Illustratrice Fiep Westendorp:
hedendaagse jeugd tekent beter
Glazenier P. A.H. Hof man 7 5 j aar
Experimenten met poëzie:
beeld en geluid
Amerikaanse componisten en „nieuwe klanken"
ZATERDAG 7 MEI 1960
PROVINCIALE ZEBOWSE COURANT
INVLOED VAN RICHTINGVERANDERING IN ONDERWIJS MERKBAAR
Meer gelegenheid
tot ontplooiing
De International Dairy Fede
ration, waarin de West-Eu-
ropese samenwerking op zuivel
gebied tot uiting komt, heeft
een internationale tekenwed
strijd uitgeschreven voor scho
lieren, die op 18 mei 1960 nog
geen 15 jaar oud zijn. Ook Ne
derland neemt hieraan deel. Uit
de tekeningen die vóór 16 april
ingezonden moesten zijn kiezen
Fiep Westendorp, Eppo Doeve,
Marten Toonder, J. Uittien en
Piet Worm de beste exemplaren.
Dit feit is voor ons aanleiding
geweest Fiep Westendorp te
vragen, hoe het nu eigenlijk met
de tekentalenten van de heden
daagse jeugd gesteld is.
Niet alleen in ons land blijken hun
cartoons en politieke karikaturen ge
wild te zijn, maar ook in het buiten
land en dat zegt toch wel iets. Ik
meen dat deze groep groter is, dan
die van twintig, dertig jaar geleden.
Natuurlijk zullen er altijd kinderen
blijven, die leuker tekenen dan an
deren. Talent pik je er eigenlijk al
tijd uit. Dat is onlangs nog bewezen.
Onder de inzendingen voor een af
fiche voor de kinderboekenweek
werd die van de prijswinnares van
vorig jaar. dit jaar weer met een
2e of 3e prijs bekroond, terwijl er nu
een heel andere jury was als vorig
jaar, en de namen van de tekenaars
en tekenaressen uiteraard eerst na de
bekroning bekend werden.
Het belangrijkste van alle tekenon
derwijs vind ik, dat de kinderen ge
leerd wordt de dingen in zich op te
nemen. Ze leren zien, en er wordt
hun bijgebracht wat mooi is. Het
leuke in kindertekeningen is, dat ze
nog zo ongeremd zijn.
Met de jaren wordt de techniek na
tuurlijk beter. We moeten ervoor zor
gen, dat die techniek het gevoel niet
gaat overheersen. De kinderen moe
ten er plezier in houden. Het leukste
zijn de tekeningen van de kinderen
van 910 jaar. Die zijn nog zo heer
lijk spontaan.
Het merkwaardige is, dat Fiep
Westendorp vooral bekend door
haar Jip en Jannekes en de illu
straties van Annie Schmidt's kin
derboekjes zelf nooit aan een
tekenprijsvraag heeft deelgeno
men, hoewel ze tekenen altijd een
bijzonder plezierige bezigheid
lieeft gevonden om zichzelf te
uiten en in haar prilste jaren al
papier en potlood greep inplaats
van poppen.
Omdat haar altijd voor ogen heeft
gestaan, dat je om Debussy te kun
nen spelen,, eerst vingeroefeningen
gehad zult moeten hebben, heeft ze
de tekenacademie gevolgd om de
grondvormen van het tekenen te le
ren kennen. Eerst met deze basis
heeft ze zich haar eigen stijl kunnen
verwerven, die vol humor is. Haar
wat gedeformeerde figuux-tjes laat ze
de dingen uit de kinderwereld bele
ven op de manier zoals kinderen ze
zelf opgemerkt zouden kunnen heb
ben.
..Ik wil geen cartoons tekenen", zegt
Fiep Westendorp. „Alleen toestanden,
situaties schetsen door eengek ge
baar, een gekke houding te noteren".
Cartoons hebben een bepaalde cli
max, een slot. Mijn tekeningen niet.
Het is mij om de illustratie zelf be
gonnen".
Wat stempelt iemand tot echt kin
derillustrator?".
„Zijn daar normen voor Ik geloof,
dat je je in moet kunnen leven in het
kinderleven. Er zijn tekenaars, die
duidelijk te moeilijk tekenen om kin
deren te kunnen boeien. Ik houd zelfs
rekening met de leeftijden, waarvoor
ik illustreer. Dat ligt per leeftijd an
ders. Bij de grotere kinderen mag er
aan de constructie niets mankeren.
Dat maakt het voor mij zo moeilijk
bijvoorbeeld een fiets te tekenen",
zegt ze lachend.
„Ik heb trouwens nog zo'n paar din
gen, die ik bepaald moeilijk vind. Ik
teken niet naar model, 't Is allemaal
fantasie. Daar zie ik altijd humor in.
Let maar eens zondags op de mensen,
wanneer ze aan de wandel gaan, keu
rig aangekleed met handschoenen
aan en een vilthoedje op. Daar kan ik
inwendig plezier om hebben.
Zo'n bij eerste oogopslag al ge
fixeerd beeld komt dan op een ze
ker ogeenblik natuurlijk wat
overdreven uit mijn tekenstift.
Anderen beleven er dan het plezier
aan, dat ik er eerder aan gehad
heb, ook al omdat het nooit scher
pe, zure tekeningen zijn".
Al pratende komt Fiep Westendorp
nog weer eens terug op ons uitgangs
punt, de vraag, of het verbeterde te
kenonderwijs een gunstige invloed
Fiep Westendorp: kind blijven
heeft. „Vroeger vond men mensen,
die voor hun brood tekenden toch
eigenlijk maar gekke figuren in onze
samenleving. Is die opvatting lang
zamerhand niet wat op de achter
grond gekomen?" geeft ze vragen
derwijs antwoord.
,,A1 zou dit de enige invloed zijn, dan
lijkt me dat al een winstpunt", zegt
ze schalks. „En", voegt ze er niet
minder speels aan toe: „Misschien
zijn er tegenwoordig wel minder pro
bleemkinderen. Een psycholoog kan
veel aangaande de karakterstructuur
van het kind uit kindertekeningen ha
len.
Dat ïs zeker voor de psychologen bij
zonder prettig en soms ook voor de
kinderen. Wanneer de kinderen lou
ter fantasieloze kubussen of iets der
gelijks waren blijven natekenen, zou
aeze mogelijkheid er niet zijn. En dat
zou dan jammer vooral voor de psy
chologen zijn geweest
Vijf blijspelen in het
Antwerps theaterfestival
Vijf blijspelen uit verscheidene perio
den van de toneelgeschiedenis vor
men het programma van het inter
nationaal theaterfestival 1960, dat 15
juni in de Koninklijke Vlaamse Ope
ra te Antwerpen begint. Dit festival
is georganiseerd als vervolg op de
reeks voorstellingen, die ter gelegen
heid van de wereldtentoonstelling in
1958 door buitenlandse gezelschappen
met veel succes in de Scheldestad
werden gegeven. Vier buitenlandse
gezelschappen en de K.N.S.-Natio-
naal Toneel nemen aan het festival
deel. Het programma begint met de
opvoering van „Trijntje Cornelis"
van Huygens door de Koninklijke
Nederlandse Schouwburg-Natonaal
Toneel op 15 en 16 juni. Fred En
gelen voert de regie, Tine Balder
speelt de hoofdrol.
Op 18 en 19 juni treedt het gezel
schap van de „Kammerspiele uit
München voor het voetlicht met
„Eind Jux will er sich machen" van
Nestroy; de „Compagnia Morelli-
Stoppa" uit Rome speelt op 21 en 22
juni „rimpressario delle Smime" (de
opera-directeur van Smirna) van
Carlo Goldoni. Het „Theatre de la cité
Villeurbanne" uit Lyon. de evenknie
van het „Theatre National Populaire"
van Jean Vilar. voert 27 en 28 juni
„Les trois mouguetaires", een bewer
king naar Dumas van Roger Plan-
chon, op. Op 2 en 3 juli is het laatste
stuk aan de beurt, „Arms and the
man" van Shaw door „The Dublin
Globe Theatre". Plaatsen kunnen
reeds nu besteld worden bij het
„Feestcomité stad Antwerpen", zes
de directie, stadhuis Antwerpen.
Filmfestival in Cannes
H Het dertiende filmfestival van
H Cannes is woensdagavond na de
formele opening door de Franse
minister voor culturele zaken
André Malraux, begonnen met
de vier uur durende Ameri-
kaanse film „Ben Hur". Daar-
H na bood Metro-Goldwyn-
M Mayer, de maatschappij die de-
ze film uitbracht, aan achthon-
derd gasten een receptie aan
die bi] het ochtendgloren nog
aan de gang was. De gasten
H werden naar de receptie ge- n
bracht met speciale „Ben Hur"-
.1 wagens van een Franse auto. n
i§ industrie
iiiilllllllliriliiilillllllliilllllllllillllllllllllllllliliiiiiiilllllilillllllllllllllli
Tientallen ramen van
zijn hand in ons land
(Van onze Haagse redactie)
Een van de weinige kunste
naars in Nederland, die van
het materiaal uit gewerkt heb
ben, m tegenstelling tot anderen
die zich slechts bepaalden tot
het maken van een ontwerp,
werd woensdag 4 mei 75 jaar.
Het is de Haagse glazenier Pie-
ter A. H. Hofman, wiens werk
op één lijn gesteld wordt met
dat van Charles Eyck. Werk dat
door heel Nederland te vinden
is in stadhuizen, kerken, scho
len, kantoorgebouwen zowel uit
de beginjaren van de 20e eeuw
als uit de jongste tijd. Nu, op
zijn 75ste jaar, is deze actieve
kunstenaar bezig aan een enorm
project in een kunstvorm die
nog maar zeer kort bekendheid
geniet: het sgraffitto.
Kort na 1900 bezocht Pieter A. Hof
man de academie voor beeldende kun
sten in Den Haag, waar hij o.m. les
kreeg van de bekende leraar Toon
Dupuis. In 1912 trad hij toe als wer
kend lid van de Haagse Kunstkring.
In die beginjaren was hij in de eerste
plaats schilder en zijn werk was zon
der enige moeilijkheid te rangschik
ken onder het naturalisme van de na-
Haagse school.
Tal van zeegezichten en landschap
pen schilderde hij, maar na korte tijd
bevredigde dit hem niet meer volle
dig en het zoeken, dat zijn leven ver
der zou gaan beheersen, begon.
De eerste verandering was de keu
ze van het onderwerp. Hofman
vond zijn objecten in sagen en le
genden en sprookjes. Maar deze
romantische vorm was nog niet
genoeg. „Het kubisme en 't futu
risme waren stromingen die me in
dié twintiger paren ef hoog zaten",
zo zegt hij nu en in zijn werken
kwam dit tot uitdrukking.
Omstreeks 1930 zocht hij sterk naar
beeldènde kunst in het vlak. De ar
chitectuur trok hem steeds meer-en
zijn grootste wens was een opdracht
voor .een glas-in-loodraam te krijgen.
Juist in die tijd werd de Bijenkorf
in Den Haag gebouwd en uit een
groep kunstenaars werd de heer Hof
man gekozen voor het vervaardigen
van een raam. Dat was het begin van
het glazenierswek, dat hem zo bekend
maakte.
De heer Hofman heeft thans twee
grote werkstukken op stapel
staan. In de eerste plaats is het
een hefdenkingsraam van 12 bij 4,5
nieter over Michiel A. de Ruyter, dat
zoals bèkènd in de St. Jacobs-
kerk te Vlissingen zal worden aan
gebracht. De ontwerpen die de heer
Hofman maakte zijn goedgekeurd en
binnenkort kan de uitvoering tege.
moet worden gezien.
Het andere werk is de jongste kunst
uiting van Pieter A. H. Hofman: het
sgraffittowerk, dat hij uitvoert in op
dracht van Shell Tankers N.V. voor
het nieuwe gebouw aan de Coolsingel
te Rotterdam.
In het trappenhuis maakte de kunste
naar op ieder van acht bordessen een
sgraffitto, taferelen die met de zee
verband houden voorstellend. In de
grote receptiehal komt voorts een
door Hofman ontworpen klokkestoel
te staan, waarin de scheepsbel van
de „Ondlne" komt te hangen. De „On-
dine" is zoals men weet de tanker,
die in de laatste wereldoorlog twee
Duitse oorlogsschepen in de grond
wist te boren.
Tientallen ramen heeft Hofman in
de loop der jaren gemaakt. Gaan we
de lange lijst langs, die hij voor ons
opstelde dan komen we plaatsen door
het hele land tegen: Harlingen (rijks
h.b.s.), Nijmegen (gebouw van de
P.G.E.M.), Arnhem (gebouw van de
K.E.M.A.), Hengelo (gebouw van de
H.E.E.M.A.F.), Colmschate bij De
venter (hervormde kerk), Den Haag
(in tientallen gebouwen), Sneek <be-
vrijdingsraam hervormde kerk), Vel-
sen (Hoogovens). Nijverdal (textiel
fabriek), Rotterdam, Leiden, Gronin
gen.
Voorts maakte hij tal van wand
en paneelschilderingen; hij ver
vaardigde bandontwerpen voor
werken van o.m. Arthur van Schen-
del en hij maakte de albums, die de
koningin' bij haar huwelijk en bij
het bezoek aan Gelderland werden
aangeboden. Hij verzorgde gebeeld
houwde betimmeringen en vervaar
digde legpenningen, etsen, litho's,
affiches, ex-libns, postzegels en
wapens.
Hi] ontving voor zijn werk ver
scheidene onderscheidingen en in
1955 werd hij benoemd tot ridder
in de Orde van Oranje-Nassau.
Op het Victoria Embankment
in Londen is voor de dertiende
maal de jaarlijkse openlucht-
schilderijententoonstelling ge
opend.
Hier ziet U de schilder John
XJpton met zijn vrouw en zijn
zoontje Lawrence. Het werk
van John, waarvoor zij zitten,
heet „Familie".
Keurig verzorgde bundel
werk van Hans Andreus
Twee uitgeverijen zijn in ons land
begonnen met iets wat men een ex
periment op het gebied van de poëzie
zou kunnen noemen. L. Stafleu en
Zoon, Leiden, brengt een reeks bun
dels, verlucht uiet fotografieën, Que-
rido, Amsterdam, brengt de stemmen
van schrijvers op grammofoonplaten.
Wat het eerste betreft: de combinatie
van foto's met poëzie heeft ons nooit
erg gelukkig geleken, en zij doet dit,
na het doornemen van deze door
Adrïaan Morriën samengestelde bun
deltjes, nog niet. Er zijn vijf van de
tien voorgenomen deeltjes versche
nen, te weten Amsterdam, Nederland,
Vlaanderen, Dc Natuur en Het Kind.
De keuze van de gedichten uit onze
moderne, poëzie is neel goed, de foto's
van Eddy Posthuma de Boer (eerste
drie deeltjes) en Herman Hahndiek
(4 en 5) zijn ook boeiend (in het ge- YCJ_
heel geen opzettelijke „kuustfoto's") taling in proza van Homerus' Odys-
maar het geheel blijft tweeslachtig. *■»- 1
Een veel béter idee ware geweest,
dezelfde gedichten te laten illustre-
haar boekje „Singel 262, Gedichten
lezen" dat verzen van zestien auteurs
bevat, een grammofoonplaatje uit,
„Gedichten horen", waarop de stem
men van zeven dichters zijn vastge
legd, namelijk van Van Vriesland,
Van den Bergh, Engelman, Donker,
Vronian, Kossmann en Nooteboom.
In het - buitenland zijn dergelijke
schrijvcrsplateirieen succes gebleken
en ook ten ontzeilt zullen ze het wel
doen. Velen zijn nu eenmaal nieuws
gierig naar de stem van hun lieve
lingsauteur. Het bundeltje „Gedich
ten lezen" Is een heel aardig boekje.
In de ooievaarsreeks verscheen een
tweede druk van Vestdijks „Mnemo
syne in de bergen", een episch ge
dicht in negen zangen, dat thans dus
binnen het bereik van iedereen is (de
eerste druk, van 1946, was destijds
nog al kostbaar) (Bert Bakker; Daa-
men N.V., Den Haag). Eveneens in
de Ooievaarserie een dubbelnummer
(99/100) bevattende een nieuwe ver
ren door moderne tekenaars.
Querido gaf bij wijze van proef bij
Experimenten duren
voorlopig nog voort
(Van een medewerker)
OF men het nu prettig vindt of niet, voor
lopig blijven componisten nog' experimen
teren. Elke tijd heeft dat gekend. Soms
waren de resultaten zo, dat liet oor er aange
naam door werd getroffen, maar vaak waren
de reeksen klanken vreemd en zelfs verbijste
rend. Al die nieuwe experimenten lopen ech
ter ten slotte uit op vormen van muzikale ex
pressie die voor latere geslachten zelfs conven
tioneel kunnen klinken.
In de afgelopen decennia is op dit gebied heel
wat geëxperimenteerd. Evenals bij het na
streven van een nieuwe vormgeving en
zelfs van de bevrijding van alle vormen
door de abstracte schilders en beeldhouwers,
worden de Amerikaanse componisten (evenals
hun collega's in Europa) van de ultra-moderne
richtingen geboeid en bezeten door nieuwe
klanken.
Hun orthodoxe denkbeelden over de „vrijheid"
der klanken hebben werken opgeleverd, die
hier in toenemende mate ten gehore worden
gebracht. Zo konden in de afgelopen weken
tijdens enkele concerten abstracte composi
ties beluisterd worden in programma's die ge
heel aan de eigentijdse muziek waren gewijd.
Zelfs het deftige New York Philharmonic
heeft onder leiding van Leonard Bernstein
meegedaan aan deze „vreemde vertoningen".
Wij bedoelen met „nieuwe klanken" over het
algemeen niet de muziek, die op de conven
tionele wijze ten gehore wordt gebracht. Dat
gaat veel verder. „Nieuw" heeft betrekking op
vrijwel alles. Het kan variëren van het ge
bruik van „nieuwe" instrumenten tot van in
het geheel geen instrumenten. En als dat soms
wat vreemd klinkt, dan moet men maar be
denken, dat .progressieve componisten aan
beide zijden van de Atlantische Oceaan.reeds
lange tijd experimenteren met elektronisch
voortgebrachte geluiden.
Bij de Amerikaanse componisten gaat de
„nieuwe" muziek terug tot baanbrekers zoals
George Antheil, wiens Ballet Mécanique in
1925 sensatie verwekte, en Harry Partch, die
zich zeer veel moeite heeft getroost een vol
komen nieuwe muziek te creëren, die geba
seerd is op een in 43 tonen onderverdeelde oc
taaf.
Voor het spelen van deze muziek waren bij
zondere instrumenten nodig de „kithara"
(een geweldige harp met 72 snaren voor
twee spelers) en de „cloud chamber bowls"
(op klokken gelijkende glazen bokalen, die
met zachte hamertjes werden bespeeld). De
muziek die van deze en andere door de com
ponist zelf uitgevonden instrumenten op
klonk, was zangerig en deed Oosters aan.
Boeiend was deze muziek zeker.
John Cage is ook zo'n jeugdige baanbreker
(een „jager" noemt hij zich zelf). In de jaren
dat hij nog betrekkelijk traditionele muziek
voortbracht trok hij reeds de aandacht door
het gebruik van piano's, waarin hij door het
bevestigen van rubber, schroeven of geldstuk
ken aan de snaren bijzondere effecten trachtte
te verkrijgen. In de loop der jaren heeft Cage
allerlei nieuwe elementen in zijn composities
geïntroduceerd en weer laten varen. Korte
tijd maakte hij ook gebruik van elektronische
effecten, zoals in zijn fantastische Fontana
Mix die een jaar geleden enkele uitvoeringen
beleefde.
In zijn Imaginary Landscape en Theatre Piece
doet hij als de moderne schilders: een vlek
hier, een klodder daar, en zo laat hij soms zijn
„muziek" geheel van het toeval afhangen, bij
voorbeeld door afstemming van twaalf radio's
tegelijkertijd!
Afgezien van dit soort ultra-abstracte mu
ziek bestaat er ook nog een andere op
vatting. Zo heeft men in april kennis
kunnen maken met enkele concerten van het
New York Philharmonic, waarin wat meer be
grijpelijke muziek te horen niet altijd te
genieten viel. Zo werd onder meer uitge
voerd Henry Brants Aniiphony One. Er werd
op de traditionele instrumenten gespeeld, maar
het orkest was onderverdeeld in vijf afzonder
lijke groepen, die in de zaal verspreid waren
opgesteld. Elke groep speelde zelfstandig met
eigen dirigent en eigen partituur en geen en
kele groep stond in enig verband met een der
andere. Elk ensemble hield zijn eigen tempi en
toonhoogte aan. Het was inderdaad „experi
mentele" muziek. Maar toen de nieuwigheid er
af was en dat was bij de meeste toehoor
ders al na enkele minuten het geval moest
men bekennen dat er eigenlijk niets van we
zenlijke waarde was gepresteerd.
De meeste experimentele componisten zoeken
evenwel naar een volkomen nieuwe en gezonde
creatie, die piet alleen afwijkt van de traditio
nele muziek, maar zelfs van het „werkelijke"
geluid. Sommigen willen zelfs verder gaan dan
de Franse musique concrete, die ongeveer tien
jaar geleden werd geïntroduceerd en die ge
kenmerkt wordt door het gebruik van elektro
nisch voortgebrachte geluiden, die ondefinieer
baar vervormd zijn.
Dé puristen onder de musici beschouwen dat
zuiver als in de muziek toegepaste techniek.
Echte elektronische muziek, zo redeneren zij,
wordt door een componist geschreven, die de
duizenden elektronisch opgewekte klankele
menten „zuivere tonen" zonder harmonische en
boventonen met dezelfde zorgvuldigheid
toepast als de componist van een conventio
nele symfonie de twaalf tonen van een octaaf.
Soms worden in een compositie de elektroni
sche en de traditionele geluiden gecombineerd.
Dat doet b.v. de in Frankrijk geboren Ame
rikaan Edgar Varèse in zijn sensationele
werk, Poème électronique, dat voor het
eerst op de Brusselse Wereldtentoonstelling
ten gehore werd gebracht. Er werden bij deze
fantastische en ontzagwekkende compositie
van acht minuten 400 luidsprekers gebruikt
voor de weergave van de geluidseffecten die
deden denken aan kerkklokken, sirenes, ge
weerschoten, ontploffende vuurpijlen en het
kreunen van een mens.
see („De terugkeer van Odysseus"
getiteld) van de hand van dr. Jan van
Gelder. Deze vertaling leest vlot en
weer in een modern, wel eens wat
huiselijk Nederlands. Van Gelder
schreef er een interessante inleiding
bij, Berserik maakte een paar teke
ningen die niet bijster geslaagd zijn
te noemen.
De Salamander-reeks „Proza en
Poëzie" (Querido) is snel voltooid
met de deeltjes 4 en 5, „Toen blie
zen de Poortwachters" (1880-1920),
samengesteld door Hans van Stra-
ten, en „Voor wie dit leest" (1920-
heden), verzameld door Adriaan
Morriën. Beide bundeltjes beslaan
dus samen het bestek van Perk
tot heden, waarbij Noord- en Zuid-
Nederland vertegenwoordigd zijn.
Het aardige van deze boekjes is,
dat de samenstellers er hier en
daar verrassingen tussen verstopt
hebben, aardige, minder bekende
dingen die zij op hun speurtochten
door literaire kerkhoven en ver
waarloosde hoeken herontdekten
en die ons thans weer aanspreken.
Uit het werk van de Zeeuwse dich
ter P. C. Boutens, eens de prins der
modernen, thans vrijwel in vergetel
heid geraakt, stelde Adriaan ."Morriën
een goede bloemlezing „Gedichten"
samen, die fraai uitgegeven werd
door G. A. van Oorschot, Amsterdam.
Het spijt ons dat de spelling in deze
uitgave gemoderniseerd werd, overi
gens zeer aanbevolen voor de liefheb
bers van een fraai verzorgd boek.
Onder de titel „Mijn hart wou ner
gens tieren" verscheen er in de Ooie
vaarreeks van Bert Bakker/Daamen,
Den Haag eveneens een uitvoerige
bloemlezing uit Boutens' werk. deze
dus als goedkoop pocketboek. Het is
te hopen dat door beide uitgaven
Boutens weer wat meer in de belang
stelling zal komen.
Over keurig verzorgde poëzie gespro
ken: bij de uitgeversmaatschappij
Holland te Amsterdam verscheen v?"
Hans Andreus, wel de boeiendste ve: -
tegenwoordiger van de generatie van
'50 „Een nieuwe verzamelbundel",
bevattende de gedichtenboekjes: „Dc
taal der dieren", „Schilderkunst" „De
sonnetten van de kleine waanzin" plus
een geheel nieuwe bundel „Al ben ik
een reiziger". T