Via „Pocket" raakt men vertrouwd met het gebrocheerde hoek „TIJDSBEELD" GOED MAAR NIET REPRESENTATIEF Gemiste festivalkansen voor de provincie ZATERDAG 9 JULI 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT GROEIENDE BEHOEFTE AAN DIFFERENTIATIE Nieuwe werken en mogelijkheden in hei minder dure genre Nu het pocketboek ook in ons land zulk een succes gebleken is dat bijna alle grote uitgeverijen een reeks brengen, begint er behoefte aan differentiatie te ontstaan, komen er, naast de gewone reeksen, luxere of grotere edities, soms ook op beter papier en geïllustreerd, die alle tot gevolg hebben dat (veelal werkelijk góede!) lectuur massaal onder ons volk wordt ver spreid. Er heeft sinds het pocketboek in Nederland verscheen, eigenlijk een verschuiving plaats gevonden. Vroeger wilde „men" wat men „turven" pleegde te noemen: een zo omvangrijk mogelijk boek, dus dik papier, grote letter, in een zo indrukwek kend mogelijke linnen stempelband. Het gebrocheerde boek werd te flodderig gevonden, ook wel te min. Het „stond" niet in de boekenkast, de scheefgele«en rugjes naast de zware stem- pelbanden waren een doorn in het oog. Thans is, en dat is toch wel een verheugend verschijnsel, het gebrocheerde boek via een achterdeur (de pocket) aan het binnensluipen, en niemand neemt er meer aanstoot aan. Want wat zijn b.v. de nieuwe delen uit de herleefde „Meulenhoff-Editie" of de „Literaire Keuzen-pockets" van de Bezige Bi,j anders dan gebrocheer de boeken die van de pocket het ste vige, niet zo gauw losgaande of scheefgplezen bont-plastieken bandje meekregen, terwijl de prijs heerlijk lang bleef, al ligt die bij edities van dit formaat uiteraard wat hoger dan de daalder, eerder rond de 4 a 5 gul den, wat altijd nog weinig is wan neer men bedenkt dat de meeste ro mans of verhalenbundels in gebonden banden ongeveer een tientje kosten. Tn het uiterlijk? Ja, „staan" doet het natuurlijk nog steeds niet in de boekenkast. Water in de wijn dus. Het is ons bovendien nimmer duidelijk geworden waarom de pocket uiterlijk internationaal tot zo'n ordi nair, kakelbont geval moest worden; voor minder geld was een beschaafd omslag mogelijk. Die bonte omslagen worden blijkbaar algemeen als een onvermijdelijk kwaad geaccepteerd, zodat niemand er bezwaar tegen maakt. Op een enkele uitzondering na zijn de blinkende jasjes niet om aan te zien; het binnenwerk is bij de meeste reeksen daarentegen heel net jes verzorgd. Letterkundige kroniek door HANS WARREN In de Meulenhoff-Editie, vroeger welbekend bij de liefhebbers van een boeiend boek, verschenen nu, In nieuw gewaad dus, de twee eerste delen. No. 1 is de „Pentamerone" van Giambattista Basile, no. 2 „Heimwee naar de jungle" van Alejo Carpen- tier. Dit is een prachtige start. De „Pen tamerone", een der drie bekendste, oude Westeuropese kadervertellingen na de Decamerone en de „Heptamé- ïon" van de koningin van Navarre) bevat een ware schat aan oude volks vertelsels en sprookjes die de vertel ler een Italiaans tintje gaf door ze te laten verhalen door een tiental le lijke Napolitaanse roddelaarsters (aardige tegenstelling met de vertel sters van Boccaccio). Basile. krijgs man en hoveling (1575-1632) liet er zich geheel in gaan; de verhalen zijn kleurrijk en vaak ongekuist, bepaald geen sprookjes voor de jeugd. De vertaling, van Rein Valkhoff (vroe ger ook gebonden verschenen) is op de best misbare zogenaamde „eclo- gen" na moraliserende bespiegelin gen in dialoogvorm aan het eind der verteldagen) integraal en zéér leven dig, een extra woord van lof waard. Het al te platte werd op spirituele wijze een tikje verfijnd. Behalve boeiende lectuur, zijn deze verhalen in menig ander opzicht belangwek kend, o.a. als vei-gelijkingsmateriaal voor latere sprookjesbundels en als spiegel van het Italiaanse volksleven omstreeks 1600. De roman van Carpentier, „Los pasos perdidos" heeft inmiddels wereldfaam gekregen. Dr. Rijkmans vertaalde hem uit het Spaans onder de titel ..Heimwee naar de Jungle". Het is een meeslepende avonturenroman over een moderne cultuurmens, een tweederangs componist, die diep in de oerwouden langs de Orinoco liefde opvat voor een Indiaans natuurkind dat hij niet vergeten kan, doch dat, als hij na het opgeven van zijn posi tie naar haar terug wil keren, met een ander blijkt getrouwd. Er zijn magnifieke natuurbeschrijvingen in dit boek, dat ons overigens geen „blijver" lijkt, daarvoor is het «et iets te oppervlakkig. In de „Minerva.pockets" van dezelf de uitgeverij, verscheen als derde deeltje „De zeven provinciën in be roering", een ruime keuze uit de „Jid dische Kroniek" van Abraham Chaim Braatbard, vertaald, ingeleid en toe gelicht door L. Fuks, de bekende ver taler uit het Jiddisch. Deze 18de- reiiwse kroniek heeft nimmer een uitgever gevonden; het manuscript er van werd tussen het puin van joods Amsterdam teruggevonden. Voordien luid men er nog nimmer over ge hoord, mogelijk doordat- men in de kring waar het handschrift bewaard werd, geen Jiddisch meer kende. De titel is van Fuks, Braatbard noemde zijn boek eenvoudig een „nieuwe" kroniek, „Ajn naje Kornajk foen 1740—1752", en had hem wel als ver volg bedoeld op het destijds bekende werk van Menachem Man Amelander, dat tot 1710 liep. Braatbard (16991786) was in het geheel geen geleerde. Hij was een eenvoudige man uit het joodse volk en zijn relaas is onbevangen, soms kinderlijk („het is niet te beschrijven" ligt in zijn mond be storven) en heel menselijk. Hij verhaalt de eigentijdse geschiede nis gezien door de ogen van de gewone man, en vertelt ook over de noden van het volk, over het Pachtersoproer en de Doelisten beweging, over de prijs van le vensmiddelen. de schaarste aan water, de koude. Over verschrik kelijke moorden die de gemoede ren in geweging brachten, over een staartster en over de plunde ring van het huis van burgemees ter „Kokel" (jhr. Coquelle) in - Middelburg, en over talloze andere zaken. Zulke, helaas zo zeldzaam overgebleven kronieken vormen een welkome en noodzakelijke aanvulling op de officiële ge. schiedschrijving van een tijdvak, zij brengen ons zo'n periode veel nader. Dat een dergelijk alleraar digst boek als „pocket" ineens een breed lezerspubliek krijgt is een prettig verschijnsel en een fraai voorbeeld van het „habent sua fata libelli"! Verder brengt Meulenhoff in zijn ge wone pocketreeks een paar herdruk ken, te weten „Overdag" van Anna Blaman, een novellenbundel die we op deze plaats reeds bespraken, waaraan toegevoegd werd de novelle „Feestavond" uit een vroegere bun del „Ram Horna", en „Vlaggen in de nacht" van Jan Gerhard Toonder, dat een herbewerking is van „Ge vecht om Genade", een bezettingsro man van prima kwaliteiten. Meulen hoff begint nog een andere pocket serie op groot formaat, een „Geschie denis van de beschavingen", waarvan het eerste deel, „De Griekse cultuur" door C. M. Bowra, verschenen is, doch op dit werk komen we op een andere plaats terug. (Alle uitgaven: J. M. Meulenhoff, Amsterdam). Bij „De Bezige Bij" te Anisterdam verschenen in heldere plastic- jasjes drie nieuwe Literaire Reu zen-Pockets, te weten nr. 6, „Scha duw op de huid", een debuut (drietal verhalen) van de in '39 geboren Belg Mare Andiiès; nr. 7: „Geblaf in liet hondsdal" van de in '81 geboren Zuid- Limburgse schrijver Oscar Tinuners, en nr. 8: „Het dier heeft een mens getekend", een nieuw werk van Bert Schierbeek, de man van liet experi mentele proza. Hieraan toegevoegd is „Bomen", een gesprek tussen Jolin Vandenbergh en Bert Schierbeek, dat verhelderend is voor wie in dit merk waardige proza belang stelt. In dit „gesprek" \Tnagt Vandenbergh naar de achtergronden van en invloeden op Schlerbeeks boeken, en de schrij ver vertelt hierover openhartig. Ook dit experimentele opus 5, een „mo derne mythe" wordt in „Bomen" reeds in het geheel van Schierbeeks oeuvre geplaatst. In de gewone serie Literaire Pockets verscheen het blijspel in vier bedrij ven van de Vlaamse schrijver Hugo Claus: „Mama, kijk, zonder handen!" Het is een brillante, wat wrange ko medie, vol hekeling en karikatuur, met momenten van echte humor (Jackie die haar neus in het tafel kleed snuit, Tante die een ritje op een motorfiets uitbeeldt, etc.). Het geheel tintelt van esprit en is een der beste blijspelen van het moderne repertoi re. Men ga het zien en late het in geen geval ongelezen! in de „Pocketsalamanders" (Querido, Amsterdam) verscheen een viertal herdrukken, te weten als belangrijk ste het „Zelfportret of het Galgen- maal" (3e dr.) het prachtige, nu vijf jaar oude werk van Herman Teir- linck; „tl. Marsman, de vriend van mijn jeugd" van Arthur Lehning (2e druk, tekst ongewijzigd, de illustra ties en facsimiles uit de oorspronke lijke uitgave vervielen) een uitste kend werk vol persoonlijke herinne ringen, waarin Marsman in zijn tijd wordt geschetst. Van Rico Bulthuis werd een tweede druk van „Het an dere verleden" opgenomen onder de nieuwe titel „De vergeten medemin naar"; van de jonge schrijver Cees Nooteboom de derde druk van „Phi lip en de anderen". In de „Corona-reeks" van F. G. Kroonder te Bussum verscheen een tweede, herziene druk van Ab Vissers meeslepende misdadigersroman „Ru- dolf dc Mepsevhet monsterproces van Faan", gebaseerd op vroeg 18de- eeuwse gegevens en bij het Spectrum te Utrecht tenslotte als 526ste Prismaboek Homeros' „Ilias" (2de druk) naverteld door dr. Onno Dam- sté. Men schrikke niet van dit „na verteld": we horen er Homeros wel iswaar niet zelf, maar de bewerking is getrouw, en in ieder geval vrij van gewrongenheden, zéér leesbaar. Leidse lustrumfeesten worden opgesierd met plastiek (Van onze redacteur beeldende kunsten) r-p ijdsbeeld" is de naam *- van een tentoonstelling in de Leidse Hortus Botani cus, waarmee de lustrum feesten van de rijksuniversi teit in de Sleutelstad een cul tureel sausje hebben gekre gen. Deze expositie is overi gens niet het enige ingrediënt ervan. Een kunstmarkt op het Rapenburg en een ten toonstelling van schilderijen in het academiegebouw zijn de andere. Maar „Tijds beeld", in samenwerking tus sen de lustrumcommissie en het gemeentebestuur opge zet, is toch wel het hoofdbe standdeel. Kan men het ge slaagd noemen? m £\r\a S\xm\y\ op de Jloyei -oye\e 1 Tot 23 juli kunnen toeristen en to- j Lorelei biedt plaats aan 5000 toe- neelvrienden genieten van de open- schouwers. Foto Maria Stuart (Elï- Iuchtvoorstellingen van Schillers tra- zabeth Schmitt - Walter, rechts) en gedic „Maria Stuart" in het Lorelei koningin Elizabeth (Hilde Hellberg). theater. Het openluchttheater op de Het decor is de Rijn... Vragen bij bet optreden van Nationaal Toneel van België en Elisabeth Bergner (Van onze toneelmedewerker) Reeds halverwege het lopende Holland Festi val mag men zich enkele vragen stellen aan gaande het artistiek beleid en het beleid tegen over „de provincie", die dit jaar bepaald njet rij kelijk is bedacht met Festival-manifestaties. Vragen, die voortvloeien uit het optreden van Elisabeth Bergner en van het Nationaal Toneel van België. Wat Elisabeth Bergner betreft, zijn er in de pers kri tische geluiden gekomen aangaande het al of niet artistiek verantwoord zijn van deze keuze. Zij bracht immers, tezamen met O. E. Hasse, in liet Duits een gedramatiseerde verbeelding van de zozeer Engelse briefwisseling tussen Bernard Shaw cn zijn vriendin Stella Patrick Campbell. „Toneel" bleek het amper, Shaw deed het geen recht. Deze opmerkingen zijn artistiek juist. Maar wat niemand ontkende is, dat de twee-mans voorstel ling van Bergner en Hasse het publiek een bijzon der dankbaar aanvaarde mogelijkheid bood om de befaamde, bijna legendarische en eeuwig-jonge film ster uit de dertiger jaren terug te zien in alle knapheid van haar spelstijl, terzijde gestaan door de fameuze toneelspeler en indringende vertolker van huidige films, O. E. Hasse. Il|i liczuck hij bcroi'iiiiliiedcii Juist dit. aspect moet ook voor „de provincie" aan trekkelijk zijn geweest een avondje op persoonlijk hezoek bij twee internationale beroemdheden. Een andere aantrekkelijkheid had kunnen liggen in het feit, dat een voorstelling met slechts twee (zij het ook „dure") sterren voor de theaters in regionale centra heel wat betaalbaarder zou zijn geweest dan die van een complete buitenlandse groep. Met andere woorden de twee-nians-avond van Bergner en Hasse was bij uitstek geschikt geweest om nu eens een groot aantal sleden buiten Randstad Holland te plezieren. Maar de Festival-leiding beperkte het optre den tot Anisterdam en Den Haag, waar men dan ook inderdaad tegen lioge prijzen uitverkochte zalen ver kreeg. Toch ware het zakelijk volstrekt denkbaar ge weest dat ook met een landelijke tournee en desnoods niet allemaal uitverkochte doch goed bezette schouw burgen de kosten ruimschoots hadden kunnen worden gedekt. Aumlathl voor „Uunrioaii Belg" In ander opzicht geldt dat vo.or het Nationaal Toneel van België, dat een zeer geprezen voorstelling heeft gebracht van het oudst bekende rederijkersstuk uit de Nederlandse literatuur. Geen stuk „voor iedereen" misschien, maar wél een vertoning die meeslepend was en die zich voortreffelijk leende om „Buurman Belg" j op cultureel gebied beter te leren kennen. De Belgische kunst wordt in Nederland nogal hooghartig genegeerd, I vergeleken bij de moeite die men zich getroost om manifestaties met andere landen dan België uit te wisselen. Tegen déze achtergrond ware het zeker denkbaar geweest dat een doelbewuste aanpak van het Hol land Festival tot een landelijke tournee in Neder land had kunnen leiden. Niét vbor volle zalen waar schijnlijk, maar als oprechte poging om een schone kunstuiting van Buurman Belg wijdere bekendheid te geven. Een poging, die hoogstwaarschijnlijk in België met zoveel waardering zou zijn begroet, dat men naar middelen gezocht zou hebben om door een speciale subsidie zulk een tournee te steunen, afge zien van liet feit dat het Belgisch Toneel qua prijs peil toch al tot dé „goedkopere" manifestaties be hoort, waarmee men dus niet veel risico behoefde j te nemen. Men heeft echter, met de grote subsidie, die men van Nederlandse instanties voor het Holland Fes- I tival krijgt, voor Buurman Belg geen enkel risico willen nemen wel voor manifestaties van landen, waarmee wc veel minder verbonden zijn. En zo heeft niet alleen „de provincie" een aantal mogelijke voor stellingen gemist, maar heeft men bij het Festival ook weinig, begrip getoond voor de gastvrijheid en de be vordering van culturele betrekkingen met een nabuur, waarvoor juist het zo zwaar gesubsidieerde Holland Festival zich had moeten lenen. De vraag rijst onmiddellijk, wan neer men zich rekenschap tracht te geven van hetgeen er te zien is. Het antwoord is niet zonder meer te geven. Want dan komt niet al leen het gehalte van het tentoon gestelde werk op zichzelf in het geding, maar ook dit junt: of men de collectie als zodanig represen tatief mag achten voor de Neder landse beeldhouwkunst van dit moment. Dan kan men zich boven dien afvragen, of de Hortus, een tuin met betrekkelijk kleine af metingen, de aangewezen plaats was voor zulk een manifestatie. Geen ruimte Om met het laatste probleem te beginnen: ik ben geneigd, ont kennend te antwoorden. De Hortus mag dan een heel roman tisch aangelegde tuin zijn met in tieme hoekjes, er is toch wel erg weinig ruimte. Dat „ruimte" dient men dan niet uitsluitend te verstaan als een kwestie van me ters, maar veeleer als een zaak van indrukken, van beleving. Wel nu: de intimiteit is hier een na deel. Ze laat geen behoorlijke op stelling van het beeldhouwwerk toe. Dit verdrinkt tussen de bo men en de planten, krijgt bijna nergens de kans om voor zichzelf te pleiten en behoorlijk tot gel ding te komen. Daarbij zwijg ik cr nog over, dat de bezoeker over al braaf op de paadjes moet blij ven en niet om de plastieken mag beenlopen. Een beeld wil nu een maal van alle kanten bekeken, zijn. Het is geen schilderij, geen plat vlak, maar een stuk be grensde ruimte. De kunstminnaar wil weten, wat de kunstenaar met die ruimte heeft gedaan. Dat kan hier niet. Bepaald hinderlijk wordt de opstelling van de kleine plastiek in de oranjerie. Daar staat veel te veel. -Hier wordt de expositie helemaal een mislukte manifestatie van goede wil, zui ver bekeken uit een oogpunt van tentoonstellingstechniek. Het een verdringt er het ander; ik ben er uit gevlucht met een indruk van overstelpende rommeligheid, ter wijl de organisatoren toch echt Twee vechtende eenden, een bronsplastiek van Piet Killaars. maken, bleef cr niet anders over dan het overwegend in de kleine cn zeer kleine formaten te zoeken. Nu ben ik er persoonlijk van over tuigd, dat men veel beter dc be- Cerkingen naar de andere kant ad kunnen aanvaarden: minder werk van minder inzenders, maar dan ook zo veel mogelijk liet be langrijkste en bovendien .een opzet, waarbij elke inzender re presentatief voor een hoofdstro ming mocht worden geacht. Dan had men waarschijnlijk een vijf tig of zestig werken gekregen de helft van wat er nu staat maar de variatie in en de waarde van het geheel was groter ge weest. En de kijker had minder liet gevoel gekregen, dat de Hor tus toeli wel bar klein is voor zo'n tentoonstelling.... Nu is liet bepaald geen „Tijds beeld". Dit zijn beelden uit onze tijd hetgeen iets heel anders is. Veel aantrekkelijks Wat wij dan zo noodzakelijk moesten zien, zijn bijvoor beeld de vijf honkbals'pelers van prof. Esser, en Bronners Diakenhuismannetje, maar ook van Wenckebach De Fietsers nogal anekdotisch en te veel on der dc bomen weggestopt om er goed van tc kunnen proeven en zijn Spoetnikkijker, na het man netje Jacques wat teleurstellend omdat het geen nieuwe gezichts punten laat zien. Dan ben ik meer onder de indruk van Krops ietwat pathetische Zwervende Jood, of van het wat zielige Handelsreizi. gertje van Hubert van Lith, of van diens prachtige portret van mevrouw Royaards-Sandbergh. Ik was overigens onverbloemd ge lukkig met een gevoelige en goede typering van Piet Paaltjens, van Auke Hettema. Van Paul Gregoi- ve is er een kostelijke speelse groep, De Oude en de Nieuwe Stad, van Piet Killaars een goed i toen echt geobserveerde groep Vechtende hun best wel hadden gedaanEenden, die ook als vormenspel, dus als stuk ruimte, boeit. Van Pieter d'Hont is er een geestig Meisje met schooltas. Zo is er nog veel goeds en aan trekkelijks te noemen. Veel wei nig bekende jongeren hebben hier een kans gekregen en vaak is de kennismaking goed. Er is veel talent in Nederland, al is hef dooi de kleine formaten van het inge zonden werk vaak moeilijk te be palen. hoe sterk het is. Aan de andere kant zijn waarlijk repre sentatieve figuren niet of niet op hun sterkst vertegenwoordigd. Zo blijft als laatste indruk van deze tentoonstelling die van onvoldaan heid. En dat is erg jammer. Liever beperking Nu liet andere probleem. Is dit „Tijdsbeeld" wel een tijds beeld? Liever: wanneer men (le naam letterlijk neemt, is het. uitgangspunt dan wel juist ge weest? Zo te zien heeft men zijn taak voldoende vervuld geacht, wanneer men enkele representa tieve ouderen omringde met een grote groep jongere en zeer jonge artiesten. Aangezien de ruimte in de Hortus allerlei beperkingen op legde, en de organisatoren toch blijkbaar het terrein van hun acti viteit zo groot mogelijk wilden Zoals het gerucht toil zou de wereldberoemde Italiaanse sopraan Renata Tebaldi in Amerika gaan trouwen met dc musicus Basile. Deze zeldzame foto van Tebaldi en Basile werd gemaakt tijdens opnamen voor een opera in Turijn.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5