In West-Duitsland vangt
men nog wilde paarden
ALPHONSE VAN BEYNEN WERD
NIET RIJK DOOR HET CIRCUS
Kleine geharde
grote econon
paardjes hebben
lische waarde
DINSDAG 7 JUNI 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE O OU R AN T
OVER DE GEHELE WERELD WERD GEZWORVEN
Alphonse van Beijnen heeft het uiterlijk van een Belg. Zijn korte ge
stalte, zijn zwaar hoornen bril en agressieve armgebaren stempelen hem
tot een gemoedelijke Vlaming, die zijn hart verpand zou kannen heb
ben aan de wielercoursë. Maar men vergist zich, want Alphonse is een
geboren Rotterdammer. Dezer dagen spraken wij hem. Men had ons
ingefluisterd, dat hij dit jaar dertig jaar circusman is. Een paar jaar
geleden was hij zakelijk leider bij Boltini. Thans Is hij als zodanig
verbonden aan het circus „Dejonghe".
(Van een medewerker.)
Elke laatste zaterdag van de
maand mei is het een drnkte
van belang in één der mooiste
streken van West-Duitsland.
De meeste Nederlanders ken
nen die streek niet, ofschoon ze
op korte afstand van de grens
is gelegen en voor rustzoeken-
den '11 dorado is. Wanneer men
van de Achterhoek uit de weg
neemt richting Munster is
Duimen misschien in minder
dan een uur te bereiken en dan
bevindt men zich in het plaatsje,
waar de goederen van de hertog
van Croy beheerd worden. Tot
die uitgestrekte landgoederen
behoort ook een z.g. Wildbaan,
een reservaat, waarin bepaald
wild zich vrijelijk kan bewegen.
Een natuurreservaat dus, zoals
wij er op de Veluwe ook ver
schillende kennen en waar men
fauna en flora maar zo veel mo
gelijk aan haar eigen lot over
laat.
De wildbaan van de hertog ligt
westelijk van Dülmen nabij
Merfeld en het stuk land, waar
over het hier gaat, ligt in het
Merfelder Broek.
Nu zijn er zo langzamerhand al
heel wat natuurreservaten ont
staan en naarmate de bevolking
in dichtheid toeneemt, zal men
nog wel trachten het aantal be
schermde stukken natuur uit te
breiden. Dat is duidelijk.
Een reservaat als dat. wat men in
het Merfelder Broek vindt, is echter
wel enig in zijn soort op Europa's
vasteland. Want het wild, dat men
er vindt, bestaat nu eens niet uit
herten of zwijnen, maar uit... paar
den! Dat is toch wel iets héél bijzon
ders, temeer omdat het geen gewone
f>aarden zijn, die men zo maar wat
n het wild laat ronddolen, doch re
gelrechte nazaten van échte in het
wild levende paardjes, die eeuwen ge
leden de Europese bossen bevolkten,
tegelijk met oerossen en wisenten...
Anderzijds is het ook weer niet zo,
als de prospectussen van de Hertog
het wel willen laten voorkomen, dat
dit reservaat het enige op het conti
nent zou zijn. dat wilde paarden be
vat. In Zweden heeft men bijv. het
eiland Gotland (met de eertijds zo
beroemde handelsstad Visby) in de
Oostzee, waar de minstens even oude
Gotland-pony's vrijelijk leven. En
dan zijn er in het zuiden van Frank
rijk nog de Barthais-pony's in de
moerassige weilanden langs de Bar-
the in de buurt van Bordeaux.
Neen, een unicum is des Hertogs
„Wildbahn" dus niet, maar wél is zij
misschien het, bekendst en althans
voor ons Nederlanders het best en
gemakkelijkst te bereiken. En wat
óók énig is, dat Is het tam-tam, dat
men elk jaar weer opnieuw maakt
van het vangen, branden en verkopen
der overtollige dieren uit de kudde.
Soortgelijke evenementen vindt men
alleen In Engeland, waar elk jaar
„round-ups" worden gehouden, dik
wijls ook onder grote belangstelling
van het publiek.
In de zon
We waren er dit keer daags te
voren al, want het vangen kan
ledereen zien (tegen betaling)
maar het gedrag van wilde dieren
kan men niet bestuderen in een
arena in bijzijn van 20.000 mensen,
wanneer de angst de dieren in de
ogen geschreven staat.
Daarom gingen we op die rustige
vrijdagmiddag het Merfelder Broek
in, waar in het prachtige licht van
een warme voorjaarszon ruim 130
paardjes, groot en klein, het rustige
leven van de aan hun lot overgelate-
ncn leidden. Het weiland zag er goed
uit. Het was groot en uitgestrekt:
ruim 200 ha. De zon was warm en
de veulentjes lagen her en der ver
spreid soms zó rustig te slapen, dat
hun aangeboren wildnatuur hen niet
eens waarschuwde, dat een mens, ge
wapend met een fototoestel, naderbij
sloop om een schot te wagen!
Meestal joeg op het laatste moment
de merrie haar jong op en verkeken
was dan de kans. Ja. het heeft lang
geduurd en veel geduld gekost om
de wilde diertjes te benaderen. Maar
zo is het in de natuur altijd
geduld en veel werk worden tenslotte
altijd beloond.
Urenlang hebben wij tussen de vele
merries van allerlei leeftijd vertoefd.
Het was een wel bij uitstek vrouwe
lijk gezelschap, want alleen de veu
lentjes en de éénjarige jongetjes
mogen bij de kudde blijven. En na
tuurlijk óók een paar voljarige heng
sten. Dat zijn er bij des Hertogs wil
de paarden niet meer dan twee: één
afkomstig nit Polen en één uit
Wales. Men- is blijkbaar bang voor
inteelt en wil trachten door invoer
van vreemd bloed een kudde te vor
men, welke op de duur niet degene
reert.
Oersterk
Men zou de vraag kunnen stellen in
hoeverre het aanhouden van zulke
paardjes zin heeft. Welnu, tot vóór
de oorlog was dit eigenlijk niet an
ders dan wat men in dierentuinen cn
wildreservaten gewoon is te doen:
een soort voor uitsterven behoeden!
Maar na de oorlog, toen de motor-
tractie de allerzwaarste paarden van
hun plaats drong, kregen merkwaar
digerwijs juist de kleinste paarden
de pony's hun kans. Men hér-
ontdekte de grote economische waar
de van deze diertjes, die met weinig
kostbaar voer toe kunnen en verhou
dingsgewijze tot groter prestaties in
staat zijn dan de „echte'**paarden!
En dat is in een tijd als de onze,
waarin er steeds op aangedrongen
wordt om „rationeel'1 te werken, na
tuurlijk van bijzonder veel belang.
Vandaar, dat uit dit gezichtspunt be
keken, ook de Dülmener paardjes
weer meer betekenis kregen.
Want het is van veel waarde, wan
neer men weet een dier in handen te
hebben.; dat het eindprodukt is van
een lange, lange reeks individuen,
waarvan alleen de sterksten zijn
Er zijn weinig mensen, die het
circus zo grondig hebben leren
kennen als Alphonse van Beijnen.
Die zo de sfeer van romantiek,
teleurstelling, vreugde en ontgoo
cheling hebben geproefd, waar
door het bestaan van ieder circus
wordt gekenmerkt. Alphonse
zwierf over de gehele wereld. Zijn
dorst naar avontuur en onbekende
verten deden hem in alle uithoe
ken van de aarde belanden. Dertig
jaar achtereen beleefde hij de
worsteling van tientallen zaken,
was hij getuige van hun glorie en
hun ondergang.
Alphonse is door het circus niet
rijk geworden. Maar daar staat
tegenover, dat zijn leven van dag
tot dag boeiend is geweest, dat hij
kan terugzien op een onuitputte
lijk aantal herinneringen, die
waard zijn om in een sensationele
avonturenroman te worden opge
tekend.
Gezellig, komisch en hier en daar
vervuld van weemoed heeft Al-
Ehönse ons zijn leven verteld. Wij
Lten hem hier zelf aan het woord.
„Ik ben geboren in Rotterdam,
maar mijn jeugd heb ik doorge
bracht in Dordrecht. Kwam van
de mulo en werd reiziger. Er
was maar één drang in mij. Alles
van de wereld zien. Ver weggaan.
Ik wist alleen nog niet hoe. Via
een ontmoeting in de trein kon ik
een aanstelling krijgen als kok in
een hotel. Op de dag, dat ik naar
mijn nieuwe baas ging, las ik in
de krant, dat het hotel de vorige
nacht was afgebrand. Daarna ben
ik gaan varen. Een paar reizen
als kelner bij de Holland Amerika
Lijn en later bij de K.N.S.M. Toen
stierf mijn moeder. De keerde te
rug naar huis en werd vervolgens
nachtwaker op schepen in Ant
werpen. Tijdens die periode kwam
lk in contact met het circus,
Ernst Carré. Ik was altijd al gek
van het circus geweest. Ik meld
de mij aan bij de reclame-afde
ling. We maakten een tournee
door Nederland. De zaken gingen
slecht. Veertien dagen hadden we
niet te eten. En toen we weer de
eerste warme maaltijd kregen,
gooide de vrouw die het klaar
maakte soda in plaats van zout
over de aardappelen. Ik zal het
allemaal maar niet te uitgebreid
vertellen, anders zitten we hier
morgen nog. Ik reisde mee met
Carl Hagenbeek, Max Winter en
Sarrasani. Toen die troep van
Hitier kwam, stapte ik over op
Gleich. Met dat circus maakte ik
een tournee door Nederland. Bel
gië, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije
Joego-Slavië, Italië en Frankrijk.
Al-phonse van Beijnen hij een van
de wagens van het circus.
Toen ben ik nog met de Lilliput
ters op reis geweest. Eenmaal
weer terug in Rotterdam kreeg ik
een aanbieding om met Sarrasani
mee te gaan naar Zuid-Amerika.
Dat was een tijd. Twee jaar heb
ik daar rondgezworven. Vijf da
gen reisden de mensen met een
ossenwagen om ons circus te zien.
Ik weet nog, dat er een dronken
machinist op onze trein stond.
Het was aan hem te wijten, dat al
onze lichtwagens in een ravijn
stortten. Verder werden we twee
maal getroffen door een tyfoon.
In Porto Allegro. De stond net
met de portier buiten te praten.
Binnen werd opgevoerd Catharina
de Grote. In de verte naderde met
grote Snelheid een wolkje. „Kijk",
zei de portier, „daar komt een or
kaan". Ik schreeuwde, dat hij de
directie moest waarschuwen. Er
moest iets gebeuren. Maar de por
tier schudde zijn hoofd. „We zijn
al te laat". Hij had gelijk. Op het
moment, dat Catharina haar troon
besteeg, bereikte de tyfoon het
circusterrein. De tent werd als
door een reuzenhand openge
scheurd. Er zaten 7000 mensen
onder. Niemand gewond. Twee da
gen later werd onze reservetent
door een nieuwe tyfoon vernietigd.
Eind 1935 kwam ik terug in Hol
land. Aanstelling bij Strassbur
ger. Vervolgens de kleine Sarra
sani, Bouglione, Van Bever en
Molzmiiller. Met Holzmiiller
maakte ik een tournee door Span
je. We gingen failliet. Alles weg.
De dieren stierven, we kregen
geen geld. Mijn vrouw (uit een
Russisch circusgeslacht) reisde in
die tijd met een hondenvoetbal-
nummer bij het Circus America
no".
Is de sfeer van het circus hetzelf
de gebleven? „Nee, de circusfa-
milie is geen gemeenschap meer.
De caravan heeft daar een hoop
kwaad aan gedaan. Je ziet ze niet
meer. Vroeger zaten we 's avonds
in een cafétje. Dan werden er ver
halen verteld. Dat is niet meer zo.
Dat komt, omdat vele oude circus-
families in de oorlog verdwenen
zijn. Ik heb wel eens overdacht,
hoe ik bij het circus gekomen ben.
Heeft het in mijn bloed gezeten?
Ik weet wel, dat mijn grootmoe
der Lucia Ducino heette. Zij
kwam met een draaiorgeltje en
een aapje uit Italië naar Neder
land. Dat zal de oorsprong van
alles zijn geweest".
De Zweeds-Ameri
kaanse ingenieur
Carl Olsson is met
zijn éènmotorig
Piper-Commanche
vliegtuig op het
Bromma-vliegveld
bij Stockholm ge
land na een vlucht
van JfZ uur uit
Wilmington in de
V.S. via de Bermu
da's, de Azorett,
GenèveBazel en
Kopenhagen. De
vlucht was prima
1 verlopen, alleen
had Olsson slecht
weer gehad boven
de Atlantische
I Oceaan tussen de
Azoren en Lissa
bon.
Olsson wordt hier
op Bromma be-
groet door de di
recteur van de
luchthaven, Bertil
j Bergman.
heeft laten optrekken, plaats biedend
aan '20.000 toeschouwers, die dan ook
altijd trouw komen opdagen.
Maar het merendeel komt om te kij
ken en niet om een paardje te kopen.
Hoogstens koopt men een lot voor
50 penningen, want er worden elk
jaar een stuk of vijf éénjarige heng-1
sten verloot; de rest wordt dan open
baar geveild.
Nu is dat gemakkelijker gezegd dan
gïdaan, want als men een éénjarige
ülmener „Wildling" wil verloten of
verkopen dan zal men hem toch eerst
in handèn moeten hebben. En al lij
ken ze dan mak en lief als ze zo los
in het vrije, open veld lopen, zodra
men ze in handen wil nemen, worden
het furies, want een paard is een dier
van de wijde vlakten en van de vrij
heid! Intuïtief voelt het, dat bij de
mens van zijn vrijheid weinig meer
over zal blijven en daarom is het
vangen van die dieren niet eenvou
dig, al gelukt het een hengst nimmer
om zich aan de machtige greep van
de mens te onttrekken.
Genieten
Die twintigduizend mensen
waaronder velen uit Nederland
komen genieten van een werkelijk
enig schouwspel, dat het aanstor
men van de bijeengedreven kudde
in de arena hun biedt. Vooral in
onze bijna paardloze tijd is zoiets
heus wel een lange reis waard.
En als dan die hele onrustige
massa in de ring is, stort zich een
aantal stevige boerenjongens, ge
kleed in witte kielen met rode of
groene baretten op het hoofd, op de
jaarling-hengsten, waarbij zich ge
vechten afspelen, welke alle tenslotte
eindigen met een halster om het
hoofd van het jonge dier.
Maar... vóórdat 't zover is wordt er
van de zijde van de viervoeters ge
slagen en gebeten, gesteigerd en ge
bokt. De spelregels schrijven voor,
dat de jongens die sterke dieren al
leen maar mogen vangen met behulp
van hun handen en armen! Geen
stokken of lasso's komen eraan te
pas.
Maar, zoals gezegd, de mens blijft
Winnaar en dan wordt op de rug de
ruige vacht van winter haar wegge
knipt en een gloeiend brandijzer
wordt even héél licht op de huid ge
drukt, zodat „ten eeuwigen dage"
des Hertogs naamcijfer bewijzen zal,
dat het dier ééns tot de „wilde paar
den" van de Merfelder Bruch be
hoorde en een regelrechte nazaat is
van de wilde paarden, die nog in het
begin der vorige eeuw de bosrijke
omgeving van Westfalen In groten
getale bevolkten.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
Dit veulentje kon na eindeloos f|
H geduldig wachten en besluipen
eindelijk geknipt worden. Dit
is het echte wilde paard, oog
in oog. v
H Tenslotte is dan na muziek en
andere hippische numers het p
grote ogenblik aangebroken, p
dat de kudde de arena wordt
p binnen gedreven. Voorop de lei-
dende merries. Duidelijk valt p
de overwegend donkere haar- p
p kleur op; maar er zijn er ook p
p met zeer lichte kleur: isabellen
en valen.
Zó liepen ze daags tevoren nog
p rustig te grazen in hun reser- p
p vaat, onkundig van hetgeen p
hen te wachten stond. De jaar-
lingen herkent men meestal di- p
p reet aan hun dikke plukken p
p winterhaar. p
overgebleven en de zwaksten onher
roepelijk in de felle strijd om het be
staan te gronde gingen.
Want op die vrijdagmiddag moge het
gras dan sappig en overvloedig zijn
geweest in de „Merfelder Bruch"
aan het einde van de zomer is dat
meestal niet meer het geval en dan
wordt er armoede geleden onder de
dieren. Het ergste is echter het natte
jaargetijde. Vooral drachtige merries
nebben het dan zwaar te verduren en
wat dan niet tot het. allersterkste be
hoort gaat onherroepelijk ten gronde.
Er zijn geen veeartsen of boeren,
die trachten met kunstmiddelen,
toegift van voeder of een warme
stal het zwakke in leven te hou
den. Hier wordt de harde „struggle
for life" gestreden, ongenadig mis
schien, misschien ook niet. Men
kan daar verschillend over denken.
Maar in elk geval blijft er een
sterk geslacht van kleine paardjes
over dat tegen armoede, ellende,
koude en vocht kan.
Geen wonder, dat er voor zulke die
ren belangstelling bestaat en men ze
graag koopt. Maar die kans is ge
ring, want de Hertog verkoopt wei
nig en dan slechts één keer per jaar.
En bovendien alleen de hengsten.
Eerst vangen
Zij, die zulk een kans willen waar
nemen, komen de laatste zaterdag
van mei naar het Merfelder Broek,
waar de landheer een grote arena