Olijven en zilveren populieren" contra „Laagland met plassen" „Antiek'-congres in Scheveningen TWEETAL BLOEMLEZINGEN Dichters van deze tijd uit Italië en uit Nederland H V „Moderne kunstwerken" in Vatikaanse Pinacotheek Over grootste schilder U' Nederlands concert in Haarlem ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 Dr. Giacomo Prampolmi, cle 111 ons land welbekende Itali aanse dichter die ook de Nederlandse taal beheerst, begint zijn inleiding tot „Olijven en Zilveren Populieren", moderne Italiaanse lyriek met Nederlandse vertaling van dr. Catharina Ypes, op een wijze die ons zó uit het hart gegrepen is, da-t we de verleiding niet kunnen weerstaan, een paar regels te citeren: „Bloemlezingen zijn eigenaardige boeken: zij bezorgen grote moeite aan de samensteller, die zij beladen met de zware ver antwoordelijkheid die elkeen te wachten staat, als hij de func tie van gids op zich neemt, en daarna belonen zij iemand met het schitterende resultaat, dat velen ontevreden zijn en dat niemand tevreden is. De opgenomen dichters vinden dat zij op slechte wijze vertegenwoordigd zijn en dat zij niet op de juiste plaats zijn gezet; wie niet opgenomen is, toont zïcli verontwaar digd en soms komen de protesten zelfs neer op het hoofd van de onvoorzichtige uitgever. Gaat het evenwel om bloemle zingen van poëzie met vertalin gen, dan is de situatie opmerke lijk anders; men weet immers, dat iemand dikwijls niet dat gene vertaalt, waaraan hij de voorkeur zou geven, of wat van het meeste belang wordt geacht maar datgene wat zich 't beste leent voor vertaling en daardoor het beste de buitenlandse lezer 't beeld van een bepaalde dichter kan tonen. Met andere woorden: gekozen zijn of uitgesloten zijn vindt een degelijke recht vaardiging in het al dan niet geschikt zijn voor weergave in een andere taal; in ons speciale gevalhet overbrengen van Ita liaanse dichtertaal in het Neder lands is, in het algemeen, niet zo gemakkelijk. Als ik dit voor opgesteld heb, haast ik mij er aan toe te'voegen dat voor mij als Italiaan de kleine bloemle zing van dr. Ypes, naar mijn mening, een goed beeld geeft van de hedendaagse lyriek in mijn land". Letterkundige kroniek door HANS WARREN In deze regels is het hele probleem ..bloemlezing" en speciaal bloemle- zing-in-vertaling; ter overdenking aangesneden, cn wat de laatste op merking betreft: Giacomo Prampolini is op dit terrein beter thuis dan wij, zodat we gaarne aannemen dat deze bundel zowel wat betreft het aantal en de keuze der namen als de tijds- grenzen, een goede indruk geeft van wat Italië aan moderne lyriek te bie den heeft. Het woord modern is hier bovendien eens niet misbruikt: de ge boortedata der dichters lopen van 1876 tot 1924 en het overgrote deel dezer is nog in leven. Prampolini ziet in twee bladzijden ook nog kans de vele stromingen in de moderne Italiaanse dichtkunst in vogelvluchtlijnen te schetsen het zou te ver voeren, daar hier op in te gaan. eel belangrijk is. dat In deze. ty- de oorspronkelijke tekst op genomen werd: op de linkerpagina's vindt men het Italiaans, op de rech ter de vertaling van Catharina Ypes. Deze vertaling verdient alle lof. Wie wel eens poëzie vertaald heeft, weet pas voor welke grote moeilijkheden men in vrijwel elk vers komt te staan, vooral in de rijmende, maar soms ook in rijmloze verzen. En wie dit weet, zal niet zo gauw de staf over een passage breken, want het maken van een vertaling die geheel gelijkwaardig is aan het origineel is reeds een wonder, het maken van een vertaling die het oorspronkelijk overtreft, een genade. Hoe mooi heeft Catharina Ypes „Come tu vuoi" van Mario Luzi vertaald: en dat daarte genover het charmante vers van de .schemering-dichter Gozzano „Als op een portret" te zwaar werd in het Nederlands ach, soit. Men zet wel eens een vraagteken: heeft Cardarelli met de regels: ,,I1 mare in certi gior- ni/è uil giardino fiorito" werkelijk bedoeld: „Soms draagt c'le zee hier kleuren/als een bloeiende tuin", be doelde Vigolo met zijn „malvarosa" niet een andere plant dan de dege lijke „stokroos" zoals ons die voor dè geest komt in de'vertaling, eerder een ijler, luchtiger onkruid van die soort, als kaasjeskruid? Maar dit zijn kanttekeningen: er is zoveel moois te genieten in dit boek. Slechts éénmaal stuitten we op iets dwaas: de vertaling van „osso di seppia" (dat is een zeckatschild, het zgn. ..zeeschuim") door ..inktvisbeen" in de strofe „O dan. heen en weer ge worpen/ als een inktvisbeen door de golven/langzamerhand te vergaan;/ te worden"; waar 't oorspronkelijk heeft (het is liet slot van een vers van Montale), prachtig van zegging en lichtheid en beweging: „Oh allo- ra 'c v""o dalle ondate/svanire a poco a poco;/ diventarc. De bundel ontleent zijn titel aan het gedicht ..Italia" van Sibilla Aleramo 11876—1960), Olijven en zilveren populieren en koren in de zon de zee verblindt, hoog verheft zich de berg en naar het blauw stijgt woest de mat meren top- met marmerblokken daalt [een kar, helwit. verblindend wit rijdt hij tussen de olijven en de zilveren 1 populieren en het koren, in de zon en hoe tekenend zijn de „verblinden de zee" en de „zon" voor deze lyriek. an hier naar Marsmans: De hemel grootsch en grauw daaronder het geweldig laag- [land met de plassen; bomen en molens, kerktorens en [kassen verkaveld door de sloten, zil vergrauw. („Holland") en zijn „Landschap" (In de weiden grazeri/de vreedzame die- ren;/de reigers zeilen/over blinkende meren, etc.) accentueert wel de over gang van het zuidelijk Italië naar 't noordelijk. Holland. Deze verzen vindt ge, met honderden anderen, in de nieuwe, twintigste druk van „Dich ters van deze tijd", de wel reeds klassiek te noemen bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie. Wer den de 14e tot de 19de druk ver zorgd door D. A. M. Binnendijk, voor deze twintigste druk gaf de uitgeef ster opdracht aan Paul Rodenko, en vanzelfsprekend heeft deze de kunst verstaan deze bundel met zijn vast gelegde, langzaam gegroeide traditi onele trekken een vitaler gezicht te geven. Die voorlaatste druk was in 1949, dus vrijwel vóór de experimentele revolutie, verschenen, en het spreekt dus haast vanzelf dat vanuit dit nieuwe perspectief ook de dichtkunst uit het verleden een ander aanzien heeft gekregen. Te recht zegt Rodenko in een kort „Ten Geleide": „Wanneer ik de bestaande bloemlezing alleen maar had aangevuld met een keu ze uit de nieuwere dichters, zou ik half werk hebben gedaan: ook het perspectief op het verleden is veranderd, en dit maakte een vrij ingrijpende wijziging van de ge hele bloemlezing noodzakelijk." Ook Rodenko is nog met Verweij (Geb. 1865) begonnen. Vergelijkt men echter deze zeventig pagina's dikkere druk nauwkeurig met de vorige, dan blijkt dat Rodenko inder daad geen half werk heeft gedaan: de keuze uit alle vertegenwoordigde dichters, ook van de oudere genera ties, is herzien. Bezitters van oudere drukken doen er dan ook verstandig aan, deze nieuwe druk tóch aan te schaffen. Rodenko is een gids waar men zich volledig aan toevertrouwen kan; de uitgeefster had geen betere kunnen kiezen. Uit bescheidenheid ongetwijfeld, heeft hij er van zich zelf slechts twee gedichten in ge. plaatst, hetgeen gezien de importan tie van zijn eigen scheppende werk veel te weinig is. Er is in zulke ge vallen toch wel iets voor te zeggen, een ander een naar verhouding re presentatieve keuze te laten doen, want ook het zichzelf geheel uitscha kelen. zoals Van Vriesland eigenlijk doet, is niet bevredigend, hoe begrij pelijk het ook is. „Dichters van deze tijd" Is in Paul Rodenko's kenze de beste en meest representatieve goedkope anthologie uit de moderne Nederlandse poëzie van Venveij tot heden, zijn plaats naast het kostbare driedelige werk Aan Van Vriesland overwaard. Ook dit boekje is keurig uitgevoerd. Olijven en Zilveren Populieren door Catharina Ypes, L. J. C. Boucher, 's-Gravenhage. Dichters van deze Tijd, 20ste druk, door Paul Rodenko, P. N. van Kam pen en Zn., Amsterdam. (Van onze correspondent) -n de zalen van de Vatikaanse Pina cotheek heeft de moderne kunst zijn intrek genomen. Wanneer men bedenkt, dat sedert het mid den van de 17e eeuw alle na 1630 geschapen kunstwerken als „mo dern" en revolutionair en daar mee als omstreden werden be schouwd om in het Vatikaan te worden opgenomen, is deze nieu we ontwikkeling inderdaad ver rassend. Zij gaat terug tot de initiatieven' van een Romeinse kunstkenner en spe cialist in kerkelijke kunst, Mon- signore Pranci, die reeds in 1956 de vorige Paus, Pius XII, ver- zocht als bewijs van het meegaan van de kerk met zijn tijd, in de Vatikaanse musea ook moderne kunst op te nemen. Pius XII liet de kwestie voorzichtig door een commissie onderzoeken. Deze rea geerde positief op de suggestie van Pranci zij het onder voor waarde, dat de introductie der „modernen" het Vatikaan niets zou mogen kosten. Want in tegen stelling tot de Renaissance, toen de Pausen tot de grootste en rijk ste bevorderaars van de kunst be hoorden, verkeert thans het hoofd van de katholieke wereld in een bepaald ongunstige positie. Een commissie stelde een lijst op van kunstenaars, die in het Vati kaan zouden worden toegelaten. Bij het doorbladeren van deze lijst blijkt echter wel, dat de uitdruk king „moderne kunst" in het Va tikaan een eigen betekenis schijnt te hebben. Het gaat namelijk om namen, wier dragers thans over het algemeen alweer tot de klas sieken worden gerekend.. Uit Frankrijk bijvoorbeeld: Braque, Dufy, Derain, Villon, Maillot. Uit Duitsland Beckmann, Nolde, Klee, Marc. Van de Engelsen staat de beeldhouwer Moore op dè lijst en bij de Russen vindt men namen als Kandinsky, Soutine en Zad- kine. Uit Italië zelf komen de Chi- rico, Manzii en Modigliani op de lijst voor. De „modernen" zijn dus niet verder dan tot het expressi onisme toegelaten. In twee zalen zijn reeds talloze ge schenken ondergebracht, die de schilders zelf of rijke verzame laars aan het Vatikaan gaven, zo als bijvoorbeeld een mooi land schap van Pouault, enkele Utrillos plastieken van Zadkine voor namelijk onschuldige voorstellin gen als stillevens en landschap pen. Met de opening van de beide ..mo derne" zalen in het Vatikaan werd ook Paola Delia Torre, de zoon van de vorige hoofdredacteur van de „Osservatore Romano", tot di recteur van de Pinakotheek be noemd. Deze benoeming heeft in Romeinse kunstkringen aanleiding gegeven tot ontevredenheid, daar men er een daad van nepotisme in ziet. De jonge Delia Torre heeft weliswaar nu en dan over kunst geschreven, maar de enorme kunstverzameling van het Vati kaan zou men liever in handen hebben gezien van een bekwaam kunsthistoricus. Velazquezvorstengunst was zijn deel (Van onze redacteur beeldende kunsten) Duizenden Nederlanders kennen de naam Velaz quez uit de reclame. Uit die zelfde reclame herinneren zij zich de beeltenis van de man: een zeventiende eeuwse Spaanse grande met fijn snorretje en baardje, een zwierige, breedgerande hoed, een gouden ketting over de borst. Maar hoe weinigen we ten, dat deze afbeelding een van de grootste geesten van Spanje voorstelt: de geniale kunstschilder Don Diego de Silva y Velazquez? Aan deze naam verbinden de meesten van ons geen enkel begrip. Want zijn werk is hier vrij wel onbekend, omdat het in geen enkele Nederlandse collectie voorkomt. Men kent zijn naam hier uit de kunst historie, zijn werk uit pla- tenbundels. Maar een schil derij van zijn hand heeft men hier nog niet in natura gezien. Contact met 1f^n(>ens opewde nieuwe wereld Dat is wel bijzonder jam- mer, omdat hij een belang rijk kunstenaar is geweest, die het beeld van de Spaan se schilderkunst in de eer ste helft van de zeventien de eeuw heeft bepaald. Zo volkomen persoonlijk is zijn kunst geweest, dat hij vrijwel geen school heeft gemaakt. Hij had een en kele handige navolger, die meer zijn manieren dan zijn geest heeft doorgege ven aan volgende genera ties. Maar overigens staat hij op eenzame hoogte. Reecis tijdens zijn leven is zijn grote betekenis erkend. Toen Ve lazquez 6 augustus 1660, 61 jaar oud, overleed, was de hoogste vorstengunst en het grootste eer bewijs van zijn tijdgenoten zijn deel geweest. De allergrootsten van zijn tijd, vorsten zowel als pausen, heeft hij mogen schilde ren. Daaraan danken wij thans nog portretten van een onverge lijkelijke schilderkunstige schoon heid en een nauwelijk geëvenaar de psychologische diepgang. Maar niet alleen portretten maakte hij. Evenzeer is hij beroemd om zijn landschappen, zijn stillevens, zijn religieuze werken, hoewel deze laatste niet altijd zijn voortgeko men uit een innerlijke bewogen heid. Diego de Silva y Velazquez is gedoopt op 6 juni 1599 te Sevilla. Zijn vader, De Silva. stamde uit Portugal en be hoorde tot een oude, voorname familie, aan zijn moeder dankte hij de naam Velazquez. Volgens zijn biografen heeft hij enige tijd gewerkt op het atelier van Fran cisco Hen-era de Oude, nadien heeft hij in elk geval tot 1618 gewerkt hij Francisco Pacheco, waar hij in 1617 de meesterproef aflegde. Deze Pacheco was geen genie. Maar hij moet wel al spoe dig de uitzonderlijke begaafdheid van zijn jonge gezel hebben aan gevoeld. Hij bracht hem boven dien zijn ideeën aangaande het schilderen bij. Een daarvan heeft de jonge Diego hijzonder ter harte genomen: „tekenen is leven en ziel van het schilderen". Hij heeft ontzettend veel getekend en et- zijn vaardigheid en zijn waarne mingsvermogen aangescherpt. Hij' was nog heel jong, pas vierentwintig jaar, toen hij door de invloed van 's konings almachtige gunsteling graaf d'Olivares aan het hof werd toegelaten. Het was de eerste stap op de weg naar zijn glorie; de weg was gebaand, hij zou haar op eigen kracht ten einde gaan. Al spoedig was Velazquez hof schilder. betrekkelijk kort daarna kreeg hij andere, belangrijker functies. Zij droegen bij tot zijn artistieke ontwikkeling. Want de koning, Filips IV, zelf schilder en in elk geval een groot kunstmin naar en verzamelaar, had een Diego Velazques: Dame met waaier (16.'t0J. (Van onze Haagse redactie). Driehonderd antiquaren uit zestien landen, allen leden van de door de Amsterdammer Menno Hertzberger opge richte International League of Antiquarian Booksellers, zul len van 29 augustus tot en met 3 september in het Kurhaus te Scheveningen hun jaarlijkse congres houden. De bijeen komst valt samen met de viering van het vijfentwintigjarig bestaan van de Nederlandse Vereniging van Antiquaren, die als gastvrouwe zal optreden. Het programma vermeldt, naast besprekingen van huishoudelijke aard, officiële ontvangsten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, bezoeken aan mu sea en enige voordrachten. IN HET RUBENSHUIS te Antwer pen is nog tot 3 september een ten toonstelling te zien, gewijd aan de olieverfschetsen en tekeningen van Anthony vnn Dijck. In totaal zijn er U.'i tekeningen cn 12 schetsen geëx poseerd; het is de grootste tentoon stelling, ooit aan de tekenkust van Von Dijck ffticiji. Zowel de nationale als de interna tionale vereniging werden door de heer Hertzberger opgericht, ten einde rijp en groen onder de an tiquaren te scheiden en de bonafi de handelaren in de gelegenheid te stellen hun contacten op inter nationaal niveau uit te breiden. Men hecht daar in deze kring vooral zo grote waarde aan, om dat daardoor ook de relatie met. universiteitsbibliotheken aanzien lijk kon worden uitgebreid. De sa menwerking tussen antiquaren en bibliothecarissen heeft regelmatig tot gevolg, dat het zogenaamde uitverkochte wetenschapsboek in handen komt van hoogleraren en studenten, die hun zwerftochten langs boekestalletjes meestal niet met het beoogde succes bekroond zien. Een informatie in het inter nationale vakblad daarentegen heeft over het algemeen tot ge volg, dat het gezochte werk door een antiquaar kan worden gele verd. f iteraard worden die informa ties echter niet alleen door bibliothecarissen, maar ook wel dooi- verzamelaars gedaan, waarbij overigens voor een goed begrip van zaken gesteld moet worden, dat het aantal verzame laars van oude boeken ln Neder land niet groot is. Het is trou wens een bijzonder kostbare lief hebberij. Zo betaalt men voor een Gutenbèrgbijbel een miljoen gul den. Voor een enkel blad tweedui zend of m&erv De *erst* folioedl- tie van de werken van Shakespea re kortgeleden in Duitsland ge veild bracht 423.500 gulden op. De Shakespeare-collectie van de Amerikaanse verzamelaar Rosen- bach ging voor anderhalf miljoen dollar van de hand. Een slechts enkele tientallen pa gina's tellend werkje, waarin al- lerlei astronomische bijzonderhe den zijn te vinden, moet bijna tienduizend gulden kosten. Niet om de wetenschappelijke gege vens overigens, maar omdat dit boekje in H76 in Venetië ge drukt het eerste boekje is. dat is voorzien van een titelpagina. PAUL STEENBERGENdirecteur van de Haagse Comedie, heeft zich bereid verklaard op te treden als dia- loog-regisseur van de musiqal ,JMy Fair Lady", waarvoor de repetities onder leiding van de algemeen regis seur Sven Aan ge Larsen in het nieu we de la Mar Theater te Amsterdam worden gehouden. DE HOOGSTE PRIJZEN in de jaar lijks door de stad Salzburg uitge schreven wedstrijd voor schilders en beeldhouwers zijn dit jaar gewonnen door het Amerikaanse echtpaar Sutt- man uit Michigan. Evelyn won de „Oskar Kokoschkaprijs 1960" en echtgenoot Paul drie eerste prijzen voor zijn beeldhoinvwerken. IN AFWACHTING van het nieuwe gebouw voor ethnografische kunst in Antwerpen, wordt tot 25 september in de Stads feestzaal een tentoonstel ling gehouden over „Kunst buiten Europa". Hierbij heeft men zich be paald tot enkele afgeronde ondenoer- pen, te weten de precolumbiaanse kunst, de plastische .kunst van Afri ka en Oceanie, Indonesische wapens, weefsels en juwelen, Japanse weef sels en kleuren prenten, boeddhisti sche kunst en een unieke verzame ling Chinees celadonporselein. Dinsdag 20 september zal het Noordhollands Philharmoniscli Orkest on der leiding van Henri Arends in het Concertgebouw te Haarlem een con cert verzorgen, dat geheel bestaat uit eerste uitvoeringen van werken van Nederlandse componisten. Dit concert wordt door het N. Ph. O. aan geboden aan het Genootschap van Nederlandse Componisten, dat dit Jaar zijn gouden jubileum zal vieren. Het programma bevat zes werken, waarvan drie opdrachten zijn van het N.Ph.O., te weten: Otto Ketting Intrada Festiva, Lex van Delden pianoconcert, met als solist George van Renesse en Guillaum Landré Anagrammen. De Derivazioni voor strijkorkest van Robert Heppener en het concerto voor blaasinstrumen ten van Oscar van Hemel zijn regeringsopdrachten. Tenslotte zal nog worden uitgevoerd „Nostalgies" voor tenor en orkest van Rudolf Escher mat &li solist Led* Davoa, uitzonderlijk mooie collectie, wel ke nog steeds met zeer belang rijk werk werd uitgebreid. Ve- lazques heeft er heel wat van geleerd. Maar de belangrijkste stoot heeft hij gekregen door zijn ontmoeting met Rubens in 1628. De grote Vlaming kwam met een belang rijke zending naar Madrid. Zijn komst betekende voor Velazquez het contact met een heel andere wereld dan die hijzelf kende. Want Rubens was de grand seig neur, de diplomaat, de bereisde, vrije en onafhankelijke kunste naar; hij was bovendien uiter mate begaafd en in zijn werk wijze bepaald virtuoos. Een ontmoeting, die Velaz quez moet hebben geschokt. Niet, dat zijn karakter er door werd veranderd. Maar wel ontdekte hij, dat er andere mo gelijkheden waren voor artistiek scheppen dan die hij tot dan had gekend. De behoefte aan reizen, aan andere indrukken, ontwaakte in hem. Met een jaargeld van de koning trok hij gedurende ander half jaar naar Rome, waar hij enkele belangrijke schilderijen maakte en het werk van de grote Italiaanse tijdgenoten diepgaand bestudeerde. De reis leidde tot een verdieping en vereenvoudiging van zijn werk. Zijn kleur werd rijker, de vorm groter en minder gedetail leerd. De aandacht van de kunste naar ging niet meer uitsluitend naar de groten van het hof uit. Ook anderen wekten zijn gene genheid op de hofnarren en idioten, dwergen en verdwaasden, die het verstijfde protocol een humoristische noot moesten ge ven, de bedelaars uit Madrid, de tapijtweefsters en het leven van hofdames en prinsesjes. Nieuwe reizen volgden: een naar Catalo- nië in 1646, waar de koning in een oorlog werd gewikkeld, en een tweede naar Italië in 1650, waar Velazquez schilderijen moest ko pen en kunstenaars aanwerven voor werkzaamheden aan het hof. De kunstenaar maakte er een van de prachtigste portretten van zijn carrière: dat van paus Innocen- tius X. een prachtige samenklank in rood. goud en wit, waarin de bepaald niet mooie kerkvorst er uiterst flatteus afkomt. Opnieuw verdiepte zijn werk zich. De toets werd vluchtiger, als im pressionistisch. In snelle streken bouwde hij alles in kleurvakken op, snelle notities van het spel van licht en donker. De kunst uit 'deze laatste periode van zijn le ven werd het hoogtepunt van zijn carrière en heeft naderhand, eerst op een Goya, later op een Manet, grote invloed gehad. Twee uitermate belangrijke schilderijen maken nog steeds de glorie van de Spaanse openbare verzame lingen uit. Het ene. Hilanderes, geeft een impressie van het werk in de koninklijke tapijtweverij, herleid tot een groots spel. van licht en donker. Het andere, Las Meninas, geeft een indruk van het leven der koninklijke familie met haar hofdames op het mo ment, dat Velazquez bezig is, een prinsesje te schilderen. Koning Filips heeft het zeer hoog geschat en er de schilder een zeer belang rijke onderscheiding voor toege kend. Zijn positie aan liet hof is de kunstenaar tenslotte noodlottig geworden. Toen in 1660 de infan te Maria Teresia met koning Lo- dewïjk XIV in hn huwelijk' trad en dus de koninklijke reis naar deze plechtigheid diende te wor den voorbereid, zijn de ver moeienissen Velazquez te machtig geworden. Hij is er aan bezwe ken, zijn vorst en zijn land e. .1 schat van de allerbelangrijkste kunstwerken nalatend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5