Mensen
op een
plein
&t lot Siime-kcfem cn^cSetX^Ct^cFen
v_
CP
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 14 MEI 1960
A
J
Eeuwenlang heeft de mensheid pleinen aangelegdplei
nen van vreugd en pleinen van leed, pleinen van vermaak
en van stille overpeinzing, kerkpleinen en paradepleinen,
paleis- en gevangenispleinen, pleinen voor de markt
schreeuwers en voor de kasteelheren.
Er zijn machtige pleinen, waar om een heel dik woord te
gebruiken het hart van de natie klopt en er zijn be
scheiden pleintjes, waar alleen maar het hart van een paar
bloemenverkoopsters en wat spelende kinderen zo'n beetje
van rikketik doet.
Als men het goed bekijkt, dan bezit Zeeland eigenlijk maar
één plein van betekenis en dat is het Abdijplein in Middel
burg. Niet dat die betekenis zo bijzonder groot is, want tus
sen de machtige pleinen van de Westerse en van de Ooster
se beschavingen is het Abdijplein nauwelijks een herfstas-
tertje onder de laaiende dahlia's.
Maar dat plein zegt wat in Zeeland en het heeft voor de
bewoners van deze provincie en ook voor vele andere
Nederlanders een bijzondere betekenis juist omdat het
niet groots en indrukwekkend is. Het is zo eenvoudig, zo
menselijk, zo héél menselijk.... en het bin<$t in zijn eeuwen
lange historie zovele dingen in rust en eenvoud samen, dat
men er stil van wordt.... daarmee rakend aan de levende
stilte van dit plein.
Kinderen
Het Abdijplein met zijn bebouwing
is tegelijk vriendelijk en strak,
speels en waardig, eeuwenoud en
springlevend. Het is, merkwaardi
gerwijs, bijna altijd een plein ge
weest, waar kinderen hebben ge
speeld. Ze vliegerden en ze tolden
er, terwijl wereldlijke hoogwaar
digheidsbekleders plechtig voort
schreden... En herinneren niet de
poorten en de gangen vandaag nog
aan het vroom gezang van monni
ken En bindt 't Abdijcomplex niet
op wonderlijke wijze, dat monni
kengezang samen met de koralen
van de Reformatie, die hier hon
derden malen weerklonken als irit-
ting van protestants geloofsver
trouwen
Gebreken
Op dat Abdijplein bloeiden de men
selijke deugden, naast ach ja,
de menselijke gebreken. Die gebre
ken waren niet gering. Er speelden
zich taferelen af van droefenis en
van geweld, van opstand en ver
zet, van hardvochtigheid en dwaas
heid. Gelukkig was er daarnaast
ook nog rijke humor en soms ont
roerende aanhankelijkheid.
Het Abdijplein was gelijk aan zo
vele andere pleinen, maar toch was
het een heel bijzonder plein want
het was bovenal: het plein ygn
Zeeland!
Een veld
Oorspronkelijk was het een ge
woon veld. Het zal met gras be
dekt zijn geweest en er zullen wel
koeien hebben gegraasd. Aan de
rand van het veld lag een beschei
den kloostercomplex, dat in 1122
werd bewoond door reguliere ka
nunniken van Vormzeele (België).
Ze bleven niet lang, die kanunni
ken! Hadden ze een bevolking aan
getroffen, die zich niet als lamme
ren liet leiden of was er tweespalt
in eigen kringBestond er
ketterij op Walcheren? Had de
monnik Tanchelmus, die aan de
Scheldemond zijn afwijkende leer
verkondigde méér succes bij de
Walcherse boeren, vissers en am
bachtslieden? Misschien wel, want
in 1128 trokken de kanunniken af
om het veld te ruimen voor de
Norbertijnen uit Antwerpen, die
bekend stonden als ijverige predi
kers van het geloof.
Bouwvallig
Ruim honderd jaar later moet
graaf Willem II vaststellen, dat
de monniken slechts schamel ge-
gehuisvest waren in een bouwval
lig klooster. Deze geharnaste rid
der, die met zijn boogschutters en
lansknechten zo onverbiddelijk
was in 't gevecht, raakt bewogen
door die bouwvalligheid en hij
geeft geld en materiaal om het
klooster uit te breiden, vanzelf
sprekend ook wel In de hoop, dat
daar dan ook gebeden zal worden
voor zijn zieleneil,
Van 1253 af laat hij bouwen aan
het kloosterHet grote Abdij
plein ontstaat als derde van de
pleinen.
Weinig zal Willem vermoed heb
ben dat er al in 1256 gebeden zou
worden voor zijn zieleheil, als zijn
stoffelijk overschot in de Abdij
wordt binnengedragen. Willem 11
was gesneuveld tegen de West
Friezen. Moeizaam liadden énkele
geti'ouwen zijn lijk losgehakt uit
het ijs om dit naar Middelburg te
vervoeren. Nu rust zijn gebeente
in de Koorkerk onder een ge
schonden beeld van een geharnast
man.
Het gezag
Het Abdijplein moet in die eerste
eeuwen een middelpunt zijn ge
weest van kerkelijk en wereldlijk
gezag. In het middeleeuwse den
ken waren kerk, staat en maat
schappij verstrengeld tot een zo
grote eenheid van leven, als de
twintigste-eeuwse mens niet meer
kent.
De graven van Holland logeerden
aan het Abdijplein in een deel van
de abtswoning.
Naast ridders liepen er edel vrou
wen rond op het Abdijplein. Onder
die edelvrouwen was in 1496 Mar-
garetha van Oostenrijk, zuster van
Philips de Schone.
Karei de Vijfde heeft aan het Ab
dijplein enkele male vertoefd. Bij
zijn eerste bezoek was hij een
knaap van vijftien jaar. Later als
vorst met de bruine baard en met
de fluwelen baret op het hoofd
de tijd van het vreemdelingen-
verlieer.
was hij op zijn tochten altijd ver
gezeld van ridders in bont fluweel
en secretarissen in stemmig zwart.
Ook deze mensen liepen dus over
dat veelbetreden plein en ze heb
ben dat soms gedaan met be
zwaard hart dat weten wij' wel
zeker omdat er moeilijke tijden
waren aangebroken en omdat de
kerkhervorming doorzette.
Uur van vertrek
Dan spelen zich in de jaren na 1550
woelige taferelen af. Als de steden
en het platteland van Walcheren
de zijde nebben gekozen van Prins
Willem van Oranje komt voor dc
Norbertijnen in 1574 het uur van
vertrek. Ze verlaten de Abdij om
terug te keren naar het klooster
te Antwerpen.
De gebouwen vallen toe aan de
wereldlijke overheidaan de
Staten van Zeeland. Kort tevoren
woonde nog in de Abdij een bis
schop, de enige bisschop die ooit in
Middelburg deze kerkelijke waar
digheid bezat. Dat was Nicolaes
de Castro, wiens naam wat Spaans
aandoet, maar die als zoon van een
pedel bij dc Leuvense hogeschool,
toch wel een Vlaming zal zijn ge
weest.
Poorten open!
In het jaar 1574 gingen de poorten
van de Abdij voorgoed open... het
Abdijplein werd een openbaar
plein.
Aan dat plein woonden en verga
derden nadien de Edelhoogmogen-
de Heren Staten van Zeeland. Dit
college .werd samengesteld .door
de zes steden en onder voorzitter
schap van de vertegenwoordiger
van de Eerste Edele.
Deze Eerste Edelen zelf de
Prinsen van Oranje kwamen er
weinig aan te pas. Hij liet zich ver
tegenwoordigen door een Zeeuws
edelman, die het moest zien te vin
den met de Statenleden-afgevaar
digden van zes Zeeuwse steden.
Levend plein
Er veranderde nogal wat rondom
het Abdijplein in die dagen. Het
was een levend plein, dat werd
aangepast bij een nieuwe taak.
Het Statenlid van Vlissingen lo
geerde er vol waardigheid in zijn
Vlissingse huis (nu heerst op die
plek de hoofdingenieur-directeur
van de rijkswaterstaat). Het Sta
tenlid van Tholen had zijn ThooJ-
se huis en later zou in Hotel De
Abdij de Thoolse Kamer met
cle prachtige schoorsteenmantel
'nog herinneren aan de glorie
van het oude Tholen. Zo had
elk Statenlid een eigen huis en dat
drukte een stempel op de bebou
wing rond het Abdijplein en pp
het plein zelf, waar de Edelhoog-
mogenden gewichtig rondliepen of
zich lieten rijden in machtige ka
rossen.
Geld
Geen regering is denkbaar zonder
geld! Dat wisten ook de Staten
van Zeeland en ze hebben niet ge
rust voordat Zeeland zijn eigen
munt had dank zij een eigen munt-
gieterij in de Abdij. Nu nog heet
een der kleine neven-pleinen het
Muntplein,
Jan Noirot en Jeronymus Bruyn-
zeel begonnen met hun gezellen in
1580 Zeeuwse duiten, daalders enz.
te slaan. Na hefi wandelden an
dere muntgieters over het Abdij
plein totdat de zeer gerespecteerde
burger Martinus Holtzhey en zijn
weduwe Petronella Slop de rij
sloten en de muntslag in Zeeland
in 1739 werd gestaakt.
Kinderspel
In 1593 wandelt over het Abdij
plein een man met een rosse baard.
Het is Prins Maurits, die naar de
Abdij is gekomen om een geschil
over het gebruik van de Abdijge
bouwen te beslechten
Hij zal zich niet bemoeid hebben
met de spelende kinderen zoals Ja
cob Cats in zijn boek SilenusAl-
ei biadis van 1618, waarin een
mooie prent is opgenomen, een
prent van het kinderspel op het
Abdijplein. Bij die prent staat een
vers Van Jacob Cats. Hij beschrijft
in dat vers het kinderspel en deelt
een wijze les uit:
,.Als ghy aensiet dit kinderspel
Ghy lacht er om en doet seer
wel,
Maer lieve vriendt, en mere je
niet,
Dat ghy u self hier med' in
slet?"
Met pruik
Daarmee zijn we in de zeventiende
eeuw beland, de eeuw van de vrede
met Spanje en van de oorlogen met
Engeland. In 1668 loopt haastig
over het Abdijplein een jeugdig
edelmanpruik met lange brui
ne krullen op het hoofd, kanten
lubben aan cle jasmouwen. Het is
de'latere Prins'Willem de Derde...
die in 1672 stadhouder zou worden.
Vertelt het geschiedenisboekje niet
dat in 1672 „de regering rade
loos, het volk redeloos en het land
reddeloos" was en dat Prins Wil
lem de Derde in dat grote oorlogs
jaar als redder des vaderlands uit
de lucht kwam vallen?
Neen, niet helemaal uit de lucht...
en niet helemaal vallen. Want in
1668 was hij al naar Zeeland ge
reisd en hij had de Staten van
Zeeland bewogen hem evenals zijn
voorouders te erkennen als Eerste
Edele. Een beetje voorbereiding
voor de staatsgreep van 1672 was
en dus wel verricht.
De boeren!
In dat jaar 1672 stormden de boe
ren van Walcheren naar het Abdij
plein met dorsvlegels en mestvor
kenze eisten de terugkeer van
het Oranjehuis. Het werd een ste
vig oproer dat door de hooggel er-
de Beronicïusook zo'n Abdij
plein-wandelaar in Latijnse ver
zen is beschreven. Een hoogst
merkwaardig man was die Beroni-
ciusHij maakte Latijnse ver
zen voor het vuistje weg, maar
van de tweeling Wijntje en Trijntje
heminde hij vooral de eerste boven
matig. Hij is zelfs nog schoor
steenveger geweest totdat hij zijn
die heleend stonden als ijverige
predikers.
einde vond in een der Middelburg
se grachten. Een hekeldichter heeft
hem na zijn dood nog bespot:
„Deez' misselijke sater leefde in
wijn en stierf in water".
De tong van Beronicius moet be
halve smaakgevoelig ook bijzonder
lenig zijn geweest, want hij kon
het woord uitspreken, dat hij
schreef boven zijn gedicht over de
Walcherse boerenopstand van
1672. Dat woord was: Georgar-
chontomachia
Geen labskous
Een verbazend diepe kloof scheidt
een figuur als Beronicius van een
ander man, die in zijn tijd over het
Abdijplein reed in vol ornaat als
admiraal. Die man kan het ie
mand anders zijn dan Michiel
Adriaensz. de Ruyter steeg te
Vlissingen in een karos om in de
Abdij te worden ontvangen door de
Staten van Zeeland, waar hem een
feestdis werd aangeboden. Men
placht in die dagen zo'n feestdis
nogal overdadig aan te richten.
Bestevaer zal die avond wel iets
anders hebben gegeten dan labs
kous!
De pompen -
De jaren verglijdenen altijd
spelen er kinderen op het Abdij
pleinOver het plein wandelen
magistraten en ambachtslieden,
soldaten en ambtenarenkoop
lieden en bedelaarsIn droge
zomers komen mannen en vrouwen
met jukken waaraan emmers bun-
Kelen om water te halen uit de ve-
pompen, die op en bij het plein
staan.
T wisten
Er werd ook wel getwist op het
pleinwant cr zijn altijd drif
tige mensen geweest. Zo'n driftig
man was Daniël Fannius Liecnt-
meester en raad-fiscaal van de ad
miraliteit en bewindhebber der
Oostindische Compagnie. Hij voer
de een grote staat in zijn huis aan
de Vlasmarkt bij de Krommeweele.
Die grote staat evenwel vermocht
niet te beletten, dat hij in 1664
door de kerkcraad voor enige tijd
werd uitgesloten van het Heilig
Avondmaal, omdat hij i'' het open
baar had gevochten met do heer
N'icolaas van Reygersberg, secre
taris van Middelburg
Er rustte overigens op dat geslacht
van Reygersberg blijkbaar een
odium want het was ook een heer
van Reygersberg, die tijdens de
boerenrefietjes van 1672 op het
Abdijplein werd mishandeld
Twist en onrust heersten ook op
het Abdijplein in de jaren, die
voorafgingen aan de Franse revo
lutie. Behalve de meningsverschil
len tussen „Kezen" en Prinsgezin-
den, speelden kerkelijke tegenstel
lingen een rol. In 1778-1779 braken
enige malen relletjes uit.
In Vlissingen heerste onrust omdat
er voor het eerst na eeuwen weel
een rooms-katholieke kerk werd
gebouwdIn Westkapelle
hoe is het mogelijk! woedde een
kerkelijk geschil over de nieuwe
psalmberijming en zo onrustig
werd het dorps- en stadsvolk dat
men met knuppels naar het Abdij-
Èlein trok
ie Staten achtten het toen raad
zaam het nodige militaire vertoon
te gelasten. De tekenaar Jan
Arends heeft er prenten van ge
maakt. Op een van zijn prenten
kan men nu nog zien: „Het op
trekken van de wacht op het Ab
dijplein". Ook tekende hij een
prent van een „Militaire parade op
de Groenmarkt".
Franse tijd
We naderen nu de Franse tijd met
zijn veelvuldig militair vertoon.
Een Franse prefect neemt zijn in
trek in het huis, dat later aan het
Abdijplein de commissariswoning
zal wordenHet is de tijd van
de vrijheidsboom, bekroond met de
vrijheidshoedDe tijd in Parijs
van de dames, die sokken zaten te
breien op stoelen bij.de guillottine,
omdat die vriendelijke breister
tjes geen enkele terechtstelling
wilden missen
Schavot
Is cr op het Middelburgs Abdij
plein wel eens iemand in de loop
der eeuwen terechtgesteld? Peni
bele vraag! Er is een gekleurde
prent uit de eerste helft van de ne
gentiende eeuw en daarop ziet men
een schavot bij het voormalig
Muntpoortje,maar de min
naars van het Abdijplein houden
het er voor, dat het hier slechts een
„traditionele" tekening betreft en
dat er nooit in werkelijkheid ie
mand op het Abdijplein is terecht
gesteldZelfs niet de tragische
vrouw, die in de dertiger jaren van
dc vorige eeuw als kindermoorde-
Kom pater geef je non een zoen,
hei 't was in de mei.
nares uit een Walchers dorp naar
Middelburg gevoerd moest worden
om ergens in Middelburg als be
rouwvolle en bekeerde zondares
aan de galg te sterven.
Rust
Is er nog twijfel mogelijk aan de
rust op net Abdijplein in de Fran
se tijd en in do eerste helft van de
vorige eeuw, geen twijfel kan be
staan voor de tweede helft van do
negentiende eeuwToen was
liet Abdijplein een oase van rust
en vredeDe notarissen kregen
een der Abdijpanden als venduhuis
en als het in dat huis te vol werd,
etaleerde de vendumeester zijn ou
de ledikanten, zijn kasten en zijn
stoelen plechtig op het plein
De oude vendumeesters waren con
ferenciers en grappenmakers van
ongemene bekwaamhéid. Ze gaven
aan het Abdijplein gratis een voor
stelling weg, waarvan Wim Kan
en Toon Hermans zouden likke
baarden om helemaal te zwijgen
van Wim Sonneveld. Ook zetelde
aan het Abdijplein een hotelhouder
die op de stoep van zijn huis bier
tjes schonk voor de dorstigen en
die onderdak verleende aan hon
derden pas getrouwde paren op
hun huwelijksreis. Ziedaar een
nieuw facet van het Abdijplein: het
plein der jonge bruiden
Oranjevorsten
Koning Willem Hl komt er kijken
in 1862koningin Emma be
treedt het plein in 1894 samen met
prinses WilhelminaMisschien
heeft Prinses Wilhelmina toen nog
even gedacht aan een andere Wil-
lemientje, die in 1786 op dat plein
stond en die echtgenote was van
Prins Willem V. Ze werd nog wel
verwelkomd deze Willemientje met
haar man in de Statenvergader-
zaal maar de regering van haar ge
maal wankelde reeds!
De folklore
En dan zijn we in de twintigste
ëeuw.de tijd van de zondag
morgenconcerten onder de bomen
de tijd van het vreemdelingen
verkeer. Men haalt de ringrijderij
naar het AbdijpleinDe min
naars van de ïolklore en en van de
klederdrachten worden actief
In 1921 neemt prinses Juliana deel
aan een rondedans op het plein...
voor de ambtswoning van de com
missaris der koningin.
Later keert zij er terug als
koningin én wandelt ze met
het nu levende geslacht over
het oude.... plein.
Na 20 jaar
Veel is veranderd in de loop
der eeuwen, maar veel is ge
bleven of teruggekeerd. Te
ruggekeerd zijn de klanken
van het carillon, dat is ver
nieuwdGeneraties van
beiaardiers volgden elkaat
op en deden op de eerste
mei 's morgens om zeven uur
de klokken tinkelen: „Kom
pater geeft je non een zoen,
hei 't was in de mei".
Totdat het carillon zweeg in
1940.... én er twintig jaren
nodig waren om het Abdij
plein weer te maken tot wat
het vroeger was.... een plein
voor jong en oud, voor alle
piensen.
Een plein, waar men nu weer
als vanouds veelvuldig elkaar
en 'het hele woelige mensen-
gedoe zal kunnen bekijken
om dan misschien wel terug
te keren tot Jacob Cats en
hem heel even na te zeggen:
„Ghy lacht er om en doet seer
wel".
Noot. De schrijver van deze bijdra
ge heeft rijkelijk geput uit de his
torische kennis van de heer H.
Pieters/bibliothecaris van de Pro
vinciale Bibliotheek en groot-min
naar van het Abdijplein. Aan de
heer Pieters is hij daarvoor grote
dank verschuldigd.