„Rennen zonder richting": een gevecht van man en auto Toneelgezelschappen werken hard aan hun nieuwe repertoire EEN NOGAL DROOG EN KLEURLOOS DEBUUT Letterkundige kroniek door IIAÏS WARREN A' „Hel is heerlijk voor kinderen te schrijven' openLeid aw humor Kinderen weten: Ze is zoals ze schrijft VERSCHUIVINGEN IN TABLEAU DE LA TROUPE Concurrentie door schaarste aan stukken ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 17 Anion Kloppers werkte een origineel gegeven uit Wanneer een niet meer zo piepjon ge schrijver (Kloppers, de au teur over «ie het hier gaat, werd in 1919 geboren) ua een paar li teraire aanlopen debuteert met een korte, geserreerde roman, mogen do verwachtingen uiteraard gespannen zijn. Van een zeer jong debutant kan men veel door d'e vingers zien, of hij nu te ontboezemend, te hartstochte lijk, te quasi-gedesillusioneerd en hard, of wat dan ook is. Het is dan ook veelal mogelijk, te zeggen of er al dan niet iets in het werk steekt. Bij een veertigjarige is dat moeilij ker. Een man of een vrouw van die leeftijd, die dus meestal reeds een goede levenservaring achter de rug hebben, kunnen als ze stijl, literaire aanleg en artistiek inzicht hebben, zéér wel een geslaagd boek schrijven zonder dat we nu direct aan een nieu we ster hoeven te denken, (trouwens, als die verscliijnt merkt men liet wel). Zij hebben de leeftijd bereikt waarop men wat wijsgeriger tegen over 't leven is komen te staan; zij zijn oud genoeg om met Jn zekere dis tantie, zo geen scepsis, de jeugdidea len en jeugdliefdes te memoreren, en A'eelal nog niet oud genoeg om wer kelijke conclusies te trekken. Ook zij leven vaak nog steeds in het teken Aan uitstel, experimenteren nog, en kunnen daarom nog alle kanten uit. Zo'n geval is het met het boek van Anton Kloppers „Rennen zonder rich ting" de titel zegt het al. M'w - eens iets voortreffelijks, moge lijk hoort men nauwelijks meer van hem. Zijn roman is droog en dor, en vaag als zijn hoofdpersoon Baten burg, die afdelingschef is in een be drijf. Dat wil niet zeggen ongevoe lig; er schuilt onder de laconieke, ont luisterende toon zelfs heel wat oud zeer en soms wat poëzie. Maar wat dit boek zo mist is leven, warmte, een sprank coloriet of enthousiasme, voor wat dan ook. Geen enkel zintuig wordt door dit proza geprikkeld; men proeft niets, voelt niets, ruikt niets, ziet nauwelijks iets, en ook de fanta sie wordt niet in het werk gesteld. Zelfs het beroep dat er op ons ver stand gedaan wordt is heel beschei den. Batenburg, de „ik" uit het boek, nietonsympathiek maar kleurloos, timmert niet erg hoog en geeft, wan neer hij een probleem aansnijdt, grif toe dat hij er niet uitkomt. Had zijn schepper deze geesteshouding op een andere manier nog enig reliëf gege- A'en, dan had men er vrede mee; nu lijkt hét er te A'aak op alsof ook de schrijver zelf er niet uit kon komen, wat natuurlijk wel niet zo is, maar dat de schijn gewekt wordt, is onbe vredigend. Kortom: een nog al saai en grijs boek dat blijkens de titel -f- nergens heen leidt, zult ge den ken, en inderdaad, enthousiasme kunnen we er niet voor opbrengen. Waardering wel. Waardering aller eerst voor het het gehalte: het werk heeft peil, geestelijke allure. Waarde ring voorts voor het ongebruikelijke gegeven. Het is origineel van ver wikkeling: het geeft de vrijage weer van een mens met een machine. Ba- tenburg, een verstokte vrijgezel, heeft zich nooit erg voor de techniek geïnteresseerd tot hij op een goede dag door een ingenieus toestel in een etalage geïntrigeerd wordt en zich bezig gaat houden met het probleem van de techniek. Wat hem vooral treft, is het slechte gebruik dat er gemaakt wordt van geniale vindin gen, de „wanverhouding tussen het technische wonder op zichzelf en de toepassing ervan in het dagelijks le ven". („Wat wil je daar mee zeg gen vraagt prompt een \riend, „dat we ons moeten gaan bezinnen op de kwaliteit van onze radioprogramma's omdat bezoedelen er de nagedachtenis van Mareonie mee?"). Is jongen had Batenburg vaak een buurman geholpen die graag knutselde. Die allerlei ap paraten A'ervaardigde uit lust tot ma ken; wanneer ze eenmaal werkten, interesseerden zij hem niet meer, en of je er eventueel iets mee doen kon kwam er voor hem niet op aan. Op een goede dag erft Batenburg van een tante een halve ton. Twintig mil le daarvan gebruikt hij voor het aan schaffen van een Duitse sportwagen, en het is de confrontatie van de man met deze vorm van het „technische wonder", het vechten er mee, het spelen, het overwinnen en in bezit ne men, die de waarde aan dit eigenaar dige boek geeft. In wezen is deze wa gen nimmer een A'ervulling voor hem. Het is als een symbool van de moder ne mens. De wagen is slechts een tij delijk avontuur hij en de auto ja- {jen elkander voort. Hij raast'er doel- oos, „zonder richting" mee over de wegen; de „toepassing" en het „Avon- iler" staan ook hier heel scheef tot elkaar in verhouding. Hij kan oA'eral en nergens heen het is een voos, zinloos spel. Hït is begonnen, zo 'weet ik nu, met de leegte waar ik van tijd tot tijd voor kwam te staan, met de vraag die zich aan me op drong: waarheen? En al deed dat er aanvankelijk helemaal niet toe, op den duur ging het toch hinderen, stel de de vraag zich telkens weer en steeds dringender. Het was of ik de voosheid van het spel dat ik speelde de zinsloosheid ervan net zolang ver legd had tot de uiterste grens was bereikt. En ik geloof ook wel dat ik ben afgezakt. Ik begon bij het hoog ste, namelijk door de overbodigheid van het ding waar het om ging voor op te stellen, alleen maar met een kunstzinnig oog te kijken, me niet afvragend wét ik eigenlijk zag en waartoe het bestond. Daarne trad er dacht ik tenminste een verrui ming in: als bezitter en verbruiker van de auto schiep ik nieuwe moge lijkheden door iets dat zijn zin eerst uitsluitend in zichzelf had gevonden, toch ergens voor te laten bestaan, het een emplooi te geven of eigenlijk deed het dat zelf. Maar ook dit em plooi moest op zijn beurt weer ergens toe leiden, de een of andere zaak die nen, een doel in het vooruitzicht stel len. En daar had ik dan tenslotte het niets bereikt en stond ik opnieuw aan een begin. Het enige verschil was het hoogteverlies, gekelderd als het grootindustriële kunstprodukt waar alles om te doen was geweest, ineens bleek te zijn" (pag. 128). Zo overweegt Batenburg, en doet de wagen dan van de hand, maar en dit geeft het boek een wonderlijke slot-wending: bij de eerste de beste gelegenheid geeft hij, trappelend van ongeduld, het restant van zijn erfenis uit voor een nóg duurdere sportauto. Hij stelt dus ver der uit romantechnisch is dit slot onbevredigend, omdat het iets van een grapje, een vlucht heeft; de opzet is ineens losjes, men komt nergens te recht. Enkele bladzijden getuigen van een groot talent. Zo is de passage met het schoolmeisje dat Batenburg mee uitneemt in de wagen zonder voorbehoud prachtig; zeer goed is ook het conflict na de op de voorruit ver morzelde spreeuw. Doch enkele van zulke pagina's maken nog geen goed boek. Anton Kloppers: Rennen zonder rich ting. Querido, Amsterdam. Ze heeft in haar levendige, flitsende en opmerkza me grijsgroene ogen de open blik van een mens, die ge wend is aan het spel van ruimten en verten; ze heeft de snel reagerende, spitse geest van een jurist, de lan ge, slanke handen van een pianiste, de verstilde glim lach van een filosoof en ze bezit dat mild gevoel' voor humor, dat het kenmerk en stempel van een wijs mens is. Er is niets artistiekerigs aan haar, niets dat doet ver moeden dat zij sfchrijft. Of misschien toch-"...? Want wie het werk van Miep Diekmann kent, weet dat al deze eigenschappen zich daarin weer spiegelen. Dat werk wordt geken merkt door dezelfde openheid en onbekrompenheid, die in haar ogen blinkt, dat werk wordt gedragen door de beeldende, verhelderende details, die haar scherpe intellect ontdekt, door haar bijkans muzika le beheersing van de taal en vooral door haar o, zegen in dit zwaar wichtig land! milde en begrij pende numor. Een humor, die ner gens gezocht of gekunsteld is, maar die een enkel detail even fel belicht, om ons een stille glimlach te ontlokken om de poetsen, die het leven zelf ons bakt. Echt Wie in. haar statige, hoge werkkamer in Den Haag, ze woont, vindt ze, in een heerlijk huis waarin naast liet brede, grote bureau dat dwars voor het raam staat, MIEP DIEKMANN kinderen het gevoel geven, dat er iemand is die hen begrijpt... vooral de kleurige ruggen van de boeken domineren, met haar spreekt en kijkt naar haar smalle, beweeglijke en expres sieve gezicht verwondert zich niet over deze kwaliteiten in haar werk. Dat alles maakt im mers een integrerend deel van haar wezen uit. Miep Diekmann is precies zoals ze schrijft, of liever ze Schrijft precies zoals ze is. En dat is misschien wel het grootste compliment dat een kunstenaar ooit kan krij gen: echt zichzelf zijn in zijn werk. Mogelijk is ook dat het geheim van haar succes, want kinderen ONS LAND telt zes toneelge zelschappen. Deze veelheid brengt met zich mee, dat vooral op het vlak van het repertoire een enorme concurrentie be staat, vooral nu het aantal aan geboden stukken op de interna tionale toneelmarkt zeer schaars is. Guus Oster, direc teur van de Nederlandse Come- die vertelde ons, dat nergens ter wereld zoveel stukken in één jaar worden opgevoerd als in ons land. „Per jaar worden ^"VctivifcitcM vóór Act toueelseijoen T J meent dus zeker gezien te hebben dat hij werd doodgeschoten „Ik blijf bij mijn bewering. Ik zag hoe hij als een hond werd neergeknald." „Apropos, kunt U zich het slachtoffer nog herinneren?" „Hij zag er zo uitgehongerd uit, dat zelfs zijn moeder hem niet zou herkennen." „Op de zesde rij van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag komt een brede gestalte overeind. „Eén mo ment jongens, ik geloof dat het beter zou zijn, wanneer de auditeur-militair wat meer reactie geeft in de rich ting van de verdediger. Joris, misschien wil jij nog even beginnen met die claus van...---" Joris Diels loopt opnieuw van links naar rechts, handen in de zakken, wenkbrauwen gefronst. „Tussen haakjes Joris, als jij met zoveel klem tot de getuige spreekt, zet je je voet op die verhoging. Dat is goed, maar die ver hoging is te laag. Als we hem nou een stukje hoger maken, klinkt de tekst nog indringender." Regisseur Jan Teulings, die met veerkrachtige tred het podium is opgesprongen, beziet de situatie nauwkeurig en geeft aanwijzingen aan de toneelmeester, die in de zaal is achtergebleven. „En dan de president. Niet al te ver beten, hè. Je voelt ergens, dat de verdediger gelijk heeft. Ja jongens, we beginnen opnieuw." Jan Teulings rent terug naar zijn plaats op de zesde rij. Vóór hem brandt een klein lampje. Een man in een gele stofjas loopt door het zijpad en lost op in de duisternis van de zaal. Boven in het kille theater klinkt de zachte zoemtoon van een stofzuiger. De Haagse Comedie repe teert. Het proces Andersenville van Saul Levitt krijgt gestalte op het schaars verlichte podium. Er wordt in tensief gewerkt. Zelfs de kleinste bijrol wordt niet over het hoofd gezien. Hij vormt een integrerend bestanddeel in het kolossale drama, dat hier stap voor stap wordt ingestudeerd. Doch niet alleen bij de Haagse Comedie, maar ook in alle andere toneelgezelschappen die ons land telt, heerst grote activiteit. Het is de traditionele activiteit, die voorafgaat aan ieder toneelseizoen. in Nederland 60 stukken uit gebracht over zes gezelschap pen verdeeld." Guus Oster lach te: „Sinds 1945 lees ik na ie der toneelseizoen in de krant: „Treurige balans van een mis lukt toneelseizoen." Men begrijpt niet, dat de keuze van het repertoire voor buiten landse gezelschappen veel ge makkelijker is dan voor ons. Laten we veronderstellen, dat er onder die 60 stukken 10 uitschie ters zijn, dan zijn die uitschieters over vijf gezelschappen verspreid. Ieder plaatselijk theater in Duits land kan zich tot die uitschieters bepalen. Men dient in te zien, dat indien er meer uitschieters waren geweest, bepaalde andere stukken van de zestig niet zouden worden opgevoerd. In Nederland zijn ze ér als de kippen bij om nieuwe stuk ken te lanceren. Wanneer men maar vermoedt, dat Tenessee Wil liams een nieuw stuk gaat schrij ven, hangt men al aan de lijn. Vandaar dat soms. van bepaalde stukken de eerste akte wordt ge kocht in afwachting van het hele stuk. En dan nog kan het een complete sof worden. Ter vergelijking met onze positie, kunt U Londen nemen, Avaar één stuk soms een he,el jaar in een theater speelt. Karl Guttmann, de nieuwe directeur-regisseur A-an „En semble", die op een internationale erA-aring kan bogen, zei hetzelfde. „Het is een gevecht om aan goe de stukken te komen. Een gevecht in de jungle. Die schaarste wordt boA'endien beAverkstelligd door het feit, dat een toneelschrijA-er slechts langzaam rijpt. Pijnlijke stilte BEPAALD somber is het beeld van de Nederlandse stukken die op de markt verschijnen. Zij zijn er nagenoeg niet. Na het succes van Cees Nooteboom, vorig jaar en Harry Mulisch is er weer een pijnlijke stilte ingetreden. Paul Steenbergen, regisseur van de Haagsche Comedie verklaarde ons: „Wij blijven op een Nederlands stuk hopen, ep als dat komt zullen wij zeker alle moeite doen om het opgevoerd te krijgen. Luisa Treves, dramaturge van „Ensemble" zei: „Vroeger was er te veel tendens dat alles uit het buitenland goed was. Daardoor kregen de schrijvers geen kans om de toneeltechniek te leren. Boven dien moesten zij met hun stukken gaan leuren. Herman Heyermans was zo verstandig dat niet te doen. Hij richtte voor zijn stukken een eigen gezelschap op. Er !s op het ogenblik voldoende talent aanwe zig. Behalve Nooteboom en Mu lisch zijn er nog Jan Staal, Hans Keuls. Deze talenten dienen ont wikkeld te worden. Het ligt in on ze bedoeling jonge Nederlandse litteratoren aan ons te binden. Aan de leden van de Vereniging van Nederlandse Toneelschrijvers zal vrij toegang worden verstrekt tot alle stukken van „Ensemble". De televisie begint één en ander ook in te zien. Men beseft daar nóg meerdan bij ons, dat het brengen van Nederlandse stukken een noodzaak is, wil men het gezin (dat in zijn eigen taal wenst te worden aangesproken) kunnen be-, naderen." Guus Öster merkte op', dat ons taal gebied te klein is om een aantal goede toneelschrijvers te kweken-. Hij sprak overigens als £ijn me ning uit, dat toneelschrijven niet te leren is. „Dat is een vak apart. Voor het scheppen van eèn ver beeldingswereld, moet een toneel schrijver net zo goed bij zijn ge boorte met talent, zijn uitgérust als een romanschrijver. Op het ogen blik zijn er nog te veel Neder landse stukken, die wel een dra matische A'orm hebben, maar die in feite toch niet als toneelstuk ken kunnen worden aangemerkt. Er wordt vaak zoveel in gepraat." GUUS OSTER ...nergens zoveel stukken iu één jaar. MN de aangeboden toneehver- /j ken dus schaars, de bezetting van de verschillende gezel schappen Jaat niets te wensen over, In bepaalde leringen meent men zelfs, dat het aantal acteurs, dat jaarlijks van de toneelscholen in Amsterdam, Arnhem en Maastricht afstudeert, te groot is. Jaarlijks wordt aan iedere, school door vijf leerlingen het einddiploma behaald. Dat zijn er dus 15 in totaal. Deze vijftien acteurs en actrices dienen OA'er zes gezelschappen te worden verdeeld. Ook dit jaar heeft zich een groot aantal verschuivingen voor gedaan. Vele acteurs achten het nuttig om de paar jaar een engagement bij 'n ander gezelschap te aanvaarden. Het is nuttig na verloop van en kele jaren in een ander klimaat te gaan werken, -dat mede kan bij dragen tot een verdere ontplooiing van het talent. De belangrijkste uitbreidingen zijn tot stand gekomen in Arnhem en Den Haag. De toneelgroep „Thea ter" is met twaalf nieuwe krach ten verrijkt, onder wie Lilly Bouw meester, Lo v. Hensbergen (van „Ensemble"), Liane Saalborn („En semble"), Coen Flink (van de Haagse Comedie), Annet Nieuwenhuyzen („Haagsche Comedie") en Kees Brus- se („Ensemble"). Van de onderschei dene toneelscholen werden drie ac teurs aangetrokken. De „Haagsche Comedie" heeft haar gezelsehaD uitgebreid met negen nieuwe acteurs, van wie wij noemen Leo de Hartogh (Rotterdams Toneel), Piet Romer („Puck"), Annie de Lange („Theater"), Annemarie Hei ligers en Carl van der Plas („Thea ter") en Ariette van Embden (een leerling van Peter Sjarow). Een nieuw gezicht in de Haagsche Co medie is verder Georgette Hage- doorn, die na jaren als cabaretière te zijn opgetreden, thans terugkeert tot haar oude liefde: het toneel. Guus Hermus en Andrea Domburg zijn verhuisd naar „Ensemble" en Elisabeth Andersen van de Haagsche Comedie heeft een engagement ge kregen bij het Rotterdams Toneel. Laatstgenoemd gezelschap staat thans onder directie van Ton Lutz en Abraham van der Vries. Ina van Faassen gaat het eind van het jaar naar „Ensemble". De toneelgroep Puck, die het vorige seizoen Henny Orry aan zich verbond, ziet haar ge zelschap het komend seizoen uitge breid met Sylvain Poons, Zeer stabiel is de Nederlandse Co medie gebleven. Hoe weinig het verloop is bij dit gezelschap wordt gedemonstreerd door het feit, dat de tragedie „Oom Wan ja", dat \rïer jaar geleden in première ging, nog altijd in de oorspronkelijke be zetting kan worden gespeeld. Waar schijnlijk AÏndt dit zijn oorzaak in de omstandigheid, dat de meeste ac teurs het een eer vind'cn om bij het eerste gezelschap van het land geën gageerd te zijn. Vier nieuwe acteurs werden aangetrokken, onder wie Wil van Seist en Arthur Boni. De verschillende gezelschappen mo gen zich verheugen in een brede on derlaag van een gerenommeerde jon ge garde, die beslist een garantie inhoudt voor de toekomst. De laatste tijd is er echter een gapende ruim te ontstaan in de leeftijdsgroep van 40 tot 60 jaar, In deze sector is het aantal beschikbare acteurs onrustba rend uitgedund, voelen nu eenmaal merkwaar dig scherp en zuiver en zij be zitten een vrijwel feilloos ge voel voor echt en onecht. Internationaal n haar succes beperkt zich overigens niet tot de wereld van het kind. Haar roman „Een mens tekort" is ook in de wereld der volwassenen goed ont vangen. En het zijn volwassenen geweest, die in 1957 haar kinder boek „De boten van Brakkëput" uitriepen tot het beste kinderboek van dat jaar. Haar succes beperkt zich ook al niet alleen tot ons land. De eervolle vermelding door de in ternationale jury voor de Hans Christian Andersen-prijs on derstreept duidelijk de waardering, die haar werk internationaal on dervindt. Miep Diekmann glimlacht even als ze daarover spreekt. Ja, natuurlijk is ze daar blij om. Niet alleen om de „eer" om bij de besten te horen en zeer zeker niet om de eA'enfcuele commerciële gevolgen, die dat heb ben kan. Ze verheugt er zich voor namelijk om, omdat het een erken ning van haar eigen inzichten vormt. Anders Ze herinnert zich niet precies meer, wanneer ze met schrij ven begonnen is, ze herinnert zich nog wel, dat ze als kind er reeds van droomde, Schrijfster te worden. En na haar eindexamen gymnasium is ze echt gaan schrij ven. Aanvankelijk boeken voor ou dere meisjes in het welhaast klas sieke genre. Maar zc wilde meer, ze wilde iets anders Dan valt er ineens een naam. de naam van een vrouw die naar haar gevoel de vernieuwing in de Nederlandse jeugdliteratuur heeft ingezet: Diet Kramer. De Bikkel, Roeland WestwoutHeerlijke boeken zijn dat. Dat was ook onge veer de weg, die zij wilde inslaan, de weg die ze ingeslagen is met haar De boten van Brakkëput, met haar Driemaal is scheepsrecht, haar jongste werk, een roman voor de oudere jeugd, die is ontstaan uit een uitnodiging van de Konink lijke Nederlandse Redersvereni ging om een lange boottocht te ma ken en een verhaal te schrijven over de zee. Realiteit Dat doet ze niet zomaar. Want Miep Diekmann wil zeer be wust haar boeken en A-erlia- len het stempel van de echtheid, de toets van het leven zelf meegeven. Daarom ook is ze blij, als ze de reactie van een kind verneemt, die na de laatste bladzijde wil. weten „hoe het nu verder gaat met Mat- thijs". Ze geeft haar boeken be wust een open einde, omdat ook het leven zelf open is, niet afgesloten En om dat loven zelf is liet Miep Diekmann te doen. Ze vertelt dat, gezeten in een mak kelijke stoel voor haar werktafel, met scherpe, resolute woorden. «„Het is heerlijk, juist voor kinderen te schrijven, voor kinde ren, die alles nog verwachten van het leven, voor wie je misschien de realiteit zó kunt belichten, dat ze er ook later nog iets aan hebben. Kinderen kun je als het ware nog leren zien en je kunt hen het ge voel geven, dat er iemand is, die - hen begrijpt Tekort opheffen Haar stem is heerlijk enthou siast. Zo enthousiast, dat la ter, op de stille gracht in het hart van Den Haag, waaraan zij woont, die woorden nog naklinken. En dan denk je aan die ene roman, die ze schreef en die de welhaast symbolische titel „Een mens te kort" draagt. Het is een dromerig en verstild verhaal, Avaaruït blijkt, dat ieder Aran ons eigenlijk op het beslissende moment in zijn leven een mens tekort komt, die naast hem staat, die hem begrijpt en die hem steunt. Miep Diekmann zou dat tekort, „Het menselijk tekort" zoals André Malraux het noemde, willen opheffen. Ze heeft gelijk. Het moet heerlijk zijn, voor kinde ren te Schrijven. Het moet heerlijk- zijn, zó voor kinderen te kunnen sclirijvèn Andersenprijs voor Nederlandse De internationale jury, die telkènjare beslist over de toekenning van de Hans Christiaan Andersen-prijs, heeft dit jaar de Nederlandse schrijfster van kinderboeken Miep Diekmann 'u eervolle ver melding gegeven, hetgeen in de Nederlandse literatuur een ver schijnsel is, dat tot de uitzon deringen behoort, omdat inter nationale jury's ATijwel geen mogelijkheden hebben om ken nis te nemen van werken in de Nederlandse taal geschreA-en. Naar aanleiding van deze eer volle vermelding heeft één on zer medewerkers een gesprek gehad met de schrijfster, dat wij hierbij afdrukken. Miep Diekmann bracht een deel van haar jeugd door in Curasao, waar een deel van haar oeuvre zich dan ook afspeelt. Na haar eindexamen gymnasium werkte ze enige tijd in de journalistiek, tot ze enige jaren geleden besloot zich geheel aan de letteren te wijden. Haar kinderboek „De boten van Brakkëput" inmiddels ver taald in het Frans, Duits en Engels, terwijl een Spaanse vertaling in voorbereiding is werd in 1957 bekroond als het beste Nederlandse kinderboek van dat jaar. Ze woont en werkt in Den Haag, waar we een gesprek met haar hadden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 9