Over Kipling, Martin du Gard. Van Eeden en Multatuli Londen is onder de indruk van Picasso Prijzenregen op filmfestival in Tsjechoslowakije Maar de Fransen bleven er buiten ZATERDAG 30 JULI 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Beschouwingen en herdrukken Geschriften uit de Nederlandse en de wereldliteratuur r ii deze kolom hebben we reeds verscheidene keren de aandacht A gevraagd voor de keurig verzorgde boekwerken die de uit geverij „De Toorts" te Haarlem uitgeeft in haar reeks „Pan theon der winnaars v. d. Nobelprijs voor literatuur". Die royale uitvoering is prettig, maar de inhoud is uiteraard nog belang rijker, en die is uitgelezen, daar staan de namen van auteurs, bewerkers, vertalers en inleiders borg voor. Zo werd een deel gewijd aan Kudyard Kipling (1865-1936), de eerste Engelsman die (in 1907) de Nobelprijs voor literatuur kreeg. In het deel werden een dozijn-lange en korte novellen van hem gebundeld uit verschillende van zijn boeken. Prof. dr. Bonamy Dobrée schreef een inleiding over de mens-de schrijver, gevolgd door een chronologie, een bibliografie e.d., mitsgaders vier bladzijden illustraties. Kipling is ten onzent eigenlijk alleen maar bekend als de schrijver van de „Djungel-boeken", kinderverhalen en enkele verzen („If")het is daarom goed een uitgave te bezitten die in de eigen taal ervan getuigt dat deze schrijver heel wat meer pijlen op zijn boog had. Niemand minder dan prof. dr. Gaë- tan Picon, een der beroemdste hedendaagse Franse literatuur historici, schreef de uitvoerige in leiding tot de Pantheon-editie van Roger Martin du Gard's „De Zomer van 1914" (drie delen in twee ban den van de „Pantheon-reeks"), het zevende, geheel op zichzelf staande deel uit de bekende roman-cyclus ..Les Thibault" („L'été 1914"). Mar tin du Gard kreeg de Nobelprijs in 1937. een jaar nadat dit boek, het voorlaatste en wel het mooiste uit de hele cyclus, verscheen. De schrij ver, die een uiterst consciëntieus werker was, heeft zich voor dit „gro te historische fresco" zó grondig ge documenteerd. dat het lijkt of hij zelf overal bij geweest is. Martin du Gard heeft deze fraaie Nedei'landse editie van een van zijn belangrijkste boeken, waarvoor hij bij wijze van hoge uitzondering enig illustratiema teriaal had afgestaan, niet meer be leefd, want hij stierf 22 augustus 1958. (Hii was in 1881 geboren). Aan het tweede deel zijn toegevoegd de zeer belangrijke „Autobiografische en literaire herinneringen" waarin Martin du Gard voornamelijk over zijn literaire werkzaamheden vertelt. (Üitgaven „De Toorts", Haarlem). Letterkundige kroniek door HANS WARREN Als veertiende deeltje lil de reeks „Monografieën over Vlaamse let terkunde" verscheen van de hand van Pierre H. Dubois een boekje gewijd aan de dichter Jan van Nijlen. (A. Manteau, Brussel, voor Ned. Querido, Amsterdam). Het bevat naast, een korte Inlei ding waarin gewezen wordt op de eenvoud en natuurlijkheid van deze dichtkunst, de pose-looslieïd ervan, en de berustende wijsheid die er uit spreekt, ook een bïo- bihliografisehe schets van de dichter, alsmede een kleine maar selecte keuze uit zijn meestal stil le, mijmerende poëzie, waaronder hoogtepunten als „Do haven"'. „Gescheiden", „De oude kroeg" en de aangrijpende strofen voor zijn gestorven zoon. Op het om slag een portret door Willem Paerels, terwijl verder op een achttal bladzijden wat foto's bij eengebracht werden, merendeels portretten en kiekjes van de dich ter in verschillende levensperio den, die een enede indruk geven van ziin uiterlijk en de atmosfeer die hii met zich mede brengt. Bewonderaars van het werk van deze belangrijke Vlaamse dichter zullen dit sympathieke boekje gaarne bezitten. Bij Querido. Amsterdam, verscheen een derde druk van het inmiddels reerls bekend geworden werk van nrof. dr. G. Stuiveling „Een eeuw Nederlandse letteren" dat in een vijf tal groepen essays een boeiend over zicht geeft van de letterkunde in de vorige eeuw, geschetst tegen een bredere cultuur-historische achter grond. Het behoort met het ten on rechte veel minder bekende werk van Gcrben Colmjon (De Nederland se letteren in de 19de eeuw, uitgave Wereldbibliotheek), hoe verschillend ook. tot de beste gidsen voor die pe- reiode. Dit boek is geïllustreerd met zorgvuldig uitgekozen portretten, welbekend, maai- daarom niet min der welkom, zoals het waarlijk in drukwekkende portret van Karei van de Wocstijne. In „Met en tegen de tijd" bundelde G. H. M. van Ruet i\vco-en-negen- tig zogenaamde ..Zandlopertjes", paragraafjes die onder het teken van een zandloner in de N.R.C. ver schenen zijn. (Uitgave De Arbeiders pers, Amsterdam). Het zijn essays in zakformaat over talrijke onder werpen, niet meer uitsluitend over gelezen boeken, zoals in de beide de len „Lezen en laten lezen" die voor been van Huets hand verschenen zijn, hoewel hoeken en lectuur toch veelal een aanleiding tot overpeinzen en formuleren vormden. „Met en te gen de tijd" is een boek om zo nu en dan eens ter band te nemen: tel kenmale zal men geboeid raken, maar achter elkaar uitlezen doet men het stellig niet. Dit is dan ook de reden dat dit zo voortreffelijke boek telkens weer bij de „nog te bespreken boeken" te recht kwam. Wat in een goed vat zit, verzuurt niet: deze essays blijven even fris en pittig, ze geven telkens stof tot overdenken, prikkelen me nigmaal tot lectuur van een of ande re schrijver of van een l>epaald boek, prikkelen ook vaak tot tegen spraak, wat. even vruchtbaar is. Van Huet doet ons vaak denken aan de Franse meester van het korte es say: Alain. Aan de Amerikaanse reizen van Fre- derik van Eeden wijdde Wim J. Si mons een klein werkje onder de ti tel „Het paleis van Circe" („De Beuk". Amsterdam). Het is een van de publikatïes ter gelegenheid van de Van-Eeden-herdenking, april 1960. (Van Eeden werd in 1860 geboren). Simons belicht in dit werkje een dei- minder bekende experimenten van Van Eeden: zijn pogingen om in de nieuwe wereld een nieuwe gemeen schapsvorm (kolonieplan) in prak tijk te brengen, nadat de onderne ming „Walden" in Nederland mis lukt was. Van Eeden maakte in 19081909 drie reizen naar Amerika en wist tenslotte te bereiken dat in North Carolina, nabij Wilmington, een kolonie werd gesticht. De bittere ervaringen met „Walden" hadden hem sceptisch gemaakt, en men krijgt sterk de indruk dat de zaak hem hier te veel uit handen is geno men en dat hij in zekere zin is mis bruikt. In elk geval is ook dit expe riment mislukt, het spreekt eigenlijk vanzelf. Toch heeft het nog tot 3949 jeduurd eer deze „Van-Eeden settle ment" volkomen van de kaart ver dween, zij het dan dat het van 1939 een tehuis was voor joodse vluchte lingen. Het aardige van Simons' boekje is o.a. het feit dat er vele ci taten uit Amerikaanse kranten uit die dagen in staan, alsmede notities uit Van Eedehs dagboek. Het jaar 1960 is ook een Multa- tuli-gedenkjaar (in mei 1860 verscheen de „Max Ravelaar") en van de publikaties die dit met zich meebracht noemen we tenslotte nog „Multatuli, aanklager, strijder, realist" van F. W. Driessen (Pega sus, Amsterdam). De uitgever deelt in het Voorwoord mede dat dit boek wil zijn „een eerste marxistische be nadering van Multatuli." De schrijver ervan, een begaafd cn moedig man, is in oktober 1957 ge storven. Zijn gezondheid was volko men ondermijnd door het jarenlange verblijf (van 19411945) in concen tratiekampen. Driessen was de laat ste Nederlander die het kamp Bu- chenwald verliet, omdat hij zoveel mogelijk gegevens over omgekomen en bevrijde lotgenoten wilde verza melen. In 1947 vertrok hij naar Praag, waar hij o.a. aan zijn Multatuli-studies begon. Men moet zich bij de lectuur van dit boek niet direct ergeren aan de dik-opgelegde kameraad- schapstoon, noch aan de propa- ganda-achtige betoogtrant die ook de goedwillende niet-commu- nistische lezer al op de eerste bladzijden voorgoed uit het veld dreigt te slaan. Driessen schrijft voor de ongeletterde man die niet of nauwelijks van Multatuli heeft gehoord, verklaart vreemde woor den en namen (weieens onjuist overigens, als „obligaat" op pag. 120) maar hij schrijft, en dat is toch wel jammer, eigenlijk alleen voor partijgenoten. Niettemin is hij objectief genoeg om Multatuli niet voor het communis tische karretje te spannen. Deze mo ge de „eerste aanklager van de ko loniale uitbuiting zijn geweest, hij was geen communist. Driessen ci teert zeer terecht „Idee" 916: „Wie meent dat ik socialistische of com munistische roering voorsta heeft me zeer slecht begrepen." Aan Marx en Engels is hij, volgens Driessen jammer genoeg, „met open ogen voorbij gegaan." Het hoogst schat Driessen „Wouter tje Pieterse", waarvan hij uitvoeri ge uittreksels geeft, gevolgd door 'n beschouwing. Zijn studie is uit op rechte bewondering voor Multatuli geschreven en getuigt van een vol ledig aanvaarden van mens én kun stenaar, waar het bij Multatuli's commentatoren helaas nog al eens aan mangelt. Interessant zijn de pagi na's waar de schrijver Multatuli, de realist, verdedigt tegen Multatuli de romanticus van Saks. Interessant ook, te vernemen dat Multatuli in de Sowjet-Unie een grote bekend heid geniet. (Behalve zijn Verzamel de Werken is er ook een populaire levensgeschiedenis voor kinderen, „De Vlam van de Toorn" uitgege ven). We hebben dit Multatuïïboek met reserve maar met belangstelling gelezen. (Van onze medewerker Jan Koomen) KARLOVY VARY. Lit- verkocht was het openlucht theater, waarin men de prij zen zou uitreiken van het hier gehouden internationale film festival, het twaalfde reeds in Tsjecho-Slowakije. Toen begon het te regenen.... De plechtigheid werd verplaatst naar de fraaie festivalbio scoop. Daarbij deed zich ech ter een moeilijkheid voor: het openluchttheater kan met zijn 350 zitplaatsen vier a vijf maal zoveel bezoekers herbergen als de festivalbio scoop en men kon de prijs uitreiking toch moeilijk vier keer herhalen? De organisatoren vonden een prachtige oplossing: met luïdspre- kers werd in het openluchttheater bekendgemaakt, dat weliswaar de prijsuitreiking nu zou plaatsvin den in de festivalbioscoop, maar dat men in het openluchttheater een Amerikaanse film, Calypso, zou vertonen. Aangezien men in Tsjecho-Slowakije beslist niet veel Amerikaanse films te zien krijgt, bleef toen het overgrote deel van de bezoekers zitten en trokken al leen de filmmensen, de gastheren en de journalisten naar de festi valbioscoop. Daar bleken even la ter zelfs verscheidene Tsjechoslo- Portret van Xush (1D37) waakse ministers aanwezig te zijn. Op een tafel stonden heel veel prij zen geëxposeerd en weldra wisten we, voor wie die waren: voor de Russen, die o.a. een prijs kregen voor hun zeer gevoelige en aan trekkelijke speelfilm „Seriosja", over een klein jochie, dat eenvou dige avonturen beleeft, die voor hem erg belangrijk zijn? voor de Westduitsers, wier bij ons reeds bekende, door Wolfgang Staudte geregisseerde film „Rosen für den Staatsanwalt" bekroond werd: voor „De vlotten van de Donau", door de Roemenen naar het festi val gestuurd; voor een Spaanse cameraman; voor de Tsjechische regisseur Zbynek Brynych Voor zijn inderdaad meesterlijke regie van „Smyk" (De Val); voor de Italiaan Roberto Rossellini, wiens „Era notte a Roma" (Op een nacht in Rome) weliswaar einde loos lang leek, maar althans heel knappe momenten had en voor zijn hoofdrolspeelster, Giovanna Ralli. De lieve Hongaarse actrice Mari Töröcsik kreeg de bekroning als beste actrice; Sir Laurence Olivier en zijn Oostduitse collega Erwin Geschonneck werden onderschei den als de beste acteurs. Verdiend en niet verdiend Er werden ook nog tal van korte films enz. bekroond en men be merkt dus, dat er royaal werd om gesprongen met prijzen. Er wa ren dan ook legio films in verto ning gekomen en de hiervoor ge noemde prijzen waren verdiend. Niet verdiend was een blijkbaar inderhaast ingestelde prijs voor de biografische film, waarmee de Chinezen gelukkig werden ge maakt. Hun film namelijk, „Nieh Er", Componist, bleek een terug val na vroegere Chinese festival- bijdragen, maarde jury (waar toe o.a. de beroemde Canadese te kenfilmer Norman McLaren en de 'Indiase pin-up-boy, annex filmster en regisseur Raj Kapur behoor den), telde ook een Chinees onder haar leden en het schijnt, dat die héél vasthoudend was. We zijn op dit festival bovenal voortreffelijk ingelicht over de stand van zaken bij de Oosteuro- pese film, die in het algemeen stellig reden tot tevredenheid biedt voor de cineasten in dat deel van de wereld. Er was uiteraard Ongeëvenaarde expositie in de Talc Gallery (Van onze Londense correspondent) In de Tate' Gallery aan de noorde lijke oever van de Theems gele gen wordt van 6 juli tot 18 sep tember een tentoonstelling gehouden van 269 schilderstukken van Pablo Picasso op doek, hout of wandtapijt etc. door Roland Penrose schitterend georganiseerd in opdracht van de Arts Council, welke tentoonstelling, toen wij haar in juli bezochten, elke dag naar schatting minstens 60C3 mensen trok. Uit alle delen van de wereld hebben musea en verzame laars tableaus voor de grootste Pi- casso-tentoonstelling. die ooit tot stand kwam, ter beschikking ge steld, onder andere het Rijksmuseum Kröller-Müller een „Guitaar", het Haagse Gemeentemuseum een „Har lequin" en Picasso zelf honderd stuk ken uit eigen voorraad. Op het luis terrijke openingsfeest echter in de tuinen van het Londens museum, waarvoor men 5 guineas 60. entree moest betalen en waarop prins Philip aanwezig was, verscheen Pi casso niet. omdat zulke feesten niets voor Picasso zijn. Niemand zal ontkennen, dat Picas so een grootmeester is van de moderne schilderkunst, maar hoevelen zullen bekennen, dat zij, na een rondgang van enkele uren op deze tentoonstelling waarvoor men naar Londen moet komen als men de schilderkunst liefheeft niet ge lukkiger zijn geworden, zoals men dat kan zijn na een tentoonstelling van schilderijen te hebben gezien van Auguste Renoir, Braque. Paul Gau guin of zelfs van een douanier-Rous- seau Bij Picasso moeten wij altijd denken aan dat uitzonderlijke boek je van Misia Sert, „Misia" geheten, een beschouwing over haar eigen le ven als minnares van de kunst en maecenas van kunstenaars, waarin zij over haar vriend Picasso schreef: „Daar ik hem bij toeval erg jong ge kend heb, ben ik van mening, dat hij veel méér verdiende dan dit zo glorieuze leven, dat de mens Pi casso niet gebruikt heeft om te ver wezenlijken, wat hij in zich droeg". Met andere woorden Picasso heeft zijn ontzaglijke talent, zijn genie, over een wereld van vor men cn experimenten uitgebreid, maar het niet verdiept. Voor één ding mogen wij Picasso echter lot in lengte van dagen dankbaar zijn en dat is, dat hij, teveel schil der, nooit het abstracte heeft om helsd, tenzij misschien een ogen blik in zijn kubistische periode. De schilderijen, bestaande uit kleinere vlakjes in een egale kleur en niet wat schaduw erin ver werkt, hadden ook door kubisti sche schilders uit die tijd geschil derd kunnen zijn. Als ze niet op de tentoonstelling hingen, zou men niet weten, dat zij van Picas- De tentoonstelling is machtig in teressant. want Picasso is zijn tijd vooruit geweest en heeft haar weergegeven met dat onmisken bare gevoel, dat er een vernieuwing moest komen en ook, hoe vermoeid men tenslotte raakt door de misvor ming van vrouwenfiguren, van dieren en van de geest, omdat in heel veel doeken van de meester zijn geniali teit doorbreekt, in de allereerste plaats de genialiteit van de lijn. Want meer dan door de kleur treft Picasso altijd door de lijn, waarin hij door niemand, behalve Rembrandt dan. maar op heel andere wijze, over troffen of geëvenaard wordt. Wij hebben met het voorafgaande niet willen zeggen, dat alle misvormin gen of eigen zienswijzen van de Spaanse schilder, die door Parijs zijn roem verkreeg, onaangenaam aan doen. Zo erg ouderwets moet men de zaak ook weer niet bezien. Zijn „Portret van Nush", de vrouw van de moderne dichter Paul Eluard, is een meesterstukje van raffinement en door de kleur veel guitiger en aantrekkelijker dan men zich van de reproduktie kan voostellen. Maar waarom is liet op de tentoonstelling zo be minnenswaard Omdat, en dat ziet men ook veel beter op het schilderij zelf, door de spranke lende ogen en het fijn-ironische mondje iets heel menselijks uit dit schilderstuk naar voren komt, dat in andere, verwrochte, vrou wenstudies in de „idee" is onder gegaan. En hier. in dit werk, als in vele andere werken gelukkig, is de eenheid tussen gedachte en uitwerking volkomen dit schilde rij had door Picasso niet anders geschilderd kunnen worden met hetzelfde effect. Hoe groot de tentoonstelling ook is. zij is natuurlijk op lange na niet vol ledig. Picasso is een „snelwerker", dat heeft men aan de film „Le Mys- tère Picasso", die Clouzot van hem en zijn werkwijze gemaakt heeft, kunnen zien. In zijn jonge jaren verbaasde hij de kameraden op Montmartre ermee, dat hij drie schilderijen maak te op één dag, schilderijen, die toen al Picasso was 20 jaar oud door de. scherpzinnige kunsthandelaar Ambroïse Vollaard de man die zo genaamd slapende rijk werd -wer den gekocht. Wel volledig is het overzicht van zijn werk, zijn al de perioden vanaf de vroege jaren over de kubistische, furieuze en andere pe rioden heen tot aan die van Cannes en Vauvenargues, zoals in de catalo gus is vastgesteld. Wijzelf zouden die laatste periode het tijdperk van te rugkeer naar de natuur willen noe men, want er hangt in de Tate Gal lery een serie vergezichten uit een raam met uitzicht op de Middelland se Zee, welke aan Bonnard doet den ken. Nog vollediger zou de expositie zijn geweest, als de belofte van Ilya Ehrenbourg door de Russische auto riteiten was ingelost, pré-kubistische werken van Picasso uit de Russische musea ter beschikking te stellen. Toch ontbreekt het daar niet aan in Londen. Het fameuze doek „Les de moiselles d'Avignon" (1906-7). waar in het kubisme doorbreekt en dat dan ook als de generator van die nieuwe, tijdelijke stijl wordt beschouwd, hangt alléén aan één wand in een kleine rotonde van het museum. Het is in elk geval een tentoon stelling om van të watertanden, omdat men er het genie van. Pablo Picasso uit ziet opbloeien, de oorsprong van al het grillige, ver- wrongene en de werkelijkheid-zo-ver- mogelijk-ontvluchtende van de te genwoordige schilderkunst ontdekt, voor zover die niet abstract is en ook en vooral, omdat men door deze over vloed van vormen en ideeën tot na denken komt over de toekomst van de schilderkunst, die heus niet aan het eind is van zijn latijn en terug kan keren tot een meer begrijpelijke schoonheid, al zal daar zeker weinig Grieks bij zijn. Beeld uit de gevoelige Russische film „Seriosja" als de kleine Se riosja in deze te Karlovy Vary met de Grote Prijs bekroonde speelfilm een fiets krijgt, moet hij eerst nog leren hoe hij zo'n ding moet berijden. veel propagandawerk bij, maar er was ook veel, dat voor Westeuro- pese filmliefhebbers eveneens ruimschoots het aanzien waard was. De Polen echter, die toch nu cn dan films van klasse maken, bicven hier in gebreke. Van Westeuropese zijde waren het vooral de Westduitsers, die beste zaken deden hoewel er geen diplomatieke betrekkingen tussen de bondsrepubliek en Tsjecho-Slo wakije bestaan en de Engelsen, die zich goed lieten vertegenwoor digen. De Fransen waren ook met een grote vertegenwoordiging ge komen, maar ze gingen zonder prijs naar huis. De Zweden verrasten op de laatste dag van het festival met een do cumentaire oxer het nationaal- socialisme, „Mein Kampf - de bloedige jaren", waarin heel knap allerlei voordien nog onbekend, hoogst interessant filmmateriaal is verwerkt, voor een belangrijk deel iut het archief van Goebbels en verder uit archieven te Berlijn. Parijs, Londen, Warschau, Mos kou, enz. Voortreffelijk heeft re gisseur Erwin Leiscr gebruik ge maakt van het geluid, waarmee hij de beelden vaak heel origineel illustreerde. Vriendelijke reacties Bij de bekendmaking van de be kroningen werd er telkens vrien delijk geapplaudisseerd; er was hier geen sprake van gefluit of afkeurend geroep, zoals sommige andere festivals te horen plegen te geven. Met die vriendelijke re acties bleef men overigens in de geest van het gehele festival, dat niet alleen uitstekend georgani seerd was, maar dat ook voortdu rend getuigde van de wil van de organisatoren, een goeed sfeer te scheppen. Er werd dan ook geen wanklank gehoord, er waren geen schandalen; de vele beroemdheden, die uit de gehele wereld waren sa mengestroomd gedroegen zich even rustig en waardig als de be volking, die hen met kennelijke sympathie heeft ontvangen. Als een actrice en een acteur al eens veel met elkaar optrokken, werd dat niet onmiddellijk aanleiding tot kletspraatjes, waarvan de an dere festivals plegen te gonzen. Tot de elegantste gasten behoor den hoe zou het anders kunnen de mooie Italiaanse Giovanna Ralli en haar Franse collega's Claire Maurier en Sophie Grimal- di, tot de vriendelijkste een hele serie Tsjechoslowaakse actrices en acteurs en de Oostenrijkse Waltraut Haas, tot de levendigste de Westduitse regisseur Wolfgang Staudte, tot de rustigste de alleen reeds door zijn uiterlijke verschij ning imponerende Russische ac teur Sergei Bondarsjoek. bij ons o.a. bekend door Het lot van een Mens, en zijn landgenote-collega Inna Skobsevova (niet wie hij op trad in de met de Grote Prijs be kroonde film Seriosja), die soms heel gesoigneerd was, maar op an dere dagen sportief in een lange broek rondliep. Zelfs na een bezoek aan de be faamde bierbrouwerijen te Pilsen, dat tegenwoordig PIzen heet. waarbij langdurig en veel werd „gekeurd", liet zich geen enkele wanklank horen integendeel, toen werden er mooie volksliede ren beschaafd gezongen. Enig opzien baarde slechts een Mexicaans sterretje, dat deèd als of ze een heel grote, fonkelende ster was. Ze liet een bus met fes- uvalgasten, die na afloop van het festival naar Praag zou vertrek ken. bijna een uur wachten, om dat ze nog niet klaar was met het pakken van haar 26 koffers en omdat ze ruzie maakte met de vertegenwoordigster van een foto bureau van wie ze heel veel foto's van zichzelf had gekocht, voor honderden guldeus, zonder ze te betalen. Toen ze de volgende ochtend uit Praag naar het vlieg veld wilde vertrekken, was bij de receptie van het hotel haar pas zoekgeraakt. Wat ze toen zei. be hoef ik U niet te beschrijven. Misschien was het zoekmaken van die pas een kleine wraakoefening van het hotelpersoneel?

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5