dohyfral Puzzel-rubriek TEKKO TAKS en de Atoompantoffels De loverstal bracht toch geluk voor de prins (VHarietje »compleet« ZATERDAG 30 JANUARI 1960 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT II En dit, mijn eoon, is de koningsstaf", zei de oude koning tegen zijn zoon, gebruik hem even. toijs als mijn vadermijn grootvader en al onze voor ouders hebben gedaan. Dan zal hij je geluk brengen en je tot de wijste koning van de wereld maken". De jonge ■prins, die zijn vader spoedig zou opvolgen, keek ge spannen toe, toen de oude koning een goudleren koker die naast zijn zoon. stond, opnam en overreikte aan een lakei. Al sinds hij een klein prinsje was, was hij nieuws gierig geweest naar die wonderstaf, waarover iedereen in het land en zelfs ver daarbuiten sprak, maar die nog nooit iemand had gezien, Iedereen wist dat de oude ko ning zijn grote wijsheid aan die staf te danken had; de mensen probeerden vaak te gissen of te raden hoe die staf er uit zou zien, maar niemand wist het, zelfs niet de lakei, die altijd waakte naast de troon. Alleen de koning en zijn op volger mochten hem zien. Daarom werd de staf ook nu niet uit de goudleren koker gehaald. Hij werd voor de prins uitgedragen naar zijn eigen vertrek, en daar, met alle deuren op slot, opende de prins die koker. Hij ver wachtte een gouden staf met diamanten bezet, een stuk sterrengruis, een stuk van de zon zelf misschien wel, evenals ieder ander dat verwachten zou van een ding dat zoveel geluk en wijsheid bracht. Daarom dacht hij eerst even dat zijn vader hem had misleid, toen hij de. goudleren koker opende. Een stuk riet, gewoon ge droogd riet van een vinger dik lag op het witte flu weel, waarmee de koker be- •kleed was. De prins staarde er met grote ogen naar. Was dat de wonderstaf, waar de hele wereld van wist? Hij opende snel de deuren van zijn vertrek cn liet zich opnieuw aandienen bij zijn vader, de oude ko ning. „Vader!" riep hij, „er moet een vergissing zijn ge maakt of..." hij schrok zelf van de gedachte „of iemand heeft onze staf ge stolen en er een rietstengel voor in de plaats gelegd". De oude koning glimlachte. „Dacht je mijn zoon, dat iemand die zo oud en wijs is als ik een vergissing zou maften. Dacht je dat ooit iemand een kans zou heb ben gehad om de wonder staf te stelen?" „Nee, nee, natuurlijk niet, vader, maar het is riet, doodgewoon riet!" „Het is een wonderstaf, mijn zoon, gebruik hem goed, dan zal hij je geluk brengen en je tot een wijze koning maken". De prins keerde terug naar zijn kamer; weer sloot hij de deuren en bekeek de stengel. Wéér aarzelde hij, maar ja, zijn vader wós wijs en hij besloot om te onderzoeken wat de staf hem leren of geven kon. Voorzichtig nam hij de riet stengel van het witte flu weel en nog maar nauwe lijks hadden zijn vingers hem aangeraakt of hij wist dat dit de echte staf was. Hij voelde zicli opeens gro ter, machtiger dan ooit te voren. Zijn vingers klemden zich rond de stengel. Hij voelde zich koning! En op hetzelfde ogenblik dat hij dat dacht, zag hij dat de rietstengel veranderde: gou den vonken, flonkeringen van diamant, sterren en zon schoten er langs en maak ten de staf tot het kost baarste wat ooit in een schatkamer is bewaard. De prins was opgetogen over zijn ontdekking; tien tallen dingen kwamen hem te binnen die hij met de wonderstaf zou kunnen doen, maar één ding leek hem het belangrijkste: de staf zou hem altijd machti ger maken dan wie ook. Hij borg hem haastig terug in de goudleren koker, liet ijn paard zadelen en ging nóg eens naar de troonzaal terug, waar zijn oude vader was. Met glinsterende ogen ging de prins voor de troon staan, koninklijke vader", zei hij, „ik weet nu de macht van de koningsstaf. Vindt U goed dat ik voor ik de troon beklim een reis maak om te ontdekken wat. die staf me allemaal leren en geven kan f" als liij'op steile hellingen naast zijn paard liep was de staf een stok, waarop hij steunen kon en als hij dorst had. een boom, waar aan de sappigste vruchten groeiden. De grenzen van zijn eigen land lagen achter hem. Hij was nu in een laud dat veel minder woest vjas dan dat van zijn vader. Geen ber gen en bulderende waterval len, maar een land vol groe ne heuvels en stille rivieren, geen ondoordringbare bos sen, maar velden vol koren en bloemen. De mensen van dat land zagen er vriende lijk en gelukkig uit, maar de prins maakte het on rustig. Hij was het gebrul van leev/wen gewend en niet het fluiten van vogels, wel het bulderende water in de bergen, maar niet d( f zach te kabbelen dat leek op mu ziek. Maar toch trok hij verder, want hij had veel gehoord over de prinses van dat land,, die liever en mooier moest zijn dan enige andere prinses. Het paleis van haar vader stond op een heuvel aan een van de rivieren en het had ramen naar alle kanten: naar het zilveren water, r de heuvels vol bloe men en de vlakten vol ko ren. De prins werd er met gejuich ontvangen, omdat iedereen wist dat hij de zoon was van een groot en wijs koning en dat ook hij zelf zeker zo machtig ala zijn vader zou zijn, dank zij de wonderstaf; De prinses was liever en Er was eens een meisje, Marietje, dat lustte enkel maar drop: katjes en knoopjes, laurierdrop en drop met spikkels erop. Ze lustte geen hopjes of zuurtjes, geen toverbal, geen toffee; gaf je haar flikjes of taartje, dan schudde Marietje van nee. Maar ze lustte ook geen zuurkool, geen appelmoes met puree, geen worteltjes, boontjes, of spruitjes, zo gauw ze die zag, riep ze nee. En als dat nog langer moet duren, dan wordt ze een meisje van drop, met katjesdrop-oren en oogjes en een neus met spikkels erop, een meisje dat rammelt van knoopjes, die hoor je van Keulen tot hier, met tanden als korreltjes steenkool - en een tong als een blaadje laurier. Met een hoofd dat alleen nog maar nee schudt tegen alles wat er bestaat. Hoe moet dat nou toch met Marietje? Weet één van jullie soms raad? MIES BOUHUYS „Maar ik kan heus alles", zei de prins en hij rukte zijn wonderstaf uit de goudleren koker, zwaaide hem als een zwaard door de lucht en maaide er de witte en blauwe bloemen van de heuvels mee af. Toen hief hij zijn wonderstaf als een fa.kkel en stak er een ko renveld mee aan en tenslot te zwiepte hij ermee door de lucht als een windvlaag, zodat het water van de ri vier in woedende golven over de bevers bruiste. „Zie je, zie je?" riep de prins, ,zie je dat ik machtiger ben dan wie ook? Ik kan alles en iedereen aan!" „Ga weg! Ga weg", riep de prinses en met een uitge strekte arm wees ze ver van zich af in de richting De oude koning glimlachte weer; „zoon, ook zonder die reis zou de wonderstaf het je wel leren. Maar ik be grijp dat je reizen wilt en misschien wel zult willen uitzien naar een prinses, die samen met jou over dit land regeert. Ga maar, m'n zoon". De prins ging. Dagenlang reed hij door de bergen, de bossen, de vlakten. Zijn wonderstaf was altijd bij hem. Als het bos te dicht was, werd die staf een scherp mes waarmee de prins de takken wegkapte, mooier dan enige andere; ze wandelde met de prins langs het water, over de heuvels en door de vlakte. „Zul je werkelijk zo'n groot konmg zijn als de mensen zeggen?" vroeg ze op een dag. „O, zeker", zei de prins, „ik kan alles". „Er Is niemand die alles kan", zei de prinses, „en als dat zo was zou je ook vast niet gelukkig zijn, Nee, van alle dingen die goed zijn iets weten, dat is het beste". an de bergen en de wilde bossen, waar de prins van daan kwam. Nee, ze vergaf hem niet, ook al keerde de prins zich nog wel tienmaal naar haar om en al riep hij dat hij het niet begreep. Hij klom over de heuvels, stak de vlakten over, liep tot aan zijn knieën door de bloemen en naderde zo weer de grenzen van zijn eigen land. Maar waar hij ook liep, de prinses kon hij niet vergeten. „Wat heb ik haar gedaan? Zag ze dan niet hoe machtig ik was? Wat wil ze dan meer dan een machtige koning?" Met de wilde bergen en bossen van zijn eigen land al voor ogen. bleef hij daaro/er peinzen in een groen dal n waar schapen graasden. f§ Het vertrek uit het land van de bloemen, de boze M ogen van de prinses en het H raadsel dat hij niet op kon j| lossen, maakten hem treu- riger dan hij ooit in zijn leven was geweest. „Het is die staf, die wonderstaf", m dacht hij opeens, „als ik die M niet had gehad, was dit H nooit gebeurd en was ik een gewone prins". Hij rukte de stengel uit de goudleren H koker en smeet hem weg. „Nu heb ik niets meer", dacht hij, „geen prinr-s, p geen macht en geen won- derstaf, nu moet ik hele- maal opnieuw, beginnen. Maar eerst moet ik kunnen p begrijpen waarom die prin- mij wegstuurde". Hij dacht en dacht en ver- gat alles om zich heen. Tot hij de muziek hoorde; een muziek zoals hij nooit eer- |j der had gehoord, mooier p dan het geluid van water- |f vallen en storm in de ber- gen, mooier dan alles wat §1 hij ooit had gehoord. Hij keek op. Vlak hij hem in het gras zat een herdersjon- "ie op een fluit blies. Êen heel gewone fluit was H het, uit riet gesneden. |f Uit riet? Plotseling her- kende de prins die fluit en tegelijk begreep hij dat ddar het geheim lag. Hij had de wonderstaf alleen maar gebruikt om er stoere wildemansdaden mee te doen, maar had de prinses niet gezegd: „van alle din- gen, die goed zijn iets we- n ten, is het beste". Hij vroeg de jongen om ook j| hem zo te leren spelen en toen hij dat kon, rende hij s terug over de heuvels en vlakten. Bij het paleis aan de rivier zette hij de fluit aan z'n lippen en speelde onder het raam van de prin- §j ses. Wie zo fluit", riep de in- ses op haar balkon, „is machtiger dan een dolleman die alleen maar kan vech- n ten en branden." ben het", zei de prins onder het balkon, „van alles wat goed is, wil ik het beste leren. Help me". De prinses leerde het hem; samen met de prins trok m ze naar zijn land waar ze als een'wijs kon. en een i| heel wijze koningin lang en gelukkig regeerden. MIES BOUHUYS. 1 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininniiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiio iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiM 111. Nog nooit was de brandweer zo gauw bij een bosbrand geweest en direct togen de onversaagde man nen aan het werk. Mot schoppen, bijlen cn schuim- blussers wisten zij de brand tot een minimum te beper ken en na urenlang zwoe gen was de laaiende vuur gloed eindelijk geblust. Dank zij Tekko en Terry of eigenlijk beter gezegd, dank zij de atoompantoffels van professor Starreveld, was het overgrote deel van het bos behouden gebleven en dat was een niet gering succes. Terug bij de professor vertelden de beide vrienden hun wedervaren en het deed dc oude geleerde zichtbaar goed dat zijn uit vinding reeds nu zoveel nut afgeworpen had. „Misschien toch nogi" mompelde hij dan ook 10 vitaminen 12 mineralen. De ideale gezondheidsdragee voor U en Uw gezin! Flacon met 100 dragees fln. «-20 W> N.V. PHIL1PS-DUPHAR Prijswinnaars werden deze week: de heer J. van Oosten, Kerklaan 7 te Souburg 5,mevrouw L. v. d. Parel-Cok, Molenmeet 33 te Krui- ningen 2,50; de heer A. J. van Po- pering, Zuidstraat 5 te Sint-Anna- land j 2,50; de heer J. L. Dop, Mid delburgsestraat 88 te Middelburg 2,50 en mevrouw A. M. Kouwijzer- Muller, Marijkestraat 13 te Terneu- zen 2,50. De oplossing is: Nieuwe opgave: Horizontaal: 1. insektendodend mid del, afk.; 3. toezeggingen; 10. Corps Diplomatique, afk.; 12. dit Is, lat. afk.; 14. kleine waterkeringen; 15. Sociaal Econ. Raad; 16. rivier in Zuid-Rusland; 19. edelgas; 20. wezen 21. snelle gang van een paard; 23. laag delfstof; 26. rijtuig op riemen; 28. tot en met, afk.; 29. in het jaar van de wereld, lat. afk.; 31. tegen de wind op zeilen; 33. regiment in fanterie, afk.; 35. schaap; 37. met de hand vastgrijpen; 38. (hij) zwerft zonder doel; 40. rijstbrandewijn; 43. soort van antilope; 44. gereedschap; 45. bewerkte huid; 48. water en zeep 49. item, afk.; 50. drank van wijn en eieren; 52. iets zachter (afk. in muz.) 53. moeder; 55. vierkante gebakken steen; 57. zegenen, verheerlijken; 61. onbezet, niet gevuld; 63. -voor; alles- eter; 64. snoer om papieren aan te rijgen; 66. rivier in Brazilië; 68. ont kenning; 69. vleesgerecht op jacht- diner; 71. Amsterdams Peil; 72. in houdsmaat; 73. vriendschappelijk, vriendelijk; 74. grootmoeder. Verticaal: 1. aanwijzend voornaam woord; 2. gekneed mengsel; 4. en dergelijke; 5. touw, teugel, streep; 6. O.K.; 7. diepe insnijdingen in de kust (Noorwegen); 8. woning van textiel; 9. hoge akker; 10. eiland midd. Indon. Archipel; 11. klein werpanker; 13. het ongearticul. klan ken uitstoten; 15. stopplaatsen; 17. recht stuk (water); 18. Heilig boek van de Islam; 20 lengtemaat; 22. ar melijk; 24. heilige, afk.; 25. auto- stallmg; 27. zoon van Noach: 30. tij ding; 32. oorzaak, aanleiding; 33. f Advertentie YERKOUDHEIDSBACIILEN VLUCHTEN voor de beroemde, desinfecterende Potter s Catarrh Pastilles. Zo'n rode bacillendodende pastille in da mond geefc U onmiddellijke verruiming I zachtjes voor zich heen. „En waarom niet?" merkte Tekko op en knipte met de vingers. „Ik heb een heel goed idee. Er zou eigenlijk een speciale brandwacht moeten komen, uit gerust mat atoompantoffels om straatdienst te verrichten. Eén boven Iedere stadswijk en een paar met buitendienst boven de omstreken. Ieder begin van brand kan dan dadelijk ge meld worden en in de kiem gesmoord worden!'" IKK *11 llllli k* IUIIIKR kraakbeenvis; 34. uitgestrekte gras vlakte; 36. bijnaam voor de Franse republiek; 39. deel van een geweer; 41. hit; 42. werkelijk; 45. dienst knechten in livrei; 46. zie horizon taal 1; 47. neerslag; 51. lidmaten; 53. plaats in Litauen; 54. idem. afk.; 56. vervoeging v. h. werkwoord lig gen; 57. vereniging; 58. kippepro- dukt; 59. in koorts wartaal spreken; 60. akelige; 62. bep. gewicht; 65. on nozel doodgoed mens; 67. echtgenoot van 74. horizontaal; 69. zie horizon taal 33; 70. U. Alle Inzendingen moeten woensdag avond a.s. in het bezit zijn van de Provinciale Zeeuwse Courant, Wal- straat 58 te Missingen onder ver melding van het woord „Puzzelru briek). KERKNIEUWS Dr. W. H. Weeda zestig jaar predikant Donderdag 4 februari a.s. zal het zestig jaar zijn geleden, dat dr. W. H. Weeda uit Bussum werd beves tigd als predikant in de Nederlands Hezvormde Kerk. Dr. Weeda werd in1900 bevestigd als predikant van de hervormde ge meente van Cadzand. Op 28 juni 1908 verwisselde de jubilaris deze ge meente met die van Oosterland. Deze, zijn tweede en laatste gemeente, dien de dr. Weeda tot 20 december 1943, toen hem na bijna vierenveertig vol brachte dienstjaren op ruim 71-jarige leeftijd emeritaat werd verleend. Na zijn emeritaat bleef dr. Weeda nog tot de evacuatie van Oosterland, eind februari 1944, aldaar werkzaam als hulpprediker. Later vestigde hij zich metterwoon te Bussum. Dr. Weeda nam tijdens zijn 44-jarige ambtsbediening in Zeeland daar een zeer vooraanstaande plaats In in het kerkelijke leven in die provincie. Hij heeft in de loop der jaren vele be stuursfuncties vervuld en zitting ge had in tal van colleges en commis- sies. Zo was hij o.a. lid van de alge mene synode van de Nederlands Her vormde Kerk; lid van het provinciaal kerkbestuur van Zeeland en praetor van de ring Zierikzee. Dr. Weeda heeft ook een belangrijk aandeel gehad in de nieuwe verta ling van het Nederlands Bijbelge nootschap en van zijn hand versche nen tal van artikelen over sociologi sche onderwerpen in diverse perio dieken. Tijdens zijn ruim 35-jarige ambts bediening te Oosterland werd daar door dr. Weeda een christelijk-histo- rische kiesvereniging opgericht en verder werd daar op zijn initiatief en onder zijn leiding een verenigingsge bouw gesticht. NED. HERV. KERK Beroepen te Burgh (Schouwen): F. Don te Nisse; te Huizen (N.-H.): L. Blok te Kapelle a. d. Usel. Aangenomen naar Nichtevegt (toez.): P. Landweer, kand. te Am- merzoden, die bedankte voor de be noeming tot hulpprediker te Heeze. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Apeldoorn: M. Blok te Rijssen; te Leerdam: Chr. van Dam te Rotterdam-Zuid; te Nieuw-Beijer- land: A. F. Honkoop te Goes; te Nunspcct: P. Honkoop te Yerseke; te Waardenburg: C. Molenaar te Lei den. GEREF. KERKEN VRIJGEM. Aangenoemen naar Ruinerwold-Koe- kange: J. van Bruggen, kand. te As sen. CHR. GEREF, KERKEN Beroepen te Amsterdam-Nieuw-West B. van Smeden te Rotterdam-Zuid; te Haamstede-Kerkwerve: C. Ver hagen te Hilversum-C.; te Den Hel der: P. N. Ribbers te Noordseschut (Dr.).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1960 | | pagina 11