GOESE DRAMA m alle felheid belicht
Wethouders namen ontslag - de
heer Roose deed dit gedwongen
N.R.C.-verslaggever uit zaal gezet
e:
Vannacht om precies half twee over
handigde wethouder J. H. Roose
(k.v.p.) te Goes zyn ontslagbrief
aan de raadsvoorzitter dr. J. W. Noote
boom, nadat de gemeenteraad vijf en
een half uur had gedebatteerd over het
rapport van de commissie ad hoe inza
ke het beleid van b. en w. De commissie
handhaafde haar cocnlusies in dit rap
port, hetgeen voor wethouder Roose
aanleiding was terstond zijn ontslag in
te dienen en kort daarop de raadzaal
De beslissing viel na urenlange debatten. Nadat alle raadsleden het hunne
over de zaak hadden gezegd, werd de vergadering omstreeks één uur ge
schorst. Be commissie ad hoe trok zich terug om nader te beraadslagen.
Na heropening van de vergadering tegen half tweedeelde de rap
porteur van do commissie, mr. J. G. van der Burgt, het resultaat van het
beraad méde. Hij merkte op, dat de commissie géén aanleiding had ge
vonden haar conclusies in het rapport op enig punt te wijzigen. Mr. Van
der Burgt concludeerde, dat ten aanzien van de wethouders Van Melle en
Bouwman geen maatregelen genomen dienen te worden. Ten aanzien van
wethouder Roose liggen de zaken anders, betoogde hij. Vervolgens bood
de rapporteur van de commissie dé raad een motie aan, waarin werd ge
steld, dat geen vertrouwen meer kan worden gesteld in wethouder Roose
cn dat ontslag zal moeten volgen.
Wethouder Koose wachtte de réac-
ties van de raad niet af. Terwijl de
vele toeschouwers op de publieke tri
bune de adem inhielden, sprak hij
met bewogen stem onmiddellijk ont
slag te nemen als wethouder. „Men
wil mij kwijt als wethouder, mijn
zakelijk beleid lean men echter niet
afkeuren", zei de heer Roose. Hij
noemde de motie een „détournement
de pouvoir" (gezagsmisbruile). Hij
vond het min of meer humoristisch
uit te lopen. Wethouder J. J. van Melle
(c.h.) verklaarde zich niet meer be
schikbaar te stellen voor het nieuwe
college. De derde wethouder, mr. H. B.
Bouwman (p.v.d.a.), had reeds eerder
meegedeeld een eventuele herbenoe
ming niet te zullen aanvaarden, zodat
Goes zich voor drie wethouder-vacatu
res ziet geplaatst. In de volgende week
woensdagavond te houden raadsver
gadering zullen nieuwe wethouders
worden benoemd.
Geen vertrouwen
testants-christelijke raadsleden zich
onder deze demagogische leuze ver
enigden. Hij betoogde voorts niet op
een lijn gesteld te willen worden met
wethouder Van Melle, „d:e veel erger
heeft gefaald dan ik". Het- wantrou
wen tegenover mij is emotioneel, om
dat ik de burgemeester (de, heer H,
K. Michaëlis heb gesteund", zo ver
volgde hij.
J. S. VISSCHER
De heer Roose wees er voorts op, dat
de raad thans een verwringing van
artikel 87 a van de gemeentewet toe-
Jiast, namelijk het wetsartikel waar-
n de mogelijkheid is opgenomen wet
houders uit hun functie te zetten. Dit
artikel is destijds voor communisten
opgenomen in de wet.
,,Ik wens niet te buigen voor uw
politiek, ik wens ook van U geen
uitspraak af te wachten", richtte
hij zich tot dc raad. Met deze woor
den overhandigde de heer Roose
zijn ontslagbrief aan de raadsvoor
zitter. Deze las de ontslagbrief ver
volgens voor. De heer Roose zei
daarin zijn raadszetel te zullen be
houden. Onmiddellijk daarop verliet
hij onder luid handgeklap van een
aantal belangstellenden op de pu
blieke tribune de raadzaal.
De heer Van Melle verklaarde vervol
gens, dat hij zich niet beschikbaar zou
stellen voor herbenoeming in het col
lege van b. en w. Hij wenste voorts
niet op één lijn te worden gesteld met
de heer Roose. Hij wees er nog op, dat
het juist wethouder Roose is geweest,
die hem bij de installatie van burge
meester Michaëlis in 1958 prees voor
zijn gevoerde beleid, tijdens de waar
neming van het burgemeestersambt
in Goes. De taal, die de heer Roose
heeft gebezigd, is beneden peil, ver
volgde hij. Wethouder Van Melle
achtte het wenselijk voor Goes, dat
er een nieuw college komt.
Nadat nog de heer Visscher de raads
voorzitter had bedankt voor de soe
pele en rechtvaardige leiding werd de
vergadering gesloten.
De raadsvergadering was om even
acht uur in een rustige sfeer begon
nen. Er was een overmatig grote
publieke belangstelling: niet alleen
in de raadzaal, maar ook in diverse
andere vertrekken van het stadhuis,
waar men via een geluidsinstallatie
het gesprokene kon volgen.
Nadat de wnd. burgemeester, voorle
zing had gedaan van een brief van het
door ziekte verhinderde C.H.-raadslid
F. P. J, Polderman en voorts de brie
ven van de wethouders J. J. van Melle
en mr. H. B. Bouwman, wa.arih deze
hun zetels ter beschikking stelden,
voorlopig voor kennisgeving waren
aangenomen, was het eerst het woord
aan de heer J. S. Visscher, voorzitter
van de commissie ad hoe. Deze begon
met te verklaren, dat bij wilde vol
staan met een korte weerlegging of
een enkele aanhaling, waar dit nodig
was. Hij bestreed liet ergens aan zijn
adres gerichte verwijt dat een „door
gewinterd raadslid en lid van de fi
nanciële commissie" niet vrijuit zou
kunnen gaan. In zekere zin achtte hij
deze opmerking wel juist, doch hij zag
een gemeente als onbestuurbaar wan
neer een raadslid elk voorstel van b.
en. w. wantrouwend tegemoet aou tr&-
Misleidend
Wanneer een college van b. en \v.
een misleidende voorstelling gaat
geven, met de bedoeling de raad te
misleiden, is dit slechts te achter
halen, wanneer er ontoelaatbare
handelingen uitlekken. Z.i. was liet
in Goes zo gegaan. „Het ging alle
maal prachtig; de raad hoorde wel
eens een klokje luiden, maar wist
nog niet precies het klepeltje te
hangen/' De heer Visscher meende
dat een en ander is uitgelekt, toen
lersonen, die eerst broederlijk ver
leerde paden bewandelden, ruzie
kregen, elkaar niet meer vertrouw
den en over en weer besehuldigin
gen om de oren slingerden.
Spr. was er omstreeks oktober 1959
achter gekomen, toen in een geheime
raadsvergadering mededelingen wer
den gedaan over het overschrijden
van het krediet voor de ambtswoning
van de burgemeester.
Hij het raadslid Visscher had
toen, zo verklaarde hij thans, een dui
delijke waarschuwing gelanceerd: „De
kruik gaat zo lang te water..." Zijn
waarschuwing had échter niet het
door hem gehoopte resultaat. Als b.
en w. toen zo ving mogelijk de kaar
ten op tafel hadden gelegd, waren er
z.i. geen drama's op bestuurlijk ge
bied ontstaan..In plaats van verbete
ring, ging het integendeel met
sneltreinvaart afwaarts, zo ging de
lieer Visscher verder. „Ik heb me wel
eens afgevraagd, of sommigen hun
zinnen kwijt waren."
De heer Visscher schetste vervolgens
hoe op 14 december 1959 in een com
missievergadering tot onderzoek van
de begroting, unaniem door de raads
leden besloten was dat ingegrepen
moest worden en dat daartoe een
raadsvergadering diende te worden
uitgeschreven. Een dag later kregen
de raadsleden 's avonds laat een uit
nodiging van b. en w. voor een derge
lijke vergadering in hun brievenbus.
De heer Visscher wilde thans echter
uitdrukkelijk stellen, dat het de raad
en niemand anders geweest is,
die op 14 december 1959 besloot in te
grijpen.
V erdachtmakingen
Daar de tegen de heer Michaëlis ge-
nomen maatregelen ter verantwoor
ding komen van hogere instanties en
omdat thans kritiëk op hem leveren
niet fair zou zijn, wilde de commissie
de handelingen van de heer Michaëlis
thans buiten de discussie houden. Wel
ging de heer Visscher vrij uitvoerig'
in op het verweerschrift van wethou
der J. H. Roose, dat „een waardig
stuk zou zijn, ware het niet dat liet
vol verdachtmakingen zit en een ver
draaide weergave van feiten geeft".
„Ja, het bevat zelfs hier en daar grove
leugens", zo riep de heer Visscher uit.
Heftig bestreed hij de weergave van
de heer Roose van een door hen aan
de vooravond van Kerstmis 1959 ge
voerd telefoongesprek.
„Toen ik de weergave van dit ge
sprek uit het verweerschrift aan
mijn vrouw voorlas, die destijds
liet gesprek liad gehoord, reageer
de deze met „Wat eenen zij
gebruikte daarbij een onparlemen-
he
De heer Roose (schamper): „Spreek
het niaar uit, voor mij geeft
het niet!" Ook het gesprek over
industrievestiging tussen beide he
ren, was niet verlopen zoals
door de heer Róose voorgesteld. In
dit verband onthulde de heer Visscher
nog, dat dit had plaatsgehad in een
zelfde gesprek, waarin de heer Roose
had gevraagd wat de heer Visscher
ervan dacht, om een adj. rijksnijver-
heidsconsulent uit Rotterdam, die al
enkele belangrijke tips voor industrie
vestiging had gegeven, naar Zeeland
te doen overplaatsen. De huidige in
deze provincie werkzame functionaris
zou clan naar elders moeten verhui
zen. Het was een gedachte van de bur
gemeester en wethouder Roose. Ook
toen had de heer Visscher een waar
schuwend geluid laten horen.
Met dezelfde beslistheid wees hij een
beschuldiging af met betrekking tot
een. uitlating, welke door hem over de
ambtenaar P. zou zijn gedaan. „Mijn
goede naam en eer zijn door de modder
gesleurd'', zo riep de heer Visscher
verontwaardigd uit. „Iemand moet
wel ver afgezakt zijn om zo iets te
zeggen en té doen", aldus de commis
sievoorzitter over een andere uitlating
van de heer Roose in diana verweer
schrift.
„Na deze bloemlezing, zal het geori
verwondering wekken dat mijn
vertrouwen in de heer Roose. niet
is hersteld. Integendeel, ik ben
versterkt in inijn mening, dat aan
de heer Roose niet langer het ver
trouwen als wethouder kan worden
geschonken."
Namens de fractie van de Partij
van de Arbeid voegde de heer Vis
scher hieraan toe, dat zijn fractie
het volledige vertrouwen zowel
moreel ais politiek blijft stellen
in wethouder Bouwman. Zij blijft
hem geschikt achten als wethou
der.
De rapporteur van de raadscommissie
ad hoc, mr. J. G. van der Burgt gaf
vervolgens een overzicht van de werk
wijze van deze commissie. Hij stelde
daarbij vast, dat er in de commissie
steeds een openhartige discussie is ge
weest en dat de leden zich geenszins
zonder meer ja-broers tegenover de
voorzitter van de commissie hebben
betoond. In alle objectiviteit is de
kwestie besproken. De commissie
heeft haar conclusie gebaseerd op vrij
uitgebracht schriftelijk materiaal
geput uit het gemeentearchief en
niet op „horen zeggen". Daar wethou
der Roose twijfel had geuit over de
objectiviteit van de commissie, zo stel
de de heer Van der Buret de vraag
waarom ook deze wethouder dan des
tijds zijn instemming niet de totstand
koming had betuigd.
Na de weigering van de beer Michaë
lis en de heer Roose om voor de com
missie te verschijnen, te hebben be
sproken, constateerde de heer Van der
Burgt verder, dat er een diepgaand
verschil van mening met de heer Roo
se was of ook de verschrijvingen
moesten worden onderzocht.
V er schrijvingen
De commissie heeft de verschrij
vingen niet iu haar onderzoek be
trokken, hoewel men er reeds in
den beginne mee geconfronteerd
werd. De commissie deed dit niet,
omdat de verantwoording hiervoor
bij b. en w. berustte.
De commissie heeft ook niet de
overtuiging gekregen, dat in de
verschrijvingspoRtiek de oorzaken
waren gelegen voor het ontstaan
van de vertrouwenscrisis, zo ver
klaarde do heer Van der Burgt
verder. Een raadslid is ook geen
accountant, terwijl de commissie
bovendien haar bevoegdheden zoiu
hebben overschreden en in een
taak van Ged. Staten zou zijn ge
treden.
C. W. VEKVEST
Spr! merkte op, dat het streven van
de heer Roose om de commissie in die
richting te drijven, het stempel van
de „onwaarachtige" draagt. In dit
verband releveerde hij, dat op 8 mei
1959 door b. en w. een brief aan de
directeur van gemeentewerken werd
gezonden, waarin het college zijn die
pe teleurstelling uitsprak over 't feit,
dat de heer Oranje had geweigerd een
bepaalde verschrijving uit te voeren.
Het zou het college hierdoor moeilijk
worden aldus net schrijven om
in de toekomst beslissingen te nemen
op voorstel van de directeur gemeen
tewerken. De commissie zag hierin
een straf.
V erificatie
Verder merkte de heer Van der Burgt
op dat, hoewel de gemeentewet sinds
jaren voorschrijft dat de gemeente
verplicht is tot verificatie van de ad
ministratie, het eerst in 1960 tot de
wehouder van financiën, de heer Roo
se, was doorgedrongen dat rapporten
van de verificatiediensten aan de raad
moesten worden overgelegd. De con
trole wordt illusoir gemaakt, wanneer
men bedenkt dat de rekening 1955 pas
door G. S. en de rekening 1956 door
de raad voorlopig werden vastgesteld.
De rekeningen over volgende jaren
moeten nog worden opgemaakt. Ook
noemde de heer Van der Burgt het
zeer afkeurenswaardig dat tekeningen
van' een korsettenfabriek aan een
concurrerende firma werden toege
zonden.
Aan de hand van enkele voorbeelden
wilde de heer Van der Burgt ook aan
tonen, dat de heer Roose de burge
meester vaak in zijn onjuiste houding
heeft gesteund. De heer Roose heeft
zich z.i. ook met de dienst van ge
meentewerken bemoeid, die onder de
burgemeester ressorteerde. In dit ver
band maakte de heer Van der Burgt
melding van het feit, dat de directeur
van gem. werken een bepaalde toelage
het laatste kwartaal niet meer kreeg
uitbetaald. Op een gegeven ogenblik
hebben de wethouders Van Melle en
Bouwman geweigerd om de vergade
ringen van b. en w. nog langer Dij te
wonen, wanneer geen andere houding
tegenover de hoofdambtenaren werd
aangenomen.
„Politieke leven
Als wethouder Roose verltlaarfc, dat
hij de burgemeester niet in zijn on
juiste houding heeft gesteund, waar
om dan zijn verklaring dat hij zijn
politieke leven verbindt aan die bur
gemeester, zo vroeg de heer Van der
Burgt. „Dit is een politieke verkla
ring, die nog altijd wacht óp honore
ring", voegde hij er nog aan toe.
De heer Roose heeft, naar het oordeel
van de commissie, de conclusie van
het rapport niet weerlegd en hij heeft
de feiten gebagatelliseerd. Ook ver
wijt de commissie hem, dat hij zijn
antipathie tegenover hoofdambtena
ren in zijn beleid heeft betrokken. De
heer Roose kan h.i. de feiten niet
meer objectief zien.
Tot slot maakte de heer Van der
Burgt de opmerking, dat er voor de
commissie geen enkele aanleiding be
staat om de tegenover wethouder
Roose genomen conclusies terug te
nemen. De commissie bleef dan ook
van oordeel, dat het noodzakelijk zou
zijn dat de Taad een besluit nam als
door do commissie vooijgesteld.
De heer A. G. Heyboer, sprekende
namens de c.h.-fractie, had liever
een uitvoeriger rapport gezien. Na
het gereedkomen van het rapport,
nu zes maanden geleden, is het me
morandum van Ged. Staten versche
nen en zijn tal van artikelen in de
pers gepubliceerd. Hierdoor is het
geen in het rapport wordt gesteld,
uit het oog verloren, aldus spreker.
Hij herinnerde er voorts aan, dat
wethouder Van Melle tegen de be
noeming van de heer Michaëlis tot
burgemeester van Goes ernstig heeft
gewaarschuwd. Het heeft niet mogen
baten. In zijn installatierede zei de
heer Michaëlis „dictoriale neigin
gen" te hebben. Aanvankelijk ver
liep alles geruisloos, maar al spoedig
kwam de raad tot andere inzichten.
De gehele kwestie is in het persoon
lijk vlak getrokken. Sympathieën, an
tipathieën en zelfhandhaving spelen
een grote rol.
De heer Heyboer bracht voorts in
herinnering, dat na het publiceren
van het rapport de rijksrecherche
in Goes kwam. Daarna werden 't
gehele college en de raad in het
memorandum van Ged. Staten
aansprakelijk gesteld voor de ver
schrijvingen. In het memorandum
wordt alles over een kam gescho
ren, betoogde de heer Heyboer.
Opnieuw is daarna de rijksrecher-
MEVR. C. A. GRÏEP-DUINKER
che in Goes verschenen en toen
volgde de beslissing van de minis
ter, de burgemeester uit zijn func
tie te ontheffen. Naar de mening
van de cJi.-fractie op totaal ande
re feiten dan die in het rapport
en in het memorandum zijn ge
noemd.
Begrijpend
Volgens de heer Heyboer gaat de
raad niet vrijuit met betrekking
tot de verschrijvingen. Dat er wel
eens verschreven wordt was ons be
kend. Wij hebben er echter nimmer
ernstig stelling tegen genomen. De
raad zal er goed aan doen na te gaan
of hij op grond hiervan de wethou
ders wil heensturen, aldus de c.h.-
woordvoerder.
Verschrijvingen zijn begrijpelijk,
betoogde hij verder. Goes staat
in dit opzicht niet alleen in ons
land. Wanneer de wethouders, die
toch zelf de raad over de ver
schrijvingen hebben ingelicht, op
grond van deze verschrijvingen
zouden worden weggezonden, zou
den wij ons er te gemakkelijk van
afmaken, zei hij verder.
De heer Heyboer nam ook stelling
tegen wethouder Roose. Hij nam het
hem ten zeerste kwalijk, dat hij heeft
Bewogen incident
tijdens raadszitting
Tijdens de raadsvergadering kwam
liet kort na het niiddernacliteUjk
uur tot een heftig incident in de
raadzaal, waarbij de burgemees
ter, dr. J. W. Nooteboom, een ver
slaggever van de Nieuwe Rotter
damse Courant, de heer A. F. Luy-
endijk, bevel gaf de zaal te verlaten.
Het gebeurde aan liet slot van het be
toog, dat do beer Van Melle over
't rapport hield. Do heer Van Melle
bracht een aantal artikelen ter
sprake, die onlangs in do N.R.C.
over do Goese kwestie werden gepu
bliceerd. De wethouder noemde deze
publikatiés „geruchtmakend".
De heer Luijendijk, die zich onder de
vele verslaggever* in de raadzaal
bevond, jwgeerde jaie* oen ,JJa=ha"
ging vei
ngens treft mij in dit verband een
mededeling, gedaan door mr. Stem
pels, hoofdredacteur van de N.R.C."
De heer .Luijendijk (opspringend)„U
mag geen vertrouwelijke brieven
ter sprake brengen".
Burgemeester dr. Nooteboom (fel-
hamerend)„Wilt li aiw mond hou
den, anders dient U de zaal te ver
laten."
De heer Van Melle (verder gaand)
„Mr. Stempels schrijft..."
De heer Luijendijk (opnieuw inter
rumperend) „Dan zal ik een brief
van de heer Van Melle aan de re
dactie van de N.R.C. pubüceren!"
Burgemeester dr. Nooteboom (woe
dend) „Verlaat U onmiddellijk de
zaal! Anders laat ik U met de ster
ke arm verwijderen."
Waarna de heer Luijendijk onder fre
netiek applaus van de imblïeke tri
bune - kennel
do«id -seMÏS
nnelijk als nakeuring be-
saai SMliet
De lieer Van Melle beëindigde daarna
zijn zin: „Mr. Stempels, de hoofd
redacteur van de N.R.C. schrijft na
melijk aan een inwoner van Goes,
die heeft geprotesteerd tegen de las
tercampagne in dit blad, dat hij
mr. Stempels dus zich geuóod-
zaakt ziet bij zijn mening te blijven,
omdat hij zijn inlichtingen heeft
ontvangen van de hoogste provin
ciale autoriteiten in Zeeland; en uit
Den Haag. Hier wordt dus zwart op
wit medegedeeld hoe men aan deze
zienswijze is gekomen. Ik protes
teer met klem tegen deze handel
wijze." De heer Van Melle nam in
géén geval aan, dat de commissa
ris der koningin persoonlijk verant
woordelijk is voor wat hij noem
de „deze hetze". Maar de wet
houder voegde er aan toe: „Ik sta
werkelijk paf, dat
land mogelijk is;"
Reeds een uur voor de aanvang
van de raadsvergadering in liet,
p Goese stadhuis had zich gis-
§f teravond een lange rij belang-
stellenden opgesteld, in de hoop
H een plaatsje op de publieke tri-
bune te bemachtigen.
1 (Foto P.Z.C.). i
IiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï
getracht de schuld op de heer Van
Melle én anderen te schuiven. De
verdediging van wethouder Roose
in zijn verweerschrift getuigt van on-
collegialiteit. „U probeerde de ver
antwoordelijkheid van U af te schui
ven. Volgens mijn fractie bent U
niet meer als wethouder te handha
ven", richtte hij zich tot wethouder
Roose. Hij verklaarde voorts, dat de
c.h.-fraetie bereid is opnieuw haar
vertrouwen aan de wethouders Van
Melle en Bouwman te geven.
K.V.P.-ruzie
De heer C. W. Vervest haalde do
moeilijkheden in de K.V.P. aan. „Ver-
vest wenst geen bepaalde aanhang
van wethouder Roose te dienen", zei
hij, nadat hij uitvoerig de toestand
had geschets rond de benoeming van
de leden van de commissie ad hoe.
Het beleid van de heer Roose doet
zijn partij meer schade dan hij kan
bevroeden. Iedere K.V.P.-er keurt
wanbeleid af, al heeft het afdelings
bestuur in Goes gepoogd het tegen
deel aan te tonen. Het pleiten voor
een katholieke zaak is niet alleen
voorbehouden aan K.VJP.-ers, aldus
de heer Vervest.
Het verweerschrift van de heer Roo
se noemde hij een onparlementair
stnk, dat beledigend is voor perso
nen met wier stemmen hij een ver
trouwenspositie inneemt. De heer
Roose kan als wethouder niet aan
blijven, aldus dit raadslid. Onze par
tij heeft hij in Goes waarschijnlijk
voor jaren onmogelijk gemaakt, be
sloot hij.
Het V.V.D.-raadslid mevrouw C. A.
Griep-Duinker lid van de commis
sie ad hoe betoogde, dat haar
zienswijze de laatste tijd toch wel
enigszins is veranderd. Als het rap
port onmiddellijk na het gereedko
men zou zijn behandeld, dan zou wet
houder Van Melle zeker en wethou
der Bouwman waarschijnlijk zijn ge
handhaafd. De heer Roose zou dan
nu wel wethouder-af zijn geweest.
Mevrouw Griep zei, dat de zaken
thans toch wel enigszins anders lig
gen. Ten aanzien van de wethou
ders Van Melle en Bouwman zei ze
haar houding nader te zullen bepa
len. Als het juist is, dat wethouder
Roose minachting heeft voor de ge
meenteraad, ®acht ik geen redenen
meer aanwezig om hem te handhaven
in zijn functie, aldus dit V.V.D.-lid.
Mevrouw Griep verklaarde voorts
verschrijvingen, zoals die zich in
Goes hebben voorgedaan, af te keu
ren. Zij herinnerde eraan, dat in 1957
het vroegere raadslid voor de V.V.D.,
de heer Van Riessen, was toegezegd,
dat zich voortaan geen verschrijvin
gen meer zouden voordoen in Goes.
Voorts vroeg zij zich af of ook niet
de gemeenteraad en Ged. Staten eni
ge schuld hebben in de gehele kwes
tie.
Verhoudingen
De heer M. Loeve ging uitvoerig
in op de verhouding en de verant-
woordelijkheid van b. eu w. on
derling en ten opzichte van de ge
meenteraad. Als een diepere oor
zaak van de crisis zag hij het
wegvallen van de relatie tussen
het geestelijk en moreel gezag
enerzijds en het overheidsgezag
anderzijds. Het is moeilijk te be
oordelen welke onvergeeflijke fou
ten zijn gemaakt en wie daarvoor
bijzonder verantwoordelijk moet
worden gesteld.
Het gaat niet aan, zo meende hij,
voorts, de commissie ad hoc- te ver
wijten, dat zij haar onderzoek nog
over het gehele bestuurlijke vlak
heeft uitgestrekt. Hij kon het de op
posanten tegen het rapport toegeven,
dat het een nadeel kan zijn, dat de
leden van de raad de verklaringen
van de door de commissie gehoorde
personen niet onder ogen hebben ge
kregen. Anderzijds zag hij daarvan
de onmogelijkheid in.
Scherp veroordeelde dit raadslid de
houding van wethouder Roose. Deze
Zie slot pag. 10)