BONAIRE: sombere slavenhutten
en wonderlijke flamingo's
Van en voor de boekenplank
v.j
VAN B0ERG0NDIË TOT BAROK:
BOEIENDE GESCHIEDSCHRIJVING
Sint Maarten: 30 vierkante km
tussen 2 naties verdeeld
mooie tanden...
MAANDAG 1 FEBRUARI 1960
PHOVIN CIA.Lb Zt. f. l: V. t V O U K A N 1
1
f Advertentie)
Een K.L.M.-Dakota brengt me van Aruba
via Curagao naar de Assepoester van de
drie Benedenwindse eilanden: Bonaire. Bo
naire raffineert geen olie en telt dus nauwe
lijks mee. Curagaoënaars en Arubanen spre
ken er vriendelijk, zij het neerbuigend over.
Ze vertellen je vaak dat Bonaire een noodlij
dend eiland is. Het is niet zo groot, als het die
middag in zee opwelt uit de hete, witte damp
die het omhult. Er is geen spoor meer van de
oorspronkelijke bevolking, noch in het slape
rige, soezerige hoofdstadje Kralendijk (de
naam schijnt lang geleden Koralendijk ge
weest te zijn) noch erbuiten. De eerste indruk
is: oncommercieel, schilderachtig en héél
sympathiek. De laatste indruk was niet an
ders. Bonaire heeft alle kentekenen van een
compagnies-plantage, met andere woorden:
het was een eiland waarop uitsluitend door
slaven werd gewerkt. Na de slaventijd is het
nog enige tijd in zijn geheel verhuurd geweest
aan een particuliere Amerikaanse zakenman,
hetgeen een merkwaardige zaak genoemd
mag worden.
Een der slavenhutten. Hoe
groot (hoe klein ze zijn ziet
men aan de schrijverdie er
naast staat.
t
OrigigT.ele kijk en
grondige kenius
Boeiende geschiedschrijving bevat liet
langverwachte vervolg op J. de Keks
„Van hunebed tot hanzestad". Dit
nieuwe kloeke deel heet: „Van Boer-
gondië tot Barok". Men ziet de
auteur let zelfs in zijn titels op subtie-
overeenkomsten en tegenstellingen.
Er wordt bij populair-wetenschappe-
lijke werken soms gaarne geschermd
met de „vlotte leesbaarheid", waarbij
het summum van lof schijnt te zijn:
het werk leest als een roman. Niet
zonder reden is echter dit soort po
pulaire boeken een tikje in diskrediet
geraakt. Dat het evenwel zo kan, be
wijst J. de Rek. Zijn boeken zijn ons
inziens slechts te vergelijken met die
van Egon Friedell, en dat is nu weer
zo'n beetje de hoogste lof die wij dur
ven geven. Ze getuigen van een zeer
grondige kennis en een originele aan
pak en kijk. Van persoonlijkheid en
durf. J. de Rek bewandelt, evenals
Friedell (het zou ons niets verwonde
ren wanneer bij De Rek Friedell óók
in het lievelingskastje staat) gaarne
zijwegen en de slingerpaadjes en
gunt ons zo menige uiterst verras
sende blik op het quasi zo bekende,
verstarde panorama der geschiedenis.
„Van Boergondië tot Barok" bevat
globaal de vaderlandse geschiedenis
(uiteraard gezien in internationaal
verband) van ongeveer twee eeuwen,
de 16e en de 17e eeuw. Een bewogen
en belangrijke tijd, waarover zeer
veel bekend is, zodat de schrijver zich
ondanks de 600 pagina's die het boek
beslaat, beperkingen heeft moeten op
leggen. Wat de leesbaarheid overigens
nog ten goede kwam: men proeft
vaak onder een puntige opmerking
een grondige bronnenstudie. Om een
proefje van De Reks aanpak te geven
volge hier de aanhef van het hoofd
stukje „Specerijen", pag. 114: „De
middeleeuwse boer slachtte in de
herfst het grootste deel van zijn
koeien, varkens en schapen. Er was,
de landbouw had dit probleem nog al
tijd niet kunnen oplossen, nooit win-
tervoer genoeg om 't vee tot het voor
jaar toe in het leven te houden. Het
slachtvee ging in de pekel. Goed vlees,
ook dat lag aan de middeleeuwse
agricultuur, was altijd al schaars
maar vlees dat een half jaar in het
zout gelegen had smaakte gruwelijk.
Meestal riekte het nog ook. Daarom
trachtte men de scherpe smaak en de
adellijke geur te camoufleren met spe
cerijen ook onontbeerlijk voor de ge
zondheid. Men geloofde er even zeker
in als wij in vitaminen en de middel
eeuwse keuken stond en viel met krui
den".
Dit aan alle in geschiedenis geïnteres
seerden, school- en andere bibliothe
ken warm aanbevolen boék werd ge
ïllustreerd met een aantal interessan
te afbeeldingen buiten en in de tekst.
Het is een uitgave van Bosch en Keu-
ning N.V. te Baarn.
(Advertentie)
de
De piek'raar in de puzzle-rit
man die 't
lllllll!lilil!!l!lllll!ll!l!lllllll!l!ll!iiilli!illlllllil!llll!lit!lllllll!lll!!IIIIIIIIi!!!l!IIIIIIIIIIIIIIIIlll!!llllllf!!llll|!l|l|l||||[||||||!l||!l|||||l!!||||li]|!|||||||{|||||||||!|||||j!|!!|(!l{||
in strategisch opzicht buitenge
woon knap gebouwd en we schrij
ven dat met alle nationale trots,
die in ons is, neer. Het is alleen
jammer, dat die forten zo vaak
van bezitter verwisselden. Ze wa
ren in het bezit van Hollanders,
zeker. Maar óók van Spanjaarden.
En van Britten. En van Fransen.
En dat alles om een eiland als
Sint-Maarten, nog geen 40 vier
kante kilometer groot.
Niets
In het zeer comfortabele, zeer
gezellige hotel Little Bay,
breng ik mijn dagen (nee,
m'n nachten, of wat daar van
overbleef) door. Onder handbereik
van de zee. Iedere avond ging ik
even Philipsburg in, omdat de
sfeer van Voor- en Achterstraat
llllllllllllllllll
de reiziger met monsterkoffer
en wie er meer op Neerlands wegen
iets aan zijn motor is gelegen
zij allen weten wat beduidt
met ESSO bent u beter uit!
Ons hotel is de Flamingo Beach Clubwaar een groot, mysterieus boeg
beeld, dat aan een der hoeken van de bar oprijst, ons in aanzienlijke
mate fascineert. Een maagd, felrood gekleed, het hoofd fier opgehe
ven in de richtng van de zee, die hier op nauwelijks vijftig meter af
stand is. Dezelfde zee, die ze eens, lang geleden, met haar lendenen,
borsten en dat nobel hoofd kliefde. Misschien al in 1623, toen de Hol
landers hier (nee, de Zeeuwende zaak in handen namen.
U wilt iets van de bevolking we
ten, die voor verreweg het groot
ste deel uit Creolen bestaat? Per
1 januari 1959 bezat Bonaire 5775
zielen (zwart en blank samen). In
1958 werden 193 nieuwe bewoners
geboren. Daarvan waren 140 wet
tige geboorten en 53-onwettig-
iets dat men hier 'n niet zó onalle
daagse zaak vindt. Wettig of on
wettigde meesten worden
omtrent september-oktober gebo
ren.
Waarom? Omdat de mannen door
gaans op Curasao of Aruba wer
ken, bij de olie, en met december
voor verlof naar Bonaire komen.
Je ziet opvallend veel vrouwen op
Bonaire en dat is begrijpelijk als
U de verhouding vrouwen-mannen
weet. Die is namelijk: twee-derde
deel vrouwen, één-derde mannen.
Ballet
Vlakbij beleef ik het wonder
van de flamingo's en dat is
clan een wonder, dat ik nooit
meer zal vergeten. Er leeft hier
een kolonie flamingo's en ik kreeg
de kans die eenmaal tot op een
veertig meter te benaderen. Toen
verhief zich dat rose-violette bal
let, en het was alsof een wolk van
rose daar verrees. De man die 'bij
me was en ik bleven sprakeloos
staan. Op hetzelfde ogenblik wist
ik, dat ik dat nooit zou kunnen be
schrijven en het evenmin zou kun-
Flomingo's, de vliegende bal-
letteuses van Bonaire.
nen verteUen aan anderen. Het
was een natuur-wonder en wie het
óók gezien heeft zal weten wat ik
daarmee bedoel.
Het was ongelooflijk inspirerend
en van een lieflijkheid die nauwe
lijks meer aards te noemen viel.
Ik zal me Bonaire nog lang blij
ven herinneren: de avonden aan
het strand met de palmen, de
nachten, die vol geruis van de zee
waren; de aloëplanten die niet
sterven, als er geen water is; de
hutten voor hen, die geen mensen
geen sterveling U dat belet? Ten
slotte heeft dit eiland een dorstig
klimaat.
Er zijn twee straten: de Voor
straat en de Achterstraat. En
er zijn ook hier opvallend veel
vrouwen. Want ook hier wer
ken de mannen in de olie op de
Benedenwinden. De bevolking,
die Engels spreekt (hoewel ze
nu op de lagere school ook het
Nederlands onderwijzen) be
staat uit een ongelooflijk inge
wikkeld conglomeraat van ras
sen en nationaliteiten. Er is
veel donker en veel blank bloed
om deze onjuiste beeldspraak
te gebruiken. Wie de blanken
zijn, waar ze vandaan komen
Men kan er slechts naar gis
sen.
Wat heel verre nazaten van Hol
landse zeelui. En van Schotse,
Duitse, Zwitserse, Franse etc. etc.
zeelui. Een gemeenschap op zich
zelf, waarin maar weinig nieuw
bloed het oude komt verfrissen.
Dat betekent allerlei biologische
narigheid, en die is heel wat Sint-
Maartenaars duidelijk aan te zien.
Maar waar haalt men nieuw bloed
Sinister
Het was hier. aan clkust, dat
ik de restanten vond van
twee groepen van samen 50
slaven-hutten. Ze staan bij de
zoutpannen en het was bepaald
niet opwekkend er bij en er in te
zijn.
Ze spreken een bittere, grimmige
taal. Een taal, die we maar het
liefst vergeten, maar die we, tot
aan het einde onzer jaren, in de
vaderlandse geschiedenisboekjes
terug zullen vinden. Ze dateren
van 1850 en dus niet uit de pre
historie. Gemaakt van koraal en
cement, doen ze denken aan een
groot formaat hondehokken.
Maar ze waren voor de mensen
bestemd, hoewel men in die dagen
nog niet zo ver was om slaven als
zodanig te zien. De slaven noem
den deze hutten „rancho's" en er
is me op Bonaire verteld dat ze op
verzoek van de slaven zelf, die in
de zoutpannen moesten werken,
daar werden neergezet. Omdat ze
dan 's avonds niet zo ver terug
hoefden te lopen, naar de plaats
waar hun meester leefde. Ik zag
ze het eerst tegen zonsondergang.
Ze maakten de indruk van een si
nister, surrealistisch schilderij.
Er ging beklemming en een on
zegbare somberheid van uit. Het
was geen goede plaats daar. Als
het ergens op deze wereld zou
kunnen spoken, dan daar, in en
om die hutten, die zich daar rijen
tussen de turkoise Caribbean en
de lila zoutpannen.
WESTimiSCH DAGBOEK lil
door Anthony van Kampen
VV\WA*\WVVWVWWV\'VWW\*WVWWWW**W*/
maar slaven waren; de rode
maagd, die met de bar als het wa
re leek weg te varen.
Maar één herinnering zal blijven
domineren: de vliegende ballet-
teuses.
Vliegen
Van Bonaire terug naar Cura
sao en vandaar, opnieuw met
een KX.M.-Dakota naar de
Bovenwindse eilanden met als eer
ste doel: Sint Maarten. Ik geloof
dat er mensen zijn, die de afstand
Benedenwinden-Bovenwinden ta
xeren op die tussen Texel en Vlie
land. Ze vergissen zich. Hij is 900
kilometer en we vlogen er tussen
do vier en de vijf uur over. Al die
tijd over een lege, onbevaren Ca
ribische zee.
Dan komen, op een ogenblik, de
eerste onderdelen van de grote
keten der Antillen in zicht. Grijze
molshopen aan de kim. Ze rijpen
aan tot toppen. Vulkaan-toppen.
Dat zijn ze namelijk. Elk der drie
Bovenwinden, Sint Maarten, Saba
en Sint-Eustatius, heeft iets met
een vulkaantop te maken.
Sint-Maarten is geen indrukwek
kend eiland wat oppervlakte be
treft: iets meer dan 30 vierkante
kilometer. De bevolking: een 1500
mensen. De helft van het eiland,
het noordelijk gedeelte, is Frans
gebied. Deze korrel steen in zee
is dus óók verdeeld in twee naties.
Men moet het gezien hebben om
het te geloven, maar we zagen
het. Ergens aan de weg stond een
bord, waarop was aangeduid dat
daar het Nederlandse gebied ein
digde en het Franse begon. Geen
slagboom. Geen douane. Niets dan
dat bord. Op het Franse deel kan
men tegen indrukwekkend lage
prijzen wijn, likeur en gouden
voorwerpen kopen. Er drukt geen
belasting op. De wijn van Marigot.
hoofdstad van het Franse Sint
Maarten, smaakt goed in Philips
burg, hoofdstad van het Ne
derlandse deel. En waaróm zou
men er niet veel van drinken, als
vandaan? Ik hoorde dat er binnen
kort een 100 bungalows worden
gebouwd voor Amerikanen, maar
ik zie niet in, dat dit de oplossing
voor dat bloed-probleem zal bete
kenen.
„Japa" Boujon, gezaghebber van
het eiland, ex-militair, ex-padvin
dersleider, met een nogal indruk
wekkende rij voorvaderen, die
hetzelfde ambt op hetzelfde eiland
uitoefenden, bewijst ons wat een
aftandse jeep kan presteren, als
het er om gaat tegen berghellin
gen van 45 graden op te stormen.
Hij vindt echter dat we bovenop
de vulkaan de oude forten moeten
zien, die eens onderdeel waren van
Neerlands historie in deze archi
pel. Ik zie de forten, tenminste de
overblijfselen ervan. Die liggen in
een wildernis van cactussen, die
er een laatste, bijna ondoordring
baar carré rond gevormd hebben.
Levende palissaden. Hóe levend...
dat merk ik later, als ik, weer be
neden gekomen, de stekels en
doornen uit m'n enkels en kuiten
haal. Maar dit is wel het minste
wat men 's lands historie ver
schuldigd is. Deze forten werden
De wonderlijke manier, waar
op flamingo's hun eieren leg
gen. Op een zandheuveltje.
Men zegt dat dit nodig is van
wege de lange poten der vo
gels, waarmee ze, als ze broe
den, niet uit de weg kunnen.
De 'waarheid is dat de stand
van het water in de zoutpannen
soms zo hoog is, dat de eieren
zouden overstromen als ze niet
zo hoog gelegen waren.
me niet losliet. Die sfeer had iets
wonderlijks, iets onwerelds. Er
kon daar van alles gebeuren, hoe
wel er niéts gebeurde. Iets van de
sfeer van het woud van Doorn
roosje. Of van het bos, waaruit
Oberon te voorschijn kwam. Of...
ja, ook iets van de sfeer van On
der het Melkwoud.
Die sfeer kan ik nu nog. enkele
weken na terugkeer van die eilan
den, duidelijk aanvoelen. Je ver
geet die niet licht meer. Een sfeer,
die je nog het beste kunt aandui
den met: oud. De sfeer van het
voltooid verleden.
De laatste dag zie ik, op een rots,
met daar beneden de zee, en op de
grens van die zee en het land een
maximaal romantisch strandje
met palmen, het huis van een col
lega. Collega Lloyd C. Douglas,
de Engelse, in Amerika levende
auteur van onder meer het boek
„The Rope". Collega Douglas
moet goed geboerd hebben en ik
zie met verbijstering wat een best
seller kan opbrengen. En huis, dat
honderdduizenden gekost moet
hebben. En wellicht méér.
Ik trof de heer Douglas niet thuis.
Hij was in Amerika. Hij bewoont
zijn droomhuis op die rots maar
enkele weken per jaar. Het is zijn
vakantie-adres, boven op een vul
kaan in de Caribbean.
het jonge stel op ouwe ploffer
door ARONAL
vitamine tandpasta
'apotb en drog.):
1.45 (extra groot)
'n kwaliteitsprodukt van de Wybertfabrieken.