ZELANDICA
Zeeuwse dokters stonden vrijwel
machteloos tegen de pest
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
„VLIEG ER NIET
10
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
MAANDAG 4 JANUARI 1960
ZEEUWEN IN MIDDELEEUWEN
Hygiënische toestanden lieten
veel te wensen over
Wanneer er evenwicht is tussen
warmte en koude, tussen voch
tigheid en droogte in het
lichaam, dan is de mens gezond,
zo leerden de Zeeuwse doctoren
in de middeleeuwen. Dit was een
heel oude wijsheid, die reeds
door Aristoteles was verkon
digd en die de romein Galenas
op de geneeskunst had toege
past, met, veel succes, want in
de zestiende eeuw was dit de
enige gelukbrengende leer, die
aan alle universiteiten werd ge
doceerd.
Bij te veel vocht moesten de kwade
sappen uit het lichaam worden ge
loosd met dierlijke en plantaardige
laxeermiddelen, of men kon ze kwijt
raken door aderlaten met een pincet
of met behulp van bloedzuigers,
waarvan do Zeeuwse sloten welvoor
zien waren.
Bij een lage lichaamstemperatuur
werd het vuur opgestookt en een bed-
depan met hete smidskolen (steen
kolen) of enkele stenen, die in do
oven verhit waren, werden tussen de
lakens geschoven. Had men koorts
dan moest het lichaam verkoeld wor
den liefst met ijs.
De middeleeuwse dokter wordt vaak
afgebeeld met een urinaal in de hand,
een fles waarin de morgenurine werd
opgevangen, want het was een hele
kunst om deze te bezien en daaruit
een diagnose te stellen. „Urinablen
en urinaalcolven" golden als de voor
naamste attributen van de dokter en
een Friese metselaar, die zich als
medicus had uitgegeven, werd dan
ook te Veere in 1544 tentoongesteld
op het schavot, behangen met- deze
kenmerken van de praktijk van de
arts.
De bona-fide dokters deden vaak
wonderlijke ontdekkingen zonder het
zelf te beseffen. Zij struikelden er
als het ware over, zoals doctor John
Gaddes, een Engelsman, die onbe
wust gebruik maakte van de theorie
van het infra-rode licht, die eerst
vijf eeuwen later ontdekt zou wor
den. Hij wikkkelde een koningskind
dat met pokken was besmet, in rode
dekens en liet rode gordijnen rond
het bed en in de kamer hangen. Ook
kanker kon men al herkennen en een
dokter sprak uit naam van allen: „ik
heb nog nooit iemand ontmoet, die
van kanker was hersteld, maar ik
heb wel velen gekend die er aan ge
storven zijn." Een enkele arts tracht
te toen reeds een kankergezwel door
operatief ingrijpen te verwijderen,
maar dit had vrijwel nooit succes.
Onze dokters hadden meestal in Leu
ven gestudeerd, hoewel ook Mont-
pellier, Bazel en enkele Italiaanse
universiteiten een goede naam had
den en zij behoorden tot de begun
stigde burgers van de Zeeuwse ste
den. Slechts als hoge uitzondering
werd door het Hof van Holland waar
ook de Zeeuwse zaken voorkwamen,
aan een leek toegestaan om „de con-
ste van medicïnen ende chirurgie" te
beoefenen.
Dirick Pietersz, die in de universi
teitsstad Leuven was geboren, be
hoorde tot de gelukkigen, maar hij
was dan ook jarenlang in de leer ge
weest bij „Igyptenaren ofte heyde-
nen" (zigeuners). Toen hij daar vol
leerd was, had hij zich gevestigd op
Zuid-Beveland en daar „mitter helpe
van Godt vele ende diversche treffe-
licke persoonen ghenesen ende gecu-
reert". Daarenboven leefde hij on
danks zijn vroegere „conversatie
metten heydenen" als een christen en
verzuimde niet naar de kerk te gaan
„gelijck andere Christenmensehen
doen".
Nu hij met een Zeeuws meisje was
getrouwd, had hij het toch raadzaam
geacht om tot Keizer Karei „een oot
moedige supplicatie" te richten om
zich voorgoed in Zeeland als arts te
mogen vestigen, wat hem in 1552
„uyt sonderlinge (bijzondere) gra-
cie" werd toegestaan.
Stadsdokter
Reeds in het midden van de vijf
tiende eeuw had Middelburg een
stadsdokter, Mr. Laureys Jans
sone, die de armen om Gods wil
moest helpen en de rijken tegen
een redelijk loon moest genezen.
Hij genoot een jaarwedde van twee
pond, kreeg jaarlijks een tabbaard
van zwart laken zodat hij als een
geleerde gekleed kon gaan en men
gaf hem het poorterschap cadeau.
Omstreeks een eeuw later, toen mr.
Pieter Jansz. stadsdokter werd, was
het salaris gestegen tot vijf pond en
twintig schellingen, terwijl deze arts
in de pestjaren een pond per maand
extra ontving en gasthuismeesteren
hem nog zes pond per jaar toekenden
voor zijn bezoeken aan de zieken in
het gasthuis.
De hygiënische toestanden lieten in
de middeleeuwen veel te wensen over
en menig arme patiënt moest eerst
grondig worden afgeschrobt, eer de
dokter hem kon behandelen. De var
kens liepen trouwens vrij rond, mest
hopen lagen langs de straten, de ste
gen waren vaak met vuilnis gevuld
en ratten waren overal te vinden.
Vandaar dat epidemieën, zoals de
builenpest of zwarte dood zo snel om
zich heen grepen en niet te stuiten
waren.
De pest
Tegenover de pest stonden de dok
ters vrijwel machteloos. Men brand
de vuren op de pleinen om de pest
lucht te verdrijven, men gaf de pa
tiënten laxeermiddelen en legde op de
builen een smeersel van gekookte vij
gen en uien, met gist vermengd, om
ze open te laten barsten.
Slechts enkele mensen, die door de
ziekte waren aangetast, herstelden
dank zij hun oersterk gestel, maar
wie het enigszins kon, ontvluchtte do
stad waar de ziekte heerste en
verspreidde haar verder. Zo waren in
1518 slechts vier van de twaalf leden
van do Middelburgse raad present,
daar alle anderen óf uit de stad ge
vlucht waren „overmidts de conta-
gieuso ende smettende ziecte" óf
„zieck te bedde lagen".
In 1568 werd zelfs een gezworen
postmeester aangesteld, mr. Govacrt
Mauritius, die bij de GortstratepoorL
woonde, waar de rode roede voor do
deur stond, terwijl hij en zijn adjoint
(helper) op straat altijd een rode
roede van twee ellen lengte in de
hand moesten houden.
Om het verspreiden van deze ,,con-
tagieuse ende haastige zieckte" tegen
te gaan, werden allerlei maatregelen
genomen. Varkenshoeders moesten
hun dieren buiten de stad brengen,
en honden moesten thuis gehouden
worden, terwijl loslopende katten en
honden zonder pardon werden dood
geslagen.
Niemand mocht begraven worden,
voordat de pestmeester het lijk had
geschouwd en bleek daarbij dat de
dode aan de pest was gestorven, dan
mochten de andore bewoners van het
huis zes weken lang niet uitgaan
vóór zes uur 's avonds en dan moes
ten zij een rode roede dragen, zodat
men hen ontwijken kon.
Zulke straffe bepalingen waren reeds
eerder in pestjaren genomen, want
toen in 1545 pest uitbrak in het
klooster der Augustijnen, mochten
de monniken het convent niet verla
ten en in 1556 was al bepaald, dat
men de pestlijders alleen mocht be
graven na zonsondergang of vroeg in
de morgen.
Ook tegen melaatsheid, ©en ziekte
die kruisvaarders en handelaars uit
het oosten hadden meegebracht, was
feen kruid gewassen, maar men wist
eze ziekte toch onder do knie te
krijgen door de lijders te isoleren en
in vele Zeeuwse steden verrezen
leprooshuizen, gestichten waar „de
siecken lude" werden ondergebracht.
(Advertentie)
Geconcentreerde creamsoepen
KERKNIEUWS
Onbekende schenkt ton
voor hervormde kerkbouw
(Van een correspondent)
Ds. C. Dop, Ned. herv. predikant te
Amersfoort, heeft van een gever die
onbekend wenst te blijven een bij
drage van honderdduizend gulden
ontvangen voor kerkenbouw.
De helft van deze gift is bestemd
voor do landelijke, de andere helft
voor de plaatselijke kerkbouwactie.
vier gemaskerde mannen, gewapend
met machinepistolen, hebben In Marseil
le twee bankbedienden aangehouden en
hen een lederen tas ontfutseld waarin
voor vijf miljoen aan oude, doch nog
geldige franken zat.
Een der voornaamste attributen van
de dokters in de middeleeuwen was
een urinaal. Op deze grafsteen uit
1510 staat een dokter met een uri
naal afgebeeld.
de wetenschappelijke wereld is het nog al
eens de gewoonte een geleerde ter gelegenheid
van een fcroon"Jaar te eren met een bundel
opstellen van vakgenoten. Soms in de vorm van
een apart boek, soms in die van een speciale af
levering van een tijdschrift. Wanneer deze ge
leerde van huis uit een Zeeuw is en grote ver
diensten voor de proifincle heeft, is er zeker reden
hieraan aandacht te schenken.
De laatste aflevering van het tijdschrift „Taal en tongval" wordt
gevuld met bijdragen aangeboden aan dr. P. J. Meertens bij
diens zestigste verjaardag. In een aan zijn vriend Meertens ge
wijd artikel spreekt Pée als zijn overtuiging uit, dat de jubilaris
„meer dan wie ook heeft bijgedragen tot een betere verstandhouding
tussen Nederlanders en Vlamingen". Wij zouden hieraan kunnen
toevoegen, dat Meertens hiermee een traditie in de Zeeuwse ge
schiedenis voortzet. Want is Zeeland in veel opzichten geen ver
bindende schakel tussen Vlaanderen en „Holland" geweest? Mis
schien mogen we het op rekening van het toeval schrijven, dat in
twee bijdragen Zeeland als polderland naar voren komt. De eerste
van deze bijdragen gaat over het woord „haaiman", een tot ons uit
de middeleeuwen gekomen woord, dat zoveel pennestrijd over zijn
ontstaan en betekenis heeft uitgelokt. Wanneer Scherpenisse in 1938
beweert, dat hij de betekenis door had en „alles zo helder als dag
licht werd", zou men zijn artikel als afsluiting van het probleem
kunnen beschouwen. Niets is minder waar. Beekman heeft ons in
1941 nog een samenvatting van al de meningen gegeven over deze
op Schouwen, Walcheren en Goeree voorkomende gronden, haaiman-
landen (haymanlanden, haai gemeten) genoemd. Een samenvatting,
die bewijst hoeveel verschil van mening hierover bestaat. Tack be
weerde in 1936 dat het oorspronkelijk hooigemeente betekende, het
gemeenschappelijk hooiland van do mark. Een jaar daarop komt
Kubregtso met de verklaring Hayman=Hoogman=Noorman. Scher
penisse bestrijdt dit in 1938 en geeft als oplossing „een grooter of
kleiner stuk land op de hey of hay". Genoeg hierover. W. Foerste
komt nu in de jubileumbundel met een doorwrocht artikel „Haai
man", dat vertrouwen wekt. Hoewel wij het opstel niet op zijn
wetenschappelijke mérites kunnen beoordelen, lijkt ons zijn conclu
sie aanvaardbaar. Merkwaardig is dat zijn conclusie dicht die van
Fokker, in 1909 reeds geuit, nadert. Laatstgenoemd beschrijft het
woord hayman als do eerste vorm van een polder, de eerste poging
van de bewoners om in de tijd toen er nog geen dijken waren zich
door het aanbrengen' van een verhoging tegen het water te be
schermen. Ook Foerste wijst er op, dat het woord terminologisch een
soort voorloper van wat men later polder noemt is geweest. Er gaan
in schuil de betekenissen verhogen en omringen (bochtvormig).
Ooepronkelijk zijn het vermoedelijk die gronden die reeds gedeelte
lijk door duinen omgeven waren en waar men de open zijden door
oen dijk heeft afgesloten, kunstmatige en natuurlijke verhogingen
dus. Hoewel deze „polders" met betrekkelijk weinig moeite waren
aan te leggen, moest men daarentegen met een zandige bodem ge
noegen nemen. En het is Beekman die er op gewezen heeft, dat de
haymanlanden door hun ligging vrij waren van dijklasten. Heeroma
zegt in zijn bijdrage „Tussen land en water" dat het woord polder
eenmaal een plaatselijke benaming voor moerassig laagland was.
„Het cultuurwoord polder lijkt mij in Vlaanderen en Zeeland te zijn
ontstaan, toen men daar met de drooglegging van de gorzen begon,
dus in de 10de of 11de eeuw. Van Vlaanderen uit zal het woord zich
in zijn nieuwe technische betokenls hebben uitgebreid over Holland
en het noordelijke kustgebied en vandaar is het weer geëxporteerd
naar Noord-Duitsland". Als Zeeuwse bijdrage noemen we nog het
artikel van mej. Ghijsen over: „Zeeuwse woorden en wendingen bij
Elisabeth Wolff-Bekkcr".
HOOG EN LAAG WATER
5 januari
Vlissingen
Temeuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldlng©
nap
uur meter
rr nap
uur meter
6.33
7.04
7.31
7.37
8.18
1.7»
1.97
2.09
1.26
1.50
39.07
19.36
20.08
20.24
20.16
1.72
1.90
2.03
1.34
1.60
uur meter
0.27 1.66
0.58 1.83
1.32 1.96
1.12 1.28
1.30 1.50
nap
uur meter
33.11
33.41
14.13
13.46
14.04
1.99
2.16
2.29
1.72
1.93
1367. Met grote snelheid
vloog de Onyx door de
maanverlichte nacht en het
leek Piloot Storm alsof hij
nauwelijks vijf minuten de
ogen gesloten had, toen
Sandra hem kwam wak
ker maken. Zij had niets
liever gedaan, dan haar
verloofde nog enkele uren
rustig laten slapen, maar
men was het doel reeds tot
op enkele tientallen mijlen
genaderd en bij de uitvoe
ring van het stoutmoedige
plan kon de maker van dat
plan toch zelf moeilijk ge
mist worden. Arend was
onmiddellijk klaar wakker en na zich ver
frist te hebben richtte hij zijn schreden naai
de controle-cabine, waar de mannen hem vro
lijk begroetten. Ondanks de goede stemming
die er heerste, was de groeiende spanning ter
dege merkbaar. Iedereen begreep, dat in de
komende ogenblikken de kleinste factoren
zouden beslissen over leven en dood, doch de
Valeronezen hadden een onbegrensd vertrou
wen in hun kapitein en de blonde Aardman.
„Wel" grijnsde Maro, „over enkele minu
ten is het zover. Alles is tip-top in orde en de
man met de lichtkogels wacht op jouw eer
ste teken. .Prachtig", knikte Arend, „hij zal
niet lang behoeven te wachten".
Veelzijdig ondernemer
D. W. Stork overleden
In het Koningin Jolianoziekenhulis te
Hengelo is op 61-jarlge leeftijd over
leden de heer D. W. Stork, in leven di
recteur van do Koninklijke Machine
fabriek Gebroeders Stork en Co N'.V.
De heer Stork werd op 20 juli 1898
Hf L Hf-*
èlshogeg
dam, werkte enkele jaren in Amerika
ln Hengelo
aan de
>p 2(
eboren. Hij studeerde
feschool in Rotter-
en trad in 1925 in dienst bij de Ma
chinefabriek Stork. In 1945 werd hij
benoemd tot onderdirecteur on in
1947 tot directeur van het bedrijf.
Hij had als zodanig de leiding van
het sociale en administratieve ge
deelte van do fabriek. In 1954, bij de
fusie van „Werkspoor" N.V. te Am
sterdam en Stork, die tezamen de
Veronigdc Machinefabrieken N.V.
gingen vormen, werd de heer D. W.
Stork ook directeur van do VM.F.
De heer Stork was officier in de Orde
van Oranje-Nassau.
FEUILLETON
~k
Door Capt.A. O. POLLARD
Fisher gromde. „Wat zei hij van die
lift?"
„O, hij beweerde op weg te zijn naar
Southampton. Hij weet alleen, dat de
vrachtwagen de eerste auto was die
voorbijkwam".
Het leek onbelangrijk, maar daar
moest je nooit te vroeg over oordelen.
..Er is zeker niets bekend van een
grote inbraak?" vroeg hij.
„Nog niet, maar als we iets horen, la-
trn we het U Udirect weten. We heb
ben Londen aan de lijn over Draper,
en ze zeggen dat hoofdinspecteur Wa-
lerer op weg is hierheen".
..Bedankt".
Fisher ging eens kijken wat er in
de douaneloods gebeurde. Maar toen
hij de deur van het kantoor, waar hij
gezeten had, achter zich dicht deed,
stond hij plotseling tegenover een jon
ge vrouw, die hij op een laar of der
tig schatte. Ze had een picknickmand-
je bij zich met een broodtrommeltje
en een thermosfles erin.
„Neemt U me niet kwalijk", zei ze.
.maar kunt U mij zeggen wat het
vliegtuig van meneer Tomlin is
Fisher was opeens vol belangstelling,
al zag hij niet in wat deze vrouw met
een inbraak te maken kon hebben.
„Waarvoor heb U hem nodig?" vroeg
hii achterdochtig.
Glimlachend liet ze hem het mandje
zien. „Een verrassing van juffrouw
Loxley"zei ze. „Ik moet het aan een
zekere meneer Jones geven en hem
vragen, het in de cockpit te zetten,
zodat het pas gevonden wordt als ze
in de lucht zijn. U bent toch bijgeval
meneer Jones niet?"
„Nee. Daar staat het vliegtuig en Jo
nes is de man met het vrachtwagen
tje".
„O, dank U zéér".
Fisher keek haar even na en was
haar al vergeten voordat hij in tic
de douanelooda was. Hij had wel be
langrijker dingen aan zijn hoofd dan
geheime verrassinkjes van Tomlin's
vriendinnetje.
De douaneloods had veel weg van de
ontvangstafdeling van een jamfa-
briek, noewel het meeste fruit prak
tisch in staat van ontbinding verkeer
de, wat een vreselijke stank veroor
zaakte.
Christopher Peaty keek op van de
kist lekkers, waar hij mee bezig was
en schudde het hoofd. „Nog niets",
zei hij.
Fisher knikte. „Er komt nog meer!"
Curtis stond met een spottende grijns
toe te kijken. „Zoeken jullie eigenlijk
iets speciaals?" vroeg hij.
Hij moest denken aan liet „cadeau
tje" van Jacques Metrailler en ver
moedde, dat al die drukte hier ver
oorzaakt was door een rapport van
de Franse politie. Hij was niettemin
blij. dat zijn lading zo goed onder
zocht werd; dan konden ze hem ten
minste niets verwijten als er weer
wat aan de knikker was met Jacques
Metrailler.
Fisher hield in gedachten, dat ieder
een onschuldig was tot schuld was
bewezen; hij Zei dan ook met een'on.
bewogen gezicht: „We willen ons al
leen maar overtuigen. Is dit hetzelfde
fruit, dat U vanmorgen hierheen ge
bracht hebt?"
„Weet ik veel! Ik heb het niet na
gekeken".
„Het zijn dezelfde kisten", zei Pea
ty, „daar sta in voor in".
De twijfel van Fislier werd groter
naarmate er meer kisten zonder re
sultaat onderzocht werden. Hij vestig
de nog een sprankje hoop op de laat
ste kist, maar ook die hoop vervloog.
Peaty zuchtte. „Niets te vinden", rap
porteerde hij onnodig.
„Goed", zei Fisher onwillig. „Laat
maar door".
„Tommy!" riep Curtis verheugd „ga
de rest maar inladen".
Vlug ging hij iu zijn kantoor nog een
paar uitrustingsstukken halen en
kwam toen in ae cockpit van dc Ri
chards-Rocket.
Somber keek Fisher paar de laatste
voorbereidingen tot de. vlucht. Tom
my Jones klom nog even op de vleu
gel om een paar woorden met de pi
loot to wisselen, sprong weer op dc
grond en sleepte de blokken weg.
De Rocket rolde al over de startbaan
toen hoofdinspecteur Waterer arri
veerde. Hij was zo hard uit Londen
gekomen als de politieauto wilde rij
den, in de hoop dat zijn lange reeks
teleurstellingen nu eens onderbroken
zou worden.
„En?" vroeg hij onmiddellijk aan Fis-
her, „wat is ér gebeurd?"
„Niets" zei Fisher dof. Hij wees naar
de navigatiellchten van de Rocket al
hoog in de lucht. Ik moest hem laten
gaan".
„Dan mag ik op staande voet een bult
krijgen! Er is voor tachtigduizend
pond juwelen gestolen uit het huis
van Lord Hurdle in Buckinghamshire,
terwijl de familie aan tafel zat. Zo
hebben het me per radio verteld ter
wijl ik op weg was hierheen".
Fisher knarsetandde en Waterer
zuchtte. „Weet je absoluut zeker, dat
ze niets aan boord gesmokkeld heb
ben?"
„Absoluut, positief. Iedereen ls in het
oog gehouden". Hij zocht bevestiging
bü een van de leden van het grond
personeel: „Jij hebt toch niemand ge
zien. Graven, die hier niets te ma
ken had?"
„Nee, meneer, aljeen die Juffrouw met
het pieknickmandje. Die heb ik door
gelaten omdat zé met U had staan
praten".
Waterer was een en al oor. ..Een juf
frouw? Wat voor juffrouw?. En met
een picknickmandje? Wat zat daar
in?"
Fisher kreeg een hoofd als vuur en
voelde zich door de grond gaan. Maar
voordat hij ln de binnenste van de
aarde verdween, riep hij klaaglijk
„Bah! Ze hebben me bij mijn staart
gehad!"
EEN ONAANGENAME
VERRASSING.
Curtis was niet in het minst verbaasd
dat het onderzoek vruchteloos ge
weest was. Hot bewees alleen, dat de
ontdekking van het „cadeautje" in
Frankrijk een op zichzelf staand ge
val was geweest en dat er helemaal
D verbazing kwam pas, toen hij in
dc cockpit van zijn Rocket stapte en
een mandje op zijn zitplaats zag
staan, met een thermosfles, een
broodtrommeltje en een paar plastic
bekertjes; alles zag er nieuw en on
gebruikt uit.
„Zeker door iemand vergeten", was
zijn eerste reactie. „Zeg, Tommy, wat
heeft dit te betekenen?"
Tommy grinnikte. Het is gebracht
door een jongedame. Van juffrouw
Loxley, zei ze. Met de boodschap, dat
U hierdoor misschien onderweg aan
haar zou denken".
Hij had natuurlijk op zo'n korte
vlucht geen brood of koffie nodig,
maar het gaf hem een warm gevoel,
dat Joanna zo attent voor hem was.
Toch begreep hij niet, hoe ze wist dat
hij hu vertrok. Na do boodschap van
Green had hij haar niet meer gezien.
Misschien had ze het vliegveld opge
beld en het van de telefoniste gehoord.
In de rommelige drukte van net ver
trek vergat hij eraan tc denken, maar
onderweg draaiden zijn gedachten on
ophoudelijk om het motief, dat Joan
na hiertoe gebracht kon hebben. Na
tuurlijk beschouwde hij het ook in het
licht van hun toekomstige verhouding.
Op een vreemde manier paste het
hele geval niet bij haar karakter, voor
zover hii dat kende. Ze was te trots,
te gevoelig en te gereserveerd om zo'n
uitgesproken avance te maken, vooral
omdat hij (gezien zijn financiële po
sitie) nog nooit met zoveel woorden
gezegd had, dat hij van haar hield-
Maar zat hij haar daad, die toch al
leen maar vriendelijk bedoeld was,
niet veel te veel uit te pluizen? Waar
om zou hij het niet accepteren als een
edelmoedig gebaar, gemaakt in alle
onschuld
Hij pakte de thermosfles uit de mand.
Joanna had hem gegeven, dus wilde
hij op haar gezondheid een bekertje
koffie drinken. Hij schroefde de dop
los, trok de kurk eruit, nam een be
kertje en schonk.
Er gebeurde niets. De thermosfles
was leeg. Er kwam geen druppel uit.
Hij probeerde het Broodtrommeltje,
met een heel ander gevolg. Dat was
loodzwaar, maar toen hij het open
maakte, merkte hij dat het vol grint
zat. Vuil grint.
(Wordt vorvolgd)