Vlissingse hbs-ers van 35 opgegroeid
Nico en Joop Berghnijs:
samen van schoolbank tot generale staf R
,W'
Ma
Maatschappelijk werkster Jo van der Made
"S! helpt 500 mensen met hun problemen
H efc begon al vrij kort ua hun
li.b.s.-tijd. Aanvankelijk
werd Joop inspecteur van politie
in Vlissingen, maar in 1937 al
volgde hij reeds zijn broer in mi
litaire dienst. Nico was eerste op
de school voor reserve-officieren
en vervolgens reeds voor de
oorlog op de K.M.A. Joop deed
het anders: hij was al reserve-of
ficier toen hij zijn eindexamen
voor de h.b.s. deed Die mili
taire vooruitstrevendheid was
toen mogelijk, omdat studenten
in hun vakantie zich al militair
konden bekwamen! Pas na de oor
log kwam officier Joon Berghuijs
als leerling op de K.M.A. in Bre
da, waar zijn broer Nico toen
compagniescommandant was
Hoewel de chaos in Duitsland na
de capitulatie volkomen leek, luk
te het de broeders Berghuijs toch
om al in mei 1945 Nederland weer
te bereiken. Ruim een maand la
ter lukte aan Nico wat de Duit
sers niet gelukt was: hij zette
voet op Engelse bodem en kwam
daar bij de Nederlandse opleiding,
bestemd voor uitzending naar In
donesië. Natuurlijk: zijn bi'oer
Joop kwam later ook naar Enge
land. Na de capitulatie van Japan
leek dat laatste aanvankelijk niet
meer nodig. Maar na een kort
verblijf in Holland de broers
zaten samen op de boot naar Ne
derland werd Nico Berghuijs.
inmiddels kapitein der grenadiers,
naar Indonesië gezonden om daal
de eerste politionele actie op pa
pier mee te helpen voor berei
den. „Nooit was ik zo goed ge
traind als in die Indonesische tijd,
want later trok ik te voet als
compagniescommandant door bij
na heel West-Java", herinnert Ni
co Berghuijs zich nog.
UIM 25 JAAR geleden
TE DACHTEN IN DIE tijd aan vrijwel niets anders dan aan
ontsnappen! Je werd volkomen door die gedachte be-
vv TT heerst en soms leek het een obsessie te worden"
Bijna toonloos klinkt de donkere stem van luitenant-kolonel Nico
Berghuijs in de sobere kamer 313 van de Juliana-kazerne in Den
Haag. Nu ruim vijftien jaar na die beklemmende tijd verraadt
de stem geen emotie meer. Maar toch zijn de woorden geladen met
iets van de zenluwslopende sfeer, iets van het vooruitzichtloze be
staan in dat krijgsgevangenkamp, diep in Duitsland. In dit geval: het
krijgsgevangenkamp Neu-Brandenburg (enkele honderden kilome
ters ten noordoosten van Berlijn) waar ongeveer 2000 Nederland
se officieren bijeengedreven waren.
De nu 44-jarige luitenant-kolonel
Nico Berghuijs was één van hen....
Zijn broer Joop Berghuijs, met
wie hij ver voor de oorlog een
schoolbank in de Vlissingsé rijks
h.b.s. deelde, was ook één van
hen! „In Neu-Brandenburg deel
den we samen een dubbele slaap-
kribbe", zegt Nico Berghuijs en
nu kan hij er om glimlachen.
Met honderden andere officieren
zochten Nico en Joop Berghuijs
letterlijk en figuurlijk een uitgang
voor die „ontsnappingsobsessie"...
En daar in Neu-Brandenburg
werd in 1944 wellicht het grootste
ontsnappingsplan, dat ooit door
Nederlandse krijgsgevangenen
werd opgezet, uitgebroed. Het
kamp werd te goed bewaakt om
aan een „bovengrondse" ontsnap
ping te denken en dus moest het
ondergronds! Op zo'n grote schaal
werden er gangen gebouwd, dat
overste Berghuijs er zich nu nog
over verbaasd, „dat dit verhaal
nooit in de pers is gekomen".
ONBEWOGEN
y~v nbewogen kan hij er nu over
SUBSTANTIE..
plotselinge onderzoekingen van de
neren van de „Grüne Polizei",
maar we ontdekten al spoedig, dat
ze alleen maar argwaan koester
den tegen inwoners van barakben
aan de buitenkant van het kamp.
Aan een onderaardse tunnel he
lemaal vanaf het centrum van
het uitgestrekte kamp naar bui
ten dachten ze nog niet".
Daar dus, onder de middelste ba
rakken begon het monnikenwerk:
met primitief materiaal groeven
de officieren tientallen meters lan
ge gangen, één meter hoog, één
meter breed. Nu nog weet hij, dat
het zandtransport de grootste
moeilijkheden opleverde. Niette
min slaagden zij erin de tientallen
kubieke meters vrijgekomen
grond listig te camoufleren
Weken vergleden tot maanden en
er groeide niet alleen een lange
ontsnappingstunnel, maar boven
dien werd ondergronds ook een
grote kamer gebouwd, waarin met
eigengemaakte pompen voor
luchtverversing werd gezorgd!
De grote tegenslag kwam toen
het werk zijn einde naderde
Weer was er een „Prüfung" van
de Grüne Polizei en ditmaal speur
den de Duitsers ook nauwgezet in
het centrum van het kamp! Na
tuurlijk: de tunnel werd ontdekt
Maar de triomfantelijk grijnsla-
jaar onbewust zorgden de
Duitsers er toch voor, dat
ook de niet-ontdekte tunnel
buiten gebruik raakte. Bij vracht
wagens vol lieten zij door Rus
sische gevangenen een substantie
aanrijden, die gewoonlijk slechts
bestemd is voor de riolen. Met
gebruikmaking van ether werd
deze onwelriekende substantie
door de Russen onder druk in de
tunnel geperst.
„En toen bleek onze fout", ver
telt luitenant-kolonel Berghuijs,
nog met spijt in zijn stem: de
niet-ontdekte tunnel lag namelijk
lager en de substantie sijpelde
in grote hoeveelheden door in de
ze „vluchtgang". Het mengsel
van de ether en de niet nader aan
te duiden substantie maakte het
verblijf in de tunnel niet alleen
onmogelijk, maar zelfs levensge
vaarlijk. „Weken heeft het ge
duurd voor de gang uitgelucht
was", herinnert hij zich nog. Toen
overwonnen de Nederlandei's hun
afschuw, brachten zand in de
gangen, haalden het er weer uit
en zorgden zo voor de grote
schoonmaak.
En verder ging het in de onder
grondse weg naar de vrijheid.
Meter voor meter, tot tenslotte
dertig meter buiten het kamp.
..Het was dan ook de bedoeling
tegelijkertijd een hele compag
nie het hazepad te laten kiezen",
licht hij toe. „Maar toen beleef
den we de strop van ons leven",
vertelt hij. Een enorm noodweer
tastte door de grote regenval en
kele zandaders aan, waardoor een
deel van de gang instortte en een
krater in de grónd viel Die
krater leidde tot de ontdekking.
De ontsnapping was mislukt.
..maar", weet luitenant-kolonel
Berghuijs, „de Russen stonden
toen al praktisch voor de deur
om ons te bevrijden". Bij dit
Luitenant-kolonel Nico Berghuijs:
organisatie en personeel bij de
generale staf.
r 4e
uit
via'
s.
VI eek-
A Tal
y/:Yï. '0
vaa Kr.'
V-
Voor de afdeeS&tg- B alaagden J, D, Bes-g-
'Vüy-3 K hrUH-Y?. KV
t\ vaa den Bergb, van Sierkoei> C. 4.
Buissing, C. Dekker, C, v&a Byk, C, J. Gil-
Ussea, <1. kker, J. M. vsji der Ms-
de, A. J, OubUEg, Th, A. Besmoek, A. C>
Vader en J, $||§8j te .VliSKiageii. AC*
■jjijft mm
Machinist fejj d* K VM,
v«n
Ivv'
aU
jj 'van
veraf
Rus-
R
ar..';
wel 'f
'Üijr
lan
chende Duitsers, die de officieren
op het matje riepen, hadden de
Nederlandse listen en lagen toch
onderschat. „Veiligheidshalve had
den we er twee gegraven", zegt
luitenant-kolonel Berghuijs laco
niek, „de slechtste gaven we op
zettelijk prijs om de goeie te be
houden"
Stadsbericht uit de Vlissingsche Courant van 6 juli 1935.
„tunnelplan" was generaal-ma-
joor A. V. v. d. Wal Bake, toen
kapitein der genie, de grote man
achter de schermen.
HELE FAMILIE
Voor luitenant-kolonel Nico
Berghuijs was de krijgsge
vangenschap overigens al in
mei 1942 begonnen. „Bij een mel-
ding in die maand werden we ge
grepen en op transport gesteld
haar Duitsland", herinnert hij
zich nog. Eerste kamp: Neuren
berg. „De Duitsers hadden daar
een familiereünie georganiseerd,
want eerst ontdekte ik mijn broer
Joop, vervolgens mijn vader, toen
kolonel, en tenslotte twee broers
van mijn vader, beiden ook of
ficier" Tengevolge van de be
handeling in .de kampen werd één
van zijn ooms wat later ziek af
gevoerd naar Nederland, waar hij
korte tijd later overleed.
Na drie maanden ging het van
Neurenberg naar Stanislow in
Oost-Polen (nu Rusland) en „we
prezen de hemel, dat mijn broei
en ik bij elkaar konden blijven".
Tenslotte werden zij in het voor
jaar van '44 overgebracht naar
Neu-Brandenburg, waar zij op 28
april 1945 bevrijd werden door de
Russen.
Ondertussen had Nico Berghuijs
zich tijdens krijgsgevangenschap
bezig gehouden met een wat
merkwaardige hobby: studie van
de Finse taal. Temeer eigenaar
dig als men weet, dat er in die
taal zestien naamvallen zijn.
„Ik kon Fins lezen, maar omdat
ik het uit een boek geleerd had
en nog nooit een Fin had gespro
ken wist ik weinig van de uit
spraak", verklaart nij. Niettemin
bleek dat ook te gaan: hij r'
de er inderdaad in Fins te _r._
ken, toen er vier Finse jongens,
die ook krijgsgevange waren
geweest, in hun kamp na de be
vrijding kwamen. Dank zij zijn
hobby kon Nico Berghuijs de
uitgemergelde knapen op weg
helpen
Ook na hun krijgsgevangenschap
is de gezamenlijke carrière van
Nico (44) en Joop (46) Berghuijs
merkwaardig parallel blijven lo
pen. Nu zijn zij beiden luitenant
kolonel, beiden bij de generale,
Nico in Den Haag, Joop in
Schaeshergen.
POLITIE
hogere krijgsschool in Den Haag
en vervolgens kwamen ze samen
bij de generale staf in 1951. Van
1951 tot 1954 maakte Nico Berg
huijs vervolgens deel uit van de
Nederlandse delegatie bij de
Europese Defensie Gemeenschap
in Parijs. En passant was hij ook
nog twee maanden in Zwitserland
om bij een niet-NATO-land het
militaire systeem te bestuderen.
„Ter afwisseling" was hij van
1955 tot 1959 leraar aan de hoge
re krijgsschool en men kan het
langzamerhand raden tezelfder
tijd werd zijn broer Joop daar
ook leraar Tenslotte kwamen
beiden bij de generale staf terug:
Nico in Den Haag als plaatsver
vangend hoofd van de sectie or
ganisatie en personeel en Joop ïn
Sehaesbergen bij de sectie logis
tiek.
Natuurlijk: beiden werden op de
zelfde datum (16 maart van dit
jaar) luitenant-kolonel En
tenslotte om de parallel-car
rière geheel compleet te maken
Nico Berghuijs is getrouwd
met de vriendin van de wouw van
Joop Berghuijs! Nico heeft drie
kinderen: een jongen van 11 en
twee meisjes van 9 en 5. Joop
heeft er twee: een meisje van 14
en een jongen van 12.
In deze broeder-carrière klinkt
het bijna weemd, dat Nico jaar
lijks de vierdaagse loopt zonder
broer Joop
behaalden welgeteld 24
i leerlingen aan de Vlissingse
1 rijks hogere burgerschool hun
diploma 5-jarige h.b.s. Vier-
1 entwintig jongens èn meisjes,
§f die uitzwermden in het maat-
1 schappelijke leven. Wat is er
m van hen geworden Waar
1 zijn zij terechtgekomen? Van
6 van deze 24 leerlingen
1 hebben we de levensloop ge
il volgd en hun verhalen zijn op
H deze pagina geboekstaafd
1 een grillig scala van beroe-
pen, ervaringen, gebeurtenis-
M sen. Veel van deze leerlin-
M gen, de meesten zelfs, zijn
M niet meer in Zeeland. „Wat
1 konden we daar bereiken", zei
ons een van hen. Maar toch jj|
kon geen van die leerlingen,
die Zeeland verlaten hebben g
en die nu al tientallen jaren
elders wonen, zijn heimwee g
naar Walcheren geheel ver- jj
bergen. De kronkelende we- g
gen langs de duinen, de zee, M
het strand, de wolken, het H
oude stroomtrammetje, de M
meidoorns langs de kronke- M
lende wegen, het zijn alle- j|
maal herinneringen, die bij M
hen bovenkomen. „Zoals M
Walcheren toen was, is het jj
nu niet meer", peinzen ze. En
wie Walcheren anno 1935
kende, moet toegeven, dat §j
die mindere waardering niet jj
alleen een gevolg is van het
idealiseren van jeugdherinne- M
ringen
it
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIillllllM^
'VtKTV
*ti'
Vd» Vrira, J. WwfUaoMn.
ATjewdea g«n.
RSsSwoMotni TUT &S.
Wwr hH «JBd-atUJHm Sa R H .8.3. lühter.
mp 4*. sMtwd r, fyMj/spxm,
'W. Bm», Ssentottttw, J. d«n Broeder,
P, vwi &riW, W. Ooedhteed. X R. Mwkp
G. 1-srr.ook, p, Ptouvter on C. WejiiusS. At-
jswwjöi t*Öci<Ö3aten.
lwt der HH.ELS. te
A' geslse— A de
Stadsbericht uit de Vlissingsche Courant van 12 juli 1935.
ngens,
BIBBEREN
In april 1948 stond hij echter
vrij plotseling bruinverbrand
maar bibberend in de voor
jaarskou op SchiphoL Hij was
naar Nederland teruggehaald, om
compagniescommandant te gaan
spelen op de inmiddels weer opge
richte K.M.A. in Breda. Daarna
opnieuw een familie-zeldzaam
heid: in 1949 werden Nico en Joop
Berghuijs samen leerling van de
I N DE DRUK-BEKLANTE stationsrestauratie van Haar
lem bleek nauwelijks een tafeltje onbezet, maar toch was
er geen twijfel, geen vergissing mogelijk: de dame in het
grijze vest moest de 45-jarige maatschappelijke werkster J.
M. van der Made zijn. „Ja, ik werk in Beverwijk, bij Beij-
nes, een fabriek van spoorwegmaterieel", had ze ons enke
le dagen eerder door de telefoon gezegd, „maar ik woon in
Haarlem." En na een kleine pauze: „Als U helemaal uit
Vlissingen moet komen, is het wellicht gemakkelijker een
afspraak te maken in de stationsrestauratie van Haarlem."
„Uitstekend", zeiden wij en zij„Zwaai maar met een num
mer van uw krant."
Verspilde tijd was het beslist
niet, „want", zegt zij, „dank zij
die studie weet ik nu nog goed
de weg in de wetboeken."
Dat zwaaien bleek niet nodig,
want hoewel we mejuffrouw
Van der Made nog nooit gezien
hadden, aarzelden we geen mo
ment: tussen de vele koffie-drin-
kende, saucijzebroodje-etende
mensen kon alleen de vrouw in
het grijze vest een maatschappe
lijk werkster zijn. Eenvoudig ge
kleed, toch zeer innemend; geen
greintje make-up, maar boeiend
en ontwapenend. En bovenal een
vrouw, die een personificatie van
het woord „geruststelling" lijkt
te zijn.
Toen het gesprek eenmaal op
gang was, konden we het zeg
gen: „U zult meestal bijzonder
weinig moeite met uw werk
hebben, want U moet een vrouw
zijn tegenover wie de mensen
zich gemakkelijk uiten." Ze be
aamde het met een lichte verle
genheid en vertelde: „Als men
sen van de fabriek bij me ko
men met hun moeilijkheden zeg
gen ze vaak veel meer dan ze
eigenlijk kwijt willen. Zoveel, dat
ze er zelf van schrikken. Maar
ik kom er dan niet op terug om
ze niet te kwetsen. Toch kan
ik ze daardoor beter helpen."
Kortom: Jo van der Made, in
1935 een verlegen, maar kwa
jongensachtige h.b.s.-leerlinge,
hegft nu, in 1960, een beroep,
waarvoor ze een natuurlijke fee
ling heeft en dat haar uitste
kend ligt.
roen ik noiop de h.b.s. zat
wilde ilc het al wordenbe
kent ze, „maar de school voor
maatschappelijke werk was hele
maal in Amsterdam en dat was
■vanuit Vlissingen te duur". Geen
maatschappelijk werkster dus.
Dan maar een beroep, dat ener
zijds volkomen anders was, maar
anderzijds veel raakvlakken had
met haar wens: inspectrice van
politie.. In Vlissingen studeerde
zij schriftelijk er twee jaar
voor. Eerlijk geeft ze toe: „Op het
beslissende moment liet ik me ech
ter door m'n examenvrees af
schrikken, zag er toch maar van
af en werd verpleegster in het
burgerziekenhuis in Amsterdam".
lachend toe. „Neen, jo kunt er
moeilijk iets exacts van vertel
len; daarvoor is liet allemaal te
persoonlijk", zegt ze over haar
werk. Maar wel in het algemeen:
geestelijke moeilijkheden, ziekte
in het gezin, opvoedingsproble
men, huwelijksmoeilijkheden.
e kent vrijwel alle 500
personeelsleden van het be
drijf persoonlijk. „Het werk
tussen al die mensen is voor
mij een samenspel tussen
verstand en gevoel", zet ze
nog uiteen.
TEGENSTELLING.
In schrijnende tegenstelling tot
die eerste jaren in het zie
kenhuis „ik had veel ple
zier en voldoening in mijn werk"
stond het voorjaar van 1940.
De meidagen, toch al somber en
grauw voor Nederland, waren
triest en terneerdrukkend voor
huur. „Toevallig was lit in Vlis
singen, toen do oorlog uitbrak"
vertelt ze zakelijk, maar de
emotie van die dagen kan ze
toch niet geheel camoufleren,
„want 28 april was" mijn vader
overleden." Ze woonden bij de
sluizen en dus temidden van de
vitale punten, waarop bommen
werpers hun dodelijke last zou
den richten. Evacuatie dus naar
Westkapelle, waar haar broer
als militair gelegerd was.
Maar ook voor zuster Van der
Made hervatte het leven van alle
dag zich weer: de verpleging in
het burgerziekenhuis in Amster
dam, waar zij tweede operatie-
zuster werd. Toen, in 1942, kwam
haar kans: het maatschappelijk
werk. Een joodse textielgroot-
handel annex confectiefabriek in
Amsterdam vroeg een „assisten
te voor het personeelswerk, te
vens belast met het sociale
werk." Zonder meer een enerve
rende baanEen joodse fa
briek, die door bleef draaien,
clandestien allerhande textiel
zaken voor joden maakte.
Eindelijk, in 1948, dertien jaar
na haar schooltijd, werd ze wat
ze werkelijk zijn wilde: maat
schappelijk werkster bij Beijnes,
eerst in Amsterdam, later in
Beverwijk. Met avondstudie be
haalde ze het diploma voor
maatschappelijk werk. „Eigen
lijk had ik het niet nodig, maar
ik wilde toch een officieel pa
piertje hebben", licht ze glim-
Maatschappelijk werkster Jo van
der Made laat de mensen ge
makkelijk praten.