PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer INVENTUM^^ KREGEN EEN KERSTBOOM OOK DE OUDE VROUWTJES DONDERDAG 24 DECEMBER 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 9 Russische astronomen hebben een automatische elektrische bellchtingsme- ter voor telescopen geconstrueerd, waar mee men grote rode sterren wil observe ren. Het nieuwe Instrument vereenvou digt de lichtmeting van de sterren en de bepaling van hun grootte tientallen ke ren en men kan er een programma van 200 verschillende en tevoren ingestelde lichtmetingen achtereen mee afwerken. (Advertentie) Oud-secretaris van „Groene Kruis" overleden Op 80-jarige leeftijd is maandag te Epe overleden ds. J. Beijerman, eme ritus-predikant van de remonstrant se broederschap en oud-secretaris van het hoofdbestuur van de Neder landse vereniging „Het Groene Kruis". Ds. Beijerman werd op 20 augustus 1S79 te Leiden geboren. Hij studeer de theologie aan de rijksuniversiteit te Leiden en het Remonstrants se minarium te Leiden. In 1903 werd hij proponent en op 24 juli 1904 werd hij te Meppel in het predikambt be vestigd. Met ingang van 23 februari 1930 werd hem op zijn verzoek eer vol ontslag uit het predikambt ver leend, in verband met zijn benoe ming tot secretaris van het hoofdbe stuur der Nederlandse vereniging „Het Groene Kruis" en directeur van haar centraal bureau te Utrecht. De ze taak heeft ds. Beijerman tot 1 september 1942 vervuld. pers komen en het wacht nog als de middag al weer grijs wordt fin zélfs de. reu zen van dennen zijn weg gehaald. Jüaarten! Maar ten'!", ruist het toompje naar de jongen, die al niet eens meer bomen verkoopt, maar bezig ia de losse naalden en takjes van het trottoir te vegen. ^Taarten, vergeet je me niet!" „Maarten, vergeet je je boompje niet?", roept ook de vader van Maarten, die de laatste grote reus naar een klant gaat brengen. Maarten kijkt op en ook het dennetje rekt zich: Wat zal Maarten zeggen? Hij loopt naar zijn vader toe en vraagt: „U meende dat toch, hé, dat ik er mee mocht doen wat ik zelf wil de? Ik heb een plannetje ziet U!" „Natuurlijk, jongen", knikt zijn vader en dan verdwijnt hij met de reuzenboom. Het dennetje is gerust; Maar ten is het niet vergeten. Hij heeft een plannetjeAls het trottoir is aangeveegd en als Maarten de laatste losse takken heeft ver kocht, neemt hij zijn boom pje op de rug. Waar gaat hij heen? Het boompje weet het niet en het merkt al gauw dat Maarten het zelf ook niet weet, want telkens staat hij ergens stil en kijkt naar binnen door ramen of brievenbussen. „Hier", fluistert het boom pje op zijn rug, „hier ziet het er gezellig uit. Er zijn iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii vol blinkende dingen voor bij. „Maarten, Maarten, we moeten opschieten", ruist het boompje, „het is al bij na donker!" Maarten staat stil en opent een deur in een drukke straat. Aha denkt het boompje, „nu ko men we in een huis!" Maar nee, het is alleen een poor tje, waar ze doorgaan. Het komt uit op een pleintje, waar het na de drukte van de straat opeens héél stil is. In een vierkant staan iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii ninniiiiiiii hofje schuiven hun gor dijntjes dicht en zitten bij hun tafel te denken aan vroeger, aan kerstfeest thuis: aan kamers met lichtjes en kinderen, aan blinkende dingen, aan kaarsjes en kerstboompjes. „Jammer" denken ze, „jam mer dat onze kamertjes zo klein zijn". En ondertussen heeft Maar ten zijn boompje geplant; precies middenin het veldje staat het en naar alle kan ten van het pleintje strekt het de takken. tje niet, dat met een vaart je wegschiet nu hij weet dat zijn boompje op de mooiste plek van de wereld staat. „Vrolijk kerstfeest", roepen de oude vrouwtjes aan de ene kant van het plein. „Vrolijk kerstfeest", roepen die van de overkant. „Hoe kan het anders dan vrolijk zijn met zo'n mooi boom pje voor je deur?", roepen ze aau de derde kant terug. „Vrolijker en mooier dan ooit", knikken die van de vierde kant. Mies Bouhuys. Illlllllll!l!ll!llllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllllll[[[||inilllllllllllllllllllllllllllll!ll!llllillllill!llllllllll!lllllllll|[l!lllllll!lllll|||||[|[!!ll|]||||lj|l| HOOG EN LAAG WATER 25 december nap 4- nap nap nap uur meter uur meter uur meter uur meter Vlissingen 9.21 1.48 22.05 1.56 3.09 1.39 15.55 1.73 Terneuzen 9.47 1.66 22.31 1.74 3.30 1.55 16.19 1.89 Hansweert 10.08 1.80 23.02 1.88 3.59 1.69 16.47 2.03 Zierikzee 10.17 1.16 23.08 1.41 4.00 1.09 16.36 1.46 Wemeldinge 10.46 1.34 23.32 1.61 4.08 1.33 16.45 1.71 26 december Vlissingen 10.31 1.60 23.13 1.66 4.19 1.45 17.06 1.79 Terneuzen 10.59 1.77 23.40 1.83 4.44 1.61 17.33 1.96 Hansweert 11.28 1.91 5.15 1.75 18.03 2.09 Zierikzee 11.38 1.23 5.14 1.19 17.43 1.49 Wemeldinge 12.06 1.44 5.19 1.44 17.57 1.78 27 december Vlissingen 11.34 1.80 v 5.32 1.59 18.09 1.90 Terneuzen 12.02 1.96 6.01 1.76 18.40 2.07 Hansweert 0.16 1.97 12.35 2.10 6.34 1.89 19.11 2.20 Zierikzee 0.25 1.48 12.49 1.34 6.21 1.30 18.47 1.52 Wemeldinge 0.51 1.70 13.14 1.57 6.34 1:56 19.01 1.81 28 december Vlissingen 0.06 1.81 12.24 2.04 6.31 1.75 18.59 2.02 Terneuzen 0.34 1.97 12.52 2.19 7.03 1.92 19.32 2.19 Hansweert 1.12 2.09 13.31 2.32 7.37 2.05 20.05 2.32 Zierikzee 1.26 1.55 13.48 1.46 7.19 1.41 19.35 1.53 Wemeldinge 1.50 1.79 14.10 1.71 7.31 1.67 19.51 1.83 1361. De brave Caripa-chief zat eerst wel wat met de ogen te knipperen, toen zijn blanke vriend hem de on derdelen van het plan uit legde. Maar na verloop van tijd begreep hij toch wat er van hem verlangd werd, en dus kon Arend met een ge rust hart vertrekken om te rug te keren naar de Hor zel. Hij wist dat het geen eenvoudige opgave was om moederziel alleen die moei lijke tocht te ondernemen. Bovendien had hij een on bedaarlijke behoefte aan vers voedsel, inplaats van de eentonige sythetische ta bletten, die kapitein Marc had meegegeven. Maar het zou ditmaal niet zo lang duren als op de heenreis, toen zij nog helemaal niet wis ten wat hen te wachten stond... In een flink tempo trok onze piloot door de dreigende stille jungle, die de vallei bedekte en weldra be reikte hij het grillige randgebergte. Nu hij eenmaal wist, waar de niet al te ijverige wachtposten zich bevonden, kon hij op gemak kelijke wijze aan hun aandacht ontsnappen en ongehinderd de grote krater verlaten. De eer ste etappe lag achter de rug. fluistert het kleine boom pje tegen de anderen, „hij mag met me doen wat hij wil". „Je hebt geluk ge had", ritselen de andere boompjes terug, „hij zal vast het mooiste plekje van de wereld kiezen om jou neer te zetten. Wie weet kom je wel in een paleis of een kasteel, klein boompje". ie weet, wie weet", ruisen ook alle ande ren. Het boompje zelf lacht verlegen en zegt: „we zullen wel zien. Ik wacht maar af." Op de weg waar ze rijden wordt het drukker; auto's, motorfiet sen en brommers razen voorbij; de stad nadert. Daar zijn de eerste huizen al, de winkels, waarvoor mensen staan, die zich om draaien om de bomenwa- gens te zien. ,fKijk, daar zijn de kerstbomen.' Nu wordt het druk op het bomenplein!" Ja, het hele plein is al groen als de wagens komen aamijden. Het kleine den- neboompje dat helemaal bo venop ligt, vertelt de ande ren over wat het ziet. Over de grote reuzen die tot de dakranden van de huizen komen met hun top en over de kleuterboompjes van één turf hoog die op een houten voetje vooraan staan op het trottoir. En even later staan zij zelf tussen al die vrienden uit vreemde bos sen en vertellen ze elkaar over wat ze op him reis ge zien hebben. Maarten heeft zijn kleine boompje niet vergeten. Een sliertje zil verpapier, dat hij op straat gevonden heeft, doet hij als een vlaggetje in de top. Zijn eigen boompje mag niet zo maar verkocht worden; hij wil er zelf iemand voor uit kiezen. Het boompje vindt alles goed; het is reuze gezellig op het plein en het is blij dat het er een paar dagen kan blijven staan om naar de mensen te luisteren en te kijken. Iedere dag ko men er meer kopers en langzamerhand kun je zien dat de rijen langs de mu ren van het bomenplein dunner worden. „Nog drie dagen, dan is het kerst feestnog tweenog tweenog één", telt het boompje en het buigt zich een beetje naar voren om op Maarten te letten. ik heb een plannetje, ziet U Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!llll!llllllillllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!!lllllllllllllllll!lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillll!lllllllll|ll ....rijden de kerstboom wagens naar de stad. Stemmen.... zo maar stemmen op een heel stille, heel grijze decembermorgen in het bos. De bomen ritselen verbaasd; in de zomer zijn stemmen niets bijzonders. Van vroeg tot laat hoor je dan lachen, zingen en praten op het mos, op de paden en zélfs in de bomen. Maar nu, in december, nu alle bomen kaal en zicart staan, nu de stilste tijd van het jaar is begonnen, is dat iets ongewoons. Alleen de heel grote, heel wijze bomen, zoals de beuken en de eiken verroeren zich niet. In hun stam en takken onthouden ze alle dingen die ze jaar op jaar in het bos hébben zien gebeuren. En ook nu weten de eiken en beuken wat er komen gaat. ,,'t Is niet voor ons", ruisen se tegen de dunne berlcéboompjes, die van top tot teen staan te trillen, let maar op. Het gaat om de dennetjes". Nog voor ze de mensen, die bij de stemmen ho ren, hebben gezien, is het al van boom tot boom gegaan: „de mensen zijn er om de dennetjes te ha len". Trots richten de grote en kleine dennetjes zich op. Ze weten het: voor hen al leen zijn de mensen hele maal uit de stad gekomen met auto's en wagens. Ze weten het: hun groen is nu op z'n mooist en alle geu ren van het bos hangen in hun takken. Ze weten het: nu zijn denneboom af; ze worden kerstboom! Opgewonden ristelen ze over de avonturen die ze nu tegemoet gaan: de reis op de wagens, het gezellige staan op het bomenplein met nog veel meer denne tjes uit alle hoeken van het land en dan... dan komt het pas! Die ene man of vrouw, dat jongetje of meisje, dat een hand zal uitsteken en zal zeggen: dié daar! Dat boompje! En wat er daarna komt zal misschien wel het heerlijkst van alles zijn: versierd worden en het middelpunt zijn van een kamer voor kerstfeest. Ze hebben het zó druk dat de mensen al vlak bij ze zijn voor ze er erg in heb ben. De mannen staan in een kring; ze snuiven de lucht van de dennen op en sommigen steken hun neus in al dat prikkelende groen. „Ze staan er mooi bij", knikken ze en dan begin nen ze. Nee, ze doen niet ruw of wild, ze kennen hun vak en houden van de bo men waarmee ze straks op reis zullen gaan. Er is ook een jongetje bij; vorig jaar al en zelfs het jaar daar voor heeft hij aan zijn va der gevraagd of hij mee mocht op de kerstbomen- tocht. 7 wee keer heeft zijn va der het hoofd geschud? en gezegd dat hij daar nog te klein voor was. Maar nu, het derde jaar heeft hij geen nee geschud en op stevige laarzen net als zijn vader heeft, is Maarten met de kerstboom mannen meegekomen. Na tuurlijk moet hij eerst het vak nog leren en goed toe kijken bij wat zijn vader en de anderen doen, maar hij is erbij en dat i-s toch al heel wat. Het werk gaat vlug; bijna alle bomen die de boswach ter heeft verkocht liggen op de wagens. Nog één keer gaat Maartens vader terug met Maarten achter zich aan natuurlijk. „Vader, dat kleine boompje daar wijst Maarten, „moet dat blijven staan?" „Je hebt gelijk, jongen. Dat had ik bijna over het hoofd gezien", lacht zijn vader. „Weet je wat laat jij maar eens zien of je het vak al een beetje kent. Dit wordt jouw boompje. Doe er maar mee wat je wilt". Maarten heeft een kleur van trots; even voorzichtig als hij het de andere kerstboomman nen heeft zien doen, haalt hij het boompje uit de grond en legt het boven op de wagen. Dan slaan de portieren dicht, de motors ronken en in een lange stoet rijden de kerstboom wagens naar de stad. „Ik hoor van Maarten", Geen droom, geen droom", ritselt het boompje, „kijk maar eens wie daar in het poort je staat, vlak onder de gro te bel". Maar de oude vrouwtjes héb ben alleen maar oog voor de kaarsjes in hun eigen boompje. Ze zien het jonge- Hij zal het toch niet ver geten zijn? Hij heeft het zo druk met bomen verkopen en hij loopt zó vaak voorbij het boompje met het zilve ren vlaggetje, dat het echt wel lijkt alsof hij er niet meer om denkt. De andere bomen beginnen nu weg te vliegen; tien, twintig in een uur wel, gaan met de men sen mee. Wéér wordt het avond, weer valt de stilte over het plein, wéér laten de kerst boommannen en Maarten hun bomen alleen en weer telt het kleine boompje wie er nog over zijn: een paar heel grote reuzen, een paar niet zo erg mooie boompjes en nog wat klein grut op de rand van het trottoir. Het boompje zucht en denkt aan alle vriendjes die ver dwenen zijn en aan hun vrolijke woorden: „je hebt geluk gehad. Je komt vast op het mooiste plekje van de wereld". Maar toch geeft het de moed nog niet op; „we zullen wel zien", ruist het boompje. „Af wachten maar." Het wacht de hele nacht, het wacht in het eerste licht van de morgen, het wacht als de eerste ko- héél oude, heel kleine huis jes om het grasveldje in het midden. ,Jkaar Maarten", zegt het boompje ,jzie je dan niet dat al die kamer tjes veel te klein zijn voor een kerstboompje? Die oude vrouwtjes daarbinnen zouden zich niet meer kun nen bewegen!" Het lijkt of Maarten voor de eerste keer zijn boompje verstaan heeft. „Juist", zegt hij de kamertjes zijn te klein, lichtjes en kinde- ren zijn er ook niet, geen glanzende tafels met zilver dure bloemen en glimmende dingen. Hier hoort mijn boompje." Het is helemaal donker als hij naar het midden van het grasveldje loopt; de oude vrouwtjes van het „geen droom, geen droom", ritselt het boompje. Op die takken zet Maarten nu de kaarsjes die hij in een doo3 heeft meege bracht. Eén voor één steekt hij ze aan en als hij dat gedaan heeft, loopt hij op zijn tenen naar de grote koperen bel, die in het poortje naar het hofje hangt: hij luidt en luidt die bel alsof het een kerstklok is. Huisje aan huisje gaan aan vier kanten van het pleintje de gordijntjes op zij. Oude vrouwtjes knip peren met haar ogen of slaan de handen in elkaar. Dromen ze? Tóch een kerstboompje? Een glan zend groen dennetje dat blinkt van de lichtjes vlak voor hun raam? Maar Maarten loopt door „was het niet mooi ge noeg?", vraagt het boom pje op zijn rug. Maarten geeft geen antwoord. Weer staat hij stil. Nu voor een heel rijk huis. In de ka mers zie je de meubels glanzen, glazen en zilver flonkeren op witte tafels, die versierd zijn met de mooiste bloemen. „Hier", fluistert het boompje, „hier moet het heerlijk zijn. Dit lijkt wel zo'n kasteel of palels waar de andere bo men het over hadden". Maarten geeft geen ant woord en loopt weer door, huizen met lichtjes, huizen met kerstbomen en huizen I/ Verrijdbare warmte elektrische heteluchtkachel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 17