Over Kipling, Martin du Gard.
Van Eeden en Multatuli
Londen is onder de indruk van Picasso
Prijzenregen op filmfestival
in Tsjechoslowakije
Maar de Fransen
bleven er buiten
ZATERDAG 30 JULI 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Beschouwingen en herdrukken
Geschriften uit de Nederlandse
en de wereldliteratuur
r ii deze kolom hebben we reeds verscheidene keren de aandacht
A gevraagd voor de keurig verzorgde boekwerken die de uit
geverij „De Toorts" te Haarlem uitgeeft in haar reeks „Pan
theon der winnaars v. d. Nobelprijs voor literatuur". Die royale
uitvoering is prettig, maar de inhoud is uiteraard nog belang
rijker, en die is uitgelezen, daar staan de namen van auteurs,
bewerkers, vertalers en inleiders borg voor. Zo werd een deel
gewijd aan Kudyard Kipling (1865-1936), de eerste Engelsman
die (in 1907) de Nobelprijs voor literatuur kreeg. In het deel
werden een dozijn-lange en korte novellen van hem gebundeld
uit verschillende van zijn boeken. Prof. dr. Bonamy Dobrée
schreef een inleiding over de mens-de schrijver, gevolgd door
een chronologie, een bibliografie e.d., mitsgaders vier bladzijden
illustraties. Kipling is ten onzent eigenlijk alleen maar bekend
als de schrijver van de „Djungel-boeken", kinderverhalen en
enkele verzen („If")het is daarom goed een uitgave te bezitten
die in de eigen taal ervan getuigt dat deze schrijver heel wat
meer pijlen op zijn boog had.
Niemand minder dan prof. dr. Gaë-
tan Picon, een der beroemdste
hedendaagse Franse literatuur
historici, schreef de uitvoerige in
leiding tot de Pantheon-editie van
Roger Martin du Gard's „De Zomer
van 1914" (drie delen in twee ban
den van de „Pantheon-reeks"), het
zevende, geheel op zichzelf staande
deel uit de bekende roman-cyclus
..Les Thibault" („L'été 1914"). Mar
tin du Gard kreeg de Nobelprijs in
1937. een jaar nadat dit boek, het
voorlaatste en wel het mooiste uit
de hele cyclus, verscheen. De schrij
ver, die een uiterst consciëntieus
werker was, heeft zich voor dit „gro
te historische fresco" zó grondig ge
documenteerd. dat het lijkt of hij
zelf overal bij geweest is. Martin du
Gard heeft deze fraaie Nedei'landse
editie van een van zijn belangrijkste
boeken, waarvoor hij bij wijze van
hoge uitzondering enig illustratiema
teriaal had afgestaan, niet meer be
leefd, want hij stierf 22 augustus
1958. (Hii was in 1881 geboren). Aan
het tweede deel zijn toegevoegd de
zeer belangrijke „Autobiografische
en literaire herinneringen" waarin
Martin du Gard voornamelijk over
zijn literaire werkzaamheden vertelt.
(Üitgaven „De Toorts", Haarlem).
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Als veertiende deeltje lil de reeks
„Monografieën over Vlaamse let
terkunde" verscheen van de
hand van Pierre H. Dubois een
boekje gewijd aan de dichter Jan
van Nijlen. (A. Manteau, Brussel,
voor Ned. Querido, Amsterdam).
Het bevat naast, een korte Inlei
ding waarin gewezen wordt op de
eenvoud en natuurlijkheid van
deze dichtkunst, de pose-looslieïd
ervan, en de berustende wijsheid
die er uit spreekt, ook een bïo-
bihliografisehe schets van de
dichter, alsmede een kleine maar
selecte keuze uit zijn meestal stil
le, mijmerende poëzie, waaronder
hoogtepunten als „Do haven"'.
„Gescheiden", „De oude kroeg"
en de aangrijpende strofen voor
zijn gestorven zoon. Op het om
slag een portret door Willem
Paerels, terwijl verder op een
achttal bladzijden wat foto's bij
eengebracht werden, merendeels
portretten en kiekjes van de dich
ter in verschillende levensperio
den, die een enede indruk geven
van ziin uiterlijk en de atmosfeer
die hii met zich mede brengt.
Bewonderaars van het werk van
deze belangrijke Vlaamse dichter
zullen dit sympathieke boekje
gaarne bezitten.
Bij Querido. Amsterdam, verscheen
een derde druk van het inmiddels
reerls bekend geworden werk van
nrof. dr. G. Stuiveling „Een eeuw
Nederlandse letteren" dat in een vijf
tal groepen essays een boeiend over
zicht geeft van de letterkunde in de
vorige eeuw, geschetst tegen een
bredere cultuur-historische achter
grond. Het behoort met het ten on
rechte veel minder bekende werk
van Gcrben Colmjon (De Nederland
se letteren in de 19de eeuw, uitgave
Wereldbibliotheek), hoe verschillend
ook. tot de beste gidsen voor die pe-
reiode. Dit boek is geïllustreerd met
zorgvuldig uitgekozen portretten,
welbekend, maai- daarom niet min
der welkom, zoals het waarlijk in
drukwekkende portret van Karei van
de Wocstijne.
In „Met en tegen de tijd" bundelde
G. H. M. van Ruet i\vco-en-negen-
tig zogenaamde ..Zandlopertjes",
paragraafjes die onder het teken
van een zandloner in de N.R.C. ver
schenen zijn. (Uitgave De Arbeiders
pers, Amsterdam). Het zijn essays
in zakformaat over talrijke onder
werpen, niet meer uitsluitend over
gelezen boeken, zoals in de beide de
len „Lezen en laten lezen" die voor
been van Huets hand verschenen
zijn, hoewel hoeken en lectuur toch
veelal een aanleiding tot overpeinzen
en formuleren vormden. „Met en te
gen de tijd" is een boek om zo nu
en dan eens ter band te nemen: tel
kenmale zal men geboeid raken,
maar achter elkaar uitlezen doet
men het stellig niet.
Dit is dan ook de reden dat dit zo
voortreffelijke boek telkens weer bij
de „nog te bespreken boeken" te
recht kwam. Wat in een goed vat
zit, verzuurt niet: deze essays blijven
even fris en pittig, ze geven telkens
stof tot overdenken, prikkelen me
nigmaal tot lectuur van een of ande
re schrijver of van een l>epaald
boek, prikkelen ook vaak tot tegen
spraak, wat. even vruchtbaar is.
Van Huet doet ons vaak denken aan
de Franse meester van het korte es
say: Alain.
Aan de Amerikaanse reizen van Fre-
derik van Eeden wijdde Wim J. Si
mons een klein werkje onder de ti
tel „Het paleis van Circe" („De
Beuk". Amsterdam). Het is een van
de publikatïes ter gelegenheid van de
Van-Eeden-herdenking, april 1960.
(Van Eeden werd in 1860 geboren).
Simons belicht in dit werkje een dei-
minder bekende experimenten van
Van Eeden: zijn pogingen om in de
nieuwe wereld een nieuwe gemeen
schapsvorm (kolonieplan) in prak
tijk te brengen, nadat de onderne
ming „Walden" in Nederland mis
lukt was. Van Eeden maakte in
19081909 drie reizen naar Amerika
en wist tenslotte te bereiken dat in
North Carolina, nabij Wilmington,
een kolonie werd gesticht. De bittere
ervaringen met „Walden" hadden
hem sceptisch gemaakt, en men
krijgt sterk de indruk dat de zaak
hem hier te veel uit handen is geno
men en dat hij in zekere zin is mis
bruikt. In elk geval is ook dit expe
riment mislukt, het spreekt eigenlijk
vanzelf. Toch heeft het nog tot 3949
jeduurd eer deze „Van-Eeden settle
ment" volkomen van de kaart ver
dween, zij het dan dat het van 1939
een tehuis was voor joodse vluchte
lingen. Het aardige van Simons'
boekje is o.a. het feit dat er vele ci
taten uit Amerikaanse kranten uit
die dagen in staan, alsmede notities
uit Van Eedehs dagboek.
Het jaar 1960 is ook een Multa-
tuli-gedenkjaar (in mei 1860
verscheen de „Max Ravelaar")
en van de publikaties die dit met
zich meebracht noemen we tenslotte
nog „Multatuli, aanklager, strijder,
realist" van F. W. Driessen (Pega
sus, Amsterdam). De uitgever deelt
in het Voorwoord mede dat dit boek
wil zijn „een eerste marxistische be
nadering van Multatuli."
De schrijver ervan, een begaafd cn
moedig man, is in oktober 1957 ge
storven. Zijn gezondheid was volko
men ondermijnd door het jarenlange
verblijf (van 19411945) in concen
tratiekampen. Driessen was de laat
ste Nederlander die het kamp Bu-
chenwald verliet, omdat hij zoveel
mogelijk gegevens over omgekomen
en bevrijde lotgenoten wilde verza
melen.
In 1947 vertrok hij naar Praag, waar
hij o.a. aan zijn Multatuli-studies
begon.
Men moet zich bij de lectuur van
dit boek niet direct ergeren aan
de dik-opgelegde kameraad-
schapstoon, noch aan de propa-
ganda-achtige betoogtrant die
ook de goedwillende niet-commu-
nistische lezer al op de eerste
bladzijden voorgoed uit het veld
dreigt te slaan. Driessen schrijft
voor de ongeletterde man die niet
of nauwelijks van Multatuli heeft
gehoord, verklaart vreemde woor
den en namen (weieens onjuist
overigens, als „obligaat" op pag.
120) maar hij schrijft, en dat is
toch wel jammer, eigenlijk alleen
voor partijgenoten.
Niettemin is hij objectief genoeg om
Multatuli niet voor het communis
tische karretje te spannen. Deze mo
ge de „eerste aanklager van de ko
loniale uitbuiting zijn geweest, hij
was geen communist. Driessen ci
teert zeer terecht „Idee" 916: „Wie
meent dat ik socialistische of com
munistische roering voorsta heeft
me zeer slecht begrepen." Aan Marx
en Engels is hij, volgens Driessen
jammer genoeg, „met open ogen
voorbij gegaan."
Het hoogst schat Driessen „Wouter
tje Pieterse", waarvan hij uitvoeri
ge uittreksels geeft, gevolgd door 'n
beschouwing. Zijn studie is uit op
rechte bewondering voor Multatuli
geschreven en getuigt van een vol
ledig aanvaarden van mens én kun
stenaar, waar het bij Multatuli's
commentatoren helaas nog al eens aan
mangelt. Interessant zijn de pagi
na's waar de schrijver Multatuli, de
realist, verdedigt tegen Multatuli de
romanticus van Saks. Interessant
ook, te vernemen dat Multatuli in
de Sowjet-Unie een grote bekend
heid geniet. (Behalve zijn Verzamel
de Werken is er ook een populaire
levensgeschiedenis voor kinderen,
„De Vlam van de Toorn" uitgege
ven). We hebben dit Multatuïïboek
met reserve maar met belangstelling
gelezen.
(Van onze medewerker
Jan Koomen)
KARLOVY VARY. Lit-
verkocht was het openlucht
theater, waarin men de prij
zen zou uitreiken van het hier
gehouden internationale film
festival, het twaalfde reeds
in Tsjecho-Slowakije. Toen
begon het te regenen.... De
plechtigheid werd verplaatst
naar de fraaie festivalbio
scoop. Daarbij deed zich ech
ter een moeilijkheid voor: het
openluchttheater kan met
zijn 350 zitplaatsen vier a
vijf maal zoveel bezoekers
herbergen als de festivalbio
scoop en men kon de prijs
uitreiking toch moeilijk vier
keer herhalen?
De organisatoren vonden een
prachtige oplossing: met luïdspre-
kers werd in het openluchttheater
bekendgemaakt, dat weliswaar de
prijsuitreiking nu zou plaatsvin
den in de festivalbioscoop, maar
dat men in het openluchttheater
een Amerikaanse film, Calypso,
zou vertonen. Aangezien men in
Tsjecho-Slowakije beslist niet veel
Amerikaanse films te zien krijgt,
bleef toen het overgrote deel van
de bezoekers zitten en trokken al
leen de filmmensen, de gastheren
en de journalisten naar de festi
valbioscoop. Daar bleken even la
ter zelfs verscheidene Tsjechoslo-
Portret van Xush (1D37)
waakse ministers aanwezig te
zijn.
Op een tafel stonden heel veel prij
zen geëxposeerd en weldra wisten
we, voor wie die waren: voor de
Russen, die o.a. een prijs kregen
voor hun zeer gevoelige en aan
trekkelijke speelfilm „Seriosja",
over een klein jochie, dat eenvou
dige avonturen beleeft, die voor
hem erg belangrijk zijn? voor de
Westduitsers, wier bij ons reeds
bekende, door Wolfgang Staudte
geregisseerde film „Rosen für den
Staatsanwalt" bekroond werd:
voor „De vlotten van de Donau",
door de Roemenen naar het festi
val gestuurd; voor een Spaanse
cameraman; voor de Tsjechische
regisseur Zbynek Brynych Voor
zijn inderdaad meesterlijke regie
van „Smyk" (De Val); voor de
Italiaan Roberto Rossellini, wiens
„Era notte a Roma" (Op een
nacht in Rome) weliswaar einde
loos lang leek, maar althans heel
knappe momenten had en voor zijn
hoofdrolspeelster, Giovanna Ralli.
De lieve Hongaarse actrice Mari
Töröcsik kreeg de bekroning als
beste actrice; Sir Laurence Olivier
en zijn Oostduitse collega Erwin
Geschonneck werden onderschei
den als de beste acteurs.
Verdiend en
niet verdiend
Er werden ook nog tal van korte
films enz. bekroond en men be
merkt dus, dat er royaal werd om
gesprongen met prijzen. Er wa
ren dan ook legio films in verto
ning gekomen en de hiervoor ge
noemde prijzen waren verdiend.
Niet verdiend was een blijkbaar
inderhaast ingestelde prijs voor
de biografische film, waarmee de
Chinezen gelukkig werden ge
maakt. Hun film namelijk, „Nieh
Er", Componist, bleek een terug
val na vroegere Chinese festival-
bijdragen, maarde jury (waar
toe o.a. de beroemde Canadese te
kenfilmer Norman McLaren en de
'Indiase pin-up-boy, annex filmster
en regisseur Raj Kapur behoor
den), telde ook een Chinees onder
haar leden en het schijnt, dat die
héél vasthoudend was.
We zijn op dit festival bovenal
voortreffelijk ingelicht over de
stand van zaken bij de Oosteuro-
pese film, die in het algemeen
stellig reden tot tevredenheid
biedt voor de cineasten in dat deel
van de wereld. Er was uiteraard
Ongeëvenaarde expositie
in de Talc Gallery
(Van onze Londense correspondent)
In de Tate' Gallery aan de noorde
lijke oever van de Theems gele
gen wordt van 6 juli tot 18 sep
tember een tentoonstelling gehouden
van 269 schilderstukken van Pablo
Picasso op doek, hout of wandtapijt
etc. door Roland Penrose schitterend
georganiseerd in opdracht van de
Arts Council, welke tentoonstelling,
toen wij haar in juli bezochten, elke
dag naar schatting minstens 60C3
mensen trok. Uit alle delen van de
wereld hebben musea en verzame
laars tableaus voor de grootste Pi-
casso-tentoonstelling. die ooit tot
stand kwam, ter beschikking ge
steld, onder andere het Rijksmuseum
Kröller-Müller een „Guitaar", het
Haagse Gemeentemuseum een „Har
lequin" en Picasso zelf honderd stuk
ken uit eigen voorraad. Op het luis
terrijke openingsfeest echter in de
tuinen van het Londens museum,
waarvoor men 5 guineas 60.
entree moest betalen en waarop prins
Philip aanwezig was, verscheen Pi
casso niet. omdat zulke feesten niets
voor Picasso zijn.
Niemand zal ontkennen, dat Picas
so een grootmeester is van de
moderne schilderkunst, maar
hoevelen zullen bekennen, dat zij, na
een rondgang van enkele uren op
deze tentoonstelling waarvoor men
naar Londen moet komen als men
de schilderkunst liefheeft niet ge
lukkiger zijn geworden, zoals men
dat kan zijn na een tentoonstelling
van schilderijen te hebben gezien van
Auguste Renoir, Braque. Paul Gau
guin of zelfs van een douanier-Rous-
seau Bij Picasso moeten wij altijd
denken aan dat uitzonderlijke boek
je van Misia Sert, „Misia" geheten,
een beschouwing over haar eigen le
ven als minnares van de kunst en
maecenas van kunstenaars, waarin
zij over haar vriend Picasso schreef:
„Daar ik hem bij toeval erg jong ge
kend heb, ben ik van mening, dat hij
veel méér verdiende dan dit zo
glorieuze leven, dat de mens Pi
casso niet gebruikt heeft om te ver
wezenlijken, wat hij in zich droeg".
Met andere woorden Picasso
heeft zijn ontzaglijke talent, zijn
genie, over een wereld van vor
men cn experimenten uitgebreid,
maar het niet verdiept. Voor één
ding mogen wij Picasso echter lot
in lengte van dagen dankbaar
zijn en dat is, dat hij, teveel schil
der, nooit het abstracte heeft om
helsd, tenzij misschien een ogen
blik in zijn kubistische periode.
De schilderijen, bestaande uit
kleinere vlakjes in een egale kleur
en niet wat schaduw erin ver
werkt, hadden ook door kubisti
sche schilders uit die tijd geschil
derd kunnen zijn. Als ze niet op
de tentoonstelling hingen, zou
men niet weten, dat zij van Picas-
De tentoonstelling is machtig in
teressant. want Picasso is zijn
tijd vooruit geweest en heeft
haar weergegeven met dat onmisken
bare gevoel, dat er een vernieuwing
moest komen en ook, hoe vermoeid
men tenslotte raakt door de misvor
ming van vrouwenfiguren, van dieren
en van de geest, omdat in heel veel
doeken van de meester zijn geniali
teit doorbreekt, in de allereerste
plaats de genialiteit van de lijn.
Want meer dan door de kleur treft
Picasso altijd door de lijn, waarin
hij door niemand, behalve Rembrandt
dan. maar op heel andere wijze, over
troffen of geëvenaard wordt. Wij
hebben met het voorafgaande niet
willen zeggen, dat alle misvormin
gen of eigen zienswijzen van de
Spaanse schilder, die door Parijs zijn
roem verkreeg, onaangenaam aan
doen. Zo erg ouderwets moet men de
zaak ook weer niet bezien.
Zijn „Portret van Nush", de
vrouw van de moderne dichter
Paul Eluard, is een meesterstukje
van raffinement en door de kleur
veel guitiger en aantrekkelijker
dan men zich van de reproduktie
kan voostellen. Maar waarom is
liet op de tentoonstelling zo be
minnenswaard Omdat, en dat
ziet men ook veel beter op het
schilderij zelf, door de spranke
lende ogen en het fijn-ironische
mondje iets heel menselijks uit
dit schilderstuk naar voren komt,
dat in andere, verwrochte, vrou
wenstudies in de „idee" is onder
gegaan. En hier. in dit werk, als
in vele andere werken gelukkig,
is de eenheid tussen gedachte en
uitwerking volkomen dit schilde
rij had door Picasso niet anders
geschilderd kunnen worden met
hetzelfde effect.
Hoe groot de tentoonstelling ook is.
zij is natuurlijk op lange na niet vol
ledig. Picasso is een „snelwerker",
dat heeft men aan de film „Le Mys-
tère Picasso", die Clouzot van hem
en zijn werkwijze gemaakt heeft,
kunnen zien.
In zijn jonge jaren verbaasde
hij de kameraden op Montmartre
ermee, dat hij drie schilderijen maak
te op één dag, schilderijen, die toen al
Picasso was 20 jaar oud door
de. scherpzinnige kunsthandelaar
Ambroïse Vollaard de man die zo
genaamd slapende rijk werd -wer
den gekocht. Wel volledig is het
overzicht van zijn werk, zijn al de
perioden vanaf de vroege jaren over
de kubistische, furieuze en andere pe
rioden heen tot aan die van Cannes
en Vauvenargues, zoals in de catalo
gus is vastgesteld. Wijzelf zouden die
laatste periode het tijdperk van te
rugkeer naar de natuur willen noe
men, want er hangt in de Tate Gal
lery een serie vergezichten uit een
raam met uitzicht op de Middelland
se Zee, welke aan Bonnard doet den
ken. Nog vollediger zou de expositie
zijn geweest, als de belofte van Ilya
Ehrenbourg door de Russische auto
riteiten was ingelost, pré-kubistische
werken van Picasso uit de Russische
musea ter beschikking te stellen.
Toch ontbreekt het daar niet aan in
Londen. Het fameuze doek „Les de
moiselles d'Avignon" (1906-7). waar
in het kubisme doorbreekt en dat dan
ook als de generator van die nieuwe,
tijdelijke stijl wordt beschouwd,
hangt alléén aan één wand in een
kleine rotonde van het museum.
Het is in elk geval een tentoon
stelling om van të watertanden,
omdat men er het genie van.
Pablo Picasso uit ziet opbloeien, de
oorsprong van al het grillige, ver-
wrongene en de werkelijkheid-zo-ver-
mogelijk-ontvluchtende van de te
genwoordige schilderkunst ontdekt,
voor zover die niet abstract is en ook
en vooral, omdat men door deze over
vloed van vormen en ideeën tot na
denken komt over de toekomst van
de schilderkunst, die heus niet aan
het eind is van zijn latijn en terug
kan keren tot een meer begrijpelijke
schoonheid, al zal daar zeker weinig
Grieks bij zijn.
Beeld uit de gevoelige Russische
film „Seriosja" als de kleine Se
riosja in deze te Karlovy Vary
met de Grote Prijs bekroonde
speelfilm een fiets krijgt, moet hij
eerst nog leren hoe hij zo'n ding
moet berijden.
veel propagandawerk bij, maar er
was ook veel, dat voor Westeuro-
pese filmliefhebbers eveneens
ruimschoots het aanzien waard
was. De Polen echter, die toch nu
cn dan films van klasse maken,
bicven hier in gebreke.
Van Westeuropese zijde waren het
vooral de Westduitsers, die beste
zaken deden hoewel er geen
diplomatieke betrekkingen tussen
de bondsrepubliek en Tsjecho-Slo
wakije bestaan en de Engelsen,
die zich goed lieten vertegenwoor
digen. De Fransen waren ook met
een grote vertegenwoordiging ge
komen, maar ze gingen zonder
prijs naar huis.
De Zweden verrasten op de laatste
dag van het festival met een do
cumentaire oxer het nationaal-
socialisme, „Mein Kampf - de
bloedige jaren", waarin heel knap
allerlei voordien nog onbekend,
hoogst interessant filmmateriaal
is verwerkt, voor een belangrijk
deel iut het archief van Goebbels
en verder uit archieven te Berlijn.
Parijs, Londen, Warschau, Mos
kou, enz. Voortreffelijk heeft re
gisseur Erwin Leiscr gebruik ge
maakt van het geluid, waarmee
hij de beelden vaak heel origineel
illustreerde.
Vriendelijke reacties
Bij de bekendmaking van de be
kroningen werd er telkens vrien
delijk geapplaudisseerd; er was
hier geen sprake van gefluit of
afkeurend geroep, zoals sommige
andere festivals te horen plegen
te geven. Met die vriendelijke re
acties bleef men overigens in de
geest van het gehele festival, dat
niet alleen uitstekend georgani
seerd was, maar dat ook voortdu
rend getuigde van de wil van de
organisatoren, een goeed sfeer te
scheppen. Er werd dan ook geen
wanklank gehoord, er waren geen
schandalen; de vele beroemdheden,
die uit de gehele wereld waren sa
mengestroomd gedroegen zich
even rustig en waardig als de be
volking, die hen met kennelijke
sympathie heeft ontvangen. Als
een actrice en een acteur al eens
veel met elkaar optrokken, werd
dat niet onmiddellijk aanleiding
tot kletspraatjes, waarvan de an
dere festivals plegen te gonzen.
Tot de elegantste gasten behoor
den hoe zou het anders kunnen
de mooie Italiaanse Giovanna
Ralli en haar Franse collega's
Claire Maurier en Sophie Grimal-
di, tot de vriendelijkste een hele
serie Tsjechoslowaakse actrices
en acteurs en de Oostenrijkse
Waltraut Haas, tot de levendigste
de Westduitse regisseur Wolfgang
Staudte, tot de rustigste de alleen
reeds door zijn uiterlijke verschij
ning imponerende Russische ac
teur Sergei Bondarsjoek. bij ons
o.a. bekend door Het lot van een
Mens, en zijn landgenote-collega
Inna Skobsevova (niet wie hij op
trad in de met de Grote Prijs be
kroonde film Seriosja), die soms
heel gesoigneerd was, maar op an
dere dagen sportief in een lange
broek rondliep.
Zelfs na een bezoek aan de be
faamde bierbrouwerijen te Pilsen,
dat tegenwoordig PIzen heet.
waarbij langdurig en veel werd
„gekeurd", liet zich geen enkele
wanklank horen integendeel,
toen werden er mooie volksliede
ren beschaafd gezongen.
Enig opzien baarde slechts een
Mexicaans sterretje, dat deèd als
of ze een heel grote, fonkelende
ster was. Ze liet een bus met fes-
uvalgasten, die na afloop van het
festival naar Praag zou vertrek
ken. bijna een uur wachten, om
dat ze nog niet klaar was met het
pakken van haar 26 koffers en
omdat ze ruzie maakte met de
vertegenwoordigster van een foto
bureau van wie ze heel veel foto's
van zichzelf had gekocht,
voor honderden guldeus, zonder
ze te betalen. Toen ze de volgende
ochtend uit Praag naar het vlieg
veld wilde vertrekken, was bij de
receptie van het hotel haar pas
zoekgeraakt. Wat ze toen zei. be
hoef ik U niet te beschrijven.
Misschien was het zoekmaken van
die pas een kleine wraakoefening
van het hotelpersoneel?