MILJOENENNOTA 1961: tcketl milten
Belastingdruk wordt verlaagd
met 500 miljoen per jaar
Voor Sloeplan wordt
4,5 min uitgetrokken
MILJOENEN
GLOBAAL PRIORITEITENSCHEMA
VOOR KOMENDE DRIE JAREN
OMZETBELASTING OP BOTER
WORDT AFGESCHAFT
OAiwtxese tweelmq vau professor IsfrA
B
(Van onze parlementaire redacteur)
MINISTER ZIJLSTRA heeft bij de Tweede Kamer de mil
joenennota voor 1961 ingediend: tekort 539 miljoen, dat wil
zeggen rond 40 miljoen minder dan het vermoedelijk tekort
van 1960.
Het totaal aan staatsinkomsten is voor 1961 geraamd op
9.396 miljoen.
Het totaal aan staatsuitgaven is voor 1961 gesteld op
9.935 miljoen, ruim 390 miljoen meer dan. voor 1960.
De rijksbegroting 1961 gaat uit van de volgende punten
WONINGBOUWPROGRAMMA80.009 woningen, waarvan 32.500 door
liet rijk te financieren en eveneens 33.500 te subsidiëren op grond van
premie- en bijdragebescliikking woningbouw I960, de overige 15.000
zijn bestemd voor de vrije sector.
BELASTINGMAATREGELEN: Verlaging van de inkomsten- en loonbe
lasting met ingang van 1 juli a.s.: omzetting van tot dusver tijdelijke
maatregelen op het gebied van Indirecte belastingen tot permanente.
Dit geldt ook ten aanzien van de investeringsaftrek. Op jaarbasis komt
de verlaging van de belastingdruk neer op 500 miljoen.
DEFENSIE-UITGAVEN"Het defensie-plafond dat voor de periode 1961
tot en met 1963 aanvankelijk was gesteld op 1.850 miljoen, moet
worden verhoogd met f 55 miljoen als gevolg van loonmaatregelen en
f S miljoen wegens toeslagen op militaire pensioenen. Vergeleken bij
I960 is de totale verhoging van het plafond ruim 200 miljoen.
PRIORITEITEN-SCHEMA: de grote verscheidenheid van de rijkstaken
en de inflatie-kansen bij een snelle uitvoering van alle redelijke plan
nen maken een „prioriteiten-schema" nodig. Dit schema is thans vast$,
gesteld voor 1961 tot en met 1963. Het houdt geen exacte voorspelling
in, maar dient slechts om vooraf de grote beleidslijnen op langere
termijn vast te stellen.
Moeilijk jaar
voor economisch
evenwicht
Voor de handhaving van het even
wicht in de Nederlandse economie
zal 1961 een moeilijk jaar worden,
voorspelt de minister. Een te sterke
opvoering van de bestedingen zou
van invloed zijn op het prijs- en kps-
tenpeil en tenslotte op de betalings
balans en de deviezenreserves.
Vooral ten aanzien van de investerin
gen moet de grootst mogelijke voor
zichtigheid worden betracht.
Het beleid zal er dei-halve op gericht
zijn de uitgaven zodanig in de hand.
te houden; dat deze minder stijgen
dan het nationale inkomen. Voor de
onvermijdelijke verhogingen van uit
gaven zal in de komende jaren voor
al compensatie gezocht moeten wor
den in de sfeer van de overdrachts
uitgaven, die het karakter hebben
van prijssubsidies. Reeds daarom zijn
in de begroting 1961 de agrarische-
en huursubsidies samen met rond
170 miljoen gulden verminderd. Ove-
ligens vormt de begroting 1960
die volgens de vermoedelijke uitkom
sten een bevredigend beeld geeft
een aanvaardbaar uitgangspunt voor
het beleid in de komende jaren.
De toeneming van het nationale
inkomen kan worden gesteld op 4
procent per jaar, terwijl de mid
delen van het rijk op grond
van het progressieve karakter van
diverse belastingen jaarlijks
met meer dan 4 procent toenemen.
Daardoor is het in beginsel moge
lijk over te gaan tot verhoging
van de uitgaven of tot verlaging
van de belastingen. Indien geen
belastingverlaging tot stand komt,
zou als gevolg van de progressie
een geleidelijke toeneming van de
belastingdruk optreden.
Prioriteiten
De regering heeft nu op basis van
do orde van grootte der middelen,
die zij in de komende drie jaren
meent te kunnen besteden, voor deze
periode een aantal beslissingen geno
men, namelijk met betrekking tot de
vaststelling van dc belastingverla
ging, de defensie-uitgaven, de uitga
ven voor cultuurtechnische werken,
de bijdrage aan de geldmiddelen van
MINISTER ZIJLSTRA
Nieuw-Guïirea, de Investeringen ten
behoeve van het hoger onderwijs en
ten behoeve van het regionale ont
wikkelingsbeleid. Voorts is een be
slissing genomen inzake de verho
ging van liet aandeel van het ge
meentefonds in de opbrengst der
rijksbelastingen.
Het aldus geformuleerde prioriteiten
schema voor de volgende -drie jaar
NIVEAU OER STAATSUITGAVEN
komt er in geldsbedragen uitge
drukt aldus uit te zien.
Cultuurtechnische werken: in totaal
voor drie jaar een bedrag van 354
miljoen, namelijk voor 1961, 1962
en 1963 elk 118 miljoen gulden.
Uitgaven voor regionale ontwikke
ling: in totaal 204 miljoen gulden,
namelijk voor 1961 63 miljoen,
verdeeld in 15 miljoen voor ver
keer en waterstaat, 43 miljoen
voor economische zaken en 5 mil
joen voor maatschappelijk werk:
voor 1962 68 miljoen, verdeeld in
15 miljoen voor verkeer en water
staat, 48 miljoen voor economi
sche zaken en 5 miljoen voor
maatschappelijk werk; en tenslot
te 73 miljoen voor 1963, verdeeld
in 15 miljoen voor verkeer en wa
terstaat, 53 miljoen voor economi
sche zaken en 5 miljoen voor
maatschappelijk werk.
Investeringen ten behoeve van het
hoger onderwijs (met uitzonde
ring van de landbouwhogeschool)
totaal over drie jaar 435 miljoen,
namelijk in 1961 135 miljoen, in
1962 en 1963 elk 150 miljoen.
Bijdrage aan de geldmiddelen van
Nieuw-Guinea: totaal 312 miljoen,
namelijk 94 miljoen in 1961, 104
miljoen in '1962 en 114 miljoen in
1963.
Militaire kasuitgaven in totaal: 5.689
miljoen gulden. Daarvan in 1961
1.788 miljoen, in 1962 1.913 mil
joen en in 1963 1.988 miljoen gul
den.
Aan belastingmiddelen zal het rijk.
480 miljoen derven en verruiming
van het gemeentelijke belastingge
bied komt op 100 miljoen gulden.
Nader overleg
De minister zet voorts uiteen, dat
over de ATaag of er in de toekomst
voor bepaalde civiele uitgaven- nog
verhoging mógelijk is, nog overleg
gaande is. Hierbij zullen vooral de
uitgayen voor onderwijs en verkeer
en waterstaat een-groot deel van de
voor 1962 en 1963 nog beschikbare
financiële ruimte vragen. Wat het
onderwijs betreft zal er rekening mee
H?ïnEiwÈtrcïiv_-_
gehouden moeten worden, dat behal
ve de reeds genoemde voorzieningen
voor. het hoger onderwijs, ook ten
aanzien van het voortgezet onderwijs
een belangrijke stijging moet worden
verwacht in verband -met de doorwer-
liing van de naoorlogse geboortegolf.
Bij dit nadere overleg gaat het niet
zozeer om concrete plannen dan wel
om bedragen, die voor bepaalde over
heidstaken ter bescliikking komen.
Behalve voor een klein aantal „grote
taken" staat het rijk voor een groot
aantal groepen van uitgaven, die sa
men eveneens een aanzienlijk bedrag
vergen.
Het prioriteiten-schema komt er dus
op neer, dat de regering er naar
heeft gestreefd om ter bevordering
van een evenwichtig beleid bij deze
begroting reeds de grote lijnen voor
1962 en 1963 vast te stellen zal
geleidelijk tot een afgerond iosyu. t
voeren. Overigens komt eens te meer
naar voren, aldus minister Zijlstra,
dat de schatkist niet onuitputtelijk
Drie miljoen voor Lauwerszee
SPOEDIG WETSONTWERP TE VERWACHTEN
Waarschijnlijk met ingang
van 1 januari 1961
(Van onze parlementaire redacteur)
De regering heeft besloten met spoed
een voorstel tot vrijstelling van de
boter van omzetbelasting bij de
Tweede Kamer in te dienen, zo deelt
zij in miljoenennota, die de bij de
Kamer ingediende rijksbegroting
voor 1961 vergezelt, mee.
Een zware last vormen nog steeds
de via het landbouw-egalisatie-
fonds verleende producentensubsidies
waarvan het producentensubsidie op
melk het hoofdbestanddeel vormt.
Het beleid van de regering is erop
gericht de omvang van deze subsidie-
last zoveel mogelijk te beperkèn. In
het kader van dit streven zullen
daarom bepaalde wijzigingen in de
opzet van het garantiebeleid tot
stand worden gebracht, terwijl
voorts aandacht zal worden besteed
aan de mogelijliheden, die kunnen
leiden tot een verhoging van de op-
brengstprijs en een daarmee cor
responderende verlaging van de sub-
sidielast van het produkt melk.
Teneinde hierin harerzijds een aan
deel te leveren denkt de regeling
spoedig met het wetsontwerp tot
vrijstelling van de boter van omzet
belasting te komen.
Bij het opstellen van de belasting
ramingen voor 1961 heeft zij er re
kening mee gehouden, dat de om
zetbelasting voor boter op 1 januari
1961 zal worden afgeschaft.
Tien miljoen meer
voor premies in
industriekernen
(Van onze parlementaire redacteur)
De regering zal in 1961 weer
bijzondere aandacht besteden
aan de industriële ontwikkeling
in de probleemgebieden, waar
bij overigens het accent valt op
de noordelijke provincies.
Voor de indijking van de Lau
werszee wordt 3 miljoen, gulden
aangevraagd, terwijl het in de
bedoeling ligt een begin te ma
ken met de indijking en bet in-
dustrïe-rijpmaken van het Zuid-
Sloe. Voor dit project wordt
voor het eerst een bedrag uitge
trokken, namelijk 4,5 miljoen
gulden.
De in april 1959 afgekondigde
premieregeling voor de ontwik-
kelingskernen heeft geresul
teerd in een nog steeds aanhou
dende stroom van aanvragen
van industriëlen om steun. Re
kening houdend met deze onver
minderde voortgang van de
Troonrede en miljoe
nennota hebben dit jaar
twee hoofdthema's: belasting
verlaging en prioriteitenschema.
gelden is derhalve vaststelling van
een rangorde dringend geboden.
Dit thema is in de miljoenennota
nader uitgewerkt, waarbij dan een
Zij horen bij elkaar als een Sia- prioriteitenschema wordt
mese tweeling en het ziet er naar
uit, dat in de komende maanden
menige beschouwing aan het twee
tal zal worden gewijd.
Zieliier-'waarom zij onlosmakelijk
aan elkaar zijn verbonden. Invoe
ring van belastingverlaging (500
miljoen per jaar) betekent in feite
een relatieve vermindèring van de
staatsuitgaven. En dit nu is het
grote strijdpunt tussen regerings
partijen en oppositie: de laatste
wijst er bij voortduring op, dat de
tijd voor beperking van staatsuit
gaven nog lang niet is aangebro-
ken, omdat in Nederland op veler-*
lei gebied achterstand heerst (on
derwijs, wetenschap, wegenaanleg
enz.). Daarom komt nu de rege
ring tevens met een prioriteiten
schema: zij wil duidelijk maken
hoe zij op langere termijn de ach
terstand wil inhalen. Dit schema
én de belastingverlaging zijn der
halve gekoppeld en zowel in mil
joenennota als in de troonrede vor
men zij samen de belangrijkste
binnenlandseaangelegenheid.
VOORAL IN DE TROONRE
DE is dit accent duidelijk. De
regering wijst cr hierin na
drukkelijk op, hoe nodig het is dat
de infrastructuur van Nederland
aangepast wordt aan de eisen van
deze tijd. Er zijn wegen nodig, ka
nalen en havens, opdat men de
economische strijd met andere lan
den zal aankunnen. Zo kunnen in
de landbouw structuurverbeterin
gen niet uitblijven en ook op
maatschappelijk en cultureel ter
rein zijn vele maatregelen nodig.
De infrastructuur zoals dit
complex van problemen wordt
aangeduid moet dus op een zo
breed mogelijk gebied worden ver
beterd. Gelet op de beschikbare
gege
ven. Tot dusver was die „priori
teitenkwestie" een zwakke stee in
het regeringsbeleid, ook bij vorige
kabinetten. De huidige regering
heeft dit punt pas duidelijk aan
de orde gesteld bij de Lauw'erszee-
debatten in de Tweede Kamer, vo
rig jaar juli: een beslissing over
de afsluiting van de Lauwerzee
moest wachten omdat het kabinet
deze zaak wilde bestuderen in het
geheel van te verwachten rijksta
ken.
Hoe deze prioriteiten nu zijn vast
gesteld kan men dus enigermate
zien in de miljoenennota. Maar
wie daarbij had gedacht aan een
exacte objectenlijst, waaruit pre
cies zou zijn af te leiden in welke
rangorde grote projecten in Neder
land worden uitgevoerd, vergist
zich deerlijk. Dit nieuwe schema
betekent alléén een opsomming
in de miljoenennota van globale
bedragen voor de komende drie
jaar voor eveneens globaal aan
geduide rijkstaken, namelijk de
fensie, cultuur-technische werken,
hoger onderwijs en regionale ont
wikkeling. Het is duidelijk de
opsomming in de troonrede beves
tigt dit 'dat ook wateistaatspro-
jecten in dit grote geheel een be
langrijke rol spelen, de belang
rijkste wellicht na defensie
GEEN lijst van objecten dus.
Dat heeft zijn voor- en zijn
nadelen. Het voordeel is dat
een soepel beleid mogelijk blijft:
ieder project kan op eigen merites
worden beoordeeld, terwijl voort
durende medezeggingschap van de
volksvertegenwoordiging gegaran
deerd is. Een nadeel zou kunnen
zijn, dat van geval lot geval slag
moet worden geleverd vooral
vanuit de regionale gezichtshoek
bekeken bsï waarbij fekenïng moet
worden gehouden met de invloed
van pressie-groepen. De reeds eer
der genoemde Dauwerszee-kwestie
heeft bewezen, dat dit gevaar niet
denkbeeldig is. Om het nog duide
lijker te stellen: op een bepaald
ogenblik zal het belang van een
Sloehaven-project of althans
een. deel daarvan moeten wor
den afgewogen tegen verlangens
rond bijvoorbeeld Delfzijl. En bij
de afweging van- deze belangen
spelen soms niet alléén zakelijke
overwegingen een rol. In elk ge
val eist dit nieuwe prioiïteltén-
schema misschien is dat een
grote verdienste! in de randge
bieden grote waakzaamheid en
vooral ook initiatief en daad
kracht.
HET SLOEHAVEN-PROJECT.
Voor het eerst is voor deze
uiterst belangrijke Zeeuwse
zaak een bedrag uitgetrokken
(4,5 miljoen). Het lag weliswaar
in de verwachting gezien de
uitlatingen van minister Korthals
in Tweede en Eerste Kamer
dat het deze richting zou uitgaan,
riiaar desondanks is dit begro
tingsvoorstel een prettige verras-
Het gaat hier immers niet alleen
om de daadwerkelijke steun. Het
gaat óók om de duidelijke erken
ning. die hierin is opgesloten, dat
hét Sloehavenplan een belangrijk
clement kan betekenen in Neder
lands toekomstige ontwikkeling.
De voordelen van deze erkenning
zijn onmiskenbaar: sterker nog
dan voorheen zal de aandacht
(ook van de industrie!) op dit
project vallen. Maar ook hier geldt:
van Zeeland zal initiatief en daad
kracht worden geëist. Deze er
kenning van regeringswege vraagt
een onmiddellijke reactie aan deze
zijde. Alle kansen in eerste
instantie vermoedelijk vooral van
publiciteit moeten vanaf het
eerste moment wbrden benut:
OVERIGENS MAG er wel èens
op worden gewezen, dat deze
vier en een half miljoen ach
teraf bevestigen, dat de provincie 'n
juist ontwikkelingsbeleid heeft ge
voerd. Destijds heeft zij gesteld:
zeehavengebieden en ontwikke
lingskernen zijn twee verschillen
de zaken. En op grond van deze
opvatting heeft men enige jaren
geleden vlissingen niet. geplaatst
op de voordracht voor de aanwij
zing van industriekernen. Vlissin-
gen immers was rechtstreeks be
trokken bij het Sloehaven-pro-
jeet, was dus zeehavengebied. De
ze opvatting wordt nu gehono
reerd. Mogelijk zal de zevende in
dustrialisatienota in de miljoe
nennota wordt dit stuk thans aan
gekondigd nadere inlichtingen
vei-schaffen.
ELAST1NG VER LAGING en
prioriteitenseh emai nderdaad
zij vormen een Siamese twee
ling. Het vaderschap mag men
wel toekennen aan professor Zïjl-
stra om een gewaagde beeld
spraak te gebruiken. De begroting
voor 1961 draagt wel zéér duide
lijk de signatuur van de minister
van financiën, wiens woord in
de toekomst bij de uitvoering van
vele projectenzwaar zal wegen.
Zijn herhaald aandringen op voor-
ziehtigheid ten aanzien van inves
teringen wijst er op, dat hij niét
alleen de rijksuitgaven scherp in
het oog zal houden, maar ook die
van de lagere organen. En dat is
voor Zeeland, waar men zulke
grote plannen heeft, van het groot
ste belang!
Zo is dan dit staatsstuk in dit
tijdsgewricht meer dan ooit een
stuk, dat niet alleen de Zeeuwen
mdividueel aangaat belasting
verlaging is hoe dan ook een pret
tig gèluid! maar ook als tota
liteit: hier immers wordt mede be
slist over de plaats, die Zeeland
in de toekomst in het Nederlandse
gèheel zal innemen.
aanvragen is voor deze speci
fiek stimulerende regeling op de
begroting van economische za-
k envoor 1961 20 miljoen gul
den geraamd tegen 10 miljoen
in 1960.
Het ligt in de bedoeling over een pe
riode van vier jaar aan een infra-
structuurprogramnia van f 200
f 220 miljoen bij te dragen tot een
bedrag van f 130 miljoen. Hiervan
komt f 21 miljoen ten laste van de
begroting 1961. Voor de financiering
van uitgaven in bet kader van inci
dentele voorzieningen in of buiten de
probleemgebieden, indien daarmede
het industrialisatiebelang wordt ge-
diend, vermeldt de begroting f 2 mil
joen.
Naast de werken, die in het nor
male programma van de rijks
waterstaat zijn opgenomen, zal
tot een versnelde uitvoering van
rijkswerken in de probleemgebie
den worden overgegaan. Voor dit
doel is op de begroting 1961 een
aparte post van f 15 miljoen uit
getrokken. Met de f 11 miljoen
die op de lopende begroting ter
beschikking staat, zal dit project
tot en met 1963 ca 60 miljoen
vergen.
In 1961 is voor investeringen op
maatschappelijk, cultureel en hygië
nisch terrein voor de ontwikkelings
gebieden f 1,5 miljoen en voor de
probleemgebieden f 3,5 miljoen be
schikbaar. Het ligt in de bedoeling
voor de jaren 1960 tot en met 1963
voor beide activiteiten respectievelijk
f 7 miljoen en f 13 miljoen ter be
schikking te stellen.
Van de op de begroting uitgetrok
ken investeringsbijdragen voor ruil
verkavelingen en waterbeheersings-
en ontsluitingswerken, die door de
lagere publiekrechtelijke lichamen
worden uitgevoerd, zai rond 35 pet.
worden besteed aan objecten in de
probleemgebieden.
Extra voor gemeenten
De gemeenten zullen voor de extra
lasten, die voor hen voortvloeien uit
het regionale welvaartsbeleid van de
rijksoverheid, jaarlijks f 7,5 miljoen
uit het gemeentefonds ontvangen. Te
beginnen met het jaar 1960 zal daar
toe het aandeelpercentage van het
gemeentefonds in de opbrengst der
rijksbelastingen zodanig worden ge
wijzigd, dat de middelen van het
fonds met een bedrag van ongeveer
f 50 miljoen stijgen.
Voor de financiering van regionale
bevordering van het toerisme is f 2,5
miljoen beschikbaar.
Evenals in 1960 zal de regering be
vorderen, dat in de stijgende be
hoefte aan woningen tengevolge van
vestiging en uitbreiding van indus
trieën in de probleemgebieden zoveel
mogelijk wordt voorzien.
lllllllllllllllllllllllllÖ
RIJKSPERSONEEL 1
TELT 114.092 MAN
(Van onze parlementaire
redacteur)
De werkelijke sterke van het p
burgerlijk rijkspersoneel, uit-
gezondeid het personeel van
de staatsbedrijven, de geschor- s
sten, dc langdurig zieken enz., f§
bedroeg op 30 juni 1960: in
totaal 114,092 man, van wie
31.392 bij defensie en 12.567
bij O.K. en W. Op 31 januari s
1960 bedroeg de werkelijke p
H sterkte 114.462 man, op 31
januari 1959: 114.417 man en
H op 31 januari 1958: 114.662
H man. p
De zogenaamde begrotïngs-
sterkte is altijd veel hoger.
p Voor 1961 bedraagt hij 120.463 p
man, tegen 119.634 man in
1960. 118.634 man in 1959 en
118.222 man in 195S. p
MiiHiiMiiim
s»