Olijven en zilveren populieren"
contra „Laagland met plassen"
„Antiek'-congres in Scheveningen
TWEETAL BLOEMLEZINGEN
Dichters van deze tijd uit
Italië en uit Nederland
H
V
„Moderne kunstwerken" in
Vatikaanse Pinacotheek
Over grootste schilder
U'
Nederlands concert in Haarlem
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
Dr. Giacomo Prampolmi, cle 111 ons land welbekende Itali
aanse dichter die ook de Nederlandse taal beheerst, begint
zijn inleiding tot „Olijven en Zilveren Populieren", moderne
Italiaanse lyriek met Nederlandse vertaling van dr. Catharina
Ypes, op een wijze die ons zó uit het hart gegrepen is, da-t we
de verleiding niet kunnen weerstaan, een paar regels te citeren:
„Bloemlezingen zijn eigenaardige boeken: zij bezorgen grote
moeite aan de samensteller, die zij beladen met de zware ver
antwoordelijkheid die elkeen te wachten staat, als hij de func
tie van gids op zich neemt, en daarna belonen zij iemand met
het schitterende resultaat, dat velen ontevreden zijn en dat
niemand tevreden is. De opgenomen dichters vinden dat zij op
slechte wijze vertegenwoordigd zijn en dat zij niet op de juiste
plaats zijn gezet; wie niet opgenomen is, toont zïcli verontwaar
digd en soms komen de protesten zelfs neer op het hoofd van
de onvoorzichtige uitgever.
Gaat het evenwel om bloemle
zingen van poëzie met vertalin
gen, dan is de situatie opmerke
lijk anders; men weet immers,
dat iemand dikwijls niet dat
gene vertaalt, waaraan hij de
voorkeur zou geven, of wat van
het meeste belang wordt geacht
maar datgene wat zich 't beste
leent voor vertaling en daardoor
het beste de buitenlandse lezer 't
beeld van een bepaalde dichter
kan tonen. Met andere woorden:
gekozen zijn of uitgesloten zijn
vindt een degelijke recht
vaardiging in het al dan niet
geschikt zijn voor weergave in
een andere taal; in ons speciale
gevalhet overbrengen van Ita
liaanse dichtertaal in het Neder
lands is, in het algemeen, niet
zo gemakkelijk. Als ik dit voor
opgesteld heb, haast ik mij er
aan toe te'voegen dat voor mij
als Italiaan de kleine bloemle
zing van dr. Ypes, naar mijn
mening, een goed beeld geeft
van de hedendaagse lyriek in
mijn land".
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
In deze regels is het hele probleem
..bloemlezing" en speciaal bloemle-
zing-in-vertaling; ter overdenking
aangesneden, cn wat de laatste op
merking betreft: Giacomo Prampolini
is op dit terrein beter thuis dan wij,
zodat we gaarne aannemen dat deze
bundel zowel wat betreft het aantal
en de keuze der namen als de tijds-
grenzen, een goede indruk geeft van
wat Italië aan moderne lyriek te bie
den heeft. Het woord modern is hier
bovendien eens niet misbruikt: de ge
boortedata der dichters lopen van
1876 tot 1924 en het overgrote deel
dezer is nog in leven.
Prampolini ziet in twee bladzijden
ook nog kans de vele stromingen in
de moderne Italiaanse dichtkunst in
vogelvluchtlijnen te schetsen het
zou te ver voeren, daar hier op in te
gaan.
eel belangrijk is. dat In deze. ty-
de oorspronkelijke tekst op
genomen werd: op de linkerpagina's
vindt men het Italiaans, op de rech
ter de vertaling van Catharina Ypes.
Deze vertaling verdient alle lof. Wie
wel eens poëzie vertaald heeft, weet
pas voor welke grote moeilijkheden
men in vrijwel elk vers komt te
staan, vooral in de rijmende, maar
soms ook in rijmloze verzen. En wie
dit weet, zal niet zo gauw de staf
over een passage breken, want het
maken van een vertaling die geheel
gelijkwaardig is aan het origineel is
reeds een wonder, het maken van
een vertaling die het oorspronkelijk
overtreft, een genade. Hoe mooi heeft
Catharina Ypes „Come tu vuoi" van
Mario Luzi vertaald: en dat daarte
genover het charmante vers van de
.schemering-dichter Gozzano „Als op
een portret" te zwaar werd in het
Nederlands ach, soit. Men zet wel
eens een vraagteken: heeft Cardarelli
met de regels: ,,I1 mare in certi gior-
ni/è uil giardino fiorito" werkelijk
bedoeld: „Soms draagt c'le zee hier
kleuren/als een bloeiende tuin", be
doelde Vigolo met zijn „malvarosa"
niet een andere plant dan de dege
lijke „stokroos" zoals ons die voor
dè geest komt in de'vertaling, eerder
een ijler, luchtiger onkruid van die
soort, als kaasjeskruid? Maar dit
zijn kanttekeningen: er is zoveel
moois te genieten in dit boek. Slechts
éénmaal stuitten we op iets dwaas:
de vertaling van „osso di seppia"
(dat is een zeckatschild, het zgn.
..zeeschuim") door ..inktvisbeen" in
de strofe „O dan. heen en weer ge
worpen/ als een inktvisbeen door de
golven/langzamerhand te vergaan;/
te worden"; waar 't oorspronkelijk
heeft (het is liet slot van een vers
van Montale), prachtig van zegging
en lichtheid en beweging: „Oh allo-
ra 'c v""o
dalle ondate/svanire a poco a poco;/
diventarc.
De bundel ontleent zijn titel aan het
gedicht ..Italia" van Sibilla Aleramo
11876—1960),
Olijven en zilveren populieren
en koren
in de zon
de zee verblindt,
hoog verheft zich de berg
en naar het blauw stijgt woest
de mat meren top-
met marmerblokken daalt
[een kar,
helwit.
verblindend wit rijdt hij
tussen de olijven en de zilveren
1 populieren
en het koren,
in de zon
en hoe tekenend zijn de „verblinden
de zee" en de „zon" voor deze lyriek.
an hier naar Marsmans:
De hemel grootsch en grauw
daaronder het geweldig laag-
[land met de plassen;
bomen en molens, kerktorens en
[kassen
verkaveld door de sloten, zil
vergrauw.
(„Holland") en zijn „Landschap" (In
de weiden grazeri/de vreedzame die-
ren;/de reigers zeilen/over blinkende
meren, etc.) accentueert wel de over
gang van het zuidelijk Italië naar 't
noordelijk. Holland. Deze verzen vindt
ge, met honderden anderen, in de
nieuwe, twintigste druk van „Dich
ters van deze tijd", de wel reeds
klassiek te noemen bloemlezing uit
de moderne Nederlandse poëzie. Wer
den de 14e tot de 19de druk ver
zorgd door D. A. M. Binnendijk, voor
deze twintigste druk gaf de uitgeef
ster opdracht aan Paul Rodenko, en
vanzelfsprekend heeft deze de kunst
verstaan deze bundel met zijn vast
gelegde, langzaam gegroeide traditi
onele trekken een vitaler gezicht te
geven.
Die voorlaatste druk was in 1949,
dus vrijwel vóór de experimentele
revolutie, verschenen, en het
spreekt dus haast vanzelf dat
vanuit dit nieuwe perspectief ook
de dichtkunst uit het verleden een
ander aanzien heeft gekregen. Te
recht zegt Rodenko in een kort
„Ten Geleide": „Wanneer ik de
bestaande bloemlezing alleen
maar had aangevuld met een keu
ze uit de nieuwere dichters, zou
ik half werk hebben gedaan: ook
het perspectief op het verleden is
veranderd, en dit maakte een vrij
ingrijpende wijziging van de ge
hele bloemlezing noodzakelijk."
Ook Rodenko is nog met Verweij
(Geb. 1865) begonnen. Vergelijkt
men echter deze zeventig pagina's
dikkere druk nauwkeurig met de
vorige, dan blijkt dat Rodenko inder
daad geen half werk heeft gedaan:
de keuze uit alle vertegenwoordigde
dichters, ook van de oudere genera
ties, is herzien. Bezitters van oudere
drukken doen er dan ook verstandig
aan, deze nieuwe druk tóch aan te
schaffen. Rodenko is een gids waar
men zich volledig aan toevertrouwen
kan; de uitgeefster had geen betere
kunnen kiezen. Uit bescheidenheid
ongetwijfeld, heeft hij er van zich
zelf slechts twee gedichten in ge.
plaatst, hetgeen gezien de importan
tie van zijn eigen scheppende werk
veel te weinig is. Er is in zulke ge
vallen toch wel iets voor te zeggen,
een ander een naar verhouding re
presentatieve keuze te laten doen,
want ook het zichzelf geheel uitscha
kelen. zoals Van Vriesland eigenlijk
doet, is niet bevredigend, hoe begrij
pelijk het ook is.
„Dichters van deze tijd" Is in Paul
Rodenko's kenze de beste en meest
representatieve goedkope anthologie
uit de moderne Nederlandse poëzie
van Venveij tot heden, zijn plaats
naast het kostbare driedelige werk
Aan Van Vriesland overwaard. Ook
dit boekje is keurig uitgevoerd.
Olijven en Zilveren Populieren door
Catharina Ypes, L. J. C. Boucher,
's-Gravenhage.
Dichters van deze Tijd, 20ste druk,
door Paul Rodenko, P. N. van Kam
pen en Zn., Amsterdam.
(Van onze correspondent)
-n de zalen van de Vatikaanse Pina
cotheek heeft de moderne kunst
zijn intrek genomen. Wanneer
men bedenkt, dat sedert het mid
den van de 17e eeuw alle na 1630
geschapen kunstwerken als „mo
dern" en revolutionair en daar
mee als omstreden werden be
schouwd om in het Vatikaan te
worden opgenomen, is deze nieu
we ontwikkeling inderdaad ver
rassend.
Zij gaat terug tot de initiatieven' van
een Romeinse kunstkenner en spe
cialist in kerkelijke kunst, Mon-
signore Pranci, die reeds in 1956
de vorige Paus, Pius XII, ver-
zocht als bewijs van het meegaan
van de kerk met zijn tijd, in de
Vatikaanse musea ook moderne
kunst op te nemen. Pius XII liet
de kwestie voorzichtig door een
commissie onderzoeken. Deze rea
geerde positief op de suggestie
van Pranci zij het onder voor
waarde, dat de introductie der
„modernen" het Vatikaan niets
zou mogen kosten. Want in tegen
stelling tot de Renaissance, toen
de Pausen tot de grootste en rijk
ste bevorderaars van de kunst be
hoorden, verkeert thans het hoofd
van de katholieke wereld in een
bepaald ongunstige positie.
Een commissie stelde een lijst op
van kunstenaars, die in het Vati
kaan zouden worden toegelaten.
Bij het doorbladeren van deze lijst
blijkt echter wel, dat de uitdruk
king „moderne kunst" in het Va
tikaan een eigen betekenis schijnt
te hebben. Het gaat namelijk om
namen, wier dragers thans over
het algemeen alweer tot de klas
sieken worden gerekend.. Uit
Frankrijk bijvoorbeeld: Braque,
Dufy, Derain, Villon, Maillot. Uit
Duitsland Beckmann, Nolde, Klee,
Marc. Van de Engelsen staat de
beeldhouwer Moore op dè lijst en
bij de Russen vindt men namen
als Kandinsky, Soutine en Zad-
kine. Uit Italië zelf komen de Chi-
rico, Manzii en Modigliani op de
lijst voor. De „modernen" zijn dus
niet verder dan tot het expressi
onisme toegelaten.
In twee zalen zijn reeds talloze ge
schenken ondergebracht, die de
schilders zelf of rijke verzame
laars aan het Vatikaan gaven, zo
als bijvoorbeeld een mooi land
schap van Pouault, enkele Utrillos
plastieken van Zadkine voor
namelijk onschuldige voorstellin
gen als stillevens en landschap
pen.
Met de opening van de beide ..mo
derne" zalen in het Vatikaan werd
ook Paola Delia Torre, de zoon
van de vorige hoofdredacteur van
de „Osservatore Romano", tot di
recteur van de Pinakotheek be
noemd. Deze benoeming heeft in
Romeinse kunstkringen aanleiding
gegeven tot ontevredenheid, daar
men er een daad van nepotisme in
ziet. De jonge Delia Torre heeft
weliswaar nu en dan over kunst
geschreven, maar de enorme
kunstverzameling van het Vati
kaan zou men liever in handen
hebben gezien van een bekwaam
kunsthistoricus.
Velazquezvorstengunst
was zijn deel
(Van onze redacteur beeldende
kunsten)
Duizenden Nederlanders
kennen de naam Velaz
quez uit de reclame. Uit die
zelfde reclame herinneren zij
zich de beeltenis van de man:
een zeventiende eeuwse
Spaanse grande met fijn
snorretje en baardje, een
zwierige, breedgerande hoed,
een gouden ketting over de
borst. Maar hoe weinigen we
ten, dat deze afbeelding een
van de grootste geesten van
Spanje voorstelt: de geniale
kunstschilder Don Diego de
Silva y Velazquez? Aan deze
naam verbinden de meesten
van ons geen enkel begrip.
Want zijn werk is hier vrij
wel onbekend, omdat het in
geen enkele Nederlandse
collectie voorkomt. Men kent
zijn naam hier uit de kunst
historie, zijn werk uit pla-
tenbundels. Maar een schil
derij van zijn hand heeft
men hier nog niet in natura
gezien.
Contact met 1f^n(>ens
opewde nieuwe wereld
Dat is wel bijzonder jam-
mer, omdat hij een belang
rijk kunstenaar is geweest,
die het beeld van de Spaan
se schilderkunst in de eer
ste helft van de zeventien
de eeuw heeft bepaald. Zo
volkomen persoonlijk is
zijn kunst geweest, dat hij
vrijwel geen school heeft
gemaakt. Hij had een en
kele handige navolger, die
meer zijn manieren dan
zijn geest heeft doorgege
ven aan volgende genera
ties. Maar overigens staat
hij op eenzame hoogte.
Reecis tijdens zijn leven is zijn
grote betekenis erkend. Toen Ve
lazquez 6 augustus 1660, 61 jaar
oud, overleed, was de hoogste
vorstengunst en het grootste eer
bewijs van zijn tijdgenoten zijn
deel geweest. De allergrootsten
van zijn tijd, vorsten zowel als
pausen, heeft hij mogen schilde
ren. Daaraan danken wij thans
nog portretten van een onverge
lijkelijke schilderkunstige schoon
heid en een nauwelijk geëvenaar
de psychologische diepgang. Maar
niet alleen portretten maakte hij.
Evenzeer is hij beroemd om zijn
landschappen, zijn stillevens, zijn
religieuze werken, hoewel deze
laatste niet altijd zijn voortgeko
men uit een innerlijke bewogen
heid.
Diego de Silva y Velazquez
is gedoopt op 6 juni 1599
te Sevilla. Zijn vader, De
Silva. stamde uit Portugal en be
hoorde tot een oude, voorname
familie, aan zijn moeder dankte
hij de naam Velazquez. Volgens
zijn biografen heeft hij enige tijd
gewerkt op het atelier van Fran
cisco Hen-era de Oude, nadien
heeft hij in elk geval tot 1618
gewerkt hij Francisco Pacheco,
waar hij in 1617 de meesterproef
aflegde. Deze Pacheco was geen
genie. Maar hij moet wel al spoe
dig de uitzonderlijke begaafdheid
van zijn jonge gezel hebben aan
gevoeld. Hij bracht hem boven
dien zijn ideeën aangaande het
schilderen bij. Een daarvan heeft
de jonge Diego hijzonder ter harte
genomen: „tekenen is leven en
ziel van het schilderen". Hij heeft
ontzettend veel getekend en et-
zijn vaardigheid en zijn waarne
mingsvermogen aangescherpt.
Hij' was nog heel jong, pas
vierentwintig jaar, toen hij
door de invloed van 's konings
almachtige gunsteling graaf
d'Olivares aan het hof werd
toegelaten. Het was de eerste
stap op de weg naar zijn
glorie; de weg was gebaand,
hij zou haar op eigen kracht
ten einde gaan.
Al spoedig was Velazquez hof
schilder. betrekkelijk kort daarna
kreeg hij andere, belangrijker
functies. Zij droegen bij tot zijn
artistieke ontwikkeling. Want de
koning, Filips IV, zelf schilder en
in elk geval een groot kunstmin
naar en verzamelaar, had een
Diego Velazques: Dame met
waaier (16.'t0J.
(Van onze Haagse redactie).
Driehonderd antiquaren uit zestien landen, allen leden van
de door de Amsterdammer Menno Hertzberger opge
richte International League of Antiquarian Booksellers, zul
len van 29 augustus tot en met 3 september in het Kurhaus
te Scheveningen hun jaarlijkse congres houden. De bijeen
komst valt samen met de viering van het vijfentwintigjarig
bestaan van de Nederlandse Vereniging van Antiquaren, die
als gastvrouwe zal optreden. Het programma vermeldt, naast
besprekingen van huishoudelijke aard, officiële ontvangsten
in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, bezoeken aan mu
sea en enige voordrachten.
IN HET RUBENSHUIS te Antwer
pen is nog tot 3 september een ten
toonstelling te zien, gewijd aan de
olieverfschetsen en tekeningen van
Anthony vnn Dijck. In totaal zijn er
U.'i tekeningen cn 12 schetsen geëx
poseerd; het is de grootste tentoon
stelling, ooit aan de tekenkust van
Von Dijck ffticiji.
Zowel de nationale als de interna
tionale vereniging werden door de
heer Hertzberger opgericht, ten
einde rijp en groen onder de an
tiquaren te scheiden en de bonafi
de handelaren in de gelegenheid
te stellen hun contacten op inter
nationaal niveau uit te breiden.
Men hecht daar in deze kring
vooral zo grote waarde aan, om
dat daardoor ook de relatie met.
universiteitsbibliotheken aanzien
lijk kon worden uitgebreid. De sa
menwerking tussen antiquaren en
bibliothecarissen heeft regelmatig
tot gevolg, dat het zogenaamde
uitverkochte wetenschapsboek in
handen komt van hoogleraren en
studenten, die hun zwerftochten
langs boekestalletjes meestal niet
met het beoogde succes bekroond
zien. Een informatie in het inter
nationale vakblad daarentegen
heeft over het algemeen tot ge
volg, dat het gezochte werk door
een antiquaar kan worden gele
verd.
f iteraard worden die informa
ties echter niet alleen door
bibliothecarissen, maar ook
wel dooi- verzamelaars gedaan,
waarbij overigens voor een goed
begrip van zaken gesteld moet
worden, dat het aantal verzame
laars van oude boeken ln Neder
land niet groot is. Het is trou
wens een bijzonder kostbare lief
hebberij. Zo betaalt men voor een
Gutenbèrgbijbel een miljoen gul
den. Voor een enkel blad tweedui
zend of m&erv De *erst* folioedl-
tie van de werken van Shakespea
re kortgeleden in Duitsland ge
veild bracht 423.500 gulden op.
De Shakespeare-collectie van de
Amerikaanse verzamelaar Rosen-
bach ging voor anderhalf miljoen
dollar van de hand.
Een slechts enkele tientallen pa
gina's tellend werkje, waarin al-
lerlei astronomische bijzonderhe
den zijn te vinden, moet bijna
tienduizend gulden kosten. Niet
om de wetenschappelijke gege
vens overigens, maar omdat dit
boekje in H76 in Venetië ge
drukt het eerste boekje is. dat
is voorzien van een titelpagina.
PAUL STEENBERGENdirecteur
van de Haagse Comedie, heeft zich
bereid verklaard op te treden als dia-
loog-regisseur van de musiqal ,JMy
Fair Lady", waarvoor de repetities
onder leiding van de algemeen regis
seur Sven Aan ge Larsen in het nieu
we de la Mar Theater te Amsterdam
worden gehouden.
DE HOOGSTE PRIJZEN in de jaar
lijks door de stad Salzburg uitge
schreven wedstrijd voor schilders en
beeldhouwers zijn dit jaar gewonnen
door het Amerikaanse echtpaar Sutt-
man uit Michigan. Evelyn won de
„Oskar Kokoschkaprijs 1960" en
echtgenoot Paul drie eerste prijzen
voor zijn beeldhoinvwerken.
IN AFWACHTING van het nieuwe
gebouw voor ethnografische kunst in
Antwerpen, wordt tot 25 september
in de Stads feestzaal een tentoonstel
ling gehouden over „Kunst buiten
Europa". Hierbij heeft men zich be
paald tot enkele afgeronde ondenoer-
pen, te weten de precolumbiaanse
kunst, de plastische .kunst van Afri
ka en Oceanie, Indonesische wapens,
weefsels en juwelen, Japanse weef
sels en kleuren prenten, boeddhisti
sche kunst en een unieke verzame
ling Chinees celadonporselein.
Dinsdag 20 september zal het Noordhollands Philharmoniscli Orkest on
der leiding van Henri Arends in het Concertgebouw te Haarlem een con
cert verzorgen, dat geheel bestaat uit eerste uitvoeringen van werken
van Nederlandse componisten. Dit concert wordt door het N. Ph. O. aan
geboden aan het Genootschap van Nederlandse Componisten, dat dit
Jaar zijn gouden jubileum zal vieren. Het programma bevat zes werken,
waarvan drie opdrachten zijn van het N.Ph.O., te weten: Otto Ketting
Intrada Festiva, Lex van Delden pianoconcert, met als solist George
van Renesse en Guillaum Landré Anagrammen. De Derivazioni voor
strijkorkest van Robert Heppener en het concerto voor blaasinstrumen
ten van Oscar van Hemel zijn regeringsopdrachten. Tenslotte zal nog
worden uitgevoerd „Nostalgies" voor tenor en orkest van Rudolf Escher
mat &li solist Led* Davoa,
uitzonderlijk mooie collectie, wel
ke nog steeds met zeer belang
rijk werk werd uitgebreid. Ve-
lazques heeft er heel wat van
geleerd.
Maar de belangrijkste stoot heeft
hij gekregen door zijn ontmoeting
met Rubens in 1628. De grote
Vlaming kwam met een belang
rijke zending naar Madrid. Zijn
komst betekende voor Velazquez
het contact met een heel andere
wereld dan die hijzelf kende.
Want Rubens was de grand seig
neur, de diplomaat, de bereisde,
vrije en onafhankelijke kunste
naar; hij was bovendien uiter
mate begaafd en in zijn werk
wijze bepaald virtuoos.
Een ontmoeting, die Velaz
quez moet hebben geschokt.
Niet, dat zijn karakter er
door werd veranderd. Maar wel
ontdekte hij, dat er andere mo
gelijkheden waren voor artistiek
scheppen dan die hij tot dan had
gekend. De behoefte aan reizen,
aan andere indrukken, ontwaakte
in hem. Met een jaargeld van de
koning trok hij gedurende ander
half jaar naar Rome, waar hij
enkele belangrijke schilderijen
maakte en het werk van de grote
Italiaanse tijdgenoten diepgaand
bestudeerde.
De reis leidde tot een verdieping
en vereenvoudiging van zijn
werk. Zijn kleur werd rijker, de
vorm groter en minder gedetail
leerd. De aandacht van de kunste
naar ging niet meer uitsluitend
naar de groten van het hof uit.
Ook anderen wekten zijn gene
genheid op de hofnarren en
idioten, dwergen en verdwaasden,
die het verstijfde protocol een
humoristische noot moesten ge
ven, de bedelaars uit Madrid, de
tapijtweefsters en het leven van
hofdames en prinsesjes. Nieuwe
reizen volgden: een naar Catalo-
nië in 1646, waar de koning in een
oorlog werd gewikkeld, en een
tweede naar Italië in 1650, waar
Velazquez schilderijen moest ko
pen en kunstenaars aanwerven
voor werkzaamheden aan het hof.
De kunstenaar maakte er een van
de prachtigste portretten van zijn
carrière: dat van paus Innocen-
tius X. een prachtige samenklank
in rood. goud en wit, waarin de
bepaald niet mooie kerkvorst er
uiterst flatteus afkomt.
Opnieuw verdiepte zijn werk zich.
De toets werd vluchtiger, als im
pressionistisch. In snelle streken
bouwde hij alles in kleurvakken
op, snelle notities van het spel
van licht en donker. De kunst uit
'deze laatste periode van zijn le
ven werd het hoogtepunt van zijn
carrière en heeft naderhand,
eerst op een Goya, later op een
Manet, grote invloed gehad. Twee
uitermate belangrijke schilderijen
maken nog steeds de glorie van
de Spaanse openbare verzame
lingen uit. Het ene. Hilanderes,
geeft een impressie van het werk
in de koninklijke tapijtweverij,
herleid tot een groots spel. van
licht en donker. Het andere, Las
Meninas, geeft een indruk van
het leven der koninklijke familie
met haar hofdames op het mo
ment, dat Velazquez bezig is, een
prinsesje te schilderen. Koning
Filips heeft het zeer hoog geschat
en er de schilder een zeer belang
rijke onderscheiding voor toege
kend.
Zijn positie aan liet hof is de
kunstenaar tenslotte noodlottig
geworden. Toen in 1660 de infan
te Maria Teresia met koning Lo-
dewïjk XIV in hn huwelijk' trad
en dus de koninklijke reis naar
deze plechtigheid diende te wor
den voorbereid, zijn de ver
moeienissen Velazquez te machtig
geworden. Hij is er aan bezwe
ken, zijn vorst en zijn land e. .1
schat van de allerbelangrijkste
kunstwerken nalatend.