Bij de zestigste verjaardag van de schrijver Jac. van Hattum KREISLER: NAAR DE TOPPEN VAN DE ROEM Griezel-golf overspoelt Britse bioscopen ZATERDAG 6 FEBRUARI 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 VERZAMELDE GEDICHTEN Dichter van het sprookje en dichter van de liefde Op 10 februari a.s. wordt de dichter en prozaïst Jac. van Hattum zestig jaar. Zelf stelt hij, naar we vernamen, zijn proza boven zijn poëzie. Wij zijn eerder geneigd, zijn gedichten hoger te waarderen, wat natuurlijk geenszins inhoudt dat zijn verhalen en sprookjes niet evenzeer de volle aandacht verdie nen! De enige jaren geleden verschenen dikke bundel „Verza melde Gedichten", geeft een veelzijdig en duidelijk beeld van zijn dichterlijke arbeid, en de dichter heeft zich, toen hij zijn uitgaven voor dit boek schiftte een strenge beperking opgelegd, wat de gemiddelde kwaliteit van het uitgelezene zeer ten goede is gekomen. Van Hattums werk is namelijk nogal ongelijk van waarde, en in zijn losse bundels stuit men wel op gedichten die de toets der kritiek minder goed doorstaan. Een verschijnsel dat overigens ongeveer voor alle bundels van wie dan ook geldt, en waar dan ook nog tegenover staat dat er zelfs bij de allerstrengste schif ting uit Van Hattums werk minstens een dozijn verzen overblijft als 't prachtige „Ger- da's lentelied", het grootse „Vi sie", het opvallende „Eeuwen stelden het zonder uw licht", „Modern schilderij" e.a., die een absolute verrijking van onze moderne literatuur zijn, en dat is veel, oneindig veel! In „Na het conflict" heeft Van Hattum zelf gezegd: „Een vers is wei nig, maar oneindig veel". Hoe waar is dit: de roem van menig dichter berust op minder dan een dozijn verzen! Van Hattum komt uit zijn werk niet naar voren als een gelukkig, har monisch mens. Integendeel, hij maakt eerder de indruk een ver scheurde te zijn en zijn kunst is een „fleur du mal". In zijn werk ont moet men hem in alle naaktheid, een eerlijke, vaak aangrijpende Letterkundige kroniek door HANS WARREN mens, die onverbloemd zegt: „Kijk, dit ben ik, daar kom ik vandaan, zo waren mijn ouders, dit was hun ongeluk cn mijn jeugd, zo ben ik ge groeid, vergroeid en gefixeerd, hier zijn mijn deugden, mijn fouten, mijn wensen en mijn dromen, de goede en de boze. Men kan uit het werk lezen, ook al kent men de auteur persoonlijk niet: Jac. van Hattum is de zoon van een tuinman op een Fries buitengoed bij Wommels. Die „noordelijke" jeugd, buiten en in de bossen, is beslissend geweest: hij is er nimmer geheel aan ontgroeid. Zijn geest was vrij. die van zijn omgeving niet. In zekere zin verachtte hij de slaafse geest van het landvolk, waar hij uit voort kwam. Hij zag zijn ouders buigen, hij zag de boeren buigen als de he ren door hun jonge koren jaagden, hij hoorde laster cn achterklap, hij verstikte half in een moeras van angsten, waar geel- en zwartge- streepte slangen kronkelden en gif spuwden, en even giftige planten verstikkende walmen verspreidden. Letterlijk overal tussen zijn bundels schiet het bilzenkruid op. Een kli maat van Noorse mythen en sprook jes. Hoe mooi was een bloem aan het heldere water, een libel, een mens, hoe verweven met de gehei men van wind en woud en voorge slacht. Maar hij moest hier uit, getuigen, helpen. Hij- vluchtte letterlijk naar de stad, werd onderwijzer en socialist en Amsterdammer. Zijn socialisme sleepte niemand mee, zijn meester-zïjn vervulde hem vaak met afgrijselijke nachtmer ries en conflicten, zijn Amster dammerschap legde Wommels open Jac. van Hattum werd bovenal dichter. De dichter van liet sprookje, van bloem en plant en natuur en de vertolker van de ongelukkige, hunkerende liefde. Hoe getransponeerder, hoe meer ont-persoonlijkt, lioe beter vaak: „Gerda's lentelied", mogelijk zijn chef d' oeuvre, trilt en leeft van eigen ingehouden leed cn zoeken. Het is ook niet toevallig dat „De Pothoofdplant", een van zijn vroegere verzen, zo bekend ge worden is. Dit zelfportret staat aan de aanvang, en toch in zekere zin centraal, in zijn oeuvre, zijn wezen. Dat een man die ais kind van zijn vader een grote liefde voor planten meegekregen zal hebben, zich dit symbool koos, is niet verwonderlijk; de titel (het gedicht was naamgever aan een bundel) is bovendien typisch ..schools" en uit de tijd: Heukels en Thljsse stonden op menige boeken plank. Liefdelozen...: in haar tover bloeit open de bloem aan het havenhoofd: wie brengt het stuifmeel tot [ltaar over? waarin heeft deze pracht geloofd? Vanwaar het zaad, waaruit f ontsproten de vreemde bloem in het graniet? Hoe sprong uit spleet, en zond [haar loten de pothoofdplant? Ik weet het niet, ik weet het niet, 'k ben als [dit bloeien: mijn hart staat open aan de zee; van alle winden, die er woeien, droeg geen het vruchtend [stuifmeel moe. Een aanklacht, die mogelijk niet eens als aanklacht bedoeld is. en dat geeft ook weer helemaal niets, het staat er naar twee kanten: Liefdelozen. Plantaardig: de van ver, ergens uit een mogelijk nog noorde lijker streek, waar de diepste le vensbodem ligt, aangewaaide plant die ongebruikelijk openbloeit: vrou- welijk-ontvankelijk wachtend op een bevruchting die uitblijft, die uitblij ven zal. Veel later zal, in „De verla tene zingt" dit motief nog eens op klinken Ik ben het barnsteen in uw handen; het sierlijk-ingebed insect; de laatste roos der najaarslanden; de trekker, die te laat vertrekt. Eén die zich in 't seizoen vergiste; te laat? te vroeg? Vergeefs [gebloeid: die hunkerend zijn kansen miste, van 't Leven tot de Dood vermoeid. De „poëtische anekdote", zo in de mode in de dertiger jaren, ligt deze dichter niet (welke dichter eigenlijk wel), en ook zijn poëtische uitvallen, of die nu tegen katholieken, calvinis ten, grootgrondbezitters of dorps- en stadslasteraars gericht zijn, mis sen bezieling. Zijn liefdeslyriek is echter diep doorvoeld, vooral wan neer zij geschreven is van over de smart heen, vanuit het andere land. Minder overtuigt de dichter ons wan neer hij de verlorene tracht binnen te halen via de droom en via de dood: als meer dat de verdronkene op neemt. of zelfs ingevroren in een ijsschots. Moge Van Hattum vanuit de rust en wijsheid der latere jaren ons nog veel schoons schenken, en moge ook de avond schoon worden, waarin: „De vogel vliegt alleen, met al het lichtgewemel van een verloren hemel nog om zich heen". Jac. van Hattum: Verzamelde gedichten G. A. van Oorschot, Amsterdam. Het huis van de toekomst zal naar de mening van een Ame rikaans architectenblad een glazen overkoepeling hébben. Daaronder zal het huis auto matisch draaien, zodat van 's morgens tot 's avonds de zon in de woonvertrekken kan schijnen. De bewoners kunnen echter hun huis ook zélf laten draaien, wanneer zij in de schaduw willen zitten. De ca paciteit hiervoor wordt gele verd door een motor, die de zonne-energie benut. Een tem peratuurregeling zorgt voor een gelijkmatige verwarming. Beperking van aantal toneel voorstellingen Bezorgdheid voor het artistieke peil van het Nederlandse toneel heeft de directies van de Nederlandse Come- die en de Haagsclie Coined ie er on langs toe gebracht zich tot het mi nisterie van onderwijs, kunsten en wetenschappen te wenden met een voorstel, dat een zekere beperking van het grote aantal voorstellingen inhield. De directies menen, dat het niveau der voorstellingen kan worden verbeterd door tegenover enkele der per seizoen opgevoerde stukken geen „doublure-stuk" te plaatsen. Dit maakt een meer verantwoorde bezet ting der stukken mogelijk. De staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr. Y. Scholten heeft dit voorstel voorge legd aan o.a. de raad voor de kunst en het subsidiëntenoverleg inzake to neel. De staatssecretaris acht het ook om artistieke redenen gewenst, dat de grote gezelschappen in de gelegen heid zijn in bepaalde gevallen tegen over een stuk met een talrijke bezet ting geen doublure te plaatsen. De ervaring heeft geleerd, dat dit moge lijk is bij het geven van ongeveer 450 voorstellingen per jaar. Daarom heeft de staatssecretaris zich, in overeen stemming met de adviezen van de raad voor de kunst en het subsidiën tenoverleg, bereid verklaard aan de subsidiëring der grote gezelschappen de voorwaarde te verbinden, dat zij streven naar het geven van tenmin ste 450 voorstellingen, terwijl om ar tistieke redenen het maximum niet boven ongeveer 480 zou dienen uit te gaan. Êen verdergaande vermindering van het aantal voorstellingen, zoals in het schrijven van de beide directies was voorzien, acht de staatssecreta ris echter niet gewenst. Hierdoor zou de toneelvoorziening van de provin cie, welke in de loon der jaren is op gebouwd, te zeer worden geschaad. Bovendien zou alsdan het gevaar dreigen, dat de andere gezelschappen in den lande him goede krachten zou den verliezen, waardoor het peil van deze gezelschappen, zou worden ver laagd. „Remscheidthealer" weer naar Zeeland Het Westduitse Tourneetheater,, Rem- scheid", dat zich in vorige seizoenen in Zeeland faam verwierf met opvoe ringen van „Faust" en van „Der Zerbrochene Krug", zal ook dit sei--.. zoen weer onder auspiciën 'van de Z.V.U. in Zeeland optreden. Het Remscheidtheater brengt don derdag IS februari in de middaguren een voorstelling voor de middelbare schooljeugd in de Middelburgse Schouwburg van Schillers „Wallen- steins Tod", waarvan 's avonds een voorstelling voor volwassenen zal worden gegeven. Vrijdagmiddag 19 februari gaat dit stuk voor de mid delbare schooljeugd in „De Prins van Oranje" te Goes. Op 3 april zal het honderd jaar ge leden zijn, dat dr. Frederik van Eeden letterkundige, te Haarlem werd gebo ren. Ter gelegenheid van dit eeuw feest organiseert het Frederik van Eedengenootschap een tentoonstelling, gewijd aan leven en werk van de dich ter. Omdat Frederik van Eeden een belangrijk deel van zijn leven in de onmiddellijke omgeving van Hilver sum heeft gewoond en gewerkt, zal de herdenking ook in Hilversum zijn. De expositie wordt eerst in Amsterdam gehouden, Hilversum is de tweede ge meente waar de expositie te bezichti gen zal zijn en wel in het Gooise Mu seum van 5 tot 23 mei. Afschuw op celluloid (Van een speciale correspondent) Londen, februari. T T et komt de laatste tijd nogal eens voor, dat een Londenaar na zijn wekelijks bezoek aan de buurtbioscoop, een heel erg droge tong, een hoogst onplezierig gevoel in zijn maag of een angstdroom heeft, waarin hij zojuist een paar duizend meter naar be neden viel in een grote leegte en dat hij heel erg nodig een borrel moet hebben. Dat zijn dan de gevolgen van het zien van een zogenaamde „horror"-film, die bedoeld is om de mensen te laten huive ren en griezelen. En daar zijn er in het afgelopen jaar nogal wat van gemaakt, vrij gegeven en gedistribueerd over de bioscopen van de voorsteden. Deze „horror"-films werden in 1957 mode, toen „Frankenstein", een macabere arts, die een kunst matig monster vervaardigde, op het witte doek terugkeerde een thema, dat litterair overigens al in het begin van de vorige eeuw was uitgewerkt en uitge sponnen door Mary Shelley en dat in onze tijd periodiek door de filmindustrie uit de kast wordt gehaald. Ter geruststelling heeft men over deze nieuwe „horror"-golf ge zegd: ook in de dertiger jaren waren er griezelfilms. Maar in tussen werden er in 1933 in En geland vijf griezelfilms vrijgege ven, in 1934 vijf, in 1935 zes en in het jaar daarop nog maar twee, terwijl het er in 1958 maar liefst 17 waren en in 1959 hetzelfde aantal. En in deze 34 jaar zijn dan nog niet eens de films begre pen, waarin fantastische griezel wezens uit de wereldruimte de aardbewoners aanvallen, of waar in „vriendelijk uitziende ondie ren" hun streken uithalen. De 17 voor vertoning vrijgegeven rolprenten waren hier met een „X gemerkt; dat betekent, dat zij door jeugdige personen, ook onder begeleiding van volwasse nen, niet mogen worden bezocht, j Bij het gestegen aantal komt ook een nieuwe stijl van ver sterkt griezelen. Waren het in de dertiger jaren, toen onder meer Duitsland een griezel-monopolie had, vooral mystieke, droom achtige thema's die men tot film verwerkte, thans heeft men sinds 1957, toen Engeland met de nieu we „Frankenstein" en met „Dra- cula" te voorschijn kwam, het ac cent verlegd naar het klinische. De nieuwe „horror"-film werkt minder met huivering dan met af schuw en walging. Hij speelt zich af tussen operatietafel, psychia trische inrichting en abattoir. Zij zijn gekruid met brutaliteit, sa disme en perversies. Een voorbeeld: een patiënt, zo pas nog woelend van de ellende van een geheimzinnige, onver klaarbare ziekte, in zijn bed vertoond, is ineens verdwénen het cameraoog ontdekt een afschuwelijke grote spin, die in het nog warme bed rond scharrelt. En dit alles wordt dan nog opgediend in „meer dan natuurlijke kleuren". Deze walging opwekkende films, waartegen alle Britse critici scherp van leer trekken, kunnen commercieel heel gemakkelijk verklaard worden: zo'n film is goedkoop te maken, de opnamen kosten precies vijf weken. De afschuw-film heeft ook zijn achtergronden. In de biosco pen, waarin zij gedraaid wor den, zitten over het algemeen niet slechts teen-agers en neuro tici. Tijdens de voorstelling wordt vaak gelachten, een gelach, dat misschien de spanning verbreekt, misschien ook bevrediging uit drukt. Het is niet zo verbazing wekkend, dat het de filmindustrie gelukte, vakmensen te vinden, die haar griezelfilms „onschadelijk" vinden. Zo schreef een professor in de psychologie in een filmtijd schrift: „Huiveren dat kan goed voor ze zijn..." Een andere psychiater zag de „horror"-films als een uitdaging aan de teen agers, waarmee zij zichzelf op de proef kunnen stellen. De reclame mannen van de filmverhuurkanto ren aarzelen niet, op hun affiches zelfs Shakespeare ten tonele te voeren, die „als hij vandaag had geleefd, zelf horror-scenario's zou hebben geschreven". Een meer plausibele verklaring voor deze nieuwe mode heeft John Trevelyn, een lid van. de Britse filmcensunrepmmissie, ge geven. Hij meent, „dat jonge mensen dit soort film onbewust als een soort moed-test gebrui ken. Daar zij de laatste oorlog niet beleefd hebben, vragen zij zich af, hoe zo zouden staan te genover een nieuwe. Met deze films schijnen zij een weg gevon den te hebben om zichzelf aan angst bloot te stellen en hun re actie daarop te beproeven". Kon men de griezelfilms van de dertigerjaren zien als een reactie op de politieke en economische si tuatie, de nieuwe griezel-golf laat vermoeden, dat men in jaren van voorspoed en vrede, van honder den verschillende kalmerende middelen, niet buiten een korrel tje wreedheid kan al is het dan ook slechts op het witte doek. Kunstenaarsleven met veel applaus en veel kritiek (Van een medewerker) Generaties hebben hem geroemd en aanbe den. Onze ouders en grootouders zijn voor hem naar de concertzalen getogen, geluk kige stervelingen omdat zij een kaartje had den kunnen bemachtigen. Ze hebben hem toe gejuicht, na elk nummer van het programma, maar vooral aan het slot, omdat hij dan met zijn toegift moest komen. Eu hij kwam altijd met zo'n surprise. Spnis wel met meer dan één, dat liing van do sterkte van het applaus af. Fritz Kreisler heette de magische figuur, die dit enthousiasme in de gehele wereld kon ont ketenen en in stand houden. Fritz Kreisler, de violist die bij zijn leven al legendarisch is ge worden. Want de man over wie nu nog groot se verhalen gaan, alsof ze in een ver, onwaar schijnlijk verleden zijn gebeurd, leeft nog, in zijn villa in Amerika. Dinsdag 2 februari werd hij tachtig jaar. De iets oudere generaties hebben de herinne ringen aan de man, die tientallen jaren gold als de grootste violist ter wereld, nog vers in hun geheugen. Zij weten nog van de ap- plauzen, die nooit aan een eind leken te ko men. Zij weten nog van de nietszeggende mu ziek, die onder de korte brede vingers van Kreisler tot sprankelend leven kon komen, zo tintelend, dat de componist er door in de schaduw verdween. Zij kunnen zich ook nog het rumoer herin neren. dat van tijd tot tijd om deze muzi kale beroemdheid ontstond. In de dertiger jaren waren er perioden, dat er geen weck voorbijging, zonder dat zijn naam in de kranten verscheen. Daar was de beroering toen Kreisler in 1935 weigerde voor de Am sterdamse Kunstkring te spelen, omdat hij zijn gage van f 3500 achteraf te laag vond. Hij wilde het bedrag in gouden ponden uit betaald krijgen, wat voor de kunstkring een hogere uitgave van f 1000 betekende een onmogelijkheid. Daar was ook de op schudding over de gehele aardbol, toen bleek dat Kreisler allerlei composities had uitgegeven onder de namen van beroemde oude Italianen, terwijl hij de stukken zelf had geschreven! Daar was ook de belas tingontduiking ten bedrage van meer dan dertigduizend dolar, waarvoor hij voor de oorlog in Amerika werd vervolgd. Er werden wenkbrauwen gefronst over al deze voorvallen, er werd felle kritiek op geleverd. Maar er werd ook om gelachen, vooral in Amerika. De weigering om in Am sterdam op te treden, in april 1937, heeft niettemin bij vele Nederlanders de sympathie voor de violist doen verdwijnen. Voor hen was de houding van Kreisler onbegrijpelijk, te meer omdat hij er tot dan toe blijk van had gegeven, niet in het minst aan geld te hech ten. Hoe vaak had hij al niet concerten gege ven ten bate van noodlijdende kunstenaars, ten bate van weeshuizen, ten bate van mis deelde kinderen? Zelfs zijn unieke bibliotheek verkocht hij om het geld te kunnen afstaan voor liefdadige doeleinden. Kwam de weige ring misschien van de kant van zijn vrouw? Zij heeft eens gezegd: Fritz kan nooit neen zeggen, daarom neem ik allerlei beslissingen voor hem". Die beslissingen hebben dan altijd de goedkeuring van de kunstenaar zelf, alleen al omdat zijn vrouw ze genomen heeft. Hij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken, dat het zijn vroyw is geweest, die hem naai de toppen van de roem heeft gebracht. Toen hij tegen het einde van 1902 de Amerikaanse miljonairsdochter Harriet Lies ontmoette, aan boord van het schip dat hem, na een weinig succesvolle toemee, terugbracht van Amerika naar Europa, werd hij onmiddellijk verliefd en van Harriets kant was het al niet anders. Niet iedereen was het met hun trouwplannen eens Harriet moest zelfs van huis weglopen omdat haar familie niets zag in een v,.muzi kant" maar het kwam toch tot een huwe lijk. Een gelukkig huwelijk, daarvan hebben Kreisler en zijn vrouw altijd getuigd, ook na dat ze al tientallen jaren getrouwd waren. Aangespoord door zijn vrouw is Kreisler de man geworden voor wie de gehele muzi kale wereld decennia achtereen op de knieën heeft gelegen. Om zijn vertolkingen van meesterwerken van Beethoven, Mozart, Bach, Mendelssohn. Om zijn eigen salonstuk ken ook, zijn Liebeslied, zijn Lieberfreud, zijn Capricio Viennois, zijn Tambourin Chinois. Dat waren de toegiften, waar hij bij elk con cert op aan werkte. Dat waren tegelijkertijd de stukken, waarvoor het gros van het pu blick zijn concerten bezocht. Toch zijn de verdiensten groter geweest van de man, die eigenlijk pas na zijn veertigste jaar de violist werd van wie de hele wereld heeft gesproken. De man die eerst nooit voor dc radio wilde spelen omdat dan iedereen hem horen kon en er op die manier geen em plooi meer zou zijn voor jonge, minder be gaafde kunstenaars. Deze stelregel is ook een van de beweegrede nen geweest, waarom Kreisler zich na zijn zeventigste niet zo vaak meer heeft laten ho ren. „Wij ouden moeten ruimte maken voor de jongeren", heeft hij gezegd, en hij heeft de daad bij het woord gevoegd. FRITZ KREISLER ...bejubeld...— Rudolf Nelson overleden De Duitse, Joodse componist Rudolf Nelson is vrijdag op 82-jarlge leeftijd in West-Berlijn overleden. Nelson, die lichte muziek heeft ge maakt voor operettes en film, is in Berlijn geboren en vluchtte in de na zi-tijd naar Nederland. Hij vestigde zich in Amsterdam waar hij een theater oprichtte, en keerde in 1949 naar Berlijn terug. Nelson leed in de laatste weken aan geelzucht. Rudolf Nelson die eigenlijk Rudolf Lewysohn heette, is jarenlang de gro te man geweest van het cabaret van Tuschinski in Amsterdam. Eerst had hij, na uit Duitsland te zijn uitgewe ken, in- het Leidsepleintheater ge werkt dat toen onder leiding van Louis Davids stond. Hitier bood Nelson in 1933 het ere- ariërschap aan, maar Nelson verliet zijn vaderland toch liever en via Zwitserland en Frankrijk kwam hij naar Nederland. Nelson en zijn vrouw, de zangeres Kathe Erlholz, hadden eerder in Berlijn een cabaret en een revuethea ter aan de Kurfiirstendamm opge richt, waarin hij van 1914 tot 1927 werkzaam is geweest. Hij had veel succes met zijn revues, niet alleen in Berlijn, maar ook ie andere.steden in Duitsland en in Oostenrijk en Zwit serland. Behalve muziek voor operette en film schreef hij honderden liedjes. Nelson heeft aan het conservatorium te Berlijn piano en compositieleer ge studeerd. Hij heeft zijn studie daar niet afgemaakt en werd pianist in cafés en orkesten en later operette- dirigent. Het beeldenpark van het Rijksmu seum Kröller-Müller op de Hoge Velu- we wordt uitgebreid tot een opper vlakte van vier hectare. Men hoopt het plan reeds deze zomer uit te voeren. Bij het Kröller-Müllermuseum is reeds een bescheiden aantal beelden ge plaatst, waaronder van Wenckebach, Mascherini, Bourdelle, Permcke Rodin Raedecker, Lïpchïtz. Wanneer de uit breiding tot stand zal zijn gekomen zullen echter meer kunstenaars verte genwoordigd zijn.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 5