CORSICA.... gelukzalig eiland Hoe het veranderde en hoe het zichzelf gelijk bleef WIERZIEB met CORSICA Vóór CORSICA. Het Air Fran- ce-vliegtuig bleek al weken geleden besproken-uitverkocht te zijn, het geen betekende dat de overtocht CöteCalvi gevaren moest worden. Dat betekende dus óók een avond en een nacht overblijven in Nice. De zogenaamde Cöte d'Azur bleek niet veranderd, behalve dat er (zo mogelijk) nóg meer mensen op en bij elkaar hokten dan twee jaar geleden. Én er was nóg meer neon en nóg meer publiciteit over weer nieuwe dranken. Er waren ook weer meer auto's. Viert dan wérkelijk half-Europa vakantie aan de zuid kust? door Anthony van Kampen Ue baai van Calvi is nocj éven verdroomd als allijd. Kallisté, de laatste vluchthaven van Ulysses ZATERDAG 17 SEPTEMBER. 1960 P 'tOV I N VI A LJS ZtlWUWSUl (J O U ti A T 11 De cöte, laatste halte Die avond is de zee zwart-blauw en de hemel vol verwaaid rossig schuim. De wind heeft de kracht van een passaat In werkelijkheid is het een staartje van een mistral. Een onrustige, nerveus "makende wind. WAWAVl Het strand is, ondanks de avond, nog- vol toeristen, die blijkbaar niet Kunnen scheiden van de zee. Het vertrouwde beeld: ultra-kor te shorts en miniatuur-bikini's wat de dames betreft. .Bruin bijna zwartgeblakerd© mannen. Een nogal realistische expositie van menselijk naakt. Van zeer veel schoons. Maar óók van figuren, die men graag met enige mantels der liefde bedekt zag. Maar goeddat is de Cóte. Later, in de stad, waaien gesprekflarden op de terrasjes naar ons toe. Wat be sproken wordt is volmaakt onbelangrijk. Sport. De verkiezing van de een of an dere Miss Zus Zo. Over Gi'aeia en Rai nier, die tot in lengte van jaren gesprek stof zullen blijven leveren. Over Garbo, die in Cap d'Ail woont en halstarrig wei gert haar anonimiteit prijs te geven, dank zij een dwaas, klein petje en een formidabele zonnebril. Soraya is er. En Nat King Cole. En Callas met Onassis. Iedereen zegt dat ze gaan trouwen, be halve Onassis zelf. Men vraagt zich zo'n avond af: wie is er eigenlijk niet aan de Cóte. Het is allemaal uitzonderlijk onbelangrijk, zoals de hele Cöte eigenlijk onbelangrijk ge worden is. Het moet er vroeger, in de ,.gay ninetees", heel plezierig zijn geweest, maar dat is lang geleden. Nu is het alleen nog maar een machtig lunapark, een immense kennis, alles gelakt en gevernist. Niets is er echt aan de Cóte, op de bergen na, de zee en de hemel. Het is er duur en het wordt nog steeds duurder. Desondanks verschijnt de werkelijke arristocratie hier niet meer. Hier verschijnen filmsterren en gegoede zaken lieden, de arrivé en de nouveau riche. Men noemt de Cöte nog steeds een blauwe sire- fce, maar de sirene kreeg rimpels en verwelk te met het jaar. Alle middelen der toeristi sche kosmetiek zijn nodig om de illustere illusie van voorheen in stand te houden. De illusie van een namaak-Elysium, welks voornaamste trekkers zijn: zee, zon en zon de. Wie niet blind is ziet een nogal triest beeld van nabloei en decadence. Ik neem er snel en zonder spijt afscheid van. Die dag brengt de „Napoleon" van de Com pagnie Générale Transatlantique me in zes uur naar Calvi op Corsica. Een mooi schip en een goed schip. De officieren lopen in uniformen, zó wit, dat ze levende adverten ties voor een bepaald wasmiddel Iconden zijn'. En het goud op het wit lijkt puur-gedolven. Over de service kan men beter zwijgen. Zo eigens de „Franse slag" een kans krijgt en welig tiert dan aan boord van deze schepen. De „Napoleon" is afgestampt met toeristen, die op de een of andere manier maar aan een ligstoel moeten zien té komen. Een zit plaats is namelijk niet in de passageprijs begrepen. En je moet er een hebben, want het dek wordt soms zo heet, dat je er een ei snel op kan bakken. Aan boord Fransen, Oostenrijkers, Engelsen en wat Amerikanen. De Oostenrijkers reizen in clubverband en hebben de 6 uur die de overtocht duurt hard nodig om hun hele na tionale liederenrepertoire te zingen. Alle maal liederen over bergen en meren, heuve len en dalen. En over liefde, die versmaad werd. Het mistral-staartje is nog steeds merkbaar en tempert de hitte wat. Na vijf uur komt men echter tot de conclusie, dat vliegen toch wel sneller en comfortabeler gaat. HET IS SCHEMERAVOND als we me ren. Het oude, zeer vertrouwde beeld van vijf jaar geleden, toen ik hier voor het laatst was. De baai van Calvi is nog even verdroomd als altijd. Het waterfront, de ka de, nog precies hetzelfde antieke piraten- nest. Op de stenen de vissers, zittend op hun netten, of leunend tegen de paniers, de kor ven waarmee ze op langouste vissen. De mu ren der huizen oud en verweerd. En over en boven dat alles dominerend, groots en ge weldig, de Citadel van Calvi, oer-oude burcht, gebouwd in het grijs verleden. De muren aangevreten door de tijd, de Mistral en de verzengende hitte der Corsicaanse zon. Op iedere vierkante meter van die de hemel instormende muren de signatuur van het verleden. Muren, gehavend, gekerfd en door groefd door een opeenvolging van eeuwen. Muren, die heel dat kleine stadje beheersen. Zich Calvi voor te stellen zonder de Citadel is net zo onmogelijk als Amsterdam zonder het U. De eerste avond in Calvi. We doen wat we er altijd het eerst deden: de Citadel op. Die avond doet hij me meer dan ooit denken aan een stuk decor voor een woeste scène uit een Wagneropera. Een decor, bestaande uit een wirwar van steegjes en straatjes. In de spe lonken wonen mensen, soms dertig, veertig meter hoog. Grotbewoners, de levende have van de Citadel. Vanavond doet hij me den ken aan een soort flatgebouw uit de middel eeuwen. De stijl Een combinatie van Moor se, Romaanse, Gothische en nog andere stij len. Iedere generatie bouwde er aan, het geen nodig was omdat er nooit een tijd was dat Coi'sica niet door een andere natie be laagd werd. Dat begon al in de oudheid met de Grieken en het ir nóg zo (vertellen U de Corsicanen). Corsica vormt dan wel een Frans departementnu jamaar het zijn geen Fransen, die daar wonen. Wat dan wél Corsicanen Vraag me niet, wat nu precies een Corsi- caan is. Waarschijnlijk een vreemde, duistere mixture van Italianen, Fransen, Spanjaarden, Grieken, plus nóg enkele bloed-bijvoegingen. Ze houden niet van Frankrijk, zeggen ze. Vandaar dat heel wat Corsicanen NON op de rotsen van dit eiland schreven, toen De Gaulle hun laatst vroeg z'n politiek met ja of nee te bekrachtigen. (Waarbij men dan echter niet moet vergeten, dat Corsicanen gebo ren nee-zeggers zijn; met name tegen Frankrijk en de Fransen.) De Citadel. Ergens in die enorme muren is, lang geleden, een steen gemetseld, die ver meldt, dat daar, achter die steen, Columbus werd geboren. Als men dan de moed heeft voorzichtig op te merken, dat men meende dat 's mans wieg eenmaal in Genua stond, blijkt dat men een perfide, laaghartige op merking heeft gemaakt, die eensdeels op wangunst berust, anderzijds een frappante demonstratie vormt van uw tekort aan his torisch inzicht. Natuurlijk werd Columbus hier geboren! Hij ontdekte de nieuwe wereld en vervolgens kwam Napoleon, eveneens op Corsica geboren, om de óude wereld naar zijn inzicht te verdelen. Ze vertellen U dat, de Corsicanen, alsof het een soort groot scheepse herverkaveling van een werelddeel betrof. Columbus en Napoleonbeidend) zonen van Corsica. Hebben de Corsicanen van anno 1960 dus niet het recht hun eiland als de navel der wereld te zien? Hoe zou die.wereld er uit zien zonder Corsicanen? (Als het gesprek zover is gekomen, is men minstens aan z'n derde glas wijn toe en gelooft U het verder wel). Wat waar is, dat is dat Bonaparte hier. in de Citadel, onderdook, en zich daar voorbe- kaart, die m'n komst vermeldde. Hij ont vangt me als de verloren zoon. Tao ziet er goed uit, hetgeen naar ik hoor een jaar geleden beslist niet het geval was. Maar z'n zorgen zijn nu voorbij: hij trouwde met de Corsicaanse vrouw die al jaren de moeder van zijn kinderen was. We drinken daarop. Geen wijn, maar pastis. Het is m'n eerste glas sinds de aankomst. De pastis smaakt nog even zoet en onschuldig-als al tijd, dit zusje van de absint, en is nog even verraderlijk voor hen die géén Corsicaan zijn. Ze zeggen dat alle kruiden, alle geuren alle dromen van de maquis (de wildernis van Corsica) in de pastis verenigd zijn. Terug naar beneden, een lange kronkelweg naar de begane grond. En daar, aan de ha - ven, moet dan de ontmoeting met Francois le Noir van „Chez Francais" volgen, de man met het uiterlijk van een zeerover en het hart van een lam (tenzij men z'n vijand is). De ontmoeting gaat echter niet door, omdat Frangois er niet is. Ik vraag z'n dochter Pasqualina (ouder geworden, maar nog evön aardig, zij het wat feller in de ogen) waar haar vader is. Ze kijkt me droefgeestig aan en zegt dat hij ziek is. Ik vraag: „Ernstig ziek, Pasqualina?" Ze zwijgt en schenkt de wijn in. Een visser vertelt me dan, dat Fran- Het klinkt ais een zin uit een V"VV-prospec tus, maar ik kan het nog steeds niet anders zien dan als een bereikbaar paradijs. Een wonderlijk eiland. De eerste dag las ik al op de slecht gedrukte affiches van de „Grandes Fétes de Calvi", die aan staande waren. Ik heb een deel dezer Grandes Fêtes meegemaakt. Wat ik zag, hoorde en onderging vormt ruim voldoende stof voor een nieuw deel van de avonturen van Don Camïllo of voor een tweede Clochemerle-boek. Het grote vuurwerk bleek te bestaan uit enkele niet geheel drooggebleven vuurpijlen aange vuld met een eindeloos aantal voetzoe kers, die tot ontbranding kwamen tussen de menigte, die de straatjes en steegjes van Calvi vulde. Oude vrouwen scholden en baby's (meegedragen op de rug of aan de borst) krijsten. Niemand trok zich daar echter iets van aan, de gendarmes in de allerlaatste plaats. Hoogtepunt van het festival vormden de parachutisten, die boven de baai uit hun toestel sprongen. Ze waren verplicht, vanwege het opvoeren der sensatie, tot tien meter vrije sprong. D.w.z.: ze moes ten eerst tot tien tellen, alvorens hun pa rachute te openen. Er gebeurde géén on- gois de dag te voren te veel wijn en pastis gedronken heeft. Dat betekent dat Frangois zichzelf is gebleven sinds vijf jaar geleden. Dóór naar Emille in het nauwe straatje ach ter de kade. Als hij me ziet, haalt hij eerst een fles rosé uit de ijskast. Hij neemt me direct mee naar de hoek van het café en toont me daar z'n toilet, dat ik eens, verscheidene jaren geleden, de eer had officieel te mogen openen. Wie hierom lacht, begrijpt van Corsica niets. Dat was in de da gen, dat toiletten nog onbekende grootheden op dit eiland waren. Op een dag kocht Emille er een in Marseille en nam het mee. Het bleef een jaar of wat ter bezichtiging in z'n zaak staan. Als een soort sanitair curiosum. Iedereen bekeek en bewonderde het. Tot de dag, dat we hem zeiden dat het attribuut eindelijk eens voor zijn taak be stemd diende te worden. Aan schrijver dezes viel toen de niet geringe eer te beurt de plechtigheid te mogen verrichten. De lest van de avond: bij de gitaristen in „Au Son des guitares". Het oude, beroemde sentimentele repertoire, voor de toeristen ad infinitum gespeeld èn gezongen. De stem van Corsica: weelc, romantisch, melancho liek. Daarna loop ik langs hel strand, precies op de vloedlijn, naar hét Nederlandse bunga lowpark terug, waar ik voorlopig m'n basis heb. Die vloedlijn is een gouden draad, want geluk. Iedereen was daar blij om, behalve misschien de huwbare jongens van Calvi, die de Franse para's kunnen luchten noch zien, vanwege hun furore bij de Corsicaanse meisjes. De plaatselijke harmonie, om het maar zo le noemen, had het zeer druk. Nooit hoorde ik harder en valser spelen dan die dagen. Enke le malen volgde een groep fakkeldragers het korps. De fakkels waren miniatuur-klein en het bood een onvergetelijk schouwspel bijna twee meter lange negers uit Frans Equato riaal Afrika, ware Jago's, doodernstig te zien meelopen in hun parachutistenuniform, gewapend met die kinderlijk kleine flam- bouwtjes. Voorop reed een auto, waarop niet reuzen letters PERS geschreven stond. Een Corsi caan, gewapend met een machtig fototoestel sprong voor de auto heen en weer en was bezig het historisch gebeuren voor het aller verste nageslacht fotografisch vast te leg gen. Achter de muziek dan de complete be volking, hossend, zingend, dansend en transpirerend vanwege de subtropische hit te. Ieder droeg een vlaggetje en had een pa pieren hoedje op. Elke vlag en elke hoed ver meldde een bekend Corsicaans pastis-inerk („Casanis"c'a c'est du Pastis!"). Men kon zich afvragen (maar dat is natuurlijk niet aardig) of het feest alleen maar ter ere van de heren Oasanis was georganiseerd. reidde op z'n „100 Dagen". Een deel van z'n bibliotheek is er nog. Niemand die er zich voor interesseert. De Citadel bij avond. Oók een ideaal de cor voor de een of andere Derde-Man film, of een film over welk ander luguber sinister of romantisch thema. Er kan van alles gebeuren in die sfeer, en onder de belichting van zó'n maan. In de enorm dikke muren zitten hier en daar wat ruitjes. Licht gloort er door. Kinderen huilen er achter. Een Corsicaanse jongen zit te vrijen mét een meisje op een hoge stoep, gemaakt van rotsstenen. De maan komt juist achter de tinnen van de Cita del vandaan en beschijnt hen. Een lief lijk en vredig beeld. Tristan en Isolde, om maar in de Wagner-sfeer te blijven. Beneden hen ligt de baai, een bassin vol glanzend kwik. Met dofzilveren banen maanvuur er in. De sterren schijnen vanavond zo helder als lampions. Jam mer dat Walt Disney niet in de buurt is. Hij zou alle denkbare inspiratie gratis cadeau krijger voor een nieuwe „Fan tasia". Boven op de Citadel leidt Tao, de Wit-Rus, nog steeds z'n nachtclub. Een jaar geleden stuurde hij me een fles wijn. Merk: Patri monia. Dat wil zeggen: de beste van heel Corsica. Ik stuurde hem een foto-pocket van Nederland terug en daarna nog een ansicht de zee licht. Het, lijkt of de hele baai indirect verlicht is. Het is zeer indrukwekkend en als je op dat moment aan Holland terugdenkt, en als je op dat moment aan Holland terug denkt, met name aai» de Tegen waarmee je vertrok, vraag je je af waarom je eigenlijk nog ooit terug zon gaan Die avond ontdekte ik dat Corsica was ver anderd. Andere prijzen dan vijf jaar gele den. Meer mensen, meer auto's, meer cam pings, meer neon, meer scooters, meer vlag getjes, meer kitsch in de winkels, meer affi ches, meer cxcursieg. Corsica ontdekte de toerist en zag de mogelijkheden in hem. Hij imiteert n,u een beetje Nice, maar de imita tie is kinderlijk, bijna tragi-komïsch. IN DE DAGEN daarna merk ik hoe wei nig dat Corsica in wezen veranderde. Ik denk dat het ook te oud ls om te kunnen veranderen,. Op Corsica heeft alles met het verleden te maken, met de voltooid verleden tijd. Een zorgeloos eiland, waar je veel slaapt, veel vergeet, veel fantaseert, veel droomt en waar iedereen kan doen waar hij zin in heeft. Iedereen vindt alles wat men doet goed. Een eiland, waar het nog mogelijk is niets te doen en waar men snel bevrijd wordt van alle zorgen, spanningen en gedrevenheden die een bestaan op het continent blijkbaar noodzakelijk met zich brengen. Drie onderdelen van het feest zullen me al tijd bijblijven. In de eerste plaats de dron ken clown, die aan het eind van het feest en het begin van de nacht laveloos tegen een der muren van de Citadel lag weggezakt. Hij grijnsde een enorme gigantische lach. Dichterbijkomend ontdekte ik, dat het geen lach was, maar de beschildering van z'n ge zicht met kalle en rode menie. Hij lachte een geschilderde lach. Een vreemd, nogal grieze lig tafereel, deze volledig van de kaart ge raakte Corsicaanse Bacchus. Vervolgens de verkiezing van de zo geheten „Miss Calvi-plage" op het strand. Afgezien van de werkelijk grandioze hoeveelheid bloot- en schoonheid, die op deze expositie van Levend Naakt (of goeddeels naakt) werd vertoond, was het een werkelijk on sterfelijke grap om de moeite te zien, die de jury zich getroostte om de indruk te wekken hoe eerlijk, objectief en intéger zij wel te werk was gegaan (terwijl er volstrekt nie mand in heel Calvi was, die ook maar een moment twijfelde aan de doorgestoken kaart). Van te voren stond naturlïjk allang vast, wie Miss Calvi moest worden. Dat vond trouwens iedereen normaal. Zo gaat het toch overal, nietwaar? Ten slotte: Ik liep de derde morgen het kerkje van Calvi binnen, waar de pastoor bezig was de mis op te dragen. Iedereen in de kerk, ook de pastoor, leek ine bijzonder slaperig hetgeen begrijpelijk was na zulk een feest. De pastoor zong en nooit hoorde ik een pastoor valser zingen. Het -ging je door merg en been. Soms drong het ineens tot hem door, dat zijn parochianen er niet helemaal bij waren. Het explodeerde dan in een vlaag van energie en zong zó hard, dat iedereen ontwaakte. Het had iets van een supporter, die z'n jongens nieuwe moed in blies. Een merkwaardige situatie, die alleen in een plaats als Calvi allerminst vreemd of profaan aandoet. Integendeel, het hoort er op een zeer speciale manier helemaal bij. NEE, IN FEITE veranderde er op Corsi ca niet zo veel. Alle oude ruzies, veten en levenslange processen bleken nog rustig aan de gang te zijn. De Corsicaanse jongens kijken nog allemaal naar de vrou welijke toeristen en achten het nog steeds een kwestie van nationale service de dames als gids (en niet alleen als dat) behulpzaam te zijn. Hun reputatie als minnaars bleef on geschokt en ze laten hun vrouwen nog even hard werken als twee, drie en vier eeuwen geleden. Het eerste wat ik zag toen ik de bergen in ging, was een Corsicaanse vrouiv, die één mand op haar hoofd torste en twee andere aan haar handen. Voorop liep haar man. Hij torste ook iets. Z'n pijp. Men zegt daar echter dat het zo hoort en de vrouwen vinden dat ook. Maar niet ailemadl meer. Ze hebben nog altijd hun eindeloze siësta's, ze houden nog evenveel van hun wijn en pas tis. en gaan van het standpunt uit, dat het leven te kort is om dat te verknoeien met hard werken. Werken is uitsluitend voor de domme. En voor de vrouwen. Ze bleken nog even trots als altijd, en het woord „honneur" eer, ligt hen in de mond bestorven. Overi gens zijn ze nog steeds strikt eerlijk op het gebied van geld. Corsicanen stelen niet. Niet omdat ze dat een zonde vinden, maar omdat je zoiets nu eenmaal niet doet. Een kwestie van eer. Vrij ver van Calvi, in de maquis, trof ik een herder slapend aan. Ik wilde hem de weg vragen en probeerde hem wakker te maken. Het werd een langdurige bezigheid. Hij leek me heel arm. Zijn kleren waren vodden. Hi.1 zag er verwaarloosd uit. Zó hard waren zijn voetzolen, dat hij er de sigaretteneindjes mee uitdrukte. Aldoor bleef hij ine slaperig, met half-ge- opende ogen, aankijken. Verderop, tegen da helling, graasde zijn kudde schapen. Je hoorde het geluid van de belletjes om hun nekken. Een mooi, haast lieflijk con sordina geluid in de middagstilte. Toen ik hem vroeg of hij arm was, zei hij dat hij rijk was. De berg was van hem, zei hij, en de helling van die andere berg verderop ook en de kudde. Hij maakte een breed gebaar met zijn arm en beschreef een cirkel van 360 graden. Hij had net zo goed kunnen zeggen: „de hele wereld is van mij". Ik begreep dat hij in derdaad rijk aan grond was, dat hij een vrouw had die hard werkte en twee mooie kinderen. Hij was rijk, maar anders dan men op het continent rijk is. Hij was rijk, zoals hij daar lag', jong en sterk en donkerbruin, onder het felle middaglicht van Corsica. Hij voelde zich daar beslist niet ongelukkig op dat ogenblik. Dit was zijn rijk. En hij was de koning. De aarde waarop hij liep was zijn troon en Gods hemel boven hem zijn balda kijn. Dat alles, de zon, de hemel en de aar de waarop hij sliep, was van hem. Plus zijn vrijheid. Neehij was fliet arm! Ineens vielen z"n ogen toe en ik zag dat hij weer sliep. Hij sliep liever dan hij praatte. I-Iet was trouwens het uur der siësta. Een heilig uur op dit eiland. Ik bleef nog wat zitten en keek naar hem. Waaraan deed hij me toch denkendat beeld...... dat prachtig gebouwde lichaam... die ruige, wilde haardosdat scherp gesneden gezicht, als met eert beitel ge haktHij herinnerde me aan iets of ie mand, maar het schoot me niet te binnen. Toen ik later de berg afdaalde wist ik het ineens: hij herinnerde me aan een ballet uitvoering die ik lang geleden eens gezien had. Een vertolking van de Pi'ëlude l'Aprés-midi d'un faune. TOEN ULYSSES, groot man in de turbu lente wereld der Griekse mythen, na jaren van strijd en avontuur weer naar zijn vaderland terugkeerde, wachtte daar op hem de liefste aller stervelingen, zijn trouwe gade Penelope. Die had gewacht, ondanks de Vrijers, die haar zeiden dat hij, Ulysses, nimmer meer zou wederkeren. Maar ziet...! daar was hij weer. En de dag, nadat hij de Vrijers had verslagen, wachtte hem Pene lope, gelijk de dichter schrijft, „met rozen knoppen in het haar en kussen op de mond". Ulysses, het strijden en avonturieren moe, besloot de rest van zijn levensdagen aan haar zijde door te brengen. Maar hij had te veel gereisd, denk ik, teveel geavontuurd. Want na een paar jaar al vond hij dat rus tige leven leeg en doelloos. En hij verzamel de z'n oude strijdmakkers weer en ze bouw den wederom een vlot. En ze vertrokken. Men beweert dat Ulysses in de richting ging van de Zuilen van Hercules, zoals ln die da gen de Straat van Gibraltar nog werd ge noemd. De Zuilen werden echter nooit bereikt. Ze kwamen namelijk bij een der Gelukzalige Eilanden. Daar waren druiven, wijn en mooie vrouwen. En daar was zon en snaren spel. Wat wil een man méér Er werd gemeerd en ze bleven daar. En nooit kwam Ulsysses meer terug. Ik weet nü welk eiland liet was, waar hij bleef, hoewel de naam nooit anders wordt genoemd dan „een der Gelukzalige Eilan den". Het was natuurlijk Corsica, door de Grieken genoemd: „Kallisté". Hetgeen be tekent: de Wonderschone. Ik hoop U nog te mogen schrijven over Kal listé.'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 7