Wie
Amstel
drinkt...
doet zó
I EEN HEEL GEWOON KLEIN
I BOOTJE VAN KRANTEPAPIER
De avonturen van Stikkeltje en Bruunke
3\e\ molkje
„VERSTEDELIJKING VAN HET
GOOI ZEER GEWENST"
In een Bauograf ballpoint hoort een Bauograf vulling 4
ZATERDAG 16 JULI 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE
COU HA N T
3. „Wel te rusten zegt Bruunke
geeuwend. „Slaap lekker l" zegt
Stikkeltje... Het wordt heel stil in
Stikkeltje's huisje Maar dan ineens:
„Tik... tik... tik...!"
„Pets Er valt een druppel water
op Bruunlte's neus. „Wat ÏS dat
roept hij, overeind schietend. Stikkel
tje kornt zuchtend uit zijn bed „O,
het giet weer eens en dan 1 kt ons
dak
Iedereen helpt, om emmers en aller
lei andere dmgen onder de lekkende
plaatsen te zetten. „En nu maar weer
vlug onder de wolzegt moeder
Egelina opgewekt. „Hier hebben jul
lie de paraplu, dat scheelt ook nog!"
Stikkeltje bromt „Morgen halen
de dakdekker maar weer
(Advertentie)
Het kleine witte wolkje werd
hoog op een berg geboren,
van achter wit, van onder wit,
van boven en van voren.
Wat ben je mooi, lachte de zon,
al ben je ook niet groot.
Van blijdschap werd het wolkje toen
eerst rose en toen rood.
En 's avonds werd het wolkje goud.
Dat deed de grote maan.
Het was zó mooi, dat wie het zag
er even voor bleef staan.
En dat maakte de kleine wolk
verwend en eigenwijs,
verschrikkelijk ontevreden ook,
en daarvan werd het grijs.
Omdat het toen niet mooi weer was
werd het van boosheid zwart.
Het barstte toen in tranen uit,
het regende heel hard.
Heel klein vluchtte het naar de berg
naar waar het was geboren.
Daar werd het langzaamaan weer wit
van achter tot van voren.
Mies Bouhuys.
NAAf^W^WWV^WWWWVWWVWWvWV
„Wat wil wit en wat wil zwart drinken?" vraagt de gastvrouw.
Twee denkhoofden blijven over het schaakbord gebogen, maar
twee handen worden omhooggestoken. Goed denkwerk: Amsteï
slaat alles. Schaak!
FUNCTIONARIS LANDBOUWSCHAP
Tijd van „buiten wonen"
is voorbij
Bij dc toekomstige ontwikkeling van
het Gooi dient het ontstaan van een
werkelijke stad niet een uitgespro
ken centrum te worden bevorderd,
Hilversum komt hiervoor het meest
in aanmerking. De consequenties van
de reeds aanzienlijke verstedelijking
zal men moeten aanvaarden, o.m.
door het tegengaan van de nog steeds
ruime bebouwing en een beperkte
aantasting van natuur- en recreatie
terreinen, alsmede van het agrarisch
gebied.
Tot deze conclusie komt de heer D.
H. Franssens uit Den Haag, adjunct-
secretarisvan de commissie grond
gebruik van het landbouwschap, in
een artikel over de ruimtelijke orde
ning van het Gooi in het tijdschrift
„Economisch-Statistisclie Berichten"
van deze week.
De zes Gooise gemeenten, die in
3937 ongeveer 183.000 inwoners
telden, zullen volgens de schrij
ver in 1980 een inwonertal van
300.000 hebben. Buiten de natnur-
en recreatiegebieden zijn er vol
gens de beer Franssens weinig
bouwterreinen over. Hij schat dat
voor de naaste toekomst niet meer
dan circa 500 ha beschikbaar zijn,
waarop globaal 8000 woningen
kunnen worden gebouwd, die teza-
Geen douanemaatregelen
tegen bestelaulobezitters
Do douane zal aan de grens geen
kentekenbewijzen meer inhouden en
ook geen zekerheidsstelling eisen bij
het aantreffen van een „verbouwde"
bestelauto, tenzij de carosseriewijzi-
ging in het buitenland is aange
bracht.
Dit heeft het ministerie van finan
ciën meegedeeld aan de A.N.W.B.,
die er over had geklaagd, dat men
sen, die met een tot personenauto
verbouwde bestelauto van vakantie
in Nederland terugkeren onverwacht
in moeilijkheden raken, omdat zij dan
belasting moeten bijbetalen. Het mi
nisterie heeft in zijn brief aan de
A.N.W.B. echter uitdrukkelijk ge
steld, dat de nieuwe maatregel geen
wijziging betekent van de wettelijke
bepalingen inzake de verbouwing van
bestelauto's, doch dat slechts bij con
trole aan de grens geen directe maat
regelen meer genomen zullen worden
om de thuisreis van een categorie
Nederlandse toèiisten niet te be
moeilijken.
men huisvesting bieden aan 25.000
a 30.000 bewoners.
Dit betekent dat er bij de te ver
wachten toeneming van de bevolking
voor 80.000 inwoners geen ruimte be
schikbaar zal zijn. Bij de tot nu toe
gevolgde bouwwijze betekent dit een
tekort van bijna 1000 ha bouwter
rein, zo meent de heer Franssens.
Daai'om pleit hij voor vervanging
van de verouderde en ongerieflijke
villa's door moderne, stedelijke Woon
huizen, waardoor een groter aantal
mensen binnen het reeds bebouwde
gebied kan worden ondergebracht.
Bij de te verwachten grote bevol
kingstoeneming acht de heer Frans
sens het voorts onontkoombaar, dat
slechts enkele landelijke stokken (o.
m. omgeving Blaricnm) in de „Gooi-
siad" behouden kunnen blijven.
Herstel normale
bestuurstoestand
op Curaqao
Met Ingang van de dag, volgende op
die waarop gedeputeerden van het
eilandgebied Curacao worden verko
zen voor do verdere duur der zit
tingsperiode van de Eilandsraad, zal
de algemene maatregel van rijksbe
stuur die sinds 30 januari voor dat
eilandgebied geldt, worden ingetrok
ken. Dit heeft de rijksvoorlichtings
dienst meegedeeld.
Hoewel de gezaghebber van Curacao
nog niet officieel een datum heeft be
kendgemaakt, mag worden aange
nomen, dat de volgende week woens
dag de eilandsraad van Curasao bij
eenkomt om een nieuw bestuurscol
lege te kiezen. Onder de huidige om
standigheden berusten alle bevoegd
heden en verplichtingen van het be-
stuux-scollege tijdelijk bij de gezag
hebber van het eilandgebied.
De overweging die tot de voorge
nomen opheffing van deze regeling
heeft geleid is, dat het gevaar, dat
bij terugkeer tot de normale toe
stand de regeling en het bestuur
van de huishouding van het eiland
gebied Curaqao grovelijk verwaar
loosd zullen worden, niet langer
aanwezig wordt geacht.
De maatregel werd indertijd geno
men op veizoek van de regering van
do Nederlandse Antillen, die aan
toonde dat het bestuur van het
eilandgebied Curaqao, als gevolg van
het gemis aan vertrouwen tussen het
bestuurscollege en de eilandraad,
grovelijk werd venvaarsloosd. Gezien
net ontbreken van enig akkoord tus
sen beide groeperingen in de raad is
het vrijwel zeker dat het nieuwe be
stuurscollege zal bestaan uit leden
van de Democratische Partij en van
de Konstruktieve Volkspartij die de
grootst mogelijke minderheid in de
raad vormen.
„Ach", zei het Tzleine bootje, „ik ben maar zo klein. Een
heel gewoon klein bootje van krantepapier, niet gro
ter dan een mensenhand. Als ik weg vaar over het
grote water zal niemand me missen. Waarom zou ik
het niet doen?"
En het bootje had dat maar net gezegd of het dééd
het. Het zette zich af van het kluitje aan de rand van
de slootwaar een jongetje het had neergezet. Het liet
zich meteen door de wind naar het midden drijvenzo
dat het goed vaart kon krijgen en niet zou blijven
steken in het kroos langs de kanten. ,J)aar ga ik", zei
het kleine bootje, niemand zal me missen en wie weet
wat ik beleef."
„Hoho! Wacht even!", riep
een stem, „hoho, bootje,
neem me mee!"
Het kleine bootje draaide
zich een slag om en keek.
„Daar begint het avontuur
al", zei het, „ze roepen me!
Heeft ooit eerder iemand
me geroepen? Nee. Nu ben
ik iets. Nu ben ik een boot
je dat op avontuur uitgaat.
Nu roepen ze me."
Hij keek nog eens. „Zie je",
zei het. „dat is pas avon
tuur. Iemand roept je, maar
je ziet hem niet."
wit en het zwart van jouw
krantenpapier
„Je bent mooi", zei het
kleine bootje, „nu zie ik je.
Vooruit dan maar, als e zó
mooi bent en zo weinig
weegt en werkelijk op
„Maar ik ben er wel hoor!",
riep de stem, „ik ben er
f§ heus. Ik ben vlak boven je
jj§ en ik kijk naar je omdat je
zo'n mooie boot bent."
water, waar ze nu op voe
ren, werd nóg breder. Vis
sen schoten af en toe voor
bij en hapten verwonderd
naar dat kleine, zingende
bootje midden in de stroom.
„Waar denk je dat het
avontuur begint?", vroeg
de libelle aan haar bootje.
„Daar, waar de lucht licht
is en het land ophoudt",
wees het bootje, „daar gaan
we naar toe."
„Dat is precies waar ik ook
heen wilde", knikte de li-
belle, „laten we dan maar
gauw gaan."
Tegen de morgen waren ze,
waar het land ophoudt. De
sterren waren verbleekt, 't
wolken ingevaren, maar
bootje van de maan was de
Het kleine bootje stak zijn
voorsteven in de lucht en
keek opnieuw. „Maar ik zie
je niet!", riep hij ongedul
dig.
„Ach", zei het stemmetje,
i „dat komt omdat ik zo
dun ben als lucht. Je kijkt
bijna door me heen. Ik ben
j een libelle. Ik heb.alle kleu-
ren van de regenboog, ik
i ben heus heel mooi, maar
niemand ziet het. Vliegen
i gaat ook niet zo goed, want
i bij het eerste zuchtje wind
i word ik al weggeblezen. En
toch zou ik zo graag eens
iets van de wereld zien,
I weet je. Daarom ben ik zo
I blij dat ik jou nu ontdekt
heb. Nu kan ik eindelijk op
reis. Je zult niet eens mer-
j ken dat ik aan boord kom,
i zó licht ben ik. En boven-
dien is het heel gezellig.
We zullen elkaar op onze
i lange reizen verhalen kun-
nen vertellen en spelletjes
I doen."
i „Als je maar niet te zwaar
j bent", aarzelde het kleine
j bootje, „want ik ben zelf
echt maar een ukkepuk."
,^Hihi", lachte het stemme-
tje, „heb je me dan nog
niet gevoéld? Ik ben allang
I aan boord. Kijk maarJe
I ziet de regenboogkleuren
van mijn vleug éls tegen het
zijn we er ook wel niet
meer en dénken we alleen
maar dat we nog bestaan."
,En tóch bestaan we!", riep
het bootje opeens. ,Jk voel
grond! Ik voél opeens
grond!"
Het was waar. Toen ze om
ziph heen keken merkten
ze dat ze waren aange
spoeld op een groot wit
strand. Eerst dachten ze
dat er niemand was, maar
al gauw zagen ze dat heel
kleine gouden zandkevers
druk heen en weer liepen
op dat strand. In lange rij
en trokken ze op het boot
je af. „Een schip!", riepen
ze, „kijk eens, wat een ge
weldig schip! En het staat
vol reusachtige geheime let
ters, zie je wel! Het moet
een to verschip zijn!"
Even deinsden ze achter
uit, toen ze de libelle zagen,
Het kleine bootje liet nu
de wind doen wat hij wil
de en omdat het net tegen
de avond liep en de wind
dan altijd harder waait op
het water dan overdag, vlo
gen ze nu de sloot over tot
ze bij het grote kanaal wa
ren. Boven hen zagen ze
de sterren en de maan, die
ook op een bootje leek en
in het water naast zich za
gen ze alle sterren nog een
keer. De libelle zong voor
het bootje over de bloemen,
die ze kende, ze vertelde
hem verhaaltjes over de
kikkers van haar land, die
altijd kwajongensstreken
uithaalden en met z'n twee-
en probeerden ze, wie het
meeste sterren kon tellen.
Het werd nacht: het grote
reusachtig groot keek de
zon op de libelle en haar
vriendje neer. Om hen heen
was alleen nog maar water.
„Voel jij je ook zo klein?",
fluisterde het bootje. De li
belle knikte. „Kleiner dan
ooit", zei ze, „kleiner dan
de kleinste liliput-libelle
voel ik me nu."
„Misschien is dat het avon
tuur", zei het bootje, „ik
voel me als een hoekje van
de krant. Als een snipper."
Dagen en dagen dobberden
ze over de zee. Ze zongen
niet meer, vertelden geen
verhaaltjes meer en telden
geen sterren, want het leek
wel of er altijd meer kwa
men. Ze voelden zich zó
klein dat het wel leek of ze
niet meer bestonden.
„Misschien is dat ook wel
zo", fluisterde de libelle met
haar ogen dicht, „misschien
maar ze begrepen al gauw,
dat ze helemaal geen
kwaad wilde. Iedereen
mocht haar prachtige re-
genboogvleugels bekijken
en ze zelfs heel voorzichtig
aanraken.
Het was er zo heerlijk op
dat strand, zó heex-lijk dat
de kleine boot en de kleine
libelle er voor altijd geble
ven zijn.
De libelle als koningin van
de zandkevertjes en het
bootje als koningsboot,
waarmee op vrije zondagen
wel tienduizend zandkever
tjes tegelijk uit varen
gaan." Hoe zou je dan ooit
nog terug verlangen naar
het land waar niemand je
ziet, omdat je te klein
bent?" zegt de kleine boot
's avonds tegen de libelle,
als ze samen de sterren tel
len.
avontuur uit bent. Daar
gaan we."
y Ballograf Cottink normaal vulling f 0,95 Ballograf Magnum langschrijf vulling f 2,25 X