega's hogelijk gewaardeerd: ook als •onvermoeid strijder voor meer saamhorigheid van dc Nederland se kunstenaars en dc verbetering van hun sociale positie, heeft hij allerwege gevoelens van dankbaar heid, bewondering en sympathie gewekt aldus het huldigings comité. In deze zin was hij voor de oorlog werkzaam als voorzit ter der Nederlandse federatie van beeldende kunstenaarsverenigin gen en hij werd na de bevrijding gekozen tot -eerste voorzitter van de beroepsvereniging van beel dende kunstenaars, in welke func tie hij tevens lid was van het hoofdbestuur der nieuw opgerich te federatie van beroepsvèrenigin- gen van kunstenaars. Troelstra is lid geweest van de Rijkscommissie voor de mu sea en adviseur voor het kunstbeleid der gemeente Rotter dam. Hij is hoofdbestuurslid van het Nederlands Kunstverbond. Ge durende enige jaren reisde hij in opdracht van het ministerie van wederopbouw met twee tentoon stellingen voor de D.U.W.-, we derhouw- en Zuiderzeewerkkam pen om de arbeiders door rondlei dingen en causerieën met licht beelden in contact te brengen met de beeldende kunst. In de laatste tijd is hij rondleider geweest op de Rembrandt- en Van Goghten- toonstellingen, die, samengesteld door de dienst welzijnszorg van het leger en in samenwerking met bet ministerie van o. k. en w., in de kazernes en legerplaatsen te zien waren. Troelstra is voorts medewerker aan de radiorubriek „Artistieke Staalkaart" en heeft vele lezin gen gehouden voor kunstenaars verenigingen, kunstkringen, nuts- departementen en andere organi saties. Een der mooiste kerkinterieurs van Emanuel de Witte behoort ook tot de collectie B. Geus van de Heuvel. Het toont, hoe huiselijk een protestantse kerkdienst in zijn jaren was. VWV\VW\\i\V*'W*VVVV\A*VV voor een goed werk van Jan Steen zou houden, de veel meer bekende schilder van dergelijke taferelen. Groten komt men hier natuurlijk veel vaker tegen, al mist men daarbij namen als Rembrandt, Vermeer en Frans Hals. Jan Steen vindt men hier echter met vier wer ken, waaronder enige heel belang rijke als „Overval" en „De bestolen jonker". Vooral het laatste is 'n kos telijk staal van het genre, waarmee Steen beroemd is geworden. Het toont, hoe een dronken, bordeel-be zoekende jonker wordt bestolen. Pic turaal bezit 't allerlei aantrekkelijke kwaliteiten. Bijzonder is ook het zelfportret van Bartholomeus van der Helst, een uitstekend geschilderd doek en... het enige zelfportret dat van deze schilder bekend is. Vooral voor de verzamelaar dus een werk. om met voorliefde te bezit ten. Wie vindt men Iiier verder niet uit onze zeventiende eeuw, die zoveel uitstekende schilders heeft voortge bracht. Natuurlijk de Van Ostade's met uitstekend werk; Jacob en Salo mon van Ruysdael, Jan van Goyen met o.a. „Het Valkhof aan de Waal te Nijmegen", Aert de Gelder; David Teniers, de beide bekende „zeeslag schilders" Van de Velde; Emanuel de Witte met een van diens beste kerk interieurs, maar even goed ook Phi lips Wouwermans, Herman Saftle- ven, Hobbema en niet te vergeten Pieter de Hooch. We noemen verder geen namen, die ieder toch al wel kent. Interessanter zijn de werken zelve, die heel vaak vrij onbekend zijn, omdat ze zich al jaren in Huize Rupelmonde bevinden en daar slechts voor enkele intimi te zien zijn. Wie dus zijn kennis van de zeventiende-eeuwse schilderkunsl wil verrijken, kan in Arnhem zijn hart ophalen aan werken, die hij zel den of nooit te zien krijgt en die bijna allemaal van een heel goede kwaliteit zijn, soms zelfs uitmun tend. uliurele Cavalcade ONDER DE NAAM „Audio-visuele Donemus-serieverschijnt binnen kort een reeks grammofoonplaten met partituren van hedendaagse Ne derlandse muziekwerken. Hiertoe werd de medewerking verkregen van o.a. de Wereldomroep (die bandopna men beschikbaar stelten van enkele orkesten, zoals het Concertgebouw orkest en het Utrechts Stedelijk Or kest. DE ROTTERDAMSE kunststichting heeft besloten de Pierre. Bayléprijs kritiekprijsin 1961 toe te kennen aan liem of haar, die op het gebied van de beeldende kunst stelselmatig en op literair niveau gedurende ver scheidene jaren zijn of haar bemid delende kritische taak opbouwende gezagafdwingend heeft verricht HET RESIDENTIE-orkest heeft een uitnodiging van de stad Bonn ont vangen 07)i tijdens het Beethoven- feest, eind september '61, i)i de nieu we Beethoveyihalle een concert te ge ven. De leiding van het orkest heeft deze uitnodiging thans in beraad. HET WAGNERFESTIVAL van Bayreuth zal koinend jaar op 2d juli beginne/i met ecu opvoering >att ..Tanvhaüser". Onder dr. andere ope ra's van Wagner, die tot S3 augustus zullen worden gespeeld, zijn „Flie- gende Hollander". Parsifal. Das Rlie'mgolddie Wulkiire, Siegfried en Gotterdanimerung. HET BESTUUR van de Johan Wa- genaarstichting heeft besloten ,&et Hooglied" van Bertus van Lier te be kronen met de Sem Dresdenprijs, groot duizend gulden. Deze prijs zal donderdag 9 maart in een plechtige bijeenkomst te Den Haag worden uitgereikt*

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 19