Bij de zestigste verjaardag van
de schrijver Jac. van Hattum
KREISLER: NAAR DE TOPPEN VAN DE ROEM
Griezel-golf overspoelt
Britse bioscopen
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1960
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
VERZAMELDE GEDICHTEN
Dichter van het sprookje en
dichter van de liefde
Op 10 februari a.s. wordt de dichter en prozaïst Jac. van
Hattum zestig jaar. Zelf stelt hij, naar we vernamen, zijn
proza boven zijn poëzie. Wij zijn eerder geneigd, zijn gedichten
hoger te waarderen, wat natuurlijk geenszins inhoudt dat zijn
verhalen en sprookjes niet evenzeer de volle aandacht verdie
nen! De enige jaren geleden verschenen dikke bundel „Verza
melde Gedichten", geeft een veelzijdig en duidelijk beeld van
zijn dichterlijke arbeid, en de dichter heeft zich, toen hij zijn
uitgaven voor dit boek schiftte een strenge beperking opgelegd,
wat de gemiddelde kwaliteit van het uitgelezene zeer ten goede
is gekomen. Van Hattums werk is namelijk nogal ongelijk van
waarde, en in zijn losse bundels stuit men wel op gedichten die
de toets der kritiek minder goed doorstaan.
Een verschijnsel dat overigens
ongeveer voor alle bundels van
wie dan ook geldt, en waar dan
ook nog tegenover staat dat er
zelfs bij de allerstrengste schif
ting uit Van Hattums werk
minstens een dozijn verzen
overblijft als 't prachtige „Ger-
da's lentelied", het grootse „Vi
sie", het opvallende „Eeuwen
stelden het zonder uw licht",
„Modern schilderij" e.a., die een
absolute verrijking van onze
moderne literatuur zijn, en dat
is veel, oneindig veel! In „Na
het conflict" heeft Van Hattum
zelf gezegd: „Een vers is wei
nig, maar oneindig veel". Hoe
waar is dit: de roem van menig
dichter berust op minder dan
een dozijn verzen!
Van Hattum komt uit zijn werk niet
naar voren als een gelukkig, har
monisch mens. Integendeel, hij
maakt eerder de indruk een ver
scheurde te zijn en zijn kunst is een
„fleur du mal". In zijn werk ont
moet men hem in alle naaktheid,
een eerlijke, vaak aangrijpende
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
mens, die onverbloemd zegt: „Kijk,
dit ben ik, daar kom ik vandaan,
zo waren mijn ouders, dit was hun
ongeluk cn mijn jeugd, zo ben ik ge
groeid, vergroeid en gefixeerd, hier
zijn mijn deugden, mijn fouten, mijn
wensen en mijn dromen, de goede
en de boze.
Men kan uit het werk lezen, ook al
kent men de auteur persoonlijk niet:
Jac. van Hattum is de zoon van een
tuinman op een Fries buitengoed bij
Wommels. Die „noordelijke" jeugd,
buiten en in de bossen, is beslissend
geweest: hij is er nimmer geheel aan
ontgroeid. Zijn geest was vrij. die
van zijn omgeving niet. In zekere
zin verachtte hij de slaafse geest van
het landvolk, waar hij uit voort
kwam. Hij zag zijn ouders buigen,
hij zag de boeren buigen als de he
ren door hun jonge koren jaagden,
hij hoorde laster cn achterklap, hij
verstikte half in een moeras van
angsten, waar geel- en zwartge-
streepte slangen kronkelden en gif
spuwden, en even giftige planten
verstikkende walmen verspreidden.
Letterlijk overal tussen zijn bundels
schiet het bilzenkruid op. Een kli
maat van Noorse mythen en sprook
jes. Hoe mooi was een bloem aan
het heldere water, een libel, een
mens, hoe verweven met de gehei
men van wind en woud en voorge
slacht.
Maar hij moest hier uit, getuigen,
helpen. Hij- vluchtte letterlijk
naar de stad, werd onderwijzer en
socialist en Amsterdammer. Zijn
socialisme sleepte niemand mee,
zijn meester-zïjn vervulde hem
vaak met afgrijselijke nachtmer
ries en conflicten, zijn Amster
dammerschap legde Wommels
open
Jac. van Hattum werd bovenal
dichter. De dichter van liet
sprookje, van bloem en plant en
natuur en de vertolker van de
ongelukkige, hunkerende liefde.
Hoe getransponeerder, hoe meer
ont-persoonlijkt, lioe beter vaak:
„Gerda's lentelied", mogelijk zijn
chef d' oeuvre, trilt en leeft van
eigen ingehouden leed cn zoeken.
Het is ook niet toevallig dat „De
Pothoofdplant", een van zijn
vroegere verzen, zo bekend ge
worden is. Dit zelfportret staat aan
de aanvang, en toch in zekere zin
centraal, in zijn oeuvre, zijn wezen.
Dat een man die ais kind van zijn
vader een grote liefde voor planten
meegekregen zal hebben, zich dit
symbool koos, is niet verwonderlijk;
de titel (het gedicht was naamgever
aan een bundel) is bovendien typisch
..schools" en uit de tijd: Heukels en
Thljsse stonden op menige boeken
plank.
Liefdelozen...: in haar tover
bloeit open de bloem aan
het havenhoofd:
wie brengt het stuifmeel tot
[ltaar over?
waarin heeft deze pracht geloofd?
Vanwaar het zaad, waaruit
f ontsproten
de vreemde bloem in het graniet?
Hoe sprong uit spleet, en zond
[haar loten
de pothoofdplant? Ik weet het niet,
ik weet het niet, 'k ben als
[dit bloeien:
mijn hart staat open aan de zee;
van alle winden, die er woeien,
droeg geen het vruchtend
[stuifmeel moe.
Een aanklacht, die mogelijk niet
eens als aanklacht bedoeld is. en
dat geeft ook weer helemaal niets,
het staat er naar twee kanten:
Liefdelozen. Plantaardig: de van ver,
ergens uit een mogelijk nog noorde
lijker streek, waar de diepste le
vensbodem ligt, aangewaaide plant
die ongebruikelijk openbloeit: vrou-
welijk-ontvankelijk wachtend op een
bevruchting die uitblijft, die uitblij
ven zal. Veel later zal, in „De verla
tene zingt" dit motief nog eens op
klinken
Ik ben het barnsteen in uw handen;
het sierlijk-ingebed insect;
de laatste roos der najaarslanden;
de trekker, die te laat vertrekt.
Eén die zich in 't seizoen vergiste;
te laat? te vroeg? Vergeefs
[gebloeid:
die hunkerend zijn kansen miste,
van 't Leven tot de Dood vermoeid.
De „poëtische anekdote", zo in de
mode in de dertiger jaren, ligt deze
dichter niet (welke dichter eigenlijk
wel), en ook zijn poëtische uitvallen,
of die nu tegen katholieken, calvinis
ten, grootgrondbezitters of dorps-
en stadslasteraars gericht zijn, mis
sen bezieling. Zijn liefdeslyriek is
echter diep doorvoeld, vooral wan
neer zij geschreven is van over de
smart heen, vanuit het andere land.
Minder overtuigt de dichter ons wan
neer hij de verlorene tracht binnen
te halen via de droom en via de dood:
als meer dat de verdronkene op
neemt. of zelfs ingevroren in een
ijsschots.
Moge Van Hattum vanuit de rust en
wijsheid der latere jaren ons nog
veel schoons schenken, en moge ook
de avond schoon worden, waarin:
„De vogel vliegt alleen,
met al het lichtgewemel
van een verloren hemel
nog om zich heen".
Jac. van Hattum:
Verzamelde gedichten
G. A. van Oorschot, Amsterdam.
Het huis van de toekomst zal
naar de mening van een Ame
rikaans architectenblad een
glazen overkoepeling hébben.
Daaronder zal het huis auto
matisch draaien, zodat van
's morgens tot 's avonds de zon
in de woonvertrekken kan
schijnen. De bewoners kunnen
echter hun huis ook zélf laten
draaien, wanneer zij in de
schaduw willen zitten. De ca
paciteit hiervoor wordt gele
verd door een motor, die de
zonne-energie benut. Een tem
peratuurregeling zorgt voor
een gelijkmatige verwarming.
Beperking van
aantal toneel
voorstellingen
Bezorgdheid voor het artistieke peil
van het Nederlandse toneel heeft de
directies van de Nederlandse Come-
die en de Haagsclie Coined ie er on
langs toe gebracht zich tot het mi
nisterie van onderwijs, kunsten en
wetenschappen te wenden met een
voorstel, dat een zekere beperking
van het grote aantal voorstellingen
inhield. De directies menen, dat het
niveau der voorstellingen kan worden
verbeterd door tegenover enkele der
per seizoen opgevoerde stukken geen
„doublure-stuk" te plaatsen. Dit
maakt een meer verantwoorde bezet
ting der stukken mogelijk.
De staatssecretaris van onderwijs,
kunsten en wetenschappen, mr. Y.
Scholten heeft dit voorstel voorge
legd aan o.a. de raad voor de kunst
en het subsidiëntenoverleg inzake to
neel.
De staatssecretaris acht het ook om
artistieke redenen gewenst, dat de
grote gezelschappen in de gelegen
heid zijn in bepaalde gevallen tegen
over een stuk met een talrijke bezet
ting geen doublure te plaatsen. De
ervaring heeft geleerd, dat dit moge
lijk is bij het geven van ongeveer 450
voorstellingen per jaar. Daarom heeft
de staatssecretaris zich, in overeen
stemming met de adviezen van de
raad voor de kunst en het subsidiën
tenoverleg, bereid verklaard aan de
subsidiëring der grote gezelschappen
de voorwaarde te verbinden, dat zij
streven naar het geven van tenmin
ste 450 voorstellingen, terwijl om ar
tistieke redenen het maximum niet
boven ongeveer 480 zou dienen uit te
gaan.
Êen verdergaande vermindering van
het aantal voorstellingen, zoals in
het schrijven van de beide directies
was voorzien, acht de staatssecreta
ris echter niet gewenst. Hierdoor zou
de toneelvoorziening van de provin
cie, welke in de loon der jaren is op
gebouwd, te zeer worden geschaad.
Bovendien zou alsdan het gevaar
dreigen, dat de andere gezelschappen
in den lande him goede krachten zou
den verliezen, waardoor het peil van
deze gezelschappen, zou worden ver
laagd.
„Remscheidthealer"
weer naar Zeeland
Het Westduitse Tourneetheater,, Rem-
scheid", dat zich in vorige seizoenen
in Zeeland faam verwierf met opvoe
ringen van „Faust" en van „Der
Zerbrochene Krug", zal ook dit sei--..
zoen weer onder auspiciën 'van de
Z.V.U. in Zeeland optreden.
Het Remscheidtheater brengt don
derdag IS februari in de middaguren
een voorstelling voor de middelbare
schooljeugd in de Middelburgse
Schouwburg van Schillers „Wallen-
steins Tod", waarvan 's avonds een
voorstelling voor volwassenen zal
worden gegeven. Vrijdagmiddag 19
februari gaat dit stuk voor de mid
delbare schooljeugd in „De Prins van
Oranje" te Goes.
Op 3 april zal het honderd jaar ge
leden zijn, dat dr. Frederik van Eeden
letterkundige, te Haarlem werd gebo
ren. Ter gelegenheid van dit eeuw
feest organiseert het Frederik van
Eedengenootschap een tentoonstelling,
gewijd aan leven en werk van de dich
ter. Omdat Frederik van Eeden een
belangrijk deel van zijn leven in de
onmiddellijke omgeving van Hilver
sum heeft gewoond en gewerkt, zal de
herdenking ook in Hilversum zijn. De
expositie wordt eerst in Amsterdam
gehouden, Hilversum is de tweede ge
meente waar de expositie te bezichti
gen zal zijn en wel in het Gooise Mu
seum van 5 tot 23 mei.
Afschuw op celluloid
(Van een speciale correspondent)
Londen, februari.
T T et komt de laatste tijd
nogal eens voor, dat een
Londenaar na zijn wekelijks
bezoek aan de buurtbioscoop,
een heel erg droge tong, een
hoogst onplezierig gevoel in
zijn maag of een angstdroom
heeft, waarin hij zojuist een
paar duizend meter naar be
neden viel in een grote leegte
en dat hij heel erg nodig
een borrel moet hebben. Dat
zijn dan de gevolgen van het
zien van een zogenaamde
„horror"-film, die bedoeld is
om de mensen te laten huive
ren en griezelen. En daar
zijn er in het afgelopen jaar
nogal wat van gemaakt, vrij
gegeven en gedistribueerd
over de bioscopen van de
voorsteden.
Deze „horror"-films werden in
1957 mode, toen „Frankenstein",
een macabere arts, die een kunst
matig monster vervaardigde, op
het witte doek terugkeerde
een thema, dat litterair overigens
al in het begin van de vorige
eeuw was uitgewerkt en uitge
sponnen door Mary Shelley en dat
in onze tijd periodiek door de
filmindustrie uit de kast wordt
gehaald.
Ter geruststelling heeft men over
deze nieuwe „horror"-golf ge
zegd: ook in de dertiger jaren
waren er griezelfilms. Maar in
tussen werden er in 1933 in En
geland vijf griezelfilms vrijgege
ven, in 1934 vijf, in 1935 zes en
in het jaar daarop nog maar twee,
terwijl het er in 1958 maar liefst
17 waren en in 1959 hetzelfde
aantal. En in deze 34 jaar zijn
dan nog niet eens de films begre
pen, waarin fantastische griezel
wezens uit de wereldruimte de
aardbewoners aanvallen, of waar
in „vriendelijk uitziende ondie
ren" hun streken uithalen. De
17 voor vertoning vrijgegeven
rolprenten waren hier met een
„X gemerkt; dat betekent, dat
zij door jeugdige personen, ook
onder begeleiding van volwasse
nen, niet mogen worden bezocht, j
Bij het gestegen aantal komt
ook een nieuwe stijl van ver
sterkt griezelen. Waren het in
de dertiger jaren, toen onder meer
Duitsland een griezel-monopolie
had, vooral mystieke, droom
achtige thema's die men tot film
verwerkte, thans heeft men sinds
1957, toen Engeland met de nieu
we „Frankenstein" en met „Dra-
cula" te voorschijn kwam, het ac
cent verlegd naar het klinische.
De nieuwe „horror"-film werkt
minder met huivering dan met af
schuw en walging. Hij speelt zich
af tussen operatietafel, psychia
trische inrichting en abattoir. Zij
zijn gekruid met brutaliteit, sa
disme en perversies.
Een voorbeeld: een patiënt, zo
pas nog woelend van de ellende
van een geheimzinnige, onver
klaarbare ziekte, in zijn bed
vertoond, is ineens verdwénen
het cameraoog ontdekt een
afschuwelijke grote spin, die
in het nog warme bed rond
scharrelt. En dit alles wordt
dan nog opgediend in „meer
dan natuurlijke kleuren".
Deze walging opwekkende films,
waartegen alle Britse critici
scherp van leer trekken, kunnen
commercieel heel gemakkelijk
verklaard worden: zo'n film is
goedkoop te maken, de opnamen
kosten precies vijf weken.
De afschuw-film heeft ook zijn
achtergronden. In de biosco
pen, waarin zij gedraaid wor
den, zitten over het algemeen
niet slechts teen-agers en neuro
tici. Tijdens de voorstelling wordt
vaak gelachten, een gelach, dat
misschien de spanning verbreekt,
misschien ook bevrediging uit
drukt. Het is niet zo verbazing
wekkend, dat het de filmindustrie
gelukte, vakmensen te vinden, die
haar griezelfilms „onschadelijk"
vinden. Zo schreef een professor
in de psychologie in een filmtijd
schrift: „Huiveren dat kan
goed voor ze zijn..." Een andere
psychiater zag de „horror"-films
als een uitdaging aan de teen
agers, waarmee zij zichzelf op de
proef kunnen stellen. De reclame
mannen van de filmverhuurkanto
ren aarzelen niet, op hun affiches
zelfs Shakespeare ten tonele te
voeren, die „als hij vandaag had
geleefd, zelf horror-scenario's
zou hebben geschreven".
Een meer plausibele verklaring
voor deze nieuwe mode heeft
John Trevelyn, een lid van. de
Britse filmcensunrepmmissie, ge
geven. Hij meent, „dat jonge
mensen dit soort film onbewust
als een soort moed-test gebrui
ken. Daar zij de laatste oorlog
niet beleefd hebben, vragen zij
zich af, hoe zo zouden staan te
genover een nieuwe. Met deze
films schijnen zij een weg gevon
den te hebben om zichzelf aan
angst bloot te stellen en hun re
actie daarop te beproeven".
Kon men de griezelfilms van de
dertigerjaren zien als een reactie
op de politieke en economische si
tuatie, de nieuwe griezel-golf laat
vermoeden, dat men in jaren van
voorspoed en vrede, van honder
den verschillende kalmerende
middelen, niet buiten een korrel
tje wreedheid kan al is het dan
ook slechts op het witte doek.
Kunstenaarsleven met
veel applaus en veel
kritiek
(Van een medewerker)
Generaties hebben hem geroemd en aanbe
den. Onze ouders en grootouders zijn voor
hem naar de concertzalen getogen, geluk
kige stervelingen omdat zij een kaartje had
den kunnen bemachtigen. Ze hebben hem toe
gejuicht, na elk nummer van het programma,
maar vooral aan het slot, omdat hij dan met
zijn toegift moest komen. Eu hij kwam altijd
met zo'n surprise. Spnis wel met meer dan
één, dat liing van do sterkte van het applaus
af.
Fritz Kreisler heette de magische figuur, die
dit enthousiasme in de gehele wereld kon ont
ketenen en in stand houden. Fritz Kreisler, de
violist die bij zijn leven al legendarisch is ge
worden. Want de man over wie nu nog groot
se verhalen gaan, alsof ze in een ver, onwaar
schijnlijk verleden zijn gebeurd, leeft nog, in
zijn villa in Amerika. Dinsdag 2 februari
werd hij tachtig jaar.
De iets oudere generaties hebben de herinne
ringen aan de man, die tientallen jaren gold
als de grootste violist ter wereld, nog vers
in hun geheugen. Zij weten nog van de ap-
plauzen, die nooit aan een eind leken te ko
men. Zij weten nog van de nietszeggende mu
ziek, die onder de korte brede vingers van
Kreisler tot sprankelend leven kon komen, zo
tintelend, dat de componist er door in de
schaduw verdween.
Zij kunnen zich ook nog het rumoer herin
neren. dat van tijd tot tijd om deze muzi
kale beroemdheid ontstond. In de dertiger
jaren waren er perioden, dat er geen weck
voorbijging, zonder dat zijn naam in de
kranten verscheen. Daar was de beroering
toen Kreisler in 1935 weigerde voor de Am
sterdamse Kunstkring te spelen, omdat hij
zijn gage van f 3500 achteraf te laag vond.
Hij wilde het bedrag in gouden ponden uit
betaald krijgen, wat voor de kunstkring
een hogere uitgave van f 1000 betekende
een onmogelijkheid. Daar was ook de op
schudding over de gehele aardbol, toen
bleek dat Kreisler allerlei composities had
uitgegeven onder de namen van beroemde
oude Italianen, terwijl hij de stukken zelf
had geschreven! Daar was ook de belas
tingontduiking ten bedrage van meer dan
dertigduizend dolar, waarvoor hij voor de
oorlog in Amerika werd vervolgd.
Er werden wenkbrauwen gefronst over al
deze voorvallen, er werd felle kritiek op
geleverd. Maar er werd ook om gelachen,
vooral in Amerika. De weigering om in Am
sterdam op te treden, in april 1937, heeft
niettemin bij vele Nederlanders de sympathie
voor de violist doen verdwijnen. Voor hen was
de houding van Kreisler onbegrijpelijk, te
meer omdat hij er tot dan toe blijk van had
gegeven, niet in het minst aan geld te hech
ten. Hoe vaak had hij al niet concerten gege
ven ten bate van noodlijdende kunstenaars,
ten bate van weeshuizen, ten bate van mis
deelde kinderen? Zelfs zijn unieke bibliotheek
verkocht hij om het geld te kunnen afstaan
voor liefdadige doeleinden. Kwam de weige
ring misschien van de kant van zijn vrouw?
Zij heeft eens gezegd: Fritz kan nooit neen
zeggen, daarom neem ik allerlei beslissingen
voor hem". Die beslissingen hebben dan altijd
de goedkeuring van de kunstenaar zelf, alleen
al omdat zijn vrouw ze genomen heeft. Hij
heeft nooit onder stoelen of banken gestoken,
dat het zijn vroyw is geweest, die hem naai
de toppen van de roem heeft gebracht. Toen
hij tegen het einde van 1902 de Amerikaanse
miljonairsdochter Harriet Lies ontmoette, aan
boord van het schip dat hem, na een weinig
succesvolle toemee, terugbracht van Amerika
naar Europa, werd hij onmiddellijk verliefd en
van Harriets kant was het al niet anders. Niet
iedereen was het met hun trouwplannen eens
Harriet moest zelfs van huis weglopen
omdat haar familie niets zag in een v,.muzi
kant" maar het kwam toch tot een huwe
lijk. Een gelukkig huwelijk, daarvan hebben
Kreisler en zijn vrouw altijd getuigd, ook na
dat ze al tientallen jaren getrouwd waren.
Aangespoord door zijn vrouw is Kreisler de
man geworden voor wie de gehele muzi
kale wereld decennia achtereen op de
knieën heeft gelegen. Om zijn vertolkingen
van meesterwerken van Beethoven, Mozart,
Bach, Mendelssohn. Om zijn eigen salonstuk
ken ook, zijn Liebeslied, zijn Lieberfreud, zijn
Capricio Viennois, zijn Tambourin Chinois.
Dat waren de toegiften, waar hij bij elk con
cert op aan werkte. Dat waren tegelijkertijd
de stukken, waarvoor het gros van het pu
blick zijn concerten bezocht.
Toch zijn de verdiensten groter geweest van
de man, die eigenlijk pas na zijn veertigste
jaar de violist werd van wie de hele wereld
heeft gesproken. De man die eerst nooit voor
dc radio wilde spelen omdat dan iedereen
hem horen kon en er op die manier geen em
plooi meer zou zijn voor jonge, minder be
gaafde kunstenaars.
Deze stelregel is ook een van de beweegrede
nen geweest, waarom Kreisler zich na zijn
zeventigste niet zo vaak meer heeft laten ho
ren. „Wij ouden moeten ruimte maken voor
de jongeren", heeft hij gezegd, en hij heeft
de daad bij het woord gevoegd.
FRITZ KREISLER
...bejubeld...—
Rudolf Nelson
overleden
De Duitse, Joodse componist Rudolf
Nelson is vrijdag op 82-jarlge leeftijd
in West-Berlijn overleden.
Nelson, die lichte muziek heeft ge
maakt voor operettes en film, is in
Berlijn geboren en vluchtte in de na
zi-tijd naar Nederland.
Hij vestigde zich in Amsterdam waar
hij een theater oprichtte, en keerde
in 1949 naar Berlijn terug.
Nelson leed in de laatste weken aan
geelzucht.
Rudolf Nelson die eigenlijk Rudolf
Lewysohn heette, is jarenlang de gro
te man geweest van het cabaret van
Tuschinski in Amsterdam. Eerst had
hij, na uit Duitsland te zijn uitgewe
ken, in- het Leidsepleintheater ge
werkt dat toen onder leiding van
Louis Davids stond.
Hitier bood Nelson in 1933 het ere-
ariërschap aan, maar Nelson verliet
zijn vaderland toch liever en via
Zwitserland en Frankrijk kwam hij
naar Nederland.
Nelson en zijn vrouw, de zangeres
Kathe Erlholz, hadden eerder in
Berlijn een cabaret en een revuethea
ter aan de Kurfiirstendamm opge
richt, waarin hij van 1914 tot 1927
werkzaam is geweest. Hij had veel
succes met zijn revues, niet alleen in
Berlijn, maar ook ie andere.steden in
Duitsland en in Oostenrijk en Zwit
serland.
Behalve muziek voor operette en film
schreef hij honderden liedjes.
Nelson heeft aan het conservatorium
te Berlijn piano en compositieleer ge
studeerd. Hij heeft zijn studie daar
niet afgemaakt en werd pianist in
cafés en orkesten en later operette-
dirigent.
Het beeldenpark van het Rijksmu
seum Kröller-Müller op de Hoge Velu-
we wordt uitgebreid tot een opper
vlakte van vier hectare. Men hoopt het
plan reeds deze zomer uit te voeren.
Bij het Kröller-Müllermuseum is reeds
een bescheiden aantal beelden ge
plaatst, waaronder van Wenckebach,
Mascherini, Bourdelle, Permcke Rodin
Raedecker, Lïpchïtz. Wanneer de uit
breiding tot stand zal zijn gekomen
zullen echter meer kunstenaars verte
genwoordigd zijn.