Jef Last vertaalde oude en moderne Japanse gedichten Helma Wolf-Catz 60 jaar DORIS HUMPHREY en Let moderne ballet VLOOG EEN BLOESEM TERUG D* W' Kunstmaand Amsterdam met een Nederlandse musical ZATERDAG 28 MEI 1960 PROVINCIALE ZEETJWSE COURANT 17 Rechtstreekse overbrenging zonder een teveel aan vrijheden Dezer dagen, toen de wind in de boomgaard voor ons huis de laatste witte bloesemblaadjes schuin neer deed dwarrelen, danste gelijkertijd een kleine witte vlinder juist tegen die stroom in uit het gras omhoog naar de boom, en onwillekeurig dacht ik aan de beroemde haikoe van Moritake, de Japanse ho gepriester uit omstreeks 1500, een gedichtje dat ditzelfde beeld van een voorbije lente oproept: Een bloesem vloog terug naar de tak, ach, het was een vlinder. En daar, heel toevallig, brengt de post ter bespreking „Vloog een bloesem terug naar haar tak", een bundel Japanse poëzie, gekozen en vertaald door Jef Last. De Japanse poëzie, vooral de oud-Japanse haikoe is op het ogenblik zeer „in de mode". De haikoe is meegekomen met de golf Zen-boeddhisme die het westen op het ogenblik vooral via Amerika overspoelt, en in zekere zin is de haikoe een uiting van Zen. Talloze jonge Amerikanen voelen zich tot de Zen-filosofie en -levenshouding aangetrokken (vooral de verte genwoordigers van de „beat-ge- neration", men leze b.v. de in dit opzicht uitstekende roman „The Dharma Bums" van Jack Kerouac) en schrijven dan ook haikoes, d.w.z. imiteren ze zo goed mogelijk. Letterkundige kroniek door HANS HARREN Zo eenvoudig en zo ingewikkeld, zo moeilijk te bereiken, als Zen, zo een- vioudig en zo moeilijk is de haikoe; kristallisatie van een voor ons, wes terlingen. niet licht te bereiken le venshouding. Het lijkt uiterst sim pel, maar probeer het eens, het wordt niets of het wordt iets geheel anders, als b.v. de vaak Japans aan doende gedichtjes van Max Croiset uit Zeelcant", of als de haikoes van die moderne jonge Amerikanen. Het is even moeilijk een haikoe té „imiteren" als een bloemtak met een vogel te schetsen zoals de Japanners dat doen. Daar komt nog bij, dat de Japan se poëzie ons nimmer rechtstreeks bereikt, zó ze ons al bereikt. Men mag al heel tevreden zijn als de vertaler rechtstreeks uit het Ja pans kan vertalen, en niet via En gels, Duits of Frans zijn versie van-een-versie geeft. Immers, de haikoe, een gedichtje van slechts 17 lettergrepen (3 regels van 5, 7 en 5 lettergrepen in 710 woor den!) is zó beknopt dat elk niet absoluut noodzakelijk woord weg valt. Dit maakt deze niettemin aan regels gebonden verzen voor de Japanners zelf reeds moeilijk en poly-interpretabel, en voor de westerling zijn ze vaak volkomen ondoorgrondelijk. De vertaler-be werker ziet zich dan voor de taak gesteld, zijn eigen visie toe te voegen, waardoor hét vers meest al wel toegankelijk gemaakt is, doch men kan zich dan afvragen: is dit de juiste interpretatie? Een illustratie: een van de bekendste haikoes van de beroemdste haikoe- dichter aller tijden, Basho (1644 1694), het in 1686 of '87 ontstane „De oude vijver', luidt in Jef Lasts versie: Het oude vijvervlak... Een kikker springt. Plons!... En het is weer stil. „Het onuitgesprokene moet de lezer zelf toevoegen zegt Last, en verder meent hij, dat door dit versje de be trekkelijkheid van al onze activitei ten tegenover de eeuwigheid van het heelal duidelijk wordt. Dit moge zo zijn, maar regel drie van dit vers je, dat wil zeggen een derde ervan, is „Last" en geen „Basho"! Van de regel „Plons!... En het is weer stil" is net eerste woord een verandering, de rest pure toevoeging, interpreta tie. Hoewel we geen Japans kennen, hebben we dit beroemde versje zoals zovele haikoes uit zuivere belangstelling eens helemaal nage plozen. Het oorspronkelijk (uiteraard in transcriptie) luidt: Foeroeike ya kawazoe tobikomoe mizoe no oto. Letterlijk is dit: „Oude vijver/kikker springt/geluid van water" (mizoe water, oto geluid). „Plons" is dus een zeer vrije om schrijving. gebruikt door vele verta lers van dit versje, de rest zoals ge zegd, toevoeging. Overbodig? Mislei dend Neen, maar toch op zijn minst onzuiver, want wie zegt ons dat Bas ho dit heeft bedoeld Misschien heeft hij het. zo bedoeld, geen Japanner en geen Westerling die het U nog zeg gen kan. Er is zelfs niet eens uit te maken of het over één of meer kik kers gaat, en of er springt dan wel sprong bedoeld is. Door even op deze complicaties te wijzen, hopen we duidelijk ge maakt te hebben dat alleen verta lingen rechtstreeks uit het Japans en dan liefst gemaakt door een dichter die zich niet te veel vrijhe den veroorlooft, zin hebben. Ver talingen van vertalingen zijn vrij wel waardeloos. Aan de gestelde eisen voldoet Jef Last, en dat maakt zijn unieke bundel hoogst interessant. Slechts te betreuren is, dat zo'n ge ring aantal haikoes opgenomen werd. Een achttal van Basno, een zestal van andere dichters. En dat, waar er zo talloze juwelen zijn die tot de grootste poëzie aller tijden behoren! Wat daarnaast echter deze bundel nog weer waardevoller maakt, is de groep moderne verzen uit Japan. Het merkwaardige verschijnsel doet zich voor dat de haikoe, die thans het westen verovert, in Japan zelf niet veel meer beoefend wordt. In Japan staan de meeste hedendaagse dich ters onderEuropese invloed. Het volgende gedichtje van Yosano Aki- ko (18721943) „De onvolkomen minnaar" zou van Ellen Warmond kunnen zijn: Van de vele trappen Die tot mijn hart leiden Klom hij ten hoogste Twee tot drie treden. Als een van de schoonste verzen schrijven we voor U over van Tana- ka Katsumi: Halley's komeet Ik keek als kind naar de komeet van Halley En later, in de boeken die ik las, Zag ik, dat zij slechts eens per eeuw verschijnt. Ik zal die ster geen tweede maal meer zien. Is 't anders met de mensen die 'k ontmoet Ze gaan voorbij. Venvante geest is zeldzaam En zeldzamer een onbaatzuchtge liefde. Mijn ware vriend verschijnt pas na mijn sterven, Mijn liefste leefde eer ik geboren werd. We bevelen dit keurig verzorgde, met calligrafieën van Ohira Masaaki verluchte bundeltje zéér aan, doch verhelen niet onze verbazing over het grote aantal drukfouten en slor digheden in de toch zo korte inlei ding! jDn Zeeland gebeten f0e yuemoe hoeken lu\nr lu\nd Dinsdag 31 mei wordt de ro mancière Helma Wolf-Catz 60 jaar. Zij werd op Walcheren, te Nieuw- en Sint-Joosland, gebo ren, waar haar vader, een ver licht man, gemeentearts was. Vele jeugdindrukken stammen uit Walcheren, haar latere ro mans getuigen er van, daar er vaak iets Zeeuws in de sfeer is blijven hangen. Zelf zegt zij; „In mijn prille jeugd leefde ik dichtbij geboorte, dood, onge lukken van het boerenbedrijf, aanslag en watersnood, oogsten en slachten. Ik liep door de wei den met hun talrijke dieren en de geur van de stal, terwijl mijn ouders en het personeel hard werkten, mijn zusje speelde en mijn grootmoeder kookte of zong. De honden, het vuur van de hemel en het vuur van de smidse, de roep van de mist- hoonrs in de nacht, vervullen een functie in mijn werk". Later verhuisde het gezin naar Bla- ricum, in het arcadische Gooi (waar thans een Dr. Catzlaan aan dit ver blijf herinnert), Blaricum met de muziek die klonk door ons buitenhuis met zijn schilders en hun ateliers, met zijn vrienden, rozen en jasmijn en een jonge liefde (met wie ik trouwde en naar Amsterdam trok, waar ook onze dochter geboren werd) vissersboten op de Zuiderzee, storm wind in de bossen en over de hei vlakten (waarlangs ik soms in het donker naar school en terug reed) eekhoorn en wezel". „Het lezen van mijn eerste boeken als Kievit, d'Ivoi en de sprookjes van Andersen werd snel gevolgd door Gösta Berling, daarna de Vergeten Liedjes van Boutens, Couperus en Van Eeden, Henriëtte Roland Holst, van Suchte- len, Leopold en Carry van Bruggen, van hen, die ik als kind ontmoette of eerbiedig bekeek". „Zelf begon ik te schrijven, mijn eerste novelle verscheen in Nederland. Aangemoe digd door mijn erudiete man. die toen nog leefde en met wie ik graag reisde, schreef ik meer". Van deze boeken noemen we „Wou ter, de liefde van een jongen". „Mar jan. film van een jeugd". „Het Ge zin", „Opkomst", „Een Nacht" en de gedichtenbundel „Windvlagen". Dan komt de oorlog en het grote Brabants Orkest in conflict Het Brabants orkest te 's-Hertogen- bosch heeft zich de toorn op de hals gehaald van de andere Nederlandse symfonieorkesten door in een tijd, waarin musici moeilijk te krijgen zijn, de eigen musici een premie to geven voor twee- en drie-jarige con tracten. Het contactorgaan van de Neder landse Symfonieorkesten, waarin de directeuren en administrateurs van alle orkesten zitting hebben, beschul digt het Brabants Orkest ervan zwar te lonen uit te betalen boven de scha len, zoals deze zijn vastgelegd in het rapport Witteman. Het Brabants Or kest repliceert: wij zijn ingedeeld in de laagste klasse, daar horen wij niet (meer) in thuis. Willen wij onze mensen houden, dan moeten wij een contract met het Brabants Orkest aantrekkelijk maken". HELMA WOLF-CATZ ....moedig schrijfster leed. Het volstaat te zeggen dat Hel ma Wolf-Catz' echtgenoot, mr. J. Wolf in 1944 door de Duitsers werd vermoord en dat de schrijfster en haar dochter door onder te duiken het leven er af hebben gebracht. Bo vendien werd mevrouw Wolf ernstig ziek: zij is aan kamer en bed ge kluisterd. Doch de geest liet zich niet neerslaan: met schier bovenmense lijke kracht werkt zij, in alles ge steund door haar begrijpende doch ter die zich geheel aan de verzor- fing van haar moeder wijdt. Vanuit aar Amsterdamse kamers zendt zij haar boeken de wereld in: „De Drei- (Van een bijzondere medewerker) Bij een van de laatste grote fotowedstrij den in Nederland werden duizenden foto's ingezonden. Fotowed strijden zijn blijkbaar erg in trek bij ons volk. Er waren foto's uit alle uithoeken van ons land en natuurlijk ook uit Europa, want een ieder is bereisd in deze moder ne tijd. Telkens bleek echter de frote fout, die de inzen- ers maakten, n.l. dat ze veel te ver van het on derwerp vandaan ston den. Ergens op een heuveltop staande, in de weidse verten starend en tegen de horizon een dorpje ontwarend, vertelt het verstand „dat is Zeddam in Montferland". Men ziet echter niets dan vaag en blauwig wat kleine huisjes en een to renspits. Geboeid grijpt men naar de camera (misschien zit er wel een kleurenfilm in), „klik", de sluiter gaat over en tevreden gaat men ver der. Later, als de film ontwikkeld is, ziet men dit: „een horizon met een wollige streep (geboom te), een paar minuscule blokjes (huizen) en een klein rechtopstaand streepje (de kerktoren). Het herinneringsbeeld vult dat beeld aan, het zegt „daar is Zeddam weer" en wellicht wordt het kiekje tevreden in het album geplakt. e kans is echter veel groter, dat men niet tevreden is, omdat men in die vlekjes en strepen het dorp niet meer herkent. De came ra heeft immers maar een enkel oog (de lens), kan niet denken, heeft ook geen fantasie en zelfs maar herinnerings vermogen. Het camera oog ziet letterlijk stre pen en vlekken, al dan niet in kleuren en het geeft die zo nauwkeurig mogelijk weer. Een jury die tot taak heeft foto's te beoorde len, kan natuurlijk hele maal niet raden wat de foto met „het dorp Zed dam" voorstelt en legt de foto opzij. Daarom is het fotografe ren van dorpjes of eilan den, kortom van panora ma's in het algemeen, zo teleurstellend. Men legt een brok wereld van misschien 20 km groot vast op een stukje foto van 6x6 cm. Men vergt teveel! Beter is het al te zorgen voor een aardig voor- grondje, een struik, over hangende takken, een reisgenoot enz. Men krijgt nu een vergelij kingspunt tussen de voorgrond en de verre horizon en suggereert al dus diepte. Maar is het werkelijk om dat dorp te doen, dan doet men het beste door er heen te gaan en de kerk en die Huisjes ter plaatse te fo tograferen. Dat geeft al dadelijk veel meer be vrediging, want nu ziet men tenminste een dui delijk beeld van de bij zondere omstandigheden in de plaats zelf. graag móóie prenten maakt en de landschapsfoto grafie eens wil afwisse len met een ander on derwerp, zou eens moe ten rondneuzen in een haven. Rotterdam, Am sterdam, Vlissingen, Har- lingen, Delfzijl, IJmui- den, Den Helder, er zijn er genoeg in ons land. Om nog niet eens te spreken van vissersha vens als Scheveningen, Vlaardingen, Enkhui zen of Den Oever. Het zijn vindplaatsen van prachtige foto's. En heus niet alleen in de zomer, wanneer er een fraaie wolkenlucht boven zo'n haven staat... In een haven liggen de fotomotieven voor het opscheppen Alle jaargetijden zijn goed voor mooie foto's; een haven bij sneeuw jacht is minstens net zo mooi als in het voor jaarszonnetje en tijdens een najaarsbui. Alleen anders mooi, maar tafe relen zijn er legio. Een binnenkomend zee schip bijvoorbeeld, twee sleepboten puffend er vóór, zware rookwolken uitbrakend, die lang zaam verwaaien op de wind. Daarvóór een paar Rijnaken achter een ri- vierslepertje, een koppel meeuwen, scheip afste kend tegen een grauwe lucht. Dat is een plaat! Het is er één van de honderden, die in een haven te maken zijn. De motieven wachten er slechts op om gefotogra feerd te worden. Wie in een haven fotomotieven tekort komt, moet hele maal opnieuw leren kij ken! Want altijd Is er wat te zien en altijd wat anders. Wie een open oog voor schoonheid heeft, grijpt vanzelf naar de camera. Zién, daar komt het op aan, dan is de techniek van het fotograferen grotendeels bijzaak. ging" een oorlogsroman, „De Droom gestalte'", De Vreemde Drift", „Diep zee", dat we onlangs bewonderend be spraken. Een nieuwe roman, „Con frontatie" is persklaar, aan een ver volg, „Koraalrif", werkt de schrijf ster thans. Helma Wolf-Catz is niet vernietigd door de bitterste beproevingen; zij is er door gegroeid en gerijpt. „Diep zee" was wel de bekroning van haar oeuvre tot nu toe. Met belangstelling zien we dan ook uit naar de genoemde werken van de ze uitzonderlijke, moedige schrijf ster moge haar een wat verbeter de gezondheidstoestand ten deel val len in haar verdere en naar we hopen succesrijke leven. (Van onze toneelmedewerker) Ïn geen tijden is In Amsterdam zo zeer geheel de „spraakmakende gemeente" bijeen geweest, als toen dezer dagen de Kunstmaand Amster dam de eerste volledig-Nederlandse „musical" ten doop hield, in haar ei gen opdracht ter viering van haar tiende jaar gemaakt. De nieuwsgie righeid gold twee dingen: wat nu ei- NOG JAREN BRON VAN INSPIRATIE (Van een medewerker) New York, mei. Toen onlangs de dansakademie van de Julliard Muziekschool wijlen Doris Humphrey's interpretatie van Bach's „Pasa- caglia in C kl. t." opvoerde, was het meer dan ooit duidelijk dat de in december 1958 overleden vernieuwster van het Ame rikaanse ballet een invloed had achtergelaten die de beoefe naren van deze kunst nog jaren en jaren inspiratie zal schen ken. Het' was voor de liefhebbers van de danskunst in zekere zin een grote geruststelling te zien hoe leerlingen van deze school, waar aan Doris Humphrey zo lang ver bonden is geweest, haar geest en idealen, zij het nog enigszins tas- Van tend, uitdroegen. Van meer is het dat de grote choreografen, die haar schreden gevolgd zijn- kunstenaars zoals José Limón, Pauline Koner en Ruth Currier door hun opvatting blijk geven hoezeer de bewegingstheorie en de compositieleer van Doris Hum phrey ook nu nog hun volle waar de behouden hebben. Doris Humprey's theorie kwam vanzelfsprekend niet geheel vol dragen ter wereld, maar ontwik kelde zich in de loop der jaren tot de gedaante, waarin wij haar thans kennen. Duidelijk is er nog de af komst van de klassieke danskunst in te ontwaren, waaraan Doris Humphrey zich aanvankelijk ge wijd had. Van het ballet, dat ze reeds als kind beoefende, wendde zij zich in 1917 tot de Oosterse danskunst, waarmee ze grote po pulariteit verwierf. Daarin hadaen Ruth St. Denis en Ted Shawn reeds bekendheid verworven en aan hun school„Denishawn" werd de jeugdige Doris als lerares verbonden. Na er tien jaar ge werkt tc hebben snakte zij.ernaar haar blik te verruimen en tezamen met de choreograaf Charles Weid man stichtte zij een school, waar zij eigen wegen kon bewandelen. Esn groot aantal van haar vroe ge werken had een experimen teel karakter. Nadat :aj zo lang de strenge muziek-interpreta- ties van „Denishawn" had aange hangen, bevrijdde zij zich nu van elk opgelegd muziekaal patroon. Het on-orthodoxe bleef haar trek ken. Toen zij na 1945 door ge wrichtsreuma zelf niet meer kon dansen, werd zij artistiek leidster van het gezelschap José Limón en creëerde een aantal onvergetelijke werken. Een der bekendste is wel „Lament for Ignacio Sanchez Mejias", waarin behalve muziek ook gesproken strofen uit een ge dicht van Frederico Garcia Lorca voorkomen. Hierin wordt, telkens op onheil spellende wijze in de strofe „Om vijf uur 's middags" herhaald, dat het lot van een stierenvechter voorspelt Een van haar laatste werken was een artistiek com mentaar op de kunstbeleving in de maatschappij .Theatre Piece No 2', waarbij zij gebruik maakte van elektronische muziek. Maar liet is niet alleen de bepaal de wijze waarop ze van muziek, geluiden en stemmen gebruik maakte, die haar werken kenmer ken. Nog mear karakteristiek daarvoor is de reeks bewegingen en de welsprekendheid der vorm geving, die gebaseerd zijn op haar theorie dat de mens heen en weer wordt geslingerd tussen zijn ver langen naar vooruitgang en zijn wens naar rust. Dit wordt fysiek gemanifesteerd door het lichaam in evenwicht en het lichaam als ondergeschikte van de zwaarte kracht. Haar techniek geeft, visueel, een mengsel van vele elementen: ballet, volksdans, vertolkende danskunst en mimiek. In haar streven om, wat zij noemde, de kern van de danskunst te ontdek ken, experimenteerde zij met zeer bijzondere decors, met kleuren en met zowel abstracte als realisti sche composities. Zij zocht steeds naar nieuwe we gen voor zelf-expressie, zij streef de naar de hoogste top. Haar werk was voor haar nimmer „af" en dat is ook wel de reden, dat zij aarzel de haar choreografische theorieën in een boek neer te leggen. Einde lijkmaar eerst toen haar ziekte haar elke andere activiteit ontzeg deschreef zij een verhandeling over de choreografie. Dit werk, „The Art of Making Dances", waarvoor zij enkele jaren tevoren een Gugftenheim- toelage had ontvangen, is ei genlijk een leerboek voor de aankomende choreograaf, maar de opmerkingen van de schrijf ster zijn zo verstandig en haar analyse van de velschillende aspecten van de kunst zo diep zinnig en geestig, dat de dan ser. de criticus en zelfs de leek het boek met groot genoegen zal lezen. Haar ontembare geest Weft nog sieeds voort: in haar geschriften en werken, in de uitvoeringen, die door haar voormalige leerlingen worden gegeven, in 't streven van het onlangs gestichte Doris Hum phrey Fonds om, in hoofdzaak door middel van geluidsfilm, het gehele repertoire vast te leggen, maar bovendien leeft haar invloed, direct of indirect, nog voort in vrij wel elke Amerikaanse kunstenaar van de moderne dans. genlijk zo'n musical is, en hoe oner varen Nederlanders het er af zouden brengen. Op beide vragen is het antwoord voorshands onduidelijk gebleven, hoe fleurig en feestelijk de avond ook was. Of de gekozen vorm inderdaad geleek op wat de Amerikanen een musical noemen, doet er daarbij min der toe dan of we er op een eigen, Nederlandse manier weg mee weten. En juist die vraag was moeilijk te beantwoorden, omdat zowel de schep pers van „Alle wegen gaan naar Am sterdam", alsook de uitvoerenden, ten dele onervaren en ten dele zelfs ama teur waren. Amateur ln de beste zin, van pure liefhebber dus, leek de componist Walter Kous, die meer algemeen bekendheid geniet als toneelspeler en regisseur. Muziek is „slechts" een hobby van hem, maar dan een met opmerkelijk talent beleden liefhebbe rij. Onder de bijna dertig liedjes, die hij voor de musical componeerde, waren er zeker tien, die boven het peil uitkwamen van doorsnee amuse ment, en daarboven nog eens een vijftal, die bepaald internationaal ni veau behaalden. Dat Walter Kous in zijn melodieën onverholen soms aanleunde tegen grote voorbeelden als Porgy and Bess doet er minder toe. Te minder nog, omdat hij vaak zelf met prettige hu mor z'n ontleningen parafraseerde tot een soort kwajongensachtige spot met het grote voorbeeld. Onverholen parodie, maar zeer gekimd, leverde hij met een „opera-koor" van dweep zieke muziekliefhebbers en met een grandioos terzet. Waarbij hij dan niet alleen steun ondervond van het Kunstmaand-orkest o.l.v. Anton Kersjes, maar vooral ook van Pi Scheffer, die de soms nogal dunne piano-composities had gearrangeerd tot schuimende klankrijkdom voor vol orkest. Zwakker was de bijdrage van Mies Bouhuys als tekstdichteres en schrijfster van het libretto. Zwak naar vorm, die leed onder het teveel aan ideeën en aan woorden dat ken merkend is voor tekort aan theater ervaring; zwak naar geest soms, om dat het wel eens de kinderachtige kant uitging; zwak naar compositie bovenal, omdat ze klaarblijkelijk (en begrijpelijk) nog niet klaar voor ogen had gehad hoe een „musical" in el kaar gezet dient te worden, ja, wat 'n musical eigenlijk is. In haar vorm werd het eigenlijk meer een operette achtig zangspel met tamelijk losse leiddraad, dan de vanzelfsprekende vervloeiing van toneel-sceues met zang en dans, die de musical pleegt te kenmerken in z'n buitenlandse vorm.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 9