Jef Last vertaalde oude en
moderne Japanse gedichten
Helma Wolf-Catz 60 jaar
DORIS HUMPHREY en Let moderne ballet
VLOOG EEN BLOESEM TERUG
D*
W'
Kunstmaand Amsterdam met
een Nederlandse musical
ZATERDAG 28 MEI 1960
PROVINCIALE ZEETJWSE COURANT
17
Rechtstreekse overbrenging zonder
een teveel aan vrijheden
Dezer dagen, toen de wind in de boomgaard voor ons huis de
laatste witte bloesemblaadjes schuin neer deed dwarrelen,
danste gelijkertijd een kleine witte vlinder juist tegen die
stroom in uit het gras omhoog naar de boom, en onwillekeurig
dacht ik aan de beroemde haikoe van Moritake, de Japanse ho
gepriester uit omstreeks 1500, een gedichtje dat ditzelfde beeld
van een voorbije lente oproept:
Een bloesem vloog terug naar de tak,
ach, het was een vlinder.
En daar, heel toevallig, brengt de post ter bespreking „Vloog
een bloesem terug naar haar tak", een bundel Japanse poëzie,
gekozen en vertaald door Jef Last.
De Japanse poëzie, vooral de
oud-Japanse haikoe is op het
ogenblik zeer „in de mode". De
haikoe is meegekomen met de
golf Zen-boeddhisme die het
westen op het ogenblik vooral
via Amerika overspoelt, en in
zekere zin is de haikoe een
uiting van Zen. Talloze jonge
Amerikanen voelen zich tot de
Zen-filosofie en -levenshouding
aangetrokken (vooral de verte
genwoordigers van de „beat-ge-
neration", men leze b.v. de in
dit opzicht uitstekende roman
„The Dharma Bums" van Jack
Kerouac) en schrijven dan ook
haikoes, d.w.z. imiteren ze zo
goed mogelijk.
Letterkundige kroniek
door HANS HARREN
Zo eenvoudig en zo ingewikkeld, zo
moeilijk te bereiken, als Zen, zo een-
vioudig en zo moeilijk is de haikoe;
kristallisatie van een voor ons, wes
terlingen. niet licht te bereiken le
venshouding. Het lijkt uiterst sim
pel, maar probeer het eens, het
wordt niets of het wordt iets geheel
anders, als b.v. de vaak Japans aan
doende gedichtjes van Max Croiset
uit Zeelcant", of als de haikoes van
die moderne jonge Amerikanen.
Het is even moeilijk een haikoe té
„imiteren" als een bloemtak met een
vogel te schetsen zoals de Japanners
dat doen.
Daar komt nog bij, dat de Japan
se poëzie ons nimmer rechtstreeks
bereikt, zó ze ons al bereikt. Men
mag al heel tevreden zijn als de
vertaler rechtstreeks uit het Ja
pans kan vertalen, en niet via En
gels, Duits of Frans zijn versie
van-een-versie geeft. Immers, de
haikoe, een gedichtje van slechts
17 lettergrepen (3 regels van 5, 7
en 5 lettergrepen in 710 woor
den!) is zó beknopt dat elk niet
absoluut noodzakelijk woord weg
valt. Dit maakt deze niettemin
aan regels gebonden verzen voor
de Japanners zelf reeds moeilijk
en poly-interpretabel, en voor de
westerling zijn ze vaak volkomen
ondoorgrondelijk. De vertaler-be
werker ziet zich dan voor de taak
gesteld, zijn eigen visie toe te
voegen, waardoor hét vers meest
al wel toegankelijk gemaakt is,
doch men kan zich dan afvragen:
is dit de juiste interpretatie?
Een illustratie: een van de bekendste
haikoes van de beroemdste haikoe-
dichter aller tijden, Basho (1644
1694), het in 1686 of '87 ontstane
„De oude vijver', luidt in Jef Lasts
versie:
Het oude vijvervlak...
Een kikker springt.
Plons!... En het is weer stil.
„Het onuitgesprokene moet de lezer
zelf toevoegen zegt Last, en verder
meent hij, dat door dit versje de be
trekkelijkheid van al onze activitei
ten tegenover de eeuwigheid van het
heelal duidelijk wordt. Dit moge zo
zijn, maar regel drie van dit vers
je, dat wil zeggen een derde ervan,
is „Last" en geen „Basho"! Van de
regel „Plons!... En het is weer stil"
is net eerste woord een verandering,
de rest pure toevoeging, interpreta
tie.
Hoewel we geen Japans kennen,
hebben we dit beroemde versje
zoals zovele haikoes uit zuivere
belangstelling eens helemaal nage
plozen.
Het oorspronkelijk (uiteraard in
transcriptie) luidt:
Foeroeike ya
kawazoe tobikomoe
mizoe no oto.
Letterlijk is dit: „Oude vijver/kikker
springt/geluid van water" (mizoe
water, oto geluid).
„Plons" is dus een zeer vrije om
schrijving. gebruikt door vele verta
lers van dit versje, de rest zoals ge
zegd, toevoeging. Overbodig? Mislei
dend Neen, maar toch op zijn minst
onzuiver, want wie zegt ons dat Bas
ho dit heeft bedoeld Misschien heeft
hij het. zo bedoeld, geen Japanner en
geen Westerling die het U nog zeg
gen kan. Er is zelfs niet eens uit te
maken of het over één of meer kik
kers gaat, en of er springt dan wel
sprong bedoeld is.
Door even op deze complicaties te
wijzen, hopen we duidelijk ge
maakt te hebben dat alleen verta
lingen rechtstreeks uit het Japans
en dan liefst gemaakt door een
dichter die zich niet te veel vrijhe
den veroorlooft, zin hebben. Ver
talingen van vertalingen zijn vrij
wel waardeloos. Aan de gestelde
eisen voldoet Jef Last, en dat
maakt zijn unieke bundel hoogst
interessant.
Slechts te betreuren is, dat zo'n ge
ring aantal haikoes opgenomen werd.
Een achttal van Basno, een zestal
van andere dichters. En dat, waar er
zo talloze juwelen zijn die tot de
grootste poëzie aller tijden behoren!
Wat daarnaast echter deze bundel
nog weer waardevoller maakt, is de
groep moderne verzen uit Japan. Het
merkwaardige verschijnsel doet zich
voor dat de haikoe, die thans het
westen verovert, in Japan zelf niet
veel meer beoefend wordt. In Japan
staan de meeste hedendaagse dich
ters onderEuropese invloed. Het
volgende gedichtje van Yosano Aki-
ko (18721943) „De onvolkomen
minnaar" zou van Ellen Warmond
kunnen zijn:
Van de vele trappen
Die tot mijn hart leiden
Klom hij ten hoogste
Twee tot drie treden.
Als een van de schoonste verzen
schrijven we voor U over van Tana-
ka Katsumi:
Halley's komeet
Ik keek als kind naar de komeet
van Halley
En later, in de boeken die ik las,
Zag ik, dat zij slechts eens per
eeuw verschijnt.
Ik zal die ster geen tweede maal
meer zien.
Is 't anders met de mensen die 'k
ontmoet
Ze gaan voorbij. Venvante geest
is zeldzaam
En zeldzamer een onbaatzuchtge
liefde.
Mijn ware vriend verschijnt pas
na mijn sterven,
Mijn liefste leefde eer ik geboren
werd.
We bevelen dit keurig verzorgde,
met calligrafieën van Ohira Masaaki
verluchte bundeltje zéér aan, doch
verhelen niet onze verbazing over
het grote aantal drukfouten en slor
digheden in de toch zo korte inlei
ding!
jDn Zeeland gebeten
f0e
yuemoe hoeken
lu\nr lu\nd
Dinsdag 31 mei wordt de ro
mancière Helma Wolf-Catz 60
jaar. Zij werd op Walcheren, te
Nieuw- en Sint-Joosland, gebo
ren, waar haar vader, een ver
licht man, gemeentearts was.
Vele jeugdindrukken stammen
uit Walcheren, haar latere ro
mans getuigen er van, daar er
vaak iets Zeeuws in de sfeer is
blijven hangen. Zelf zegt zij;
„In mijn prille jeugd leefde ik
dichtbij geboorte, dood, onge
lukken van het boerenbedrijf,
aanslag en watersnood, oogsten
en slachten. Ik liep door de wei
den met hun talrijke dieren en
de geur van de stal, terwijl mijn
ouders en het personeel hard
werkten, mijn zusje speelde en
mijn grootmoeder kookte of
zong. De honden, het vuur van
de hemel en het vuur van de
smidse, de roep van de mist-
hoonrs in de nacht, vervullen
een functie in mijn werk".
Later verhuisde het gezin naar Bla-
ricum, in het arcadische Gooi (waar
thans een Dr. Catzlaan aan dit ver
blijf herinnert), Blaricum met de
muziek die klonk door ons buitenhuis
met zijn schilders en hun ateliers,
met zijn vrienden, rozen en jasmijn
en een jonge liefde (met wie ik
trouwde en naar Amsterdam trok,
waar ook onze dochter geboren werd)
vissersboten op de Zuiderzee, storm
wind in de bossen en over de hei
vlakten (waarlangs ik soms in het
donker naar school en terug reed)
eekhoorn en wezel". „Het lezen van
mijn eerste boeken als Kievit, d'Ivoi
en de sprookjes van Andersen werd
snel gevolgd door Gösta Berling,
daarna de Vergeten Liedjes van
Boutens, Couperus en Van Eeden,
Henriëtte Roland Holst, van Suchte-
len, Leopold en Carry van Bruggen,
van hen, die ik als kind ontmoette
of eerbiedig bekeek". „Zelf begon
ik te schrijven, mijn eerste novelle
verscheen in Nederland. Aangemoe
digd door mijn erudiete man. die toen
nog leefde en met wie ik graag
reisde, schreef ik meer".
Van deze boeken noemen we „Wou
ter, de liefde van een jongen". „Mar
jan. film van een jeugd". „Het Ge
zin", „Opkomst", „Een Nacht" en de
gedichtenbundel „Windvlagen".
Dan komt de oorlog en het grote
Brabants Orkest
in conflict
Het Brabants orkest te 's-Hertogen-
bosch heeft zich de toorn op de hals
gehaald van de andere Nederlandse
symfonieorkesten door in een tijd,
waarin musici moeilijk te krijgen
zijn, de eigen musici een premie to
geven voor twee- en drie-jarige con
tracten.
Het contactorgaan van de Neder
landse Symfonieorkesten, waarin de
directeuren en administrateurs van
alle orkesten zitting hebben, beschul
digt het Brabants Orkest ervan zwar
te lonen uit te betalen boven de scha
len, zoals deze zijn vastgelegd in het
rapport Witteman. Het Brabants Or
kest repliceert: wij zijn ingedeeld
in de laagste klasse, daar horen wij
niet (meer) in thuis. Willen wij onze
mensen houden, dan moeten wij een
contract met het Brabants Orkest
aantrekkelijk maken".
HELMA WOLF-CATZ
....moedig schrijfster
leed. Het volstaat te zeggen dat Hel
ma Wolf-Catz' echtgenoot, mr. J.
Wolf in 1944 door de Duitsers werd
vermoord en dat de schrijfster en
haar dochter door onder te duiken
het leven er af hebben gebracht. Bo
vendien werd mevrouw Wolf ernstig
ziek: zij is aan kamer en bed ge
kluisterd. Doch de geest liet zich niet
neerslaan: met schier bovenmense
lijke kracht werkt zij, in alles ge
steund door haar begrijpende doch
ter die zich geheel aan de verzor-
fing van haar moeder wijdt. Vanuit
aar Amsterdamse kamers zendt zij
haar boeken de wereld in: „De Drei-
(Van een bijzondere
medewerker)
Bij een van de laatste
grote fotowedstrij
den in Nederland
werden duizenden foto's
ingezonden. Fotowed
strijden zijn blijkbaar
erg in trek bij ons volk.
Er waren foto's uit alle
uithoeken van ons land
en natuurlijk ook uit
Europa, want een ieder
is bereisd in deze moder
ne tijd.
Telkens bleek echter de
frote fout, die de inzen-
ers maakten, n.l. dat ze
veel te ver van het on
derwerp vandaan ston
den.
Ergens op een heuveltop
staande, in de weidse
verten starend en tegen
de horizon een dorpje
ontwarend, vertelt het
verstand „dat is Zeddam
in Montferland". Men
ziet echter niets dan
vaag en blauwig wat
kleine huisjes en een to
renspits. Geboeid grijpt
men naar de camera
(misschien zit er wel een
kleurenfilm in), „klik",
de sluiter gaat over en
tevreden gaat men ver
der. Later, als de film
ontwikkeld is, ziet men
dit: „een horizon met een
wollige streep (geboom
te), een paar minuscule
blokjes (huizen) en een
klein rechtopstaand
streepje (de kerktoren).
Het herinneringsbeeld
vult dat beeld aan, het
zegt „daar is Zeddam
weer" en wellicht wordt
het kiekje tevreden in
het album geplakt.
e kans is echter veel
groter, dat men
niet tevreden is,
omdat men in die vlekjes
en strepen het dorp niet
meer herkent. De came
ra heeft immers maar
een enkel oog (de lens),
kan niet denken, heeft
ook geen fantasie en
zelfs maar herinnerings
vermogen. Het camera
oog ziet letterlijk stre
pen en vlekken, al dan
niet in kleuren en het
geeft die zo nauwkeurig
mogelijk weer.
Een jury die tot taak
heeft foto's te beoorde
len, kan natuurlijk hele
maal niet raden wat de
foto met „het dorp Zed
dam" voorstelt en legt
de foto opzij.
Daarom is het fotografe
ren van dorpjes of eilan
den, kortom van panora
ma's in het algemeen, zo
teleurstellend. Men legt
een brok wereld van
misschien 20 km groot
vast op een stukje foto
van 6x6 cm. Men vergt
teveel!
Beter is het al te zorgen
voor een aardig voor-
grondje, een struik, over
hangende takken, een
reisgenoot enz. Men
krijgt nu een vergelij
kingspunt tussen de
voorgrond en de verre
horizon en suggereert al
dus diepte. Maar is het
werkelijk om dat dorp te
doen, dan doet men het
beste door er heen te
gaan en de kerk en die
Huisjes ter plaatse te fo
tograferen. Dat geeft al
dadelijk veel meer be
vrediging, want nu ziet
men tenminste een dui
delijk beeld van de bij
zondere omstandigheden
in de plaats zelf.
graag móóie
prenten maakt en
de landschapsfoto
grafie eens wil afwisse
len met een ander on
derwerp, zou eens moe
ten rondneuzen in een
haven. Rotterdam, Am
sterdam, Vlissingen, Har-
lingen, Delfzijl, IJmui-
den, Den Helder, er zijn
er genoeg in ons land.
Om nog niet eens te
spreken van vissersha
vens als Scheveningen,
Vlaardingen, Enkhui
zen of Den Oever. Het
zijn vindplaatsen van
prachtige foto's. En heus
niet alleen in de zomer,
wanneer er een fraaie
wolkenlucht boven zo'n
haven staat...
In een haven liggen de
fotomotieven voor het
opscheppen
Alle jaargetijden zijn
goed voor mooie foto's;
een haven bij sneeuw
jacht is minstens net zo
mooi als in het voor
jaarszonnetje en tijdens
een najaarsbui. Alleen
anders mooi, maar tafe
relen zijn er legio.
Een binnenkomend zee
schip bijvoorbeeld, twee
sleepboten puffend er
vóór, zware rookwolken
uitbrakend, die lang
zaam verwaaien op de
wind. Daarvóór een paar
Rijnaken achter een ri-
vierslepertje, een koppel
meeuwen, scheip afste
kend tegen een grauwe
lucht. Dat is een plaat!
Het is er één van de
honderden, die in een
haven te maken zijn. De
motieven wachten er
slechts op om gefotogra
feerd te worden. Wie in
een haven fotomotieven
tekort komt, moet hele
maal opnieuw leren kij
ken!
Want altijd Is er wat te
zien en altijd wat anders.
Wie een open oog voor
schoonheid heeft, grijpt
vanzelf naar de camera.
Zién, daar komt het op
aan, dan is de techniek
van het fotograferen
grotendeels bijzaak.
ging" een oorlogsroman, „De Droom
gestalte'", De Vreemde Drift", „Diep
zee", dat we onlangs bewonderend be
spraken. Een nieuwe roman, „Con
frontatie" is persklaar, aan een ver
volg, „Koraalrif", werkt de schrijf
ster thans.
Helma Wolf-Catz is niet vernietigd
door de bitterste beproevingen; zij
is er door gegroeid en gerijpt. „Diep
zee" was wel de bekroning van haar
oeuvre tot nu toe.
Met belangstelling zien we dan ook
uit naar de genoemde werken van de
ze uitzonderlijke, moedige schrijf
ster moge haar een wat verbeter
de gezondheidstoestand ten deel val
len in haar verdere en naar we hopen
succesrijke leven.
(Van onze toneelmedewerker)
Ïn geen tijden is In Amsterdam zo
zeer geheel de „spraakmakende
gemeente" bijeen geweest, als toen
dezer dagen de Kunstmaand Amster
dam de eerste volledig-Nederlandse
„musical" ten doop hield, in haar ei
gen opdracht ter viering van haar
tiende jaar gemaakt. De nieuwsgie
righeid gold twee dingen: wat nu ei-
NOG JAREN BRON VAN INSPIRATIE
(Van een medewerker)
New York, mei.
Toen onlangs de dansakademie van de Julliard Muziekschool
wijlen Doris Humphrey's interpretatie van Bach's „Pasa-
caglia in C kl. t." opvoerde, was het meer dan ooit duidelijk
dat de in december 1958 overleden vernieuwster van het Ame
rikaanse ballet een invloed had achtergelaten die de beoefe
naren van deze kunst nog jaren en jaren inspiratie zal schen
ken.
Het' was voor de liefhebbers van
de danskunst in zekere zin een
grote geruststelling te zien hoe
leerlingen van deze school, waar
aan Doris Humphrey zo lang ver
bonden is geweest, haar geest en
idealen, zij het nog enigszins tas-
Van
tend, uitdroegen. Van meer
is het dat de grote choreografen,
die haar schreden gevolgd zijn-
kunstenaars zoals José Limón,
Pauline Koner en Ruth Currier
door hun opvatting blijk geven
hoezeer de bewegingstheorie en de
compositieleer van Doris Hum
phrey ook nu nog hun volle waar
de behouden hebben.
Doris Humprey's theorie kwam
vanzelfsprekend niet geheel vol
dragen ter wereld, maar ontwik
kelde zich in de loop der jaren tot
de gedaante, waarin wij haar thans
kennen. Duidelijk is er nog de af
komst van de klassieke danskunst
in te ontwaren, waaraan Doris
Humphrey zich aanvankelijk ge
wijd had. Van het ballet, dat ze
reeds als kind beoefende, wendde
zij zich in 1917 tot de Oosterse
danskunst, waarmee ze grote po
pulariteit verwierf. Daarin hadaen
Ruth St. Denis en Ted Shawn
reeds bekendheid verworven en
aan hun school„Denishawn"
werd de jeugdige Doris als lerares
verbonden. Na er tien jaar ge
werkt tc hebben snakte zij.ernaar
haar blik te verruimen en tezamen
met de choreograaf Charles Weid
man stichtte zij een school, waar
zij eigen wegen kon bewandelen.
Esn groot aantal van haar vroe
ge werken had een experimen
teel karakter. Nadat :aj zo
lang de strenge muziek-interpreta-
ties van „Denishawn" had aange
hangen, bevrijdde zij zich nu van
elk opgelegd muziekaal patroon.
Het on-orthodoxe bleef haar trek
ken. Toen zij na 1945 door ge
wrichtsreuma zelf niet meer kon
dansen, werd zij artistiek leidster
van het gezelschap José Limón en
creëerde een aantal onvergetelijke
werken. Een der bekendste is wel
„Lament for Ignacio Sanchez
Mejias", waarin behalve muziek
ook gesproken strofen uit een ge
dicht van Frederico Garcia Lorca
voorkomen.
Hierin wordt, telkens op onheil
spellende wijze in de strofe „Om
vijf uur 's middags" herhaald, dat
het lot van een stierenvechter
voorspelt Een van haar laatste
werken was een artistiek com
mentaar op de kunstbeleving in de
maatschappij .Theatre Piece No 2',
waarbij zij gebruik maakte van
elektronische muziek.
Maar liet is niet alleen de bepaal
de wijze waarop ze van muziek,
geluiden en stemmen gebruik
maakte, die haar werken kenmer
ken. Nog mear karakteristiek
daarvoor is de reeks bewegingen
en de welsprekendheid der vorm
geving, die gebaseerd zijn op haar
theorie dat de mens heen en weer
wordt geslingerd tussen zijn ver
langen naar vooruitgang en zijn
wens naar rust. Dit wordt fysiek
gemanifesteerd door het lichaam
in evenwicht en het lichaam als
ondergeschikte van de zwaarte
kracht.
Haar techniek geeft, visueel, een
mengsel van vele elementen:
ballet, volksdans, vertolkende
danskunst en mimiek. In haar
streven om, wat zij noemde, de
kern van de danskunst te ontdek
ken, experimenteerde zij met zeer
bijzondere decors, met kleuren en
met zowel abstracte als realisti
sche composities.
Zij zocht steeds naar nieuwe we
gen voor zelf-expressie, zij streef
de naar de hoogste top. Haar werk
was voor haar nimmer „af" en dat
is ook wel de reden, dat zij aarzel
de haar choreografische theorieën
in een boek neer te leggen. Einde
lijkmaar eerst toen haar ziekte
haar elke andere activiteit ontzeg
deschreef zij een verhandeling
over de choreografie.
Dit werk, „The Art of Making
Dances", waarvoor zij enkele
jaren tevoren een Gugftenheim-
toelage had ontvangen, is ei
genlijk een leerboek voor de
aankomende choreograaf, maar
de opmerkingen van de schrijf
ster zijn zo verstandig en haar
analyse van de velschillende
aspecten van de kunst zo diep
zinnig en geestig, dat de dan
ser. de criticus en zelfs de leek
het boek met groot genoegen
zal lezen.
Haar ontembare geest Weft nog
sieeds voort: in haar geschriften
en werken, in de uitvoeringen, die
door haar voormalige leerlingen
worden gegeven, in 't streven van
het onlangs gestichte Doris Hum
phrey Fonds om, in hoofdzaak
door middel van geluidsfilm, het
gehele repertoire vast te leggen,
maar bovendien leeft haar invloed,
direct of indirect, nog voort in vrij
wel elke Amerikaanse kunstenaar
van de moderne dans.
genlijk zo'n musical is, en hoe oner
varen Nederlanders het er af zouden
brengen.
Op beide vragen is het antwoord
voorshands onduidelijk gebleven, hoe
fleurig en feestelijk de avond ook
was. Of de gekozen vorm inderdaad
geleek op wat de Amerikanen een
musical noemen, doet er daarbij min
der toe dan of we er op een eigen,
Nederlandse manier weg mee weten.
En juist die vraag was moeilijk te
beantwoorden, omdat zowel de schep
pers van „Alle wegen gaan naar Am
sterdam", alsook de uitvoerenden, ten
dele onervaren en ten dele zelfs ama
teur waren.
Amateur ln de beste zin, van pure
liefhebber dus, leek de componist
Walter Kous, die meer algemeen
bekendheid geniet als toneelspeler en
regisseur. Muziek is „slechts" een
hobby van hem, maar dan een met
opmerkelijk talent beleden liefhebbe
rij. Onder de bijna dertig liedjes, die
hij voor de musical componeerde,
waren er zeker tien, die boven het
peil uitkwamen van doorsnee amuse
ment, en daarboven nog eens een
vijftal, die bepaald internationaal ni
veau behaalden.
Dat Walter Kous in zijn melodieën
onverholen soms aanleunde tegen
grote voorbeelden als Porgy and Bess
doet er minder toe. Te minder nog,
omdat hij vaak zelf met prettige hu
mor z'n ontleningen parafraseerde
tot een soort kwajongensachtige spot
met het grote voorbeeld. Onverholen
parodie, maar zeer gekimd, leverde
hij met een „opera-koor" van dweep
zieke muziekliefhebbers en met een
grandioos terzet. Waarbij hij dan niet
alleen steun ondervond van het
Kunstmaand-orkest o.l.v. Anton
Kersjes, maar vooral ook van Pi
Scheffer, die de soms nogal dunne
piano-composities had gearrangeerd
tot schuimende klankrijkdom voor
vol orkest.
Zwakker was de bijdrage van Mies
Bouhuys als tekstdichteres en
schrijfster van het libretto. Zwak
naar vorm, die leed onder het teveel
aan ideeën en aan woorden dat ken
merkend is voor tekort aan theater
ervaring; zwak naar geest soms, om
dat het wel eens de kinderachtige
kant uitging; zwak naar compositie
bovenal, omdat ze klaarblijkelijk (en
begrijpelijk) nog niet klaar voor ogen
had gehad hoe een „musical" in el
kaar gezet dient te worden, ja, wat 'n
musical eigenlijk is. In haar vorm
werd het eigenlijk meer een operette
achtig zangspel met tamelijk losse
leiddraad, dan de vanzelfsprekende
vervloeiing van toneel-sceues met
zang en dans, die de musical pleegt
te kenmerken in z'n buitenlandse
vorm.