Teleurstellend prozadebuut van de moderne dichter Hans Andreus Oc Annie Salomons 75 jaar „DE LAATSTEN DER IMPRESARIO'S" Gedrukt in Nederland ZATERDAG 25 JUNI 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 NOVELLEN VAN DEBUTANTEN Margaretha Ferguson en Bastet: twee auieurs met talent TTans Andreus, een der bekendste en wellicht de boeiendste ■CA van de moderne Nederlandse dichters, debuteert met „Be zoek" op niet erg gelukkige wijze in proza. Het is een keurig gebonden boekje in wat men een „linnen" band pleegt te noe men, met gouden lettertjes op de rug, en 'n dergelijke uitvoe ring (prijs navenant uiteraard) voor een novelle van nog geen 60 bladzijden heeft enige pretentie. Nu hoeft een belangwek kend dichter niet automatisch ook een interessant prozaïst te zijn (daar zijn meer voorbeelden van) evenmin als men van een groot prozaïst eist dat hij tevens een dichter van formaat zal zijn. Wat men nog wèl mag verwachten is dat een dichter van 34 jaar die een naam te verspelen heeft, zich goed reken schap geeft van de kwaliteit van zijn proza alvorens hij het, al dan niet gesteund door enkele juïchers, aan de openbaarheid prijs geeft. Dat „Bezoek" zo'n verschrikke lijk armoedige indruk maakt, is ten dele ongetwijfeld gewild. Het lijkt wel of Andreus, de lyricus en denker, zich gefor ceerd heeft zo karig mogelijk te zijn met woord en emotie, met kennis, wijsheid en erva ring. Het is' wel mogelijk op deze wijze te schrijven, mits men niet verzuimt de dimensie te suggereren die de banaliteit tot een zekere boven-werkelijk- heid maakt. Om een voorbeeld uit onze hedendaagse letteren te noemen; in zijn laatste ro man „Ballade van de oude stad" weet Albert van der Hoogte de afgezaagste visite conversatie te transformeren tot kostelijk proza. Doch in deze novelle van Hans An dreus blijft men met de neus op de feiten, alles is grauw, troosteloos en onbeduidend. Aannemende dat ook dit door de schrijver zo gewild is, zou den we een dergelijke proeve van proza hoogstens kunnen waarderen als experiment, als onderdeel van een grote bun del verhalen die ook nog van andere kwaliteiten getuigden. Afzonderlijk, en dus met pre tentie. uitgegeven, wijzen we het af. Letterkundige kroniek door HANS ÏÏARREN De verteller uit het verhaal woont in eên souterrain en krijgt zo eens in de acht a tien maanden (de dag weet hij op onverklaarbare wijze van te voren) al zijn kennissen, vrienden en familie op bezoek. Een zo'n dag wordt beschreven met een landerigheid die van het Reve naar de kroon steekt. De een na de ander komt, krijgt speculaas, chocolade brokjes en sigaretten en vertrekt weer. 's Avonds komen ze allemaal nog eens terug voor een partijtje. Het zijn hoofdzakelijk artiesten, mannelijke en vrouwelijke, met aan hang. Van wat de gastheer doet en denkt en van de gesprekken met de gasten wordt ons weinig bespaard. De kwa liteit van de speculaas b.v. wordt in alle toonaarden geprezen. Het is van een gewilde banaliteit, zonder vleugje esprit, en helaas ontbreekt de „dubbele bodem" ten enenmale. Soms lijkt er iets aar digs in te komen (als Charles de Russische regisseur nabootst, of wanneer Alex zijn manuscript gaat voorlezen) en ontegenzeg lijk wordt het verhaal naar het slot toe breder en boeiender, maar het verzandt zoals het begon. Het is niet onmogelijk op grond van ,^Vmsfer<^uns \7oUzs\oneei met (Vlederi&nds merk De onlangs opgerichte stichting „Het Amsterdams Volkstoneel", beoogt voorstellingen te geven van typisch volkstoneel en bij voorkeur van stuk ken van Nederlandse auteurs. Zij wenst in deze voort te gaan op de weg, die mevrouw Beppie Nooy met hel door haar in 1957 opgerichte ge zelschap „Het Amsterdams Volksto neel" is ingeslagen. Het bestuur is van mening, dat juist op het gebied van volkstoneel de Nederlandse toneelschrijvers vaak op merkelijk verdienstelijk werk hebben verricht en dat daarom liet bestaan van een gezond Nederlands volksto neel ook voor de toneelschrijvers van groot belang is. Zaterdag 23 juli a.s. zal het gezel schap de premiere geven van „Het kind van ae buurvrouw" naar de ro- man van Johan Elsensohn en door Herman Boubor voor het toneel be werkt. In oktober a.s. begint men met de opvoering van een nieuw Neder lands stuk „De horizon" van mr. H. A. Keuls. Volgend jaar zal, ter gele genheid van de 90ste vei-jaardag van de ere-voorzitter Jan Fabricius, een stuk van zijn hand op het repertoire worden genomen. dit verhaal iets over de kwalitei ten van Hans Andreus als pro zaïst te zeggen: hij moet veel en veel beter kunnen. Margaretha Ferguson debuteert in „De Boekvink" met een verha lenbundel „Anna en haar va der" die van een rijk gevarieerd ta lent getuigt. Hoewel we niets van deze schrijfster afweten, vermoeden wij dat zij niet meer zo piepjong is. Haar verhalen getuigen van veel le venservaring en van een grote fanta sie. Het twaalftal novellen, in om vang lopend van twee tot tien pagi na's, brengt ons in contact met al lerlei millieus in Nederland en Indië en met mensen van allerlei slag. Het lijkt of de schrijfster met zeer ver schillende technieken en kleuren werkt als om te proberen waar haar grootste kracht ligt. Zij beschikt over een grote opmerkingsgave en een sterk inlevingsvermogen, zij is hypersensitief en weet bovendien originele verwikkelingen te beden ken (zoals in „Het Tuinfeest", ove rigens lang niet het beste- verhaal). Ook hior een originele opzet: een jong officier met een donkere bril die op een tram staat te wachten, wordt door een viertal onbekende mensen, twee mannen en twee vrou wen, gadegeslagen vanuit een stil staande wagon. In twee pagina's le ven die vier mensen en hun slacht offer voor ons. In nog een paar blad zijden krijgt men een blik in het le ven van die jonge officier, getekend met een luciditeit en een precisie, die veel van deze schrijfster doen ver wachten. ok F. L. Bastet, die eveneens in De Boekvink debuteert, met „De aardbeving", lijkt ons een schrijver met talent. Dit verhaal speelt op Kreta, en is voor een gr,oot gedeelte reisbeschrijving, maar dan van een gevoelig, intelligent, supe rieur soort. Kreta gaat voor ons le ven, niet alleen in het heden, maar ook in het verleden, want de hoofd persoon er in, een jong archaeoloog die assisteert bij opgravingen van een Minoïsch paleis, heeft boeiende dromen, waarin het verleden her leeft. Was hij, duizenden jaren her, de dienaar geweest van de leliën- prins? (Zelfs in werkelijkheid over valt hem die droom, als hij het tevo ren reeds zo vertrouwde paleis te Knossos bezoekt: „Als in een droom liep ik op en neer door het vertrek waar hij zich zojuist gebaad had. Waren dit de kamers van een konin gin? Ik geloofde het niet. De prins had er gewoond"). Door dit intuïtieve aanvoelen worden verleden en heden dooreengevlochten. De aardbeving die het paleis van Knossos verwoest te, kondigt zich opnieuw aan en her haalt zich. De vriendschap die zich begon te ontwikkelen tussen de ik figuur en diens landgenoot-archaeo- loog Erik wordt door de dood van laatstgenoemde bij de ramp verbro ken. Helemaal overtuigend is dit verhaal niet. De doorccnvlechting van verle den en heden doet wel eens wat op zettelijk aan, en het slot van het verhaal is ook niet werkelijk tra gisch. De rijkdom aan mogelijkhe den die het echter verraadt doet ons met belangstelling naar nieuw werk van deze auteur, die inmiddels ook als dichter met interessante verzen heeft gedebuteerd, uitzien. Hans Andreus: Bezoek Holland, Am sterdam. Margaretha Ferguson: An na en haar vader; Arbeiderspers, Amsterdam (Boekvink). F. L. Bas tet: De Aardbeving idem. „Maatstaf' geeft liber amicorum Morgen, 26 Juni, wordt de schrijf ster Annie Salomons 75 jaar. Zij debuteerde in 1905 met gedich ten, in 1907 met proza en werd om streeks het einde van de Eerste We reldoorlog zeer bekend (zij publicerde toen ook onder het pseudoniem Ada Gerlo) In de laatste jaren is Annie Salomons vooral beroemd geworden door haar „Herinneringen uit den ouden tijd", die in twee deeltjes (pockets) versche nen en een ongekenue weerklank von den. Hedenmiddag wordt de schrijfster gehuldigd in Pulchri Studio in Den Haag. Haar „Herinneringen uit den ouden tijd" verschenen eerst in het letterkundige tijdschrift „Maatstaf", en ter ere van het jubileum is het juni- nummer van „Maatstaf" geheel aan Annie Salomons gewijd en een soort liber amicorum, een boeket rozen ge worden. Overtuigend spreekt hieruit hoeveel genegen vrienden zij heeft. Een grafisch roosje droeg de typo graaf Helmut Salden bij. A. Roland Holst schreef voor haar dit kwatrijn: Mild bleef de stem, die beeld na beeld opriep van menig vriend die jaren her ontsliep; de milde stem van wie, nog bij haar leven, de haven van de stilte binnenliep. Dan volgt onder de titel „U zegt zelf, dat ik een bizonder temperament heb" een kleine bloemlezing brieven van Annie Salomons, aaneengeregen door Gerrit Borgers. Anton van Duinker ken, Ben van Eysselsteijn, P. H. Rit- ter Jr., Adriaan van der Veen, S. Carmiggelt en Henriette de Beaufort geven beschouwingen over de schrijf ster en haaf werk; Evert Straat schrijft' een aardig essay'tje, Ina Boudier-Bakker een lieve brief, Kitty de Josselin-de Jong haalt herinnerin gen op. E. Elias geeft een literair iloempje en Jo de Wit een vriendelijk, bewonderend vers. Doch veruit het aardigst en het warmst is de bijdrage van A. Viruly: „Vivre sans rêve, qu'est-ce?, waarin hij heel persoonlijk van zijn levens lange adoratie voor Annie Salomons, zijn Princesse Lointaine, getuigt. De jongste van het gezelschap, Mischa. de Vreede, bedoelt het ook best, al valt haar stukje wat uit de toon. Een volledige bibliografie en een acht tal bladzijden foto's completeren deze aflevering. Wie zich in het werk van Annie Salomons wil verdiepen, verwijzen we allereerst naar de „Herinnerin gen uit den ouden tijd", voorts naar „Heilige Stenen" (ook een pocket) en aan naar „De ongerep te Droom" (bloemlezing gedich ten), „Verhalen uit het Verre Oos ten" en „Het Huis in de hitte". Ongetwijfeld heeft men dan de smaak te pakken en zal men ande re boeken van haar in huis halen, want haar werk houdt door de ja ren heen stand. H.W. Maatstaf: juni-aflevering Daamen N.V. Den Haag. Historie van het boek in beeld (Van onze redacteur I beeldende kunsten.) n twee platen kan men de hele ontwikkeling van het drukken samenvatten. Aan de ene kant staat de pagina uit een vijftiende-eeuws geestelijk boek met zijn pri mitieve houtsnede en zijn nog amper aan het hand schrift ontwassen letter- beeld. Aan de andere kant zien wij het moderne affiche met zijn vrije, van verre om aandacht vragende tekening, in massa afgedrukt in een technisch welhaast volmaak te reproduktiemethode. Daartussen ligt een uiterma te boeiend panorama van steeds nieuwe vindingen, soms bij toeval ontdekt, maar toch wel overwegend in moeizaam speurwerk verkregen. Juist, omdat het veld zo breed is, kan men, als men de histo rie van het boek wil schrijven, vele kanten uit. Men kan zich bij uitsluiting bezighouden met de technische ontwikkeling. Dat betekent, dat men laat zien, hoe zich de hulpmiddelen hebben ont wikkeld. Dan ziet men, na de kostbare handschriften der mon nikenateliers, het eerste blok boek, waarbij tekst en illustra tie in één plank zijn gesneden en gezamenlijk worden afge drukt. Daarop volgen de eerste losse letters, aanvankelijk de go tische, later de romeinse en de cursieve bewijzen, dat de drukker niet meer „mechanisch schrijft", maar zijn scheppingen zelfstandig heeft doen worden. De illustratie vertoont haar ei gen groei: van houtsnede via gravure en ets tot langs chemi sche weg verkregen fotorepro ductie, van simpele lijnenfiguur tot toondruk in vele kleuren. Met dat alles is er in feite dan nog maar een enkel facet ge toond. Men kan ook laten zien, hoe de uitwisseling van 't nieuws groeide. Eerst is er de ge schreven nieuwstijding, ontleend aan de correspondentie der koop lieden, nadien de gedrukte perio diek die nog louter informatie wil geven; tenslotte, in politiek meer bewuste tijden, het schot schrift en de uitgesproken staat kundig gerichte krant. Dat zijn twee kanten. Dat de krant haar eigen technische en journalistieke ontwikke ling heeft doorgemaakt, is hier bij nog niet eens ter sprake ge komen. Wat de lezer nu onder ogen heeft, komt met de zeven tiende eeuwse krant slechts in dit opzicht overeen, dat zij door mensen geschreven en met appa raten vermenigvuldigd is. Maar de journalist van toen zou bij ons tempo zenuwziek worden, de drukker van toen zou uit angst voor onze ingewikkelde en mach tige apparatuur waarschijnlijk in een hoek kruipen. De mensen groeien nu eenmaal met de din gen, zoals de dingen in hun wor den op zichzelf weer uitingen van die groei zijn. Er is in vier eeuwen een technische ontwikke ling, maar er is een culturele, economische en sociale groei, die daarmee hand in hand gaat. Zij stimuleren elkaar, omdat de mens, n ii als dier met keuzemogelijkheden, nooit bij het bestaande belieft te verwijlen, maar steeds op weg is naar nieuwe einders. Maar ook het boek zelf heeft in de loop van de eeuwen een an dere functie gekregen. De eerste gedrukte boeken waren slechts vermenigvuldigingen van oude handschriften, meestal godsdien stige verhandelingen. Naarmate echter de lezer het boelc als bron van kennis ontdekte en de uitge verij steeds meer een zelfstandig commercieel bedrijf werd, groeide de belangstelling voor het nuch tere weten: het natuurkundige of historische feit, de vreemde taal en dat leidde weer tot een steeds veelzijdiger boekenproduk- tie. Schrijvers schreven hun teksten rechtstreeks voor de druk pers en niet meer voor het hand schriftenatelier. Maar dat bevorderde een scheiding tussen schepping en techniek, die er voordien in veel minder scherpe mate was geweest. Nog bewaart een klein miniatuur van een ge leerde, die op een wastafel zit te schrijven naast de man, die zijn tekst in fraaie fracturen op het perkament tekent, de herinnering aan de tijd, waarin schrijver en copi- ist letterlijk samenwerkten aan de totstandkoming van 't boek. ANNIE SALOMONS r yeel bewonderaars*. M' eïjer Hamel is 65 jaar geworden en tevens 40 jaar in het theatervak. Een jubileum als zovelen? Nee. Om dat in de eerste plaats de mens Meijer Hamel een aparte huldiging verdient. En omdat dit jubileum de aandaeht ves tigt op het ouder worden van een generatie van theateron dernemers, die niet door een jongere wordt opgevolgd. Want in Nederland sterven de echte impresario's uit. Bij het jubileum van Meijer Hamel Ondernemers in de theaterwereld zijn er vele, en veelsoortig. De meest voorkomende is de „agent": de man dus, die voor een binnèn- of buitenlands artiest of ensem ble contracten afsluit met schouw burgen en daar zijn provisie zon der risico aan verdient. Een im presario is een ondernemer, die zelf artistieke zaken op poten zet, er het volle risico voor neemt, en er bovendien vaak een zeer eigen smaak mee belijdt. De befaamde Diaghilef van de Ballets Russes was zo'n impresario. Wijlen Ernst Krauss in Nederland was er een. Meijer Hamel is er ook een. Artistiek zijn dit soort figuren eigenlijk onmisbaar. Het zijn za kenlieden, jazeker, en vaak kei hard. Maar het zijn óók mensen met een onblusbare liefde voor de kunst, met een eigen visie en voorkeur. Een zo grote voorkeur, dat ze vaak waardevolle kunste naars of kunstvormen aan liet pu bliek proberen te verkopen in de wetenschap dat ze er zakelijk verlies mee zullen lijden. Dat kun nen ze niet laten, en die verliezen maken ze dan met andere voor stellingen wel weer goed. Zonder Krauss zou Nederland nimmer de balletsmank te pakken gekregen hebben. Zonder Meijer Hamel zou bijvoorbeeld de „Weense" operet te uitgestorven zijn. Hier, en in Wenen De „Hoofdstad Operette", voortzetting van de naar Nederland uitgeweken Fritz Hirscli-operette, is slechts één van dc meer bekende zaken, waar achter Meijer Hamei stond. Een zaak, die juist „in de provincie" in de afgelopen 15 jaar vele mil joenen bezoekers een gelukkige avond heeft bezorgd. Op ander gebied, vooral in het buitenland, deed dat de Weense IJsrevue of de Italiaanse Opera. In show is Meijer Hamel altijd sterk ge weest, sinds hij als 25-jarige de diamantslijperij vaarwel zei en revues ging brengen. Eeigen re vue's. waarin groot geworden ar tiesten als Heintje Davids, Poons, Louis Davids, Fien de la Mar, Louis de Bree of Corrie Vonk hun kansen kregen. Die zelf.geschreven en geprodu ceerde revues zijn door de thea ter-ontwikkeling na de oorlog achterhaald. Import van Franse revues kwam er bij Hamel voor in de plaats. En daarnaast de in troductie van ensembles als Co- ros y Danzas, Antonio en zijn Spaans Ballet, de onvergetelijke Escudero, negergroepen als die van Pasuka, ensembles van ach ter IJzeren en Bamboe-gordijnen zoals uit Peking, Warschau of Berjoska en nu het Moskouer Va riété. Maar ook, in samenwerking met anderen, toppunten van in. ternationale ballet- of toneelkunst. Toppunten, waarop vaak een ka pitaal werd verloren, maar die een volgend jaar opnieuw aan het publiek werden „aangepraat", totdat ze succes hadden. Mensen als Meijer Hamel worden nu zeldzaam: za kenlieden èn kunstmin naars tegelijk. In ons land, met zijn door subsidies kunstmatig laag gehouden toegangsprijzen, wordt het steeds onmogelijker om het risico te dragen van een on gesubsidieerde onderneming zoals MEIJER HAMEL gardist bijvoorbeeld het tonnen.kostende Porgy and Bess was. De import van theatermanifestaties wordt meer en meer een kwestie van „boekings-agenten", die zonder eigen voorkeur hun provisietje verdienen aan wat ze toevallig in Nederland geplaatst kunnen krij gen. Eigen wil en eigen „spel" zit er niet meer bij, en daardoor gaat de import zich voornamelijk rich ten op de meest gemiddelde smaak, op manifestaties die „bomvrij" zijn, wat wil zeggen dat er vrijwel geen risico meer aan vast zit. Nee, de kunstondernemers met een eigen smaalt en liefde, groter dan hun zakelijke belangstelling, sterven uit. Bob Peters en Meijer Hamel zijn twee van de laatste gardisten. Ze geven zich niet over. En jnist daarom verdient zo'n jubilenm van Meijer Hamel een aparte en dankbare belang stelling. Waarvan akte. Een modern af/iche, in 19-}6 ont worpen door Dick Elffers en in fotolitho offet gedrukt. Het was ook wel eens anders. Wanneer de schrijver in hau taine minachting voor het handwerk, vrijwel onleesbare ko pij naar de zetterij zond en zich van de wederwaardigheden van zijn gedrukte geesteskind verder niets aantrok. Zo handelde on der andere Hooft en zijn druk ker heeft het er moeilijk genoeg mee gehad. Zelfs heeft een zetter geworsteld met het handschrift van een geleerde, die zo zeer uit sluitend voor eigen genoegen scheen te werken, dat hij geen ontraadselbare tekst meer ver mocht samen te stellen. Het boek is nooit verschenen. Er was voor een zinnig mens niet uit te komen. Huygens deed het al anders; hij corrigeerde zelf zijn drukproeven. En een geleerde als Heinsius was zelfs boos, wanneer hij de proe ven van zijn werk niet te zien kreeg. Er zou een ander uiterste te tonen zijn geweest: dat van de moderne litterator, die op de proef zijn werk vrijwel geheel her schrijft Er blijft tenslotte de esthetische ontwikkeling van het boek: van de primitieve wiegedrnk uit liet einde van de vijftiende eemv over tie vaak bijzonder verzorgde druk werken uit de zestiende en de ze ventiende eeuw en het geesteloze, vervelende produkt van de negen tiende. Maar tegen het einde van deze eeuw komt, onder meer on der invloed van Engelse arties ten als William Morris, de reac tie: eerst in de richting van de herleving van het kunstambacht, later in die van de „industriële vormgeving" als uiting van bet besef, dat het massaprodukt weliswaar zijn eigen eisen stelt, maar daarom niet beslist ontoon baar behoeft te "zijn. Namen als Berlage, Nieuwenhuis, Wijdeveld, vallen hier. Hun baan brekende activiteit verdient in elk gïval gememoreerd te worden, en ogenblik schijnt de tegenstel ling tussen het goede drukwerk en het massaprodukt zeer scherp te zullen worden. Maar dan komt een nieuwe generatie van grafi sche kunstenaars op, voor wie 't drukwerk altijd een goed ver zorgd produkt kan zijn wan neer men slechts rekening houdt met de eisen, die er aan worden gesteld. t-y o heeft Nederland, na tie faam die zijn drukkers in de zeventiende eeuw internatio naal hadden, opnieuw een goede naam in Europa wegens zijn fraaie drukwerk. Dit laatste zinnetje schijnt een reclameslagzin. Misschien is het niet helemaal zonder commerciële oogmerken, dat de /Nederlandse drukkerswereld samen met het Rijksmuseum in Amsterdam voor deze zomer de tentoonstelling „Gedrukt in Nederland" opzette. Want deze geeft ontegenzeggelijk een zeer veelzijdig historisch over zicht in het voorgaande slechts in enkele vluchtige notities sa mengevat dat bepaaldelijk de esthetische en de culturele kant van het geval niet verwaarloost, maar zij maakt ons aan de hand van vele recente voorbeelden ook duidelijk, hoe voortreffelijk het Nederlandse grafische produkt op het ogenblik is. Men kan daarin reclame zien men kan ook iets ruimer denken en spreken van 'l visitekaartje van een van onze belangrijkste bedrijfstakken, dat met gepaste trots wordt getoond. Het is voor de liefhebbers een boeiende tentoonstelling, zeker in de eerste zalen, waar de kostbaar heid en de zeldzaamheid van het materiaal tot beperking dwong. Daar waar het overzicht betrek king heeft op latere tijden, wordt de steeds stijgende overvloed al gauw verwarrend en vermoeiend. Een scherpere selectie zou hier «ie duidelijkheid van het beeld heb ben yergroot*

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5