c ZE LAND IC A Van en voor de boekenplank Het pocketboek als aperitief... als opwekker van de eetlust De avonturen van Stikkeltje en Bruunke DR. MAX EUWE LEERT JONG ER OUD HET SCHAKEN stift NIEUWS VAN deJ^hteKifi AVONTUREN ONDER INDIANEN, OP DE VELUWE EN IN GHANA 20 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT DONDERDAG 14 APRIL 1960 Wordt cultuur gediend met meer of met betere lezers? Het is duidelijk, dat via het pocketboek een schrijver meer lezers vindt. Dat meer mensen tot het boek en tot lezen komen, is in het algemeen een verblijdend verschijnsel. Het betekent evenwel in vele geval len ook, dat de best-seller nog beter verkocht werd, een feit waarmee doorgaans alleen de schrijver en de uitgever ervan gebaat zijn, de cultuur maar zelden. Nu zijn er die beweren: als ze maar eenmaal lezen, ko men ze vanzelf wel tot het „be tere" boek, een bewering, die mij doet denken aan de mond- harmonikaclub waar de toekom stige Beethovens worden opge leid. We hebben de niet gemak kelijk op te lossen vraag of de cultuur gediend is bij meer le zers of bij betere lezers. Ik houd het maar op: meer betere lezers. Door Jacques den Haan Dat ligt allemaal niet aan de boeken: vaak min of meer „bij zit geen lijn in. Lang niet alle schrij vers geven toestemming voor herdrnk van hun werk in pocketvorm, of ze geven slechts toestemming voor één druk en dan is het voor d"t koper zaak er gauw bij te zijn, want óp is óp en van bestellingen op bijvoorbeeld Amerikaanse pocketbooks komt in de regel niet veel terecht. De schrijvers komen tot deze houding of omdat hun boeken in gebonden uitgaven te goed gaan of uit een zekere onwil tegen het verschijnsel, zoals waar schijnlijk het geval zal zijn bij de dichter en Nobelprijswinnaar T. 3. Eliot, die categorisch weigert verzen af te staan voor bloemlezingen in pocketvorm. Hij is de enige niet. Dan wordt ook dikwijls om een groot publiek te bereiken, bet een of andere werk verkort of „bewerkt", dat wil, zeggen, het wordt een populair af treksel, verdund tot wat andere menen dat het publiek bevatten kan. Het is ook niet mogelijk werkelijk te stude ren per pocketboek. Wie om een voor beeld te noemen, een studie wil ma ken van wezen en achtergrond van de leer van drie mensen, wier slag schaduw over de gehele wereld ge vallen is: Einstein, Marx en Freud, die komt per pocketboek nergens, als hij die figuren tenminste van meer dan één zijde wil benaderen. Dat geldt Nieuwe delen in de Phoenix-serie De Phoenix-pockets van De Haan (Zeist) vormen zo langzamerhand een indrukwekkende serie. Onlangs werden weer enige uitstekende deel tjes aan deze reeks toegevoegd: Logboek der aarde (prof. Van der Vlerk en prof. Kuenen). Over het ontstaan van de aarde en de ont plooiing van het leven op aarde. Verlucht met fraaie foto's. Van harte aanbevolen! Het leven van Leonardo da Vinei (Merejowski). Het in het buiten land reeds lang vermaarde werk van de Russische emigrant Mere jowski over Da Vinei thans in een Nederlandse vertaling. Het meubel (dr. Anne Berendsen) Een met veel liefde geschreven werk met meer dan 175 foto's over meubelen. Een voortreffelijk boekje. Pedagogiek (drs. H. van Praag), een poging om een duidelijk over zicht te geven over het „rijkge schakeerde terrein der opvoeding". De mens in maatschappij en tech niek (mr. S. Slagter). Onze persoonlijke voorkeur gaat uit naar de boekjes van de professoren Van der Vlerk en Kuenen en van dr. Berendsen. Het minst geslaagd vonden wij dat van mr. Slagter. De uitvoering van de pockets is boven alle lof verheven. F. R. Eckmar schreef „Ratten op de trap" Jan de Hartog schreef onder zijn pseudoniem F. R. Eckmar een uit stekend detectiveboek, dat de naam „Ratten op de trap" meekreeg. Het boekje, dat in de Zwarte Beertjes- serie bij de uitgeverij A. W. Bruna en Zoon te Utrecht het licht zag, heeft alles wat een goed detective- boek moet hebben: een mysterieuze moord, veel spanning en een onver wachte ontknoping. Het verhaal speelt zich af in de Amsterdamse Stadsschouwburg tijdens de generale repetitie voor een toneelstuk. ook voor iedere tak van wetenschap, waarvan iemand wel eens iets meer zou willen weten dan de buitenkant van de populaire verhandeling. Schouder aan schouder Er bestaat een merkwaardige ten dens het pocketboek van andere boe ken te scheiden. Merkwaardig, want er is geen wezenlijk verschil. Het pocketboek is eenvoudig een niet ge bonden, goedkope uitgave, zoals die ook voor de oorlog bestaan heeft. Al leen was voor de oorlog het niet ge bonden boek met geen stok de winkels uit te krijgen; gebonden in pracht band" en „een sieraad voor uw boe kenkast" waren verkoopargumenten, die blijkbaar aan effect hebben inge boet. Vanwege het schouder aan schouder staan is er in de moderne huizen waarschijnlijk geen plaats meer voor een boekenkast. Al kende de Fransman vrijwel niets anders dan ingenaaide boeken, geen Neder lander en geen Engelsman wilde er toen aan geloven; nu is het om ge heimzinnige redenen heel gewoon. Voor vele jongeren is het pocket boek de enige bestaansvorm van het boek en net wordt, wat de dis tributie betreft, steeds meer on dergebracht in de tijdschriftenwin kels, waar ze soms verhandeld en bekeken kunnen worden onder het genot van een kopje espresso, een combinatie, die een nieuwe mode gril te noemen is. Nooit ook heeft de kruidenier dc behoefte gevoeld om boeken te verkopen, maar pocketboeken blijken onweerstaan baar. Dat de wereld op zou houden bij het pocketboek is een mening, die nodig herzien moet worden. Het vervult eerst werkelijk een verblijdende functie als men het leert zien niet als een einde, maar als een begin, als een inleiding tot de immense wereld van het boek. Het pocketboek als aperitief, als opwekker van de leeslust dat lijkt mij zinvol. Werken van Emile Zola in Nederlandse pocketuitgaaf Emile Zola's werken zijn thans ook in een Nederlandse pocketuitgave verschenen. De eerste zes delen van de romancyclus „De Rougon Mac- quarts" kwamen bij Bigot Van Rossum te Blaricum van de persen. „De verovering van Plassans" is een van deze romans. In de ruim 300 pa gina's wordt de geschiedenis van de ietwat teruggetrokken pastoor Faujas behandeld. Met zijn moeder huurt deze een kamer in het huis van de familie Mouret. Er ontstaan tal van verwikkelingen tussen de huurders en de huisgenoten, met name tussen de pastoor en Martha, de vrouw van Mouret. In de kleine Franse gemeenschap wordt alles danig opgeschroefd met de vele gevolgen van dien. De grootste verdienste van deze Zola-uitgaven is, dat de meesterwer ken ditmaal tot een breder publiek worden gebracht. Theorie der schaak- openingen en schaakles van „oom Jan" NIET ALLEEN door zijn briljanto wedstrijden heeft schaakgrootmees ter dr. Max Euwe wereldfaam ver worven, maar ook door zijn groot aandeel in 's werelds schaaklitera tuur. Talrijk zijn de boeken, die van zijn hand verschenen. Bekend is vooral zijn „Theorie dér schaakope ningen". een standaardwerk, waarin 12 deeltjes verschenen. Uiteraard staan bekende openingen meer in de belangstelling dan de wat minder toegepaste. En zo kan het dan ook gebeuren, dat deel negen uit zijn „Theorie der schaakopeningen" reeds 'n vijfde druk bij Van Goor en Zonen in Den Haag beleefde. In dit deel wordt namelijk onder meer uit voerig de veel gespeelde Siciliaanse opening (e4-c5) behandeld. Dr. Euwe heeft praktisch alle facetten van de ze opening alsmede al haar vertak kingen doorwrocht, maar niettemin zeer begrijpelijk beschreven. De overzichtelijke rubricering maakt de bestudering van deze opening aan merkelijk gemakkelijker. In dit deel behandelt de heer Euwe verder de bekende Aljechin-verdediging (e4-P f6), de veel minder toegepaste Scan dinavische verdediging (e4-d5), de uiterst zelden gespeelde Nimzowitsch verdediging (e4-Pc6) en de steeds meer in zwang komende Joegoslavi sche verdediging (1. e4-d6,2. d4-Pf6) Uiteraard heeft Max Euwe deze vijf de druk bijgewerkt met de nieuwste „vindingen". Samen met Alb. Loon schreef dr. Max Euwe bovendien een utierst DR. MAX EUWE ...groot aandeel in schaakliteratuur... leerzaam boekje voor jonge scho lieren, die het schaakspel willen leren. Het verscheen onder de titel ..Oom Jan leert zijn neefje scha ken" bij Van Goor en Zonen in Den Haag en werd plezierig ge ïllustreerd door Teun van der Veen. Het boekje is in verhaaltrant ge schreven en in dit verhaal van Jan en zijn oom leren de jeugdige lezers veel over de loop van de stukken, het „slaan", enkele bekende openingen, notatie en iets over het eindspel. Vlekkeloos en sneller schrift met de beroemde Schneider-stift. SOct. ^0. Ook Schneider- vullingen voor elke ballpoint. Advertentie) U spaart in een wip 5 merkjes van de Zwarte Kip Om de hals van elke fles zit een Snelspaarkaart Plak hierop 5 kip pen (op elke fles wijn, vruchtenwijn, advokaat en limonade zit er één) en u ontvangt bovendien een liter fles Monaco voor de halve prijs. /n de eerste helft van de vorige eeuw teas de Zeeuwse boer in het algemeen moeilijk voor nieuwe denkbeelden toegankelijk. Rond 1850 be gint hierin een keer te komen. De Commissies van Landbouw provinciale instellingen bleken niet helemaal aan de verwachting vol daan te hébbenhun taak is grotendeels overge gaan op de particuliere landbouicmaatschappijen. We mogen hier met ere de ZJLM. noemen. In het Tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij, januari- maartnummers 1960, komt eenartikelvoorvanir.J-W.de Zeeuw: Hoe draineerde men 100 jaar geleden. Deze verhandeling wil een momentopname zijn van de stand van de drainagetechniek in het Nederland van een eeuw geleden. In 1857 worden door de Algemee- ne Koninklijke Landbouwvereeniging „vereeringen" uitgeloofd aan hen die op eigen of gehuurde grond minstens 10 bunder op de meest deskundige wijze zullen hebben drooggelegd met gebakken buizen en die van deze bewerking en verkregen uitkomsten het volledigst verslag zullen doen. Er waren twee prijzen resp. van 300 en 200. Het verslag van de beoordelingscommissie vermeldt dat de Engelsen en Belgen ons ver voor waren. Evenwel is er een uitzondering, een Zeeuwse uitzondering. In 1845 werd door I. G. J. van den Bosch in de Wilhelminapolder een takkenbosdrainage uitge voerd en hier werd in 1851 en op enkele andere plaatsen in Neder land voor het eerst met buizen gedraineerd. De uitgeloofde prijzen vielen in Zeeland. De eerste prijswinnaar was de heer J. C. Kake- beeke te Goes voor zijn beschrijving van de drainage van ongeveer 20 ha bouwland op Zuid-Beveland, uitgevoerd in 1857 en 1858. „Als bijzonderheid vermeldt hij, dat deze activiteit hem mogelijk was, omdat zijn land, in tegenstelling tot dat van de meeste andere boeren, wij was van tienden". Bouman zegt van dit tienderecht: „Het onbillijke van de tienden was dat zij op den oogst drukten en de boeren beroofden van een gedeelte van de opbrengst van hun land, waarvan het product waarlijk niet alleen door de vruchtbaar heid van den grond was gewonnen. Hoe harder men werkte, hoe meer zorg men aan het bouwland besteedde, hoe meer men moest afstaan aan den eigenaar van het geërfde zakelijk eigendomsrecht, dat van streek tot streek onder de meest verschillende omstandig heid werd uitgeoefend". Dezelfde schrijver constateert dat de tien den op Zuid-Beveland meer voorkwamen dan elders. De strijd tegen deze gehate rechten vlamde telkenmale op. De heer J. J. van Arent- hals te Ossenisse was de tweede prijswinnaar. Hij draineerde van 1855 tot 1858 bijna 60 ha in oostelijk Zeeuwseh-Vlaanderen. Deze prijswinnaar legde, evenals Kakebeeke, zijn buizen zo diep mogelijk (tussen 1 m en 1.80 m). „Hij heeft hierbij wat overdreven, want aldus liggen zijn buizen 70 cm beneden winterpeil en 20 cm beneden zomerpeil". Deze practicus heeft nimmer zijn doel uit het oog ver loren: goed werk voor niet te veel geld leveren. „Had Kakebeeke 120 per ha nodig, Van Arenthals komt klaar voor 56". De beoordelingscommissie had weinig vertrouwen in het werk van laatstgenoemde, maar volgens De Zeeuw „kon het wel eens zijn, dat de heer Van Arenthals bijzonder gelukkig geweest is met de resultaten van zijn niet geringe onderneming. Met eigen volk ont waterde hij in vier jaar tijd 60 ha. Het ontwerpen en uitvoeren in Nederland was toentertijd in Nederland een zaak van de individuele boer. In het buitenland bestonden reeds ambtenaren „om den land bouwer voor te lichten en droogleggingen te besturen" en werden miljoenen guldens als voorschot gegeven om deze activiteit te be vorderen". Het merkwaardige is nu dat zij die, als Van Arenthals, durfden afwijken van de toenmalige wetenschap in onze ogen het meeste waardering verdienen. De Zeeuw besluit zijn artikel, waarbij wij niet op de technische details zijn ingegaan: „Wij mogen dan ook Van Arenthals en de onbekende Friese inzender wel beschouwen als pioniers van de aan het polderland aangepaste wijze van draine ren. Voor de geringe waardering, die zij vonden bij hun toonaan gevende tijdgenoten, zullen zij ruimschoots vergoeding hebben gevonden in de resultaten van hun ondernemingen". Hier is iets teveel gezegd, want in het naschrift in het maartnummer wordt op de figuur van bovengenoemde Van den Bosch gewezen, maar deze was, evenals zijn vader, op landbouwgebied in elk opzicht „voorlijk". DRIE BOEKEN VOOR DE JEUGD Vooral goed geïllustreerd „De gouden pijl van do Owagn's" van J. L. Eggerinout is een vervolg op „Kleine Bever, de Owaga-Indiaan" maar vormt tevens een verhaal op zichzelf, dat speelt in het wilde wes ten. Hoewel niet van het formaat der grote klassieke Indianenverhalen, zo als Karl May eens schreef, zijn de boeken van Eggermont, uitgegeven door N.V. drukkerij De Spaarnestad te Haarlem, spannend van begin tot eind. De avonturen van Frank, de blanke jongen, die onder de Owaga's leeft en met zijn rode broeders allerlei avonturen beleeft, blijven boeiend. De schrijver beschikt over een leven dige fantasie die hij ook bij het be denken van plaats- en eigennamen de vrije loop heeft gelaten. Juiste geografische gegevens kan men daar om niet verwachten. Alles berust op fictie; ook de kern van het verhaal, de jacht op een Indiaanse amulet. Het boek werd geschreven voor jon gens van 10 tot 15 jaar en geïllus treerd met tekeningen van Ben Horsthuis. Truus Sparla jr. schreef een har telijk boekje voor de kleintjes van 8 tot 10. „Wieske, avonturen van een zigeunermeisje", eveneens een uitgave van „De Spaarnestad", is een vlotte vertelling, waarin een hartveroverende zwarte krullekop de hoofdrol speelt. Dc kleine wereld van Wieske, die zich overigens nog uitstrekt van de Velu- we tot een stad in Frankrijk, is vol verrassingen en de gebeurtenissen, die soms een beetje verdriet, maar veel vaker vreugde in dit wereldje brengen, worden door de vertelster in een eenvoudige en toch dikwijls ook originele stijl beschreven. De aardige tekeningen ze beslaan hele pagina's zijn van Herman Jansen. Exotische achtergrond „Het meisje van de Goudkust" van Aimée van Tricht, 'n bekend schrijf ster van meisjesboeken, is een met vaart geschreven boek, dat in een be trekkelijk klein bestek van 190 blad zijden (grove druk) het leven van een opgroeiend negermeisje behan- 58, „Nu moeten we maar eens zien, dat we thuis komen", vindt Stikkeltje. Ook de kleverige Bruunke staat lang zaam op. „We brengen jullie een eindje", brommen de Echte Beren. Daar is de rivier weer. De paraplu is er niet te zien. Of wel? „Ja, daar ligt hij tussen de waterplanten!" roept Bruunke. „Maar hoe komen we daar?" prevelt Stikkeltje. Het is doodeenvoudig: Wlnky draagt ze, hij is groot! Ze pakken de paraplu mee en dan zet Winky ze op de andere oever. VVVuV^AA<VW^A»^^^^»^AV^A(W*\^V>A/VV\\\VV „Jetty zet door" is de titel van een vlot meisjesboek van Helga Mar ten. Het verscheen in de serie jeugd pockets bij de uitgeverij „Helmond" te Helmond. delt. Het vondelingetje Suzan is een dochter van de zich snel ontwikke lende staat Ghana en het verhaal van haar leven speelt zich voor een groot deel af tegen de achtergrond van het Afrikaanse oerwoud. Actuele gebeurtenissen heeft de schrijfster vlot in het verhaal ver werkt, zonder in te gaan op politieke aspecten. Suzan is een meisje dat van doorzetten weet en dat vervuld is van een groot plichtsbesef ten op zichte van haar landgenoten. Ze stu deert medicijnen, omdat ze als arts veel voor hen denkt te kunnen doen. Een sfeer van hulpvaardigheid en op offering beheerst deze 190 blad zijden, die meisjes van tien jaar en ouder met plezier zullen lezen, al doet het verhaal als geheel misschien een beetje braaf aan. Het werd uitgegeven door uitge versmaatschappij „Holland" te zag het boekje van een artistieke Amsterdam. Babs van Wel.v voor omslag; de zwart-wit tekeningen zijn van Nellie Aarbodem. De weg en de wegen Het is geen groot boek, het nieuwe werk van professor Mönnich: nog geen tweehonderd bladzijden dik. Maar de waarde is omgekeerd even redig aan de dikte. Welk een be langwekkend geschrift! De auteur noemde het „De weg en dc wegen", aspecten van de kerkgeschiedenis. Hij ontwierp geen kerkhistorie in de gewone zin van het woord, maar beschreef de avontuurlijke reis van de Christenheid. De wegen zijn vele geweest, die het Christendom is ge gaan, maar de richting is die van de Heer der Kerk. Dit nu heeft profes sor Mönnich iu dit evenwichtige boek willen aantonen. Het is een evenwichtig boek, inder daad. Het verrast bovendien door zijn oorspronkelijke aanpak, een aanpak die mogelijk is bij een auteur van zulk een voortreffelijk gehalte". Prachtig is bijvoorbeeld de beschou wing over „De Christen en de we reld", evenals die over „Het dogma" en over „Kanaan in de woenstijn". Opvallend in dit geschrift is voorts de voortdurende toetsing van de eigen tijd aan de beschreven situatie in het verleden. Dit boek is geschre ven door een wijs en gelovig man, die tot zijn blijdschap kon constateren dat de Kerk thans weer in beweging is gekomen. Het verscheen bij Mous- saults Uitgeverij in Amsterdam, die het uiterst stijlvol uitgaf. Met name de stofomslag dient te worden ge roemd. Simon M. Pruya en Hanny van der Geest schreven een interessant werkje, getiteld „Het binnenhuis". Dit boekje geeft tal van tips voor de inrichting van hulzen en ls ge ïllustreerd met 38 foto's en 68 teke ningen van de schrijvers. Een uitga ve van J. M. Meulenhoff te Amster dam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 26