Mevrouw G. Wijsmuller-Meijer
was eens Eichmann te slim af
PILOOT STORM ontvoerd
in de stratosfeer
MECANICIEN SPLITHOFF WIL
DOCHTER NIET AFSTAAN
ael\
derde
qeiyeimyMuqe derde
MAANDAG 27 JUNI 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
11
■fÜlottdvi acHÜe /figune-tt!
Leerfabriek werkt weer
in Sint-Michielsgestel
De directie van de Schiedamse Le*
derwarenfabriek N.V. te Tilburg,
heeft besloten zo deelt zij mede
met ingang van maandag a.s. de
prodoktie in Sint-Michielsgestel ge
deeltelijk te hervatten in een ander
daartoe gehuurd gebouw.
Deze maatregel maakt het heen en
weer reizen van in Tilburg te werk
gesteld uit Michielsgestel afkomstig
personeel overbodig. De directie heeft
dan tevens de mogelijkheid de re
sultaten van het onderzoek naar de
mogelijke invloeden van buiten af ten
aanzien van de optredende ziektever
schijnselen af te wachten.
Een mechanicien, Hans Splithoff,
en zijn echtgenote leven in
voortdurende angst, dat vandaag
of morgen een zeventienjarig
meisje bij hen wordt wegge,
haald, dat zij altijd als hun
dochter hebben beschouwd.
Een paar maanden geleden kwam
men tot de ontdekking, dat Hei
de, die altijd had gedacht, dat
de Splithoffs haar ouders wa
ren, de dochter was van de fa.
milie Reuthe. Ernst Reuthe, een
leraar in de biologie, en zijn
vrouw hebben een dochter, Gu-
drun genaamd, die in werkelijk
heid Splithoff zou moeten heten.
De twee meisjes zijn namelijk
toen zij nog baby waren, per
ongeluk verwisseld in het Ha-
nause ziekenhuis tijdens een bom
bardement in 1943.
De meeste mensen in Hanau vin
den, dat de bestaande toestand
maar zo gelaten moet worden,
maar Ernst Reuthe denkt daar
niet aan. De verwisseling kwam
aan 't licht, toen één van Reuthes
collega's een opmerking maakte
over de opvallende gelijkenis tus
sen Heide en haar (echte) vader.
Reuthe heeft toen bloedproeven
gedaan en de ware toedracht
ontdekt. Hij maakte de zaak
aanhangig bij het gerechtshof in
Frankfort, waarna Heide offici
eel tot Reuthes dochter ver
klaard werd.
Splithoff zegt: „Elke dag leven wij
in vrees en beven, dat de politie
zal komen om, gewapend met 't
gerechtelijk vonnis, Heide bij ons
weg te halen." De Splithoffs
wonen in een bescheiden huis in
Grossauheim, dichtbij Hanau.
Heide is hun enig kind. Mevrouw
Splitthoff heeft al verscheidene
zenuwaanvallen gehad.
Splithoff heeft voorgesteld om te
wachten tot de meisjes 21 jaar
zijn en hen dan zelf te laten be
slissen, maar Reuthe wil daar
niet van horen. Hij weigers om
de Splithoffs tot voogden over
Heide te laten aanstellen. Heide
zelf denkt er niet aan het huis
van haar vermeende ouders te
verlaten en het is zelfs tot een
incident gekomen toen haar wa
re vader haar midden op straat
een scène maakte. Heide beweert
zelfs dat Reuthe haar toen ge
slagen heeft.
Het andere meisje, Gudrun heeft
geen commentaar op de affaire
gegeven. Zij woont niet bij haar
pleegouders.
Splithoff zegt, dat hij vastbeslo
ten is de zaak tot voor het hoog
gerechtshof uit te vechten in ge
val Reuthe probeert Heide bij
hem te laten weghalen.
glad zitten, vriend Storm. Je ontloopt ons nu
toch niet meer, ook al vlieg je nóg zo hard!"
Toen ze het vliegveld enkele tientallen mijlen
achter zich hadden wendde piloot Storm de
steven naar het westen en riep achterom:
„Zet je zuurstofmasker op Sanny. We gaan
Tienduizend kinderen werden
van de dood gered
(Van onze speciale verslaggever)
De arrestatie van de „grossier in mensen" Hamach Eichmann heeft
bij mevrouw G. Wijsmuller-Meyer, V.V.D.-Iid en „enfant terrible" van
de Amsterdamse gemeenteraad, bijzondere herinneringen wakker ge
roepen. Zonder op dat moment precies te weten wie Eichmann was,
heeft ze deze lugubere jodenvervolger op maandag 6 december 1938
in Wenen bezocht. Enige oogmerk: tienduizend joodse kinderen uit
zijn klauwen te houden. En het is haar nog gelukt ook. Na een onder
houd dat niet langer dan drie kwartier duurde werd haar een „proef
transport" van 600 eniigrantenkinderen te beschikking gesteld. Zou
het lukken deze 600 de grenzen over te krijgen, terwijl er natuurlijk
niet alle vereiste vergunningen waren, dan zou ze de rest tot totaal
tienduizend kinderen ook mogen halen.
In haar hooggelegen woning aan
de Amsterdamse Nassaukade
heeft deze kordate vrouw, die elk
onrecht of vermeend onrecht op
haar weg met open vizier maar
ook met onweerstaanbare kracht
en felheid te lijf gaat, ons verteld
hoe het gegaan is op die mooiste
sinterklaasdag van haar leven.
„Eichmann heeft een spelletje
met me willen spelen", weet me
vrouw Wijsmuller heel zeker.
„Hij heeft gedacht: dat lukt haar
nooit.' Dan moet ze me met han
gende pootjes de kinderen terug
bezorgen en heeft ze zich voor het
leven de onpeilbare haat van dui
zenden joden op de hals gehaald.
Dat Is de betekenis geweest van
het valse lachje dat ik op die be
wuste maandagmorgen aan het
eind van het gesprek over zijn
gezicht heb zien spelen".
Hoe het precies gegaan is?
„Och, heel eenvoudig. Van 1933
af had ik al clandestien allerlei
dingen voor het joodse vluchtelin
gencomité gedaan. Wanneer ze
illegaal naar Nederland gekomen
waren, zag ik wel een gaatje een
verblijfsvergunning voor de
vluchtelingen te bemachtigen. Ik
rustte nooit voor ik langs de een
of andere weg mijn zin had ge
kregen. En zo kreeg ik op vrij
dag 2 december 1938 een telefoon
tje van het comité even langs te
komen. Ik trof er een groot ge
zelschap onder voorzitterschap
van prof. Benwitch. Zonder veel
omhaal deelde de professor me
mee, dat de Engelse regering
tienduizend joodse kinderen wilde
plaatsen. Elk pogen om die tien
duizend los te krijgen uit Duitse
handen, had echter gefaald. Of ik
nu maar naar Wenen wilde gaan
om met de heer Eichmann per
soonlijk te gaan praten. Het van
het Britse vluchtelingencomité
ontvangen schrijven mocht ik
meenemen.
Zonder er erg over na te denken
zei ik „ja" belde m'n man om te
vragen of hij bil de K.L.M. pas
sage voor me wilde bespreken cn
's avonds zat ik al in het vlieg
tuig naar Berlijn, vanwaar ik de
volgende dag door kon reizen
naar Wenen".
In plaats van daar de onderdani
ge huisvrouw te zijn die bij de
hoge autoriteiten een gunst kwam
vragen, zag zo kans zich nog te
laten arresteren, omdat ze haar
afkeer over de behandeling van
do joden aldaar niet onder stoe
len of banken stak. Maar maan
dag 5 decemher 1938 's morgens
om half tien werd ik toegelaten
in het heiligdom van de heer
Eichmann in de botweg aan de
familie Rothschild ontnomen vil
la in Wenen.
In een zaalachtige kamer op een
soort podium troonde de man van
wie thans de gehele wereld weet
dat hij over de levens van miljoe
nen mensen heeft beschikt alsof
het minder dan vee was. Toen ik
er eenmaal stond voelde ik me
onder die cynische blauwe ogen
van deze man in het zwarte uni
form van de oude algemeine S.S.
toch allerminst plezierig, herin
nert zich deze thans 64-jarige
Amsterdamse.
„Zo", zei hij lichtelijk geamu
seerd vanachter zijn pompeuze
bureau, terwijl hij me niet eens
een stoel aanbood, „zo, U wilt dus
tienduizend joodse kinderen van
me hebben?"
Eigenlijk zonder m'n antwoord
af te wachten beval hij: Laat uw
handen eens zien. En toen: trek
uw schoenen eens uit. Loop eens
heen en weer. Til uw rokken eens
boven de knieën?
Zonder te aarzelen voldeed ik aan
zijn bevelen. Hij wist dat ik geen
jodin was, maar hij geloofde me
niet en hij probeerde dus op deze
manier zekerheid te krijgen. Ken
nelijk viel het onderzoek te mij
ner gunste uit. Verbaasd riep hij
tenslotte immers uit: „So rein
arisch und denn so verruckt".
Met andere woorden: hij ver
klaarde me compleet gek dat ik
me met deze zaak was gaan in
laten. Na de monstering konden
de onderhandelingen beginnen.
Spoedig vroeg hij me naar de
machtiging dat Engeland de kin
deren zou toelaten. Ik kon niet
meer tonen dan de brief van het
Britse vluchtelingencomité, waar
in was geschreven dat Engeland
de kinderen wel zou toelaten.
„Ach so".
„Ach so, dus geen officiële mach
tiging", was de conclusie die hij
uit het schrijven trok en wel
tweemaal herhaalde hij dit: geen
officiële permissie om met de kin
deren Engeland binnen te ko
men". Ik moest toegeven dit do
cument niet te bezitten.
Nog was de vuurproef echter niet
voorbij, want plotseling greep hij
de telefoon en gelastte hij dat een
bekende joodse figuur zich onmid
dellijk bij hem diende te vervoe
gen. De man kwam weldra en
hem werd gevraagd of hij me ken
de. Zonder te liegen ontkende hij
dit. Ook ik had deze man nooit
eerder gezien.
Naderhand bleek dat het iemand
van het joodse comité in Wenen
was geweest. Omdat het me niet
nodig had geleken, had ik bij mijn
aankomst ïn Wenen geen contact
met deze mensen gezocht, hoewel
het misschien wel in de lijn gele
gen had.
Ook dit is kennelijk een gelukki
ge omstandigheid geweest om
mijn missie te doen slagen. Eich
mann leidde er uit af dat ik vol
komen op eigen gezag en verant
woordelijkheid handelde. En om
dat ik ook weldra ongevraagd
een stoel had gepakt, was de lom
perik toch wel wat geamuseerd...
Maar me zo dit spel te laten win
nen, dat was toch kennelijk teveel
van zijn goedheid geëist.
Na nog eens eraan herinnerd te
hebben dat er geen officiële ver
gunning was, kreeg hij de duivel
se inval mij een proefzending
van 600 kinderen te willen toe
vertrouwen. Lukte het me die in
Engeland of waar dan ook binnen
te brengen, dan leverde hij de
rest.
De eerstkomende zaterdag na
tuurlijk een zaterdag zou de
trein met de zeshonderd ter be
schikking zijn. Als een dolle heeft
mevrouw Wijsmuller gereisd in
de dagen die haar tot die zater
dag restten om het transport
naar wens te laten verlopen. Naar
Berlijn en naar de grens trok ze
om alles in orde te maken. Maar,
zaterdag tien december kon die
eerste trein met geredde kinderen
dan ook maar uit Wenen vertrek
ken. Dagen en nachten hebben,
vaders en moeders ervoor in de
rij gestaan om hun kinderen tot
de gelukkigen te kunnen laten
behoren.
Zondagavond 11 december
1938 kwart voor acht reed de
trein Nijmegen binnen.
Plichtsgetrouwe Nederlandse
ambtenaren controleerden de
papieren van de kinderen en
ontdekten dat er 22 zonder
documenten waren. Kinderen
die onderweg nog in de trein
gesmokkeld waren herin
nert mevrouw Wijsmuller zich.
Alle overredingskracht mocht
niet baten. Die 22 moesten te
rug naar Duitsland.
Maar na de zeshonderd met docu-
cumenten, zijn de andere 9400
gevolgd. Misschien met pijn In
liet hart heeft Eichmann woord
willen houden tegenover deze on
gemakkelijke Amsterdamse dame
die hem in augustus 1939 nog een
keer ontmoette toen de 10,000 na
genoeg in veiligheid waren. „Een
harde, cynische man met het
uiterlijk van een heer", geeft me
vrouw Wijsmuller haar indruk
van Eiclimann weer.
1513. Ook kolonel Cameron
en zijn metgezel Taylor
stonden alweer gereed voor
de start bij hun Banshee".
Tijdens het opstijgen hield
piloot Storm hen zo veel
mogelijk in het oog, doch
de beide mannen schenen
niet de minste haast te heb
ben om hem achterna te
komen. Dat was toch wel
voldoende om zijn laatste
argwaan weg te nemrn,
maar niettemin besloot hij
niets aan het toeval over
te laten en eerst een heel
stuk in de verkeerde rich
ting te vliegen om daarna
weer koers te zetten naar Tarmac. Het was
maar goed dat hij de woorden niet kon horen
van de twee mannen die de Horzel grijnzend
nakeken. „Kijk, kijk, hij koerst rechtstreeks
naar het zuiden, zeker om ons om de tuin te
leiden!" spotte Cameron. „Maar dat zal je niet
Rinia Fongwonson, gekleed in
de nationale dracht van de Koto
Missles biedt H. M. de Koningin
een bouquet Faja Lobbi's aan: een
van de hoogtepunten van de we
reldpremière van de film „Faja
Lobbi" van Herman van der
Horst. De gebeurtenis vond don
derdagavond in Den Haag plaats.
(Advertentie)
HANDIG
BEKEKEN
Handig bekeken, die nieuwe
pluvëx)-sluiting van BigBen
plasti c regenj assen. Daar komt
geen spatje door, of u nu fietst
of wandelt. Handig bekeken
van u, om altijd zo'n vlotte
BigBen bij u te steken. Een
heel klein pakje, waar u heel
veel gemak,van kunt hebben.
Prijzen van 6.90 - 7.90 - 9.75*
12.75* -15.75 en 17.50.
met pluvëF) -patentsluiting
een stukje klimmen en dan gooi ik er een
schepje op!" Als een vurig paard schoot de
Horzel vooruit. Maar piloot Storm wist niet,
dat ergens in zijn machine een elektronisch
apparaatje verborgen was. dat zijn achter
volgers precies op het goede spoor zou leiden!
VERWISSELING VAN BABY's
0 De voormalige S.S.-bewaker Wolfgang
Seuss Is te München tot levenslang ver
oordeeld wegens het vermoorden van een
Joodse gevangene In het concentratie
kamp Dachau. In 1937 had hij de gevan
gene In een betonmolen gegooid en de
machine in werking gesteld. Volgens de
openbare aanklager had Seuss, thans 53
jaar, tussen 1933 en 1942 In Dachau vrij
wel dagelijks gevangenen mishandeld.
Seusa sprak dit tegen.
FEUILLETON
Jane Alan
ze trachtten Iiaar te kalmeren, opdat
ze hem zou kunnen bezoeken. Nu,
toen ze eindelijk verscheen moest
Frank héér troosten inplaats van an
dersom! De mogelijkheid bestond, dat
zijn ruggegraat zwaar beschadigd
was en hij dus steeds invalide zou
blijven. Toen ze dit hoorde, rende ze
het ziekenhuis uit en sindsdien hebben
we nooit meer iets van haar gezien
of gehoord behalve dat ze nog zo
fatsoenlijk was om de ring die hij
haar gegeven had terug te sturen".
„Ik geloof het niet", bracht Carol er
met moeite uit. „Geen enkel meisje
kan zo wreed, zo harteloos zijn! Er
is zeker een andere reden geweest".
„Er waren twee redenen", hernam
Prudence bedaard. „Het denl beeld,
dat ze met een man zonder fortuin
zou trouwen, leek in haar ogen al erg
genoeg, maar de Idee, dat ze haar le
ven aan dat van een arme invalide
zou moeten verbinden, was de drup
pel die de emmer deed overlopen. Van
een vrouw als zij viel niets anders te
verwachten. De ironie van het geval
wilde, dat geen van deze mogélijk-
heden zich heeft verwezenlijkt
zijn geld bleek volkomen veilig en hij
kwam er lichamelijk weer geheel bo
venop. Intussen betwijfel ik, of de
wond die ze aan zijn hart heeft toe
gebracht ooit totaal zal genezen en
of hij ooit weer een betere kijk zal
krijgen op het leven in 't algemeen
en de vrouwen in 't biizonder. Nu zul
je, dunkt me wel begrijpen, Carol,
waarom ik zo vastbesloten ben, dat
hij nooit weer verdriet zal ondervin
den."
Een ogenblik antwoordde Carol niet.
Toen legde ze, terwijl geleidelijk de
volle betekenis van het gehoorde tot
haar doordrong, haar hand op die van
Prudence.
„Ditmaal zal alles goed gaan", sprak
ze langzaam, bijna alsof ze een gelofte
deed. „Ik beloof je, dat hij niet weer
zal worden teleurgesteld. Je gelooft
me toch, nietwaar?"
„Ik geloof je" verklaarde Prudence,
wier ogen zich met tranen vulden.
„En ik dank de hemel, dat jij geko
men bent. Van nu af aan, kindlief,
ligt zijn geluk in jouw handen".
De volgende zondag deelde Frank,
op een vergadering van de kerkeraad
na de avonddienst, vol eenvoud maar
niet zonder enige trots het feit van
hun verloving mede en de dag daarna
werd Carol zoals ze verwacht had,
overal waar ze kwam bestormd met
vragen, felicitaties en heilwensen. Ze
werd dan ook steeds opgewekter en
liep vrolijk naar de telefoon toen 's
avonds laat de huishoudster van dok
ter Chesters opbelde. Hoe groot was
dan ook haar teleurstelling toen de
vrouw haar kort maar tamelijk ont
hutst mededeelde, dat de dokter bij
het verlaten van zijn auto een lelijke
val had gemaakt en nu het bed moest
houden!
„Hij vroeg of ik U wilde opbellen",
liet ze er zenuwachtig op volgen. „De
brave man denkt dat nij wel gauw
weer op de been zal zijn, maar dok
ter Harris, die juist weer is wegge
gaan, zei me, dat de genezing waar
schijnlijk enige weken van volledige
rust zal vergen, 't liefst in het zie
kenhuis. Ik kan nog niet zeggen wat
er nu zal gebeuren, zuster, de arme
dokter heeft het altijd erg druk, zoals
U weet. Ik heb hem aan net verstand
gebracht, dat hij mij om een plaats
vervanger moet laten telefoneren,
maar kent hem ook welZou
U hem kunnen bepraten 't Zou pret
tig zijn als U morgenvroeg even aan
kwam
De volgende morgen belde Carol, na
dat ze haar meest dringende bezoe
ken had afgelegd, aan bij het dok
tershuis, waar de huishoudster, me
vrouw Vlckers, haar ontving. De oude
vrouw was door haar komst blijkbaar
opgelucht en verzocht Carol binnen
te Komen.
„De plaatsvervanger is er al", flui
sterde ze haastig, „maar ik geloof
niet, dat hij de rechte man is. Volgens
mij is hij niet van het goede soort.
Op het ogenblik zit hij in de studeer
kamer een kop thee te drinken, want
hij heeft de hele nacht gereisd en is
Sas aangekomen. Gaat maar naar
em toe, zuster, hij verwacht U".
Carol liep de met tegels bevloerde hall
door en opende de deur van dokter
Chester's studeerkamer. Met de rug
naar haar toe zat een man bij het
venster. Ze bleef even aarzelend staan,
niet wetend hoe ze haar aanwezig
heid moest kenbaar maken. Plotse
ling alsof hij haar blik had gevoeld
draalde de man zich om, rees over
eind en staarde haar aan.
Ze stond bewegenloos op de drempel,
terwijl een glans van herkenning
haar trekken verhelderde. Toen strek
te ze beide handen naar hem uit
en stamelde, op een toon, alsof de
naam alleen reeds balsem goot in haar
lang gepijnigd hart: „David!"
DERDE HOOFDSTUK
Carol kwam nooit te weten, hoe lang
ze daar naar David had staan staren,
maar later scheen het haar, alsof ze
in dit vreselijke ogenblik een heel le
ven had doorgemaakt,
Haar eerste gewaarwording van on
metelijk geluk duurde niet lang
niet langer dan nodig was om naar
te doen beseffen, dat het smalle, haar
nog zo welbekende gelaat geen enkel
teken van blijdschap verried. Als ze
op dat moment enig onderscheidings
vermogen had bezeten, zou ze integen
deel iets heel anders in zijn blik heb
ben gelezen: ergernis, enkel en alleen
getemperd door"heel begrijpelijke ver
bazing. Niettemin bleef ze hem aan
staren, haar ogen verzadigend aan de
reeds half-vergeten gewaande gelaats.
trekken, die echter, zoals ze nu eens
klaps besefte, nooit uit haar herinne
ring waren gewist. Natuurlijk was hij
veranderd hij was groter en een
tikje breder geworden, ofschoon zijn
armen nog steeds wat te lan? voor
zijn mouwen leken en zijn slanke ge
stalte nog iets van die jongensachtige
linksheid vertoonde, welke haar vroe
ger zo vaak had ontroerd. Zijn haar
was wat donkerder dan toen, maar
als altijd een beetje warrig en onver
zorgd. De ogen vertoonden nog het
diepe blauw, zo vast in haar geheugen
gegrift, maar wellicht vormde zijn
mond voor haar het grootste onder
scheid tussen David de jongen en Da
vid de man, want de dunne, strakke
lippen gaven de indruk, dat ze zich
weldra tot een bittere trek konden
plooien, een trek van ontgoocheling
en teleurstelling. Eens waren het ge
voelige, zachte lippen geweest, de lip
pen van een idealistische dromer,
maar die tijd behoorde ongetwijfeld
tot een verleden, waarmee hij grond-
dig had afgerekend.
Ten slotte verbrak David het stil
zwijgen. Hij glimlachte, maar Carol
bespeurde weinig hartelijkheid of
vriendschap in die glimlach: ze had
meer weg van een formele begroe
ting zoals die een niet bepaald wel
kome gast ten deel valt
„Zo", zei hij tamelijk effen, „ik wist
niet dat je verpleegster was."
Carol begreep, dat ze iets moest
antwoorden, al zou ze liever deze
nachtmerrie, die tegen al haar ver
wachtingen omtrent een ontmoeting
met David indruisende samentreffen
zo snel mogelijk zijn ontvlucht.
„Hoe kan je dat ook?" vroeg ze
domweg en met een hoge kleur. „Ik
bedoeldat ik dat ik im
mers ook niets van jou afwist. Ze
hebben me alleen gezegd, dat de
„waarnemer" er was en geen enke
le naam genoemd. Trouwens, ik wist
niet eens dat je dokter was gewor
den."
Hij haalde de schouders op alsof hij
het gesprek te onbeduidend vond om
er op die manier mee voort te gaan.
Toch kreeg Carol, toen hij zijn blik
van haar afwendde, weer als vroe
ger de indruk, dat hij dieper ont
roerd was dan hij wilde doen blij
ken. En haar arme, veelbeproefde
hart, dat weigerde zich te laten
neerslaan, vatte een ogenblik zowaar
nieuwe moed.
„Nu, in die omstandigheden lijkt het
me wel gewenst, dat we allebei op
de hoogte komen", zei David vrien
delijk, terwijl hij een paar papieren
op het schrijfbureau van de oude
dokter omsloeg. „Ik nam juist wat
rust tussen mijn ziekenhuiswerk
toen ik van bevriende zijde vernam
wat er hier gebeurd was en mij
werd gevraagd, of ik een week of
wat de praktijk wilde waarnemen.
.(Wordt vervolgd)