„Rennen zonder richting": een
gevecht van man en auto
Toneelgezelschappen werken hard aan
hun nieuwe repertoire
EEN NOGAL DROOG EN KLEURLOOS DEBUUT
Letterkundige kroniek
door IIAÏS WARREN
A'
„Hel is heerlijk voor kinderen te schrijven'
openLeid aw humor
Kinderen weten:
Ze is zoals
ze schrijft
VERSCHUIVINGEN IN TABLEAU DE LA TROUPE
Concurrentie door schaarste aan stukken
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Anion Kloppers werkte een
origineel gegeven uit
Wanneer een niet meer zo piepjon
ge schrijver (Kloppers, de au
teur over «ie het hier gaat,
werd in 1919 geboren) ua een paar li
teraire aanlopen debuteert met een
korte, geserreerde roman, mogen do
verwachtingen uiteraard gespannen
zijn. Van een zeer jong debutant kan
men veel door d'e vingers zien, of hij
nu te ontboezemend, te hartstochte
lijk, te quasi-gedesillusioneerd en
hard, of wat dan ook is. Het is dan
ook veelal mogelijk, te zeggen of er
al dan niet iets in het werk steekt.
Bij een veertigjarige is dat moeilij
ker. Een man of een vrouw van die
leeftijd, die dus meestal reeds een
goede levenservaring achter de rug
hebben, kunnen als ze stijl, literaire
aanleg en artistiek inzicht hebben,
zéér wel een geslaagd boek schrijven
zonder dat we nu direct aan een nieu
we ster hoeven te denken, (trouwens,
als die verscliijnt merkt men liet
wel). Zij hebben de leeftijd bereikt
waarop men wat wijsgeriger tegen
over 't leven is komen te staan; zij
zijn oud genoeg om met Jn zekere dis
tantie, zo geen scepsis, de jeugdidea
len en jeugdliefdes te memoreren, en
A'eelal nog niet oud genoeg om wer
kelijke conclusies te trekken. Ook zij
leven vaak nog steeds in het teken
Aan uitstel, experimenteren nog, en
kunnen daarom nog alle kanten uit.
Zo'n geval is het met het boek van
Anton Kloppers „Rennen zonder rich
ting" de titel zegt het al.
M'w -
eens iets voortreffelijks, moge
lijk hoort men nauwelijks meer
van hem. Zijn roman is droog en dor,
en vaag als zijn hoofdpersoon Baten
burg, die afdelingschef is in een be
drijf. Dat wil niet zeggen ongevoe
lig; er schuilt onder de laconieke, ont
luisterende toon zelfs heel wat oud
zeer en soms wat poëzie. Maar wat
dit boek zo mist is leven, warmte,
een sprank coloriet of enthousiasme,
voor wat dan ook. Geen enkel zintuig
wordt door dit proza geprikkeld; men
proeft niets, voelt niets, ruikt niets,
ziet nauwelijks iets, en ook de fanta
sie wordt niet in het werk gesteld.
Zelfs het beroep dat er op ons ver
stand gedaan wordt is heel beschei
den. Batenburg, de „ik" uit het boek,
nietonsympathiek maar kleurloos,
timmert niet erg hoog en geeft, wan
neer hij een probleem aansnijdt, grif
toe dat hij er niet uitkomt. Had zijn
schepper deze geesteshouding op een
andere manier nog enig reliëf gege-
A'en, dan had men er vrede mee; nu
lijkt hét er te A'aak op alsof ook de
schrijver zelf er niet uit kon komen,
wat natuurlijk wel niet zo is, maar
dat de schijn gewekt wordt, is onbe
vredigend.
Kortom: een nog al saai en grijs
boek dat blijkens de titel -f-
nergens heen leidt, zult ge den
ken, en inderdaad, enthousiasme
kunnen we er niet voor opbrengen.
Waardering wel. Waardering aller
eerst voor het het gehalte: het werk
heeft peil, geestelijke allure. Waarde
ring voorts voor het ongebruikelijke
gegeven. Het is origineel van ver
wikkeling: het geeft de vrijage weer
van een mens met een machine. Ba-
tenburg, een verstokte vrijgezel,
heeft zich nooit erg voor de techniek
geïnteresseerd tot hij op een goede
dag door een ingenieus toestel in een
etalage geïntrigeerd wordt en zich
bezig gaat houden met het probleem
van de techniek. Wat hem vooral
treft, is het slechte gebruik dat er
gemaakt wordt van geniale vindin
gen, de „wanverhouding tussen het
technische wonder op zichzelf en de
toepassing ervan in het dagelijks le
ven". („Wat wil je daar mee zeg
gen vraagt prompt een \riend, „dat
we ons moeten gaan bezinnen op de
kwaliteit van onze radioprogramma's
omdat bezoedelen er de nagedachtenis
van Mareonie mee?").
Is jongen had Batenburg vaak
een buurman geholpen die
graag knutselde. Die allerlei ap
paraten A'ervaardigde uit lust tot ma
ken; wanneer ze eenmaal werkten,
interesseerden zij hem niet meer, en
of je er eventueel iets mee doen kon
kwam er voor hem niet op aan. Op
een goede dag erft Batenburg van
een tante een halve ton. Twintig mil
le daarvan gebruikt hij voor het aan
schaffen van een Duitse sportwagen,
en het is de confrontatie van de man
met deze vorm van het „technische
wonder", het vechten er mee, het
spelen, het overwinnen en in bezit ne
men, die de waarde aan dit eigenaar
dige boek geeft. In wezen is deze wa
gen nimmer een A'ervulling voor hem.
Het is als een symbool van de moder
ne mens. De wagen is slechts een tij
delijk avontuur hij en de auto ja-
{jen elkander voort. Hij raast'er doel-
oos, „zonder richting" mee over de
wegen; de „toepassing" en het „Avon-
iler" staan ook hier heel scheef tot
elkaar in verhouding. Hij kan oA'eral
en nergens heen het is een voos,
zinloos spel.
Hït is begonnen, zo 'weet ik nu,
met de leegte waar ik van tijd
tot tijd voor kwam te staan,
met de vraag die zich aan me op
drong: waarheen? En al deed dat er
aanvankelijk helemaal niet toe, op
den duur ging het toch hinderen, stel
de de vraag zich telkens weer en
steeds dringender. Het was of ik de
voosheid van het spel dat ik speelde
de zinsloosheid ervan net zolang ver
legd had tot de uiterste grens was
bereikt. En ik geloof ook wel dat ik
ben afgezakt. Ik begon bij het hoog
ste, namelijk door de overbodigheid
van het ding waar het om ging voor
op te stellen, alleen maar met een
kunstzinnig oog te kijken, me niet
afvragend wét ik eigenlijk zag en
waartoe het bestond. Daarne trad er
dacht ik tenminste een verrui
ming in: als bezitter en verbruiker
van de auto schiep ik nieuwe moge
lijkheden door iets dat zijn zin eerst
uitsluitend in zichzelf had gevonden,
toch ergens voor te laten bestaan, het
een emplooi te geven of eigenlijk
deed het dat zelf. Maar ook dit em
plooi moest op zijn beurt weer ergens
toe leiden, de een of andere zaak die
nen, een doel in het vooruitzicht stel
len. En daar had ik dan tenslotte het
niets bereikt en stond ik opnieuw aan
een begin. Het enige verschil was het
hoogteverlies, gekelderd als het
grootindustriële kunstprodukt waar
alles om te doen was geweest, ineens
bleek te zijn" (pag. 128).
Zo overweegt Batenburg, en doet
de wagen dan van de hand,
maar en dit geeft het boek
een wonderlijke slot-wending: bij de
eerste de beste gelegenheid geeft hij,
trappelend van ongeduld, het restant
van zijn erfenis uit voor een nóg
duurdere sportauto. Hij stelt dus ver
der uit romantechnisch is dit slot
onbevredigend, omdat het iets van
een grapje, een vlucht heeft; de opzet
is ineens losjes, men komt nergens te
recht. Enkele bladzijden getuigen van
een groot talent. Zo is de passage
met het schoolmeisje dat Batenburg
mee uitneemt in de wagen zonder
voorbehoud prachtig; zeer goed is ook
het conflict na de op de voorruit ver
morzelde spreeuw. Doch enkele van
zulke pagina's maken nog geen goed
boek.
Anton Kloppers: Rennen zonder rich
ting. Querido, Amsterdam.
Ze heeft in haar levendige,
flitsende en opmerkza
me grijsgroene ogen de open
blik van een mens, die ge
wend is aan het spel van
ruimten en verten; ze heeft
de snel reagerende, spitse
geest van een jurist, de lan
ge, slanke handen van een
pianiste, de verstilde glim
lach van een filosoof en ze
bezit dat mild gevoel' voor
humor, dat het kenmerk en
stempel van een wijs mens
is. Er is niets artistiekerigs
aan haar, niets dat doet ver
moeden dat zij sfchrijft. Of
misschien toch-"...?
Want wie het werk van Miep
Diekmann kent, weet dat al deze
eigenschappen zich daarin weer
spiegelen. Dat werk wordt geken
merkt door dezelfde openheid en
onbekrompenheid, die in haar ogen
blinkt, dat werk wordt gedragen
door de beeldende, verhelderende
details, die haar scherpe intellect
ontdekt, door haar bijkans muzika
le beheersing van de taal en vooral
door haar o, zegen in dit zwaar
wichtig land! milde en begrij
pende numor. Een humor, die ner
gens gezocht of gekunsteld is,
maar die een enkel detail even fel
belicht, om ons een stille glimlach
te ontlokken om de poetsen, die het
leven zelf ons bakt.
Echt
Wie in. haar statige, hoge
werkkamer in Den Haag,
ze woont, vindt ze, in een
heerlijk huis waarin naast
liet brede, grote bureau dat
dwars voor het raam staat,
MIEP DIEKMANN
kinderen het gevoel geven, dat
er iemand is die hen begrijpt...
vooral de kleurige ruggen van
de boeken domineren, met haar
spreekt en kijkt naar haar
smalle, beweeglijke en expres
sieve gezicht verwondert zich
niet over deze kwaliteiten in
haar werk. Dat alles maakt im
mers een integrerend deel van
haar wezen uit. Miep Diekmann
is precies zoals ze schrijft, of
liever ze Schrijft precies zoals
ze is. En dat is misschien wel
het grootste compliment dat
een kunstenaar ooit kan krij
gen: echt zichzelf zijn in zijn
werk.
Mogelijk is ook dat het geheim
van haar succes, want kinderen
ONS LAND telt zes toneelge
zelschappen. Deze veelheid
brengt met zich mee, dat vooral
op het vlak van het repertoire
een enorme concurrentie be
staat, vooral nu het aantal aan
geboden stukken op de interna
tionale toneelmarkt zeer
schaars is. Guus Oster, direc
teur van de Nederlandse Come-
die vertelde ons, dat nergens
ter wereld zoveel stukken in
één jaar worden opgevoerd als
in ons land. „Per jaar worden
^"VctivifcitcM vóór Act toueelseijoen
T J meent dus zeker gezien te hebben dat hij werd
doodgeschoten „Ik blijf bij mijn bewering. Ik
zag hoe hij als een hond werd neergeknald." „Apropos,
kunt U zich het slachtoffer nog herinneren?" „Hij zag
er zo uitgehongerd uit, dat zelfs zijn moeder hem niet
zou herkennen."
„Op de zesde rij van de Koninklijke Schouwburg in
Den Haag komt een brede gestalte overeind. „Eén mo
ment jongens, ik geloof dat het beter zou zijn, wanneer
de auditeur-militair wat meer reactie geeft in de rich
ting van de verdediger. Joris, misschien wil jij nog even
beginnen met die claus van...---"
Joris Diels loopt opnieuw van links naar rechts, handen
in de zakken, wenkbrauwen gefronst. „Tussen haakjes
Joris, als jij met zoveel klem tot de getuige spreekt, zet
je je voet op die verhoging. Dat is goed, maar die ver
hoging is te laag. Als we hem nou een stukje hoger
maken, klinkt de tekst nog indringender." Regisseur
Jan Teulings, die met veerkrachtige tred het podium
is opgesprongen, beziet de situatie nauwkeurig en geeft
aanwijzingen aan de toneelmeester, die in de zaal is
achtergebleven. „En dan de president. Niet al te ver
beten, hè. Je voelt ergens, dat de verdediger gelijk heeft.
Ja jongens, we beginnen opnieuw."
Jan Teulings rent terug naar zijn plaats op de zesde rij.
Vóór hem brandt een klein lampje. Een man in een gele
stofjas loopt door het zijpad en lost op in de duisternis
van de zaal. Boven in het kille theater klinkt de zachte
zoemtoon van een stofzuiger. De Haagse Comedie repe
teert. Het proces Andersenville van Saul Levitt krijgt
gestalte op het schaars verlichte podium. Er wordt in
tensief gewerkt. Zelfs de kleinste bijrol wordt niet over
het hoofd gezien. Hij vormt een integrerend bestanddeel
in het kolossale drama, dat hier stap voor stap wordt
ingestudeerd. Doch niet alleen bij de Haagse Comedie,
maar ook in alle andere toneelgezelschappen die ons
land telt, heerst grote activiteit. Het is de traditionele
activiteit, die voorafgaat aan ieder toneelseizoen.
in Nederland 60 stukken uit
gebracht over zes gezelschap
pen verdeeld." Guus Oster lach
te: „Sinds 1945 lees ik na ie
der toneelseizoen in de krant:
„Treurige balans van een mis
lukt toneelseizoen."
Men begrijpt niet, dat de keuze
van het repertoire voor buiten
landse gezelschappen veel ge
makkelijker is dan voor ons.
Laten we veronderstellen, dat er
onder die 60 stukken 10 uitschie
ters zijn, dan zijn die uitschieters
over vijf gezelschappen verspreid.
Ieder plaatselijk theater in Duits
land kan zich tot die uitschieters
bepalen. Men dient in te zien, dat
indien er meer uitschieters waren
geweest, bepaalde andere stukken
van de zestig niet zouden worden
opgevoerd. In Nederland zijn ze ér
als de kippen bij om nieuwe stuk
ken te lanceren. Wanneer men
maar vermoedt, dat Tenessee Wil
liams een nieuw stuk gaat schrij
ven, hangt men al aan de lijn.
Vandaar dat soms. van bepaalde
stukken de eerste akte wordt ge
kocht in afwachting van het hele
stuk. En dan nog kan het een
complete sof worden.
Ter vergelijking met onze positie,
kunt U Londen nemen, Avaar één
stuk soms een he,el jaar in een
theater speelt. Karl Guttmann, de
nieuwe directeur-regisseur A-an „En
semble", die op een internationale
erA-aring kan bogen, zei hetzelfde.
„Het is een gevecht om aan goe
de stukken te komen. Een gevecht
in de jungle. Die schaarste wordt
boA'endien beAverkstelligd door het
feit, dat een toneelschrijA-er slechts
langzaam rijpt.
Pijnlijke stilte
BEPAALD somber is het beeld
van de Nederlandse stukken
die op de markt verschijnen.
Zij zijn er nagenoeg niet. Na het
succes van Cees Nooteboom, vorig
jaar en Harry Mulisch is er weer
een pijnlijke stilte ingetreden. Paul
Steenbergen, regisseur van de
Haagsche Comedie verklaarde ons:
„Wij blijven op een Nederlands
stuk hopen, ep als dat komt zullen
wij zeker alle moeite doen om het
opgevoerd te krijgen.
Luisa Treves, dramaturge van
„Ensemble" zei: „Vroeger was er
te veel tendens dat alles uit het
buitenland goed was. Daardoor
kregen de schrijvers geen kans om
de toneeltechniek te leren. Boven
dien moesten zij met hun stukken
gaan leuren. Herman Heyermans
was zo verstandig dat niet te doen.
Hij richtte voor zijn stukken een
eigen gezelschap op. Er !s op het
ogenblik voldoende talent aanwe
zig. Behalve Nooteboom en Mu
lisch zijn er nog Jan Staal, Hans
Keuls. Deze talenten dienen ont
wikkeld te worden. Het ligt in on
ze bedoeling jonge Nederlandse
litteratoren aan ons te binden.
Aan de leden van de Vereniging
van Nederlandse Toneelschrijvers
zal vrij toegang worden verstrekt
tot alle stukken van „Ensemble".
De televisie begint één en ander
ook in te zien. Men beseft daar
nóg meerdan bij ons, dat het
brengen van Nederlandse stukken
een noodzaak is, wil men het gezin
(dat in zijn eigen taal wenst te
worden aangesproken) kunnen be-,
naderen."
Guus Öster merkte op', dat ons taal
gebied te klein is om een aantal
goede toneelschrijvers te kweken-.
Hij sprak overigens als £ijn me
ning uit, dat toneelschrijven niet
te leren is. „Dat is een vak apart.
Voor het scheppen van eèn ver
beeldingswereld, moet een toneel
schrijver net zo goed bij zijn ge
boorte met talent, zijn uitgérust als
een romanschrijver. Op het ogen
blik zijn er nog te veel Neder
landse stukken, die wel een dra
matische A'orm hebben, maar die
in feite toch niet als toneelstuk
ken kunnen worden aangemerkt.
Er wordt vaak zoveel in gepraat."
GUUS OSTER
...nergens zoveel stukken
iu één jaar.
MN de aangeboden toneehver-
/j ken dus schaars, de bezetting
van de verschillende gezel
schappen Jaat niets te wensen over,
In bepaalde leringen meent men
zelfs, dat het aantal acteurs, dat
jaarlijks van de toneelscholen in
Amsterdam, Arnhem en Maastricht
afstudeert, te groot is. Jaarlijks
wordt aan iedere, school door vijf
leerlingen het einddiploma behaald.
Dat zijn er dus 15 in totaal. Deze
vijftien acteurs en actrices dienen
OA'er zes gezelschappen te worden
verdeeld.
Ook dit jaar heeft zich een groot
aantal verschuivingen voor gedaan.
Vele acteurs achten het nuttig om
de paar jaar een engagement bij 'n
ander gezelschap te aanvaarden.
Het is nuttig na verloop van en
kele jaren in een ander klimaat
te gaan werken, -dat mede kan bij
dragen tot een verdere ontplooiing
van het talent.
De belangrijkste uitbreidingen zijn
tot stand gekomen in Arnhem en
Den Haag. De toneelgroep „Thea
ter" is met twaalf nieuwe krach
ten verrijkt, onder wie Lilly Bouw
meester, Lo v. Hensbergen (van
„Ensemble"), Liane Saalborn („En
semble"), Coen Flink (van de Haagse
Comedie), Annet Nieuwenhuyzen
(„Haagsche Comedie") en Kees Brus-
se („Ensemble"). Van de onderschei
dene toneelscholen werden drie ac
teurs aangetrokken.
De „Haagsche Comedie" heeft haar
gezelsehaD uitgebreid met negen
nieuwe acteurs, van wie wij noemen
Leo de Hartogh (Rotterdams Toneel),
Piet Romer („Puck"), Annie de
Lange („Theater"), Annemarie Hei
ligers en Carl van der Plas („Thea
ter") en Ariette van Embden (een
leerling van Peter Sjarow). Een
nieuw gezicht in de Haagsche Co
medie is verder Georgette Hage-
doorn, die na jaren als cabaretière
te zijn opgetreden, thans terugkeert
tot haar oude liefde: het toneel.
Guus Hermus en Andrea Domburg
zijn verhuisd naar „Ensemble" en
Elisabeth Andersen van de Haagsche
Comedie heeft een engagement ge
kregen bij het Rotterdams Toneel.
Laatstgenoemd gezelschap staat
thans onder directie van Ton Lutz
en Abraham van der Vries. Ina van
Faassen gaat het eind van het jaar
naar „Ensemble". De toneelgroep
Puck, die het vorige seizoen Henny
Orry aan zich verbond, ziet haar ge
zelschap het komend seizoen uitge
breid met Sylvain Poons,
Zeer stabiel is de Nederlandse Co
medie gebleven. Hoe weinig het
verloop is bij dit gezelschap
wordt gedemonstreerd door het feit,
dat de tragedie „Oom Wan ja", dat
\rïer jaar geleden in première ging,
nog altijd in de oorspronkelijke be
zetting kan worden gespeeld. Waar
schijnlijk AÏndt dit zijn oorzaak in
de omstandigheid, dat de meeste ac
teurs het een eer vind'cn om bij het
eerste gezelschap van het land geën
gageerd te zijn. Vier nieuwe acteurs
werden aangetrokken, onder wie Wil
van Seist en Arthur Boni.
De verschillende gezelschappen mo
gen zich verheugen in een brede on
derlaag van een gerenommeerde jon
ge garde, die beslist een garantie
inhoudt voor de toekomst. De laatste
tijd is er echter een gapende ruim
te ontstaan in de leeftijdsgroep van
40 tot 60 jaar, In deze sector is het
aantal beschikbare acteurs onrustba
rend uitgedund,
voelen nu eenmaal merkwaar
dig scherp en zuiver en zij be
zitten een vrijwel feilloos ge
voel voor echt en onecht.
Internationaal
n haar succes beperkt zich
overigens niet tot de wereld
van het kind. Haar roman
„Een mens tekort" is ook in de
wereld der volwassenen goed ont
vangen. En het zijn volwassenen
geweest, die in 1957 haar kinder
boek „De boten van Brakkëput"
uitriepen tot het beste kinderboek
van dat jaar. Haar succes beperkt
zich ook al niet alleen tot ons land.
De eervolle vermelding door de in
ternationale jury voor de Hans
Christian Andersen-prijs on
derstreept duidelijk de waardering,
die haar werk internationaal on
dervindt.
Miep Diekmann glimlacht even als
ze daarover spreekt. Ja, natuurlijk
is ze daar blij om. Niet alleen om
de „eer" om bij de besten te horen
en zeer zeker niet om de eA'enfcuele
commerciële gevolgen, die dat heb
ben kan. Ze verheugt er zich voor
namelijk om, omdat het een erken
ning van haar eigen inzichten
vormt.
Anders
Ze herinnert zich niet precies
meer, wanneer ze met schrij
ven begonnen is, ze herinnert
zich nog wel, dat ze als kind er
reeds van droomde, Schrijfster te
worden. En na haar eindexamen
gymnasium is ze echt gaan schrij
ven. Aanvankelijk boeken voor ou
dere meisjes in het welhaast klas
sieke genre. Maar zc wilde meer,
ze wilde iets anders
Dan valt er ineens een naam. de
naam van een vrouw die naar
haar gevoel de vernieuwing in de
Nederlandse jeugdliteratuur heeft
ingezet: Diet Kramer. De Bikkel,
Roeland WestwoutHeerlijke
boeken zijn dat. Dat was ook onge
veer de weg, die zij wilde inslaan,
de weg die ze ingeslagen is met
haar De boten van Brakkëput, met
haar Driemaal is scheepsrecht,
haar jongste werk, een roman voor
de oudere jeugd, die is ontstaan
uit een uitnodiging van de Konink
lijke Nederlandse Redersvereni
ging om een lange boottocht te ma
ken en een verhaal te schrijven
over de zee.
Realiteit
Dat doet ze niet zomaar. Want
Miep Diekmann wil zeer be
wust haar boeken en A-erlia-
len het stempel van de echtheid, de
toets van het leven zelf meegeven.
Daarom ook is ze blij, als ze de
reactie van een kind verneemt, die
na de laatste bladzijde wil. weten
„hoe het nu verder gaat met Mat-
thijs". Ze geeft haar boeken be
wust een open einde, omdat ook het
leven zelf open is, niet afgesloten
En om dat loven zelf is liet Miep
Diekmann te doen.
Ze vertelt dat, gezeten in een mak
kelijke stoel voor haar werktafel,
met scherpe, resolute woorden.
«„Het is heerlijk, juist voor
kinderen te schrijven, voor kinde
ren, die alles nog verwachten van
het leven, voor wie je misschien de
realiteit zó kunt belichten, dat ze
er ook later nog iets aan hebben.
Kinderen kun je als het ware nog
leren zien en je kunt hen het ge
voel geven, dat er iemand is, die -
hen begrijpt
Tekort opheffen
Haar stem is heerlijk enthou
siast. Zo enthousiast, dat la
ter, op de stille gracht in het
hart van Den Haag, waaraan zij
woont, die woorden nog naklinken.
En dan denk je aan die ene roman,
die ze schreef en die de welhaast
symbolische titel „Een mens te
kort" draagt. Het is een dromerig
en verstild verhaal, Avaaruït blijkt,
dat ieder Aran ons eigenlijk op het
beslissende moment in zijn leven
een mens tekort komt, die naast
hem staat, die hem begrijpt en die
hem steunt. Miep Diekmann zou
dat tekort, „Het menselijk tekort"
zoals André Malraux het noemde,
willen opheffen. Ze heeft gelijk.
Het moet heerlijk zijn, voor kinde
ren te Schrijven. Het moet heerlijk-
zijn, zó voor kinderen te kunnen
sclirijvèn
Andersenprijs voor
Nederlandse
De internationale jury, die
telkènjare beslist over de
toekenning van de Hans
Christiaan Andersen-prijs,
heeft dit jaar de Nederlandse
schrijfster van kinderboeken
Miep Diekmann 'u eervolle ver
melding gegeven, hetgeen in de
Nederlandse literatuur een ver
schijnsel is, dat tot de uitzon
deringen behoort, omdat inter
nationale jury's ATijwel geen
mogelijkheden hebben om ken
nis te nemen van werken in de
Nederlandse taal geschreA-en.
Naar aanleiding van deze eer
volle vermelding heeft één on
zer medewerkers een gesprek
gehad met de schrijfster, dat
wij hierbij afdrukken.
Miep Diekmann bracht een
deel van haar jeugd door
in Curasao, waar een deel
van haar oeuvre zich dan ook
afspeelt. Na haar eindexamen
gymnasium werkte ze enige
tijd in de journalistiek, tot ze
enige jaren geleden besloot
zich geheel aan de letteren te
wijden.
Haar kinderboek „De boten van
Brakkëput" inmiddels ver
taald in het Frans, Duits en
Engels, terwijl een Spaanse
vertaling in voorbereiding is
werd in 1957 bekroond als het
beste Nederlandse kinderboek
van dat jaar.
Ze woont en werkt in Den
Haag, waar we een gesprek
met haar hadden.