GOESE DRAMA m alle felheid belicht Wethouders namen ontslag - de heer Roose deed dit gedwongen N.R.C.-verslaggever uit zaal gezet e: Vannacht om precies half twee over handigde wethouder J. H. Roose (k.v.p.) te Goes zyn ontslagbrief aan de raadsvoorzitter dr. J. W. Noote boom, nadat de gemeenteraad vijf en een half uur had gedebatteerd over het rapport van de commissie ad hoe inza ke het beleid van b. en w. De commissie handhaafde haar cocnlusies in dit rap port, hetgeen voor wethouder Roose aanleiding was terstond zijn ontslag in te dienen en kort daarop de raadzaal De beslissing viel na urenlange debatten. Nadat alle raadsleden het hunne over de zaak hadden gezegd, werd de vergadering omstreeks één uur ge schorst. Be commissie ad hoe trok zich terug om nader te beraadslagen. Na heropening van de vergadering tegen half tweedeelde de rap porteur van do commissie, mr. J. G. van der Burgt, het resultaat van het beraad méde. Hij merkte op, dat de commissie géén aanleiding had ge vonden haar conclusies in het rapport op enig punt te wijzigen. Mr. Van der Burgt concludeerde, dat ten aanzien van de wethouders Van Melle en Bouwman geen maatregelen genomen dienen te worden. Ten aanzien van wethouder Roose liggen de zaken anders, betoogde hij. Vervolgens bood de rapporteur van de commissie dé raad een motie aan, waarin werd ge steld, dat geen vertrouwen meer kan worden gesteld in wethouder Roose cn dat ontslag zal moeten volgen. Wethouder Koose wachtte de réac- ties van de raad niet af. Terwijl de vele toeschouwers op de publieke tri bune de adem inhielden, sprak hij met bewogen stem onmiddellijk ont slag te nemen als wethouder. „Men wil mij kwijt als wethouder, mijn zakelijk beleid lean men echter niet afkeuren", zei de heer Roose. Hij noemde de motie een „détournement de pouvoir" (gezagsmisbruile). Hij vond het min of meer humoristisch uit te lopen. Wethouder J. J. van Melle (c.h.) verklaarde zich niet meer be schikbaar te stellen voor het nieuwe college. De derde wethouder, mr. H. B. Bouwman (p.v.d.a.), had reeds eerder meegedeeld een eventuele herbenoe ming niet te zullen aanvaarden, zodat Goes zich voor drie wethouder-vacatu res ziet geplaatst. In de volgende week woensdagavond te houden raadsver gadering zullen nieuwe wethouders worden benoemd. Geen vertrouwen testants-christelijke raadsleden zich onder deze demagogische leuze ver enigden. Hij betoogde voorts niet op een lijn gesteld te willen worden met wethouder Van Melle, „d:e veel erger heeft gefaald dan ik". Het- wantrou wen tegenover mij is emotioneel, om dat ik de burgemeester (de, heer H, K. Michaëlis heb gesteund", zo ver volgde hij. J. S. VISSCHER De heer Roose wees er voorts op, dat de raad thans een verwringing van artikel 87 a van de gemeentewet toe- Jiast, namelijk het wetsartikel waar- n de mogelijkheid is opgenomen wet houders uit hun functie te zetten. Dit artikel is destijds voor communisten opgenomen in de wet. ,,Ik wens niet te buigen voor uw politiek, ik wens ook van U geen uitspraak af te wachten", richtte hij zich tot dc raad. Met deze woor den overhandigde de heer Roose zijn ontslagbrief aan de raadsvoor zitter. Deze las de ontslagbrief ver volgens voor. De heer Roose zei daarin zijn raadszetel te zullen be houden. Onmiddellijk daarop verliet hij onder luid handgeklap van een aantal belangstellenden op de pu blieke tribune de raadzaal. De heer Van Melle verklaarde vervol gens, dat hij zich niet beschikbaar zou stellen voor herbenoeming in het col lege van b. en w. Hij wenste voorts niet op één lijn te worden gesteld met de heer Roose. Hij wees er nog op, dat het juist wethouder Roose is geweest, die hem bij de installatie van burge meester Michaëlis in 1958 prees voor zijn gevoerde beleid, tijdens de waar neming van het burgemeestersambt in Goes. De taal, die de heer Roose heeft gebezigd, is beneden peil, ver volgde hij. Wethouder Van Melle achtte het wenselijk voor Goes, dat er een nieuw college komt. Nadat nog de heer Visscher de raads voorzitter had bedankt voor de soe pele en rechtvaardige leiding werd de vergadering gesloten. De raadsvergadering was om even acht uur in een rustige sfeer begon nen. Er was een overmatig grote publieke belangstelling: niet alleen in de raadzaal, maar ook in diverse andere vertrekken van het stadhuis, waar men via een geluidsinstallatie het gesprokene kon volgen. Nadat de wnd. burgemeester, voorle zing had gedaan van een brief van het door ziekte verhinderde C.H.-raadslid F. P. J, Polderman en voorts de brie ven van de wethouders J. J. van Melle en mr. H. B. Bouwman, wa.arih deze hun zetels ter beschikking stelden, voorlopig voor kennisgeving waren aangenomen, was het eerst het woord aan de heer J. S. Visscher, voorzitter van de commissie ad hoe. Deze begon met te verklaren, dat bij wilde vol staan met een korte weerlegging of een enkele aanhaling, waar dit nodig was. Hij bestreed liet ergens aan zijn adres gerichte verwijt dat een „door gewinterd raadslid en lid van de fi nanciële commissie" niet vrijuit zou kunnen gaan. In zekere zin achtte hij deze opmerking wel juist, doch hij zag een gemeente als onbestuurbaar wan neer een raadslid elk voorstel van b. en. w. wantrouwend tegemoet aou tr&- Misleidend Wanneer een college van b. en \v. een misleidende voorstelling gaat geven, met de bedoeling de raad te misleiden, is dit slechts te achter halen, wanneer er ontoelaatbare handelingen uitlekken. Z.i. was liet in Goes zo gegaan. „Het ging alle maal prachtig; de raad hoorde wel eens een klokje luiden, maar wist nog niet precies het klepeltje te hangen/' De heer Visscher meende dat een en ander is uitgelekt, toen lersonen, die eerst broederlijk ver leerde paden bewandelden, ruzie kregen, elkaar niet meer vertrouw den en over en weer besehuldigin gen om de oren slingerden. Spr. was er omstreeks oktober 1959 achter gekomen, toen in een geheime raadsvergadering mededelingen wer den gedaan over het overschrijden van het krediet voor de ambtswoning van de burgemeester. Hij het raadslid Visscher had toen, zo verklaarde hij thans, een dui delijke waarschuwing gelanceerd: „De kruik gaat zo lang te water..." Zijn waarschuwing had échter niet het door hem gehoopte resultaat. Als b. en w. toen zo ving mogelijk de kaar ten op tafel hadden gelegd, waren er z.i. geen drama's op bestuurlijk ge bied ontstaan..In plaats van verbete ring, ging het integendeel met sneltreinvaart afwaarts, zo ging de lieer Visscher verder. „Ik heb me wel eens afgevraagd, of sommigen hun zinnen kwijt waren." De heer Visscher schetste vervolgens hoe op 14 december 1959 in een com missievergadering tot onderzoek van de begroting, unaniem door de raads leden besloten was dat ingegrepen moest worden en dat daartoe een raadsvergadering diende te worden uitgeschreven. Een dag later kregen de raadsleden 's avonds laat een uit nodiging van b. en w. voor een derge lijke vergadering in hun brievenbus. De heer Visscher wilde thans echter uitdrukkelijk stellen, dat het de raad en niemand anders geweest is, die op 14 december 1959 besloot in te grijpen. V erdachtmakingen Daar de tegen de heer Michaëlis ge- nomen maatregelen ter verantwoor ding komen van hogere instanties en omdat thans kritiëk op hem leveren niet fair zou zijn, wilde de commissie de handelingen van de heer Michaëlis thans buiten de discussie houden. Wel ging de heer Visscher vrij uitvoerig' in op het verweerschrift van wethou der J. H. Roose, dat „een waardig stuk zou zijn, ware het niet dat liet vol verdachtmakingen zit en een ver draaide weergave van feiten geeft". „Ja, het bevat zelfs hier en daar grove leugens", zo riep de heer Visscher uit. Heftig bestreed hij de weergave van de heer Roose van een door hen aan de vooravond van Kerstmis 1959 ge voerd telefoongesprek. „Toen ik de weergave van dit ge sprek uit het verweerschrift aan mijn vrouw voorlas, die destijds liet gesprek liad gehoord, reageer de deze met „Wat eenen zij gebruikte daarbij een onparlemen- he De heer Roose (schamper): „Spreek het niaar uit, voor mij geeft het niet!" Ook het gesprek over industrievestiging tussen beide he ren, was niet verlopen zoals door de heer Róose voorgesteld. In dit verband onthulde de heer Visscher nog, dat dit had plaatsgehad in een zelfde gesprek, waarin de heer Roose had gevraagd wat de heer Visscher ervan dacht, om een adj. rijksnijver- heidsconsulent uit Rotterdam, die al enkele belangrijke tips voor industrie vestiging had gegeven, naar Zeeland te doen overplaatsen. De huidige in deze provincie werkzame functionaris zou clan naar elders moeten verhui zen. Het was een gedachte van de bur gemeester en wethouder Roose. Ook toen had de heer Visscher een waar schuwend geluid laten horen. Met dezelfde beslistheid wees hij een beschuldiging af met betrekking tot een. uitlating, welke door hem over de ambtenaar P. zou zijn gedaan. „Mijn goede naam en eer zijn door de modder gesleurd'', zo riep de heer Visscher verontwaardigd uit. „Iemand moet wel ver afgezakt zijn om zo iets te zeggen en té doen", aldus de commis sievoorzitter over een andere uitlating van de heer Roose in diana verweer schrift. „Na deze bloemlezing, zal het geori verwondering wekken dat mijn vertrouwen in de heer Roose. niet is hersteld. Integendeel, ik ben versterkt in inijn mening, dat aan de heer Roose niet langer het ver trouwen als wethouder kan worden geschonken." Namens de fractie van de Partij van de Arbeid voegde de heer Vis scher hieraan toe, dat zijn fractie het volledige vertrouwen zowel moreel ais politiek blijft stellen in wethouder Bouwman. Zij blijft hem geschikt achten als wethou der. De rapporteur van de raadscommissie ad hoc, mr. J. G. van der Burgt gaf vervolgens een overzicht van de werk wijze van deze commissie. Hij stelde daarbij vast, dat er in de commissie steeds een openhartige discussie is ge weest en dat de leden zich geenszins zonder meer ja-broers tegenover de voorzitter van de commissie hebben betoond. In alle objectiviteit is de kwestie besproken. De commissie heeft haar conclusie gebaseerd op vrij uitgebracht schriftelijk materiaal geput uit het gemeentearchief en niet op „horen zeggen". Daar wethou der Roose twijfel had geuit over de objectiviteit van de commissie, zo stel de de heer Van der Buret de vraag waarom ook deze wethouder dan des tijds zijn instemming niet de totstand koming had betuigd. Na de weigering van de beer Michaë lis en de heer Roose om voor de com missie te verschijnen, te hebben be sproken, constateerde de heer Van der Burgt verder, dat er een diepgaand verschil van mening met de heer Roo se was of ook de verschrijvingen moesten worden onderzocht. V er schrijvingen De commissie heeft de verschrij vingen niet iu haar onderzoek be trokken, hoewel men er reeds in den beginne mee geconfronteerd werd. De commissie deed dit niet, omdat de verantwoording hiervoor bij b. en w. berustte. De commissie heeft ook niet de overtuiging gekregen, dat in de verschrijvingspoRtiek de oorzaken waren gelegen voor het ontstaan van de vertrouwenscrisis, zo ver klaarde do heer Van der Burgt verder. Een raadslid is ook geen accountant, terwijl de commissie bovendien haar bevoegdheden zoiu hebben overschreden en in een taak van Ged. Staten zou zijn ge treden. C. W. VEKVEST Spr! merkte op, dat het streven van de heer Roose om de commissie in die richting te drijven, het stempel van de „onwaarachtige" draagt. In dit verband releveerde hij, dat op 8 mei 1959 door b. en w. een brief aan de directeur van gemeentewerken werd gezonden, waarin het college zijn die pe teleurstelling uitsprak over 't feit, dat de heer Oranje had geweigerd een bepaalde verschrijving uit te voeren. Het zou het college hierdoor moeilijk worden aldus net schrijven om in de toekomst beslissingen te nemen op voorstel van de directeur gemeen tewerken. De commissie zag hierin een straf. V erificatie Verder merkte de heer Van der Burgt op dat, hoewel de gemeentewet sinds jaren voorschrijft dat de gemeente verplicht is tot verificatie van de ad ministratie, het eerst in 1960 tot de wehouder van financiën, de heer Roo se, was doorgedrongen dat rapporten van de verificatiediensten aan de raad moesten worden overgelegd. De con trole wordt illusoir gemaakt, wanneer men bedenkt dat de rekening 1955 pas door G. S. en de rekening 1956 door de raad voorlopig werden vastgesteld. De rekeningen over volgende jaren moeten nog worden opgemaakt. Ook noemde de heer Van der Burgt het zeer afkeurenswaardig dat tekeningen van' een korsettenfabriek aan een concurrerende firma werden toege zonden. Aan de hand van enkele voorbeelden wilde de heer Van der Burgt ook aan tonen, dat de heer Roose de burge meester vaak in zijn onjuiste houding heeft gesteund. De heer Roose heeft zich z.i. ook met de dienst van ge meentewerken bemoeid, die onder de burgemeester ressorteerde. In dit ver band maakte de heer Van der Burgt melding van het feit, dat de directeur van gem. werken een bepaalde toelage het laatste kwartaal niet meer kreeg uitbetaald. Op een gegeven ogenblik hebben de wethouders Van Melle en Bouwman geweigerd om de vergade ringen van b. en w. nog langer Dij te wonen, wanneer geen andere houding tegenover de hoofdambtenaren werd aangenomen. „Politieke leven Als wethouder Roose verltlaarfc, dat hij de burgemeester niet in zijn on juiste houding heeft gesteund, waar om dan zijn verklaring dat hij zijn politieke leven verbindt aan die bur gemeester, zo vroeg de heer Van der Burgt. „Dit is een politieke verkla ring, die nog altijd wacht óp honore ring", voegde hij er nog aan toe. De heer Roose heeft, naar het oordeel van de commissie, de conclusie van het rapport niet weerlegd en hij heeft de feiten gebagatelliseerd. Ook ver wijt de commissie hem, dat hij zijn antipathie tegenover hoofdambtena ren in zijn beleid heeft betrokken. De heer Roose kan h.i. de feiten niet meer objectief zien. Tot slot maakte de heer Van der Burgt de opmerking, dat er voor de commissie geen enkele aanleiding be staat om de tegenover wethouder Roose genomen conclusies terug te nemen. De commissie bleef dan ook van oordeel, dat het noodzakelijk zou zijn dat de Taad een besluit nam als door do commissie vooijgesteld. De heer A. G. Heyboer, sprekende namens de c.h.-fractie, had liever een uitvoeriger rapport gezien. Na het gereedkomen van het rapport, nu zes maanden geleden, is het me morandum van Ged. Staten versche nen en zijn tal van artikelen in de pers gepubliceerd. Hierdoor is het geen in het rapport wordt gesteld, uit het oog verloren, aldus spreker. Hij herinnerde er voorts aan, dat wethouder Van Melle tegen de be noeming van de heer Michaëlis tot burgemeester van Goes ernstig heeft gewaarschuwd. Het heeft niet mogen baten. In zijn installatierede zei de heer Michaëlis „dictoriale neigin gen" te hebben. Aanvankelijk ver liep alles geruisloos, maar al spoedig kwam de raad tot andere inzichten. De gehele kwestie is in het persoon lijk vlak getrokken. Sympathieën, an tipathieën en zelfhandhaving spelen een grote rol. De heer Heyboer bracht voorts in herinnering, dat na het publiceren van het rapport de rijksrecherche in Goes kwam. Daarna werden 't gehele college en de raad in het memorandum van Ged. Staten aansprakelijk gesteld voor de ver schrijvingen. In het memorandum wordt alles over een kam gescho ren, betoogde de heer Heyboer. Opnieuw is daarna de rijksrecher- MEVR. C. A. GRÏEP-DUINKER che in Goes verschenen en toen volgde de beslissing van de minis ter, de burgemeester uit zijn func tie te ontheffen. Naar de mening van de cJi.-fractie op totaal ande re feiten dan die in het rapport en in het memorandum zijn ge noemd. Begrijpend Volgens de heer Heyboer gaat de raad niet vrijuit met betrekking tot de verschrijvingen. Dat er wel eens verschreven wordt was ons be kend. Wij hebben er echter nimmer ernstig stelling tegen genomen. De raad zal er goed aan doen na te gaan of hij op grond hiervan de wethou ders wil heensturen, aldus de c.h.- woordvoerder. Verschrijvingen zijn begrijpelijk, betoogde hij verder. Goes staat in dit opzicht niet alleen in ons land. Wanneer de wethouders, die toch zelf de raad over de ver schrijvingen hebben ingelicht, op grond van deze verschrijvingen zouden worden weggezonden, zou den wij ons er te gemakkelijk van afmaken, zei hij verder. De heer Heyboer nam ook stelling tegen wethouder Roose. Hij nam het hem ten zeerste kwalijk, dat hij heeft Bewogen incident tijdens raadszitting Tijdens de raadsvergadering kwam liet kort na het niiddernacliteUjk uur tot een heftig incident in de raadzaal, waarbij de burgemees ter, dr. J. W. Nooteboom, een ver slaggever van de Nieuwe Rotter damse Courant, de heer A. F. Luy- endijk, bevel gaf de zaal te verlaten. Het gebeurde aan liet slot van het be toog, dat do beer Van Melle over 't rapport hield. Do heer Van Melle bracht een aantal artikelen ter sprake, die onlangs in do N.R.C. over do Goese kwestie werden gepu bliceerd. De wethouder noemde deze publikatiés „geruchtmakend". De heer Luijendijk, die zich onder de vele verslaggever* in de raadzaal bevond, jwgeerde jaie* oen ,JJa=ha" ging vei ngens treft mij in dit verband een mededeling, gedaan door mr. Stem pels, hoofdredacteur van de N.R.C." De heer .Luijendijk (opspringend)„U mag geen vertrouwelijke brieven ter sprake brengen". Burgemeester dr. Nooteboom (fel- hamerend)„Wilt li aiw mond hou den, anders dient U de zaal te ver laten." De heer Van Melle (verder gaand) „Mr. Stempels schrijft..." De heer Luijendijk (opnieuw inter rumperend) „Dan zal ik een brief van de heer Van Melle aan de re dactie van de N.R.C. pubüceren!" Burgemeester dr. Nooteboom (woe dend) „Verlaat U onmiddellijk de zaal! Anders laat ik U met de ster ke arm verwijderen." Waarna de heer Luijendijk onder fre netiek applaus van de imblïeke tri bune - kennel do«id -seMÏS nnelijk als nakeuring be- saai SMliet De lieer Van Melle beëindigde daarna zijn zin: „Mr. Stempels, de hoofd redacteur van de N.R.C. schrijft na melijk aan een inwoner van Goes, die heeft geprotesteerd tegen de las tercampagne in dit blad, dat hij mr. Stempels dus zich geuóod- zaakt ziet bij zijn mening te blijven, omdat hij zijn inlichtingen heeft ontvangen van de hoogste provin ciale autoriteiten in Zeeland; en uit Den Haag. Hier wordt dus zwart op wit medegedeeld hoe men aan deze zienswijze is gekomen. Ik protes teer met klem tegen deze handel wijze." De heer Van Melle nam in géén geval aan, dat de commissa ris der koningin persoonlijk verant woordelijk is voor wat hij noem de „deze hetze". Maar de wet houder voegde er aan toe: „Ik sta werkelijk paf, dat land mogelijk is;" Reeds een uur voor de aanvang van de raadsvergadering in liet, p Goese stadhuis had zich gis- §f teravond een lange rij belang- stellenden opgesteld, in de hoop H een plaatsje op de publieke tri- bune te bemachtigen. 1 (Foto P.Z.C.). i IiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï getracht de schuld op de heer Van Melle én anderen te schuiven. De verdediging van wethouder Roose in zijn verweerschrift getuigt van on- collegialiteit. „U probeerde de ver antwoordelijkheid van U af te schui ven. Volgens mijn fractie bent U niet meer als wethouder te handha ven", richtte hij zich tot wethouder Roose. Hij verklaarde voorts, dat de c.h.-fraetie bereid is opnieuw haar vertrouwen aan de wethouders Van Melle en Bouwman te geven. K.V.P.-ruzie De heer C. W. Vervest haalde do moeilijkheden in de K.V.P. aan. „Ver- vest wenst geen bepaalde aanhang van wethouder Roose te dienen", zei hij, nadat hij uitvoerig de toestand had geschets rond de benoeming van de leden van de commissie ad hoe. Het beleid van de heer Roose doet zijn partij meer schade dan hij kan bevroeden. Iedere K.V.P.-er keurt wanbeleid af, al heeft het afdelings bestuur in Goes gepoogd het tegen deel aan te tonen. Het pleiten voor een katholieke zaak is niet alleen voorbehouden aan K.VJP.-ers, aldus de heer Vervest. Het verweerschrift van de heer Roo se noemde hij een onparlementair stnk, dat beledigend is voor perso nen met wier stemmen hij een ver trouwenspositie inneemt. De heer Roose kan als wethouder niet aan blijven, aldus dit raadslid. Onze par tij heeft hij in Goes waarschijnlijk voor jaren onmogelijk gemaakt, be sloot hij. Het V.V.D.-raadslid mevrouw C. A. Griep-Duinker lid van de commis sie ad hoe betoogde, dat haar zienswijze de laatste tijd toch wel enigszins is veranderd. Als het rap port onmiddellijk na het gereedko men zou zijn behandeld, dan zou wet houder Van Melle zeker en wethou der Bouwman waarschijnlijk zijn ge handhaafd. De heer Roose zou dan nu wel wethouder-af zijn geweest. Mevrouw Griep zei, dat de zaken thans toch wel enigszins anders lig gen. Ten aanzien van de wethou ders Van Melle en Bouwman zei ze haar houding nader te zullen bepa len. Als het juist is, dat wethouder Roose minachting heeft voor de ge meenteraad, ®acht ik geen redenen meer aanwezig om hem te handhaven in zijn functie, aldus dit V.V.D.-lid. Mevrouw Griep verklaarde voorts verschrijvingen, zoals die zich in Goes hebben voorgedaan, af te keu ren. Zij herinnerde eraan, dat in 1957 het vroegere raadslid voor de V.V.D., de heer Van Riessen, was toegezegd, dat zich voortaan geen verschrijvin gen meer zouden voordoen in Goes. Voorts vroeg zij zich af of ook niet de gemeenteraad en Ged. Staten eni ge schuld hebben in de gehele kwes tie. Verhoudingen De heer M. Loeve ging uitvoerig in op de verhouding en de verant- woordelijkheid van b. eu w. on derling en ten opzichte van de ge meenteraad. Als een diepere oor zaak van de crisis zag hij het wegvallen van de relatie tussen het geestelijk en moreel gezag enerzijds en het overheidsgezag anderzijds. Het is moeilijk te be oordelen welke onvergeeflijke fou ten zijn gemaakt en wie daarvoor bijzonder verantwoordelijk moet worden gesteld. Het gaat niet aan, zo meende hij, voorts, de commissie ad hoc- te ver wijten, dat zij haar onderzoek nog over het gehele bestuurlijke vlak heeft uitgestrekt. Hij kon het de op posanten tegen het rapport toegeven, dat het een nadeel kan zijn, dat de leden van de raad de verklaringen van de door de commissie gehoorde personen niet onder ogen hebben ge kregen. Anderzijds zag hij daarvan de onmogelijkheid in. Scherp veroordeelde dit raadslid de houding van wethouder Roose. Deze Zie slot pag. 10)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5