CORSICA.... gelukzalig eiland
Hoe het veranderde en hoe het
zichzelf gelijk bleef
WIERZIEB met CORSICA
Vóór CORSICA. Het Air Fran-
ce-vliegtuig bleek al weken geleden
besproken-uitverkocht te zijn, het
geen betekende dat de overtocht
CöteCalvi gevaren moest worden.
Dat betekende dus óók een avond
en een nacht overblijven in Nice.
De zogenaamde Cöte d'Azur bleek
niet veranderd, behalve dat er (zo
mogelijk) nóg meer mensen op en
bij elkaar hokten dan twee jaar
geleden. Én er was nóg meer neon
en nóg meer publiciteit over weer
nieuwe dranken. Er waren ook weer
meer auto's. Viert dan wérkelijk
half-Europa vakantie aan de zuid
kust?
door
Anthony van Kampen
Ue baai van Calvi is nocj éven verdroomd als allijd.
Kallisté, de laatste
vluchthaven
van Ulysses
ZATERDAG 17 SEPTEMBER. 1960
P 'tOV I N VI A LJS ZtlWUWSUl (J O U ti A T
11
De cöte, laatste halte
Die avond is de zee zwart-blauw
en de hemel vol verwaaid rossig
schuim. De wind heeft de kracht
van een passaat In werkelijkheid
is het een staartje van een mistral.
Een onrustige, nerveus "makende
wind.
WAWAVl
Het strand is, ondanks de avond, nog- vol
toeristen, die blijkbaar niet Kunnen scheiden
van de zee. Het vertrouwde beeld: ultra-kor
te shorts en miniatuur-bikini's wat de dames
betreft. .Bruin bijna zwartgeblakerd©
mannen. Een nogal realistische expositie
van menselijk naakt. Van zeer veel schoons.
Maar óók van figuren, die men graag met
enige mantels der liefde bedekt zag. Maar
goeddat is de Cóte.
Later, in de stad, waaien gesprekflarden
op de terrasjes naar ons toe. Wat be
sproken wordt is volmaakt onbelangrijk.
Sport. De verkiezing van de een of an
dere Miss Zus Zo. Over Gi'aeia en Rai
nier, die tot in lengte van jaren gesprek
stof zullen blijven leveren. Over Garbo,
die in Cap d'Ail woont en halstarrig wei
gert haar anonimiteit prijs te geven,
dank zij een dwaas, klein petje en een
formidabele zonnebril. Soraya is er. En
Nat King Cole. En Callas met Onassis.
Iedereen zegt dat ze gaan trouwen, be
halve Onassis zelf. Men vraagt zich zo'n
avond af: wie is er eigenlijk niet aan de
Cóte.
Het is allemaal uitzonderlijk onbelangrijk,
zoals de hele Cöte eigenlijk onbelangrijk ge
worden is. Het moet er vroeger, in de ,.gay
ninetees", heel plezierig zijn geweest, maar
dat is lang geleden. Nu is het alleen nog
maar een machtig lunapark, een immense
kennis, alles gelakt en gevernist. Niets is er
echt aan de Cóte, op de bergen na, de zee en
de hemel. Het is er duur en het wordt nog
steeds duurder. Desondanks verschijnt de
werkelijke arristocratie hier niet meer. Hier
verschijnen filmsterren en gegoede zaken
lieden, de arrivé en de nouveau riche. Men
noemt de Cöte nog steeds een blauwe sire-
fce, maar de sirene kreeg rimpels en verwelk
te met het jaar. Alle middelen der toeristi
sche kosmetiek zijn nodig om de illustere
illusie van voorheen in stand te houden. De
illusie van een namaak-Elysium, welks
voornaamste trekkers zijn: zee, zon en zon
de. Wie niet blind is ziet een nogal triest
beeld van nabloei en decadence.
Ik neem er snel en zonder spijt afscheid van.
Die dag brengt de „Napoleon" van de Com
pagnie Générale Transatlantique me in zes
uur naar Calvi op Corsica. Een mooi schip
en een goed schip. De officieren lopen in
uniformen, zó wit, dat ze levende adverten
ties voor een bepaald wasmiddel Iconden zijn'.
En het goud op het wit lijkt puur-gedolven.
Over de service kan men beter zwijgen. Zo
eigens de „Franse slag" een kans krijgt en
welig tiert dan aan boord van deze schepen.
De „Napoleon" is afgestampt met toeristen,
die op de een of andere manier maar aan
een ligstoel moeten zien té komen. Een zit
plaats is namelijk niet in de passageprijs
begrepen. En je moet er een hebben, want
het dek wordt soms zo heet, dat je er een ei
snel op kan bakken.
Aan boord Fransen, Oostenrijkers, Engelsen
en wat Amerikanen. De Oostenrijkers reizen
in clubverband en hebben de 6 uur die de
overtocht duurt hard nodig om hun hele na
tionale liederenrepertoire te zingen. Alle
maal liederen over bergen en meren, heuve
len en dalen. En over liefde, die versmaad
werd. Het mistral-staartje is nog steeds
merkbaar en tempert de hitte wat. Na vijf
uur komt men echter tot de conclusie, dat
vliegen toch wel sneller en comfortabeler
gaat.
HET IS SCHEMERAVOND als we me
ren. Het oude, zeer vertrouwde beeld
van vijf jaar geleden, toen ik hier voor
het laatst was. De baai van Calvi is nog even
verdroomd als altijd. Het waterfront, de ka
de, nog precies hetzelfde antieke piraten-
nest. Op de stenen de vissers, zittend op hun
netten, of leunend tegen de paniers, de kor
ven waarmee ze op langouste vissen. De mu
ren der huizen oud en verweerd. En over en
boven dat alles dominerend, groots en ge
weldig, de Citadel van Calvi, oer-oude
burcht, gebouwd in het grijs verleden. De
muren aangevreten door de tijd, de Mistral
en de verzengende hitte der Corsicaanse zon.
Op iedere vierkante meter van die de hemel
instormende muren de signatuur van het
verleden. Muren, gehavend, gekerfd en door
groefd door een opeenvolging van eeuwen.
Muren, die heel dat kleine stadje beheersen.
Zich Calvi voor te stellen zonder de Citadel
is net zo onmogelijk als Amsterdam zonder
het U.
De eerste avond in Calvi. We doen wat we
er altijd het eerst deden: de Citadel op. Die
avond doet hij me meer dan ooit denken aan
een stuk decor voor een woeste scène uit een
Wagneropera. Een decor, bestaande uit een
wirwar van steegjes en straatjes. In de spe
lonken wonen mensen, soms dertig, veertig
meter hoog. Grotbewoners, de levende have
van de Citadel. Vanavond doet hij me den
ken aan een soort flatgebouw uit de middel
eeuwen. De stijl Een combinatie van Moor
se, Romaanse, Gothische en nog andere stij
len. Iedere generatie bouwde er aan, het
geen nodig was omdat er nooit een tijd was
dat Coi'sica niet door een andere natie be
laagd werd. Dat begon al in de oudheid met
de Grieken en het ir nóg zo (vertellen U de
Corsicanen). Corsica vormt dan wel een
Frans departementnu jamaar het
zijn geen Fransen, die daar wonen. Wat dan
wél Corsicanen
Vraag me niet, wat nu precies een Corsi-
caan is. Waarschijnlijk een vreemde,
duistere mixture van Italianen, Fransen,
Spanjaarden, Grieken, plus nóg enkele
bloed-bijvoegingen. Ze houden niet van
Frankrijk, zeggen ze. Vandaar dat heel
wat Corsicanen NON op de rotsen van
dit eiland schreven, toen De Gaulle hun
laatst vroeg z'n politiek met ja of nee te
bekrachtigen. (Waarbij men dan echter
niet moet vergeten, dat Corsicanen gebo
ren nee-zeggers zijn; met name tegen
Frankrijk en de Fransen.)
De Citadel. Ergens in die enorme muren is,
lang geleden, een steen gemetseld, die ver
meldt, dat daar, achter die steen, Columbus
werd geboren. Als men dan de moed heeft
voorzichtig op te merken, dat men meende
dat 's mans wieg eenmaal in Genua stond,
blijkt dat men een perfide, laaghartige op
merking heeft gemaakt, die eensdeels op
wangunst berust, anderzijds een frappante
demonstratie vormt van uw tekort aan his
torisch inzicht. Natuurlijk werd Columbus
hier geboren! Hij ontdekte de nieuwe wereld
en vervolgens kwam Napoleon, eveneens op
Corsica geboren, om de óude wereld naar
zijn inzicht te verdelen. Ze vertellen U dat,
de Corsicanen, alsof het een soort groot
scheepse herverkaveling van een werelddeel
betrof. Columbus en Napoleonbeidend)
zonen van Corsica.
Hebben de Corsicanen van anno 1960 dus
niet het recht hun eiland als de navel der
wereld te zien? Hoe zou die.wereld er uit
zien zonder Corsicanen? (Als het gesprek
zover is gekomen, is men minstens aan z'n
derde glas wijn toe en gelooft U het verder
wel).
Wat waar is, dat is dat Bonaparte hier. in
de Citadel, onderdook, en zich daar voorbe-
kaart, die m'n komst vermeldde. Hij ont
vangt me als de verloren zoon.
Tao ziet er goed uit, hetgeen naar ik hoor
een jaar geleden beslist niet het geval was.
Maar z'n zorgen zijn nu voorbij: hij trouwde
met de Corsicaanse vrouw die al jaren de
moeder van zijn kinderen was. We drinken
daarop. Geen wijn, maar pastis. Het is m'n
eerste glas sinds de aankomst. De pastis
smaakt nog even zoet en onschuldig-als al
tijd, dit zusje van de absint, en is nog even
verraderlijk voor hen die géén Corsicaan
zijn. Ze zeggen dat alle kruiden, alle geuren
alle dromen van de maquis (de wildernis
van Corsica) in de pastis verenigd zijn.
Terug naar beneden, een lange kronkelweg
naar de begane grond. En daar, aan de ha -
ven, moet dan de ontmoeting met Francois le
Noir van „Chez Francais" volgen, de man
met het uiterlijk van een zeerover en het
hart van een lam (tenzij men z'n vijand is).
De ontmoeting gaat echter niet door, omdat
Frangois er niet is. Ik vraag z'n dochter
Pasqualina (ouder geworden, maar nog evön
aardig, zij het wat feller in de ogen) waar
haar vader is. Ze kijkt me droefgeestig aan
en zegt dat hij ziek is. Ik vraag: „Ernstig
ziek, Pasqualina?" Ze zwijgt en schenkt de
wijn in. Een visser vertelt me dan, dat Fran-
Het klinkt ais een zin uit een V"VV-prospec
tus, maar ik kan het nog steeds niet anders
zien dan als een bereikbaar paradijs.
Een wonderlijk eiland. De eerste dag las
ik al op de slecht gedrukte affiches van
de „Grandes Fétes de Calvi", die aan
staande waren. Ik heb een deel dezer
Grandes Fêtes meegemaakt. Wat ik
zag, hoorde en onderging vormt ruim
voldoende stof voor een nieuw deel van
de avonturen van Don Camïllo of voor
een tweede Clochemerle-boek. Het grote
vuurwerk bleek te bestaan uit enkele niet
geheel drooggebleven vuurpijlen aange
vuld met een eindeloos aantal voetzoe
kers, die tot ontbranding kwamen tussen
de menigte, die de straatjes en steegjes
van Calvi vulde. Oude vrouwen scholden
en baby's (meegedragen op de rug of aan
de borst) krijsten. Niemand trok zich
daar echter iets van aan, de gendarmes
in de allerlaatste plaats.
Hoogtepunt van het festival vormden de
parachutisten, die boven de baai uit hun
toestel sprongen. Ze waren verplicht,
vanwege het opvoeren der sensatie, tot
tien meter vrije sprong. D.w.z.: ze moes
ten eerst tot tien tellen, alvorens hun pa
rachute te openen. Er gebeurde géén on-
gois de dag te voren te veel wijn en pastis
gedronken heeft. Dat betekent dat Frangois
zichzelf is gebleven sinds vijf jaar geleden.
Dóór naar Emille in het nauwe straatje ach
ter de kade. Als hij me ziet, haalt hij eerst
een fles rosé uit de ijskast.
Hij neemt me direct mee naar de hoek van
het café en toont me daar z'n toilet, dat ik
eens, verscheidene jaren geleden, de eer had
officieel te mogen openen. Wie hierom lacht,
begrijpt van Corsica niets. Dat was in de da
gen, dat toiletten nog onbekende grootheden
op dit eiland waren. Op een dag kocht
Emille er een in Marseille en nam het mee.
Het bleef een jaar of wat ter bezichtiging
in z'n zaak staan. Als een soort sanitair
curiosum. Iedereen bekeek en bewonderde
het. Tot de dag, dat we hem zeiden dat het
attribuut eindelijk eens voor zijn taak be
stemd diende te worden. Aan schrijver dezes
viel toen de niet geringe eer te beurt de
plechtigheid te mogen verrichten.
De lest van de avond: bij de gitaristen in
„Au Son des guitares". Het oude, beroemde
sentimentele repertoire, voor de toeristen
ad infinitum gespeeld èn gezongen. De stem
van Corsica: weelc, romantisch, melancho
liek.
Daarna loop ik langs hel strand, precies op
de vloedlijn, naar hét Nederlandse bunga
lowpark terug, waar ik voorlopig m'n basis
heb. Die vloedlijn is een gouden draad, want
geluk. Iedereen was daar blij om, behalve
misschien de huwbare jongens van Calvi,
die de Franse para's kunnen luchten
noch zien, vanwege hun furore bij de
Corsicaanse meisjes.
De plaatselijke harmonie, om het maar zo le
noemen, had het zeer druk. Nooit hoorde ik
harder en valser spelen dan die dagen. Enke
le malen volgde een groep fakkeldragers het
korps. De fakkels waren miniatuur-klein en
het bood een onvergetelijk schouwspel bijna
twee meter lange negers uit Frans Equato
riaal Afrika, ware Jago's, doodernstig te
zien meelopen in hun parachutistenuniform,
gewapend met die kinderlijk kleine flam-
bouwtjes.
Voorop reed een auto, waarop niet reuzen
letters PERS geschreven stond. Een Corsi
caan, gewapend met een machtig fototoestel
sprong voor de auto heen en weer en was
bezig het historisch gebeuren voor het aller
verste nageslacht fotografisch vast te leg
gen. Achter de muziek dan de complete be
volking, hossend, zingend, dansend en
transpirerend vanwege de subtropische hit
te. Ieder droeg een vlaggetje en had een pa
pieren hoedje op. Elke vlag en elke hoed ver
meldde een bekend Corsicaans pastis-inerk
(„Casanis"c'a c'est du Pastis!"). Men
kon zich afvragen (maar dat is natuurlijk
niet aardig) of het feest alleen maar ter ere
van de heren Oasanis was georganiseerd.
reidde op z'n „100 Dagen". Een deel van z'n
bibliotheek is er nog. Niemand die er zich
voor interesseert.
De Citadel bij avond. Oók een ideaal de
cor voor de een of andere Derde-Man
film, of een film over welk ander luguber
sinister of romantisch thema. Er kan van
alles gebeuren in die sfeer, en onder de
belichting van zó'n maan. In de enorm
dikke muren zitten hier en daar wat
ruitjes. Licht gloort er door. Kinderen
huilen er achter. Een Corsicaanse jongen
zit te vrijen mét een meisje op een hoge
stoep, gemaakt van rotsstenen. De maan
komt juist achter de tinnen van de Cita
del vandaan en beschijnt hen. Een lief
lijk en vredig beeld. Tristan en Isolde,
om maar in de Wagner-sfeer te blijven.
Beneden hen ligt de baai, een bassin vol
glanzend kwik. Met dofzilveren banen
maanvuur er in. De sterren schijnen
vanavond zo helder als lampions. Jam
mer dat Walt Disney niet in de buurt is.
Hij zou alle denkbare inspiratie gratis
cadeau krijger voor een nieuwe „Fan
tasia".
Boven op de Citadel leidt Tao, de Wit-Rus,
nog steeds z'n nachtclub. Een jaar geleden
stuurde hij me een fles wijn. Merk: Patri
monia. Dat wil zeggen: de beste van heel
Corsica. Ik stuurde hem een foto-pocket van
Nederland terug en daarna nog een ansicht
de zee licht. Het, lijkt of de hele baai indirect
verlicht is. Het is zeer indrukwekkend en als
je op dat moment aan Holland terugdenkt,
en als je op dat moment aan Holland terug
denkt, met name aai» de Tegen waarmee je
vertrok, vraag je je af waarom je eigenlijk
nog ooit terug zon gaan
Die avond ontdekte ik dat Corsica was ver
anderd. Andere prijzen dan vijf jaar gele
den. Meer mensen, meer auto's, meer cam
pings, meer neon, meer scooters, meer vlag
getjes, meer kitsch in de winkels, meer affi
ches, meer cxcursieg. Corsica ontdekte de
toerist en zag de mogelijkheden in hem. Hij
imiteert n,u een beetje Nice, maar de imita
tie is kinderlijk, bijna tragi-komïsch.
IN DE DAGEN daarna merk ik hoe wei
nig dat Corsica in wezen veranderde.
Ik denk dat het ook te oud ls om te
kunnen veranderen,. Op Corsica heeft alles
met het verleden te maken, met de voltooid
verleden tijd. Een zorgeloos eiland, waar je
veel slaapt, veel vergeet, veel fantaseert,
veel droomt en waar iedereen kan doen waar
hij zin in heeft. Iedereen vindt alles wat
men doet goed. Een eiland, waar het nog
mogelijk is niets te doen en waar men snel
bevrijd wordt van alle zorgen, spanningen
en gedrevenheden die een bestaan op het
continent blijkbaar noodzakelijk met zich
brengen.
Drie onderdelen van het feest zullen me al
tijd bijblijven. In de eerste plaats de dron
ken clown, die aan het eind van het feest en
het begin van de nacht laveloos tegen een
der muren van de Citadel lag weggezakt.
Hij grijnsde een enorme gigantische lach.
Dichterbijkomend ontdekte ik, dat het geen
lach was, maar de beschildering van z'n ge
zicht met kalle en rode menie. Hij lachte een
geschilderde lach. Een vreemd, nogal grieze
lig tafereel, deze volledig van de kaart ge
raakte Corsicaanse Bacchus.
Vervolgens de verkiezing van de zo geheten
„Miss Calvi-plage" op het strand. Afgezien
van de werkelijk grandioze hoeveelheid
bloot- en schoonheid, die op deze expositie
van Levend Naakt (of goeddeels naakt)
werd vertoond, was het een werkelijk on
sterfelijke grap om de moeite te zien, die de
jury zich getroostte om de indruk te wekken
hoe eerlijk, objectief en intéger zij wel te
werk was gegaan (terwijl er volstrekt nie
mand in heel Calvi was, die ook maar een
moment twijfelde aan de doorgestoken
kaart). Van te voren stond naturlïjk allang
vast, wie Miss Calvi moest worden. Dat
vond trouwens iedereen normaal. Zo gaat
het toch overal, nietwaar?
Ten slotte: Ik liep de derde morgen het
kerkje van Calvi binnen, waar de pastoor
bezig was de mis op te dragen. Iedereen in
de kerk, ook de pastoor, leek ine bijzonder
slaperig hetgeen begrijpelijk was na zulk
een feest. De pastoor zong en nooit hoorde
ik een pastoor valser zingen. Het -ging je
door merg en been. Soms drong het ineens
tot hem door, dat zijn parochianen er niet
helemaal bij waren. Het explodeerde dan in
een vlaag van energie en zong zó hard, dat
iedereen ontwaakte. Het had iets van een
supporter, die z'n jongens nieuwe moed in
blies. Een merkwaardige situatie, die alleen
in een plaats als Calvi allerminst vreemd of
profaan aandoet. Integendeel, het hoort er
op een zeer speciale manier helemaal bij.
NEE, IN FEITE veranderde er op Corsi
ca niet zo veel. Alle oude ruzies, veten
en levenslange processen bleken nog
rustig aan de gang te zijn. De Corsicaanse
jongens kijken nog allemaal naar de vrou
welijke toeristen en achten het nog steeds
een kwestie van nationale service de dames
als gids (en niet alleen als dat) behulpzaam
te zijn. Hun reputatie als minnaars bleef on
geschokt en ze laten hun vrouwen nog even
hard werken als twee, drie en vier eeuwen
geleden. Het eerste wat ik zag toen ik de
bergen in ging, was een Corsicaanse vrouiv,
die één mand op haar hoofd torste en twee
andere aan haar handen. Voorop liep haar
man. Hij torste ook iets. Z'n pijp. Men zegt
daar echter dat het zo hoort en de vrouwen
vinden dat ook. Maar niet ailemadl meer.
Ze hebben nog altijd hun eindeloze siësta's,
ze houden nog evenveel van hun wijn en pas
tis. en gaan van het standpunt uit, dat het
leven te kort is om dat te verknoeien met
hard werken. Werken is uitsluitend voor de
domme. En voor de vrouwen. Ze bleken nog
even trots als altijd, en het woord „honneur"
eer, ligt hen in de mond bestorven. Overi
gens zijn ze nog steeds strikt eerlijk op het
gebied van geld. Corsicanen stelen niet. Niet
omdat ze dat een zonde vinden, maar omdat
je zoiets nu eenmaal niet doet. Een kwestie
van eer.
Vrij ver van Calvi, in de maquis, trof ik een
herder slapend aan. Ik wilde hem de weg
vragen en probeerde hem wakker te maken.
Het werd een langdurige bezigheid. Hij leek
me heel arm. Zijn kleren waren vodden. Hi.1
zag er verwaarloosd uit. Zó hard waren zijn
voetzolen, dat hij er de sigaretteneindjes
mee uitdrukte.
Aldoor bleef hij ine slaperig, met half-ge-
opende ogen, aankijken. Verderop, tegen da
helling, graasde zijn kudde schapen. Je
hoorde het geluid van de belletjes om hun
nekken. Een mooi, haast lieflijk con sordina
geluid in de middagstilte. Toen ik hem vroeg
of hij arm was, zei hij dat hij rijk was. De
berg was van hem, zei hij, en de helling van
die andere berg verderop ook en de kudde.
Hij maakte een breed gebaar met zijn arm
en beschreef een cirkel van 360 graden. Hij
had net zo goed kunnen zeggen: „de hele
wereld is van mij". Ik begreep dat hij in
derdaad rijk aan grond was, dat hij een
vrouw had die hard werkte en twee mooie
kinderen.
Hij was rijk, maar anders dan men op het
continent rijk is. Hij was rijk, zoals hij daar
lag', jong en sterk en donkerbruin, onder het
felle middaglicht van Corsica. Hij voelde
zich daar beslist niet ongelukkig op dat
ogenblik. Dit was zijn rijk. En hij was de
koning. De aarde waarop hij liep was zijn
troon en Gods hemel boven hem zijn balda
kijn. Dat alles, de zon, de hemel en de aar
de waarop hij sliep, was van hem. Plus zijn
vrijheid. Neehij was fliet arm!
Ineens vielen z"n ogen toe en ik zag dat hij
weer sliep. Hij sliep liever dan hij praatte.
I-Iet was trouwens het uur der siësta. Een
heilig uur op dit eiland.
Ik bleef nog wat zitten en keek naar hem.
Waaraan deed hij me toch denkendat
beeld...... dat prachtig gebouwde lichaam...
die ruige, wilde haardosdat scherp
gesneden gezicht, als met eert beitel ge
haktHij herinnerde me aan iets of ie
mand, maar het schoot me niet te binnen.
Toen ik later de berg afdaalde wist ik het
ineens: hij herinnerde me aan een ballet
uitvoering die ik lang geleden eens gezien
had. Een vertolking van de Pi'ëlude
l'Aprés-midi d'un faune.
TOEN ULYSSES, groot man in de turbu
lente wereld der Griekse mythen, na
jaren van strijd en avontuur weer naar
zijn vaderland terugkeerde, wachtte daar op
hem de liefste aller stervelingen, zijn trouwe
gade Penelope. Die had gewacht, ondanks
de Vrijers, die haar zeiden dat hij, Ulysses,
nimmer meer zou wederkeren. Maar ziet...!
daar was hij weer. En de dag, nadat hij de
Vrijers had verslagen, wachtte hem Pene
lope, gelijk de dichter schrijft, „met rozen
knoppen in het haar en kussen op de mond".
Ulysses, het strijden en avonturieren moe,
besloot de rest van zijn levensdagen aan
haar zijde door te brengen. Maar hij had te
veel gereisd, denk ik, teveel geavontuurd.
Want na een paar jaar al vond hij dat rus
tige leven leeg en doelloos. En hij verzamel
de z'n oude strijdmakkers weer en ze bouw
den wederom een vlot. En ze vertrokken.
Men beweert dat Ulysses in de richting ging
van de Zuilen van Hercules, zoals ln die da
gen de Straat van Gibraltar nog werd ge
noemd.
De Zuilen werden echter nooit bereikt. Ze
kwamen namelijk bij een der Gelukzalige
Eilanden. Daar waren druiven, wijn en
mooie vrouwen. En daar was zon en snaren
spel. Wat wil een man méér
Er werd gemeerd en ze bleven daar. En
nooit kwam Ulsysses meer terug.
Ik weet nü welk eiland liet was, waar hij
bleef, hoewel de naam nooit anders wordt
genoemd dan „een der Gelukzalige Eilan
den". Het was natuurlijk Corsica, door de
Grieken genoemd: „Kallisté". Hetgeen be
tekent: de Wonderschone.
Ik hoop U nog te mogen schrijven over Kal
listé.'