EENZAAM LAND VAN RIET EN WILGEN
export....
Schoppenstelen voor
Drenkeling „tfragling" werd
gesloopt en wederopgebouwd
Alle boten heten Grienduil
langs de oude maas, niet ver
van de grote stad, ligt
een stil domein
van griendwerkers....
Van Rotterdam uit is het maar een
heel klein eindje naar de oever van
de Maas. In het land van de Koe-
dood zijn zelfs gemakkelijk de hui
zenblokken te zien van de stads
wijk Pendrecht. Stad en wildernis
liggen naast elkaar. Toch heeft de
stad die wildernis nog in geen enkel
opzicht aangetast. Langs de rivier
liggen de grienden nog in hun in
drukwekkende pracht verloren in
de stilte.
Vogels hebben in het riet en tussen
de wilgen het rijk nog alleen. Zij
leiden er een onbezorgd leventje,
dat alleen maar wordt gestoord als
de griendwerkers eens in de zoveel
tijd hun oog op een bepaald stuk
van de griend laten vallen.
Vlak bij de stad. Toch blijven de
grienden een onontdekt stuk land.
De mannen, die er werken, vragen
zich af hoe lang nog. Want zij heb
ben gelezen, dat er plannen zijn
om van hun gebied een uitgestrekt
recreatie-complex te maken voor
de mensen van de stad. Maar voor
lopig werken zij rustig door. Zij
snijden riet en hakken hout
clale industrieën, die alleen maar
schoppenstelen maken. Een paar
jaar geleden ben ik er eens met
de auto naar toe gereden. Ik
kwam er toen achter, dat er in
die handel een mooi centje te ver
dienen viel", vertelde Kraayeveld
me onderweg.
„Nou viel het niet mee om er tus
sen te komen. Het zat namelijk
zo: wij van de griend leverden de
wilgen aan groothandelaren en
die groothandelaren verkochten
dan verder naar het buitenland.
En de grote winst zat in de ex.
port. Enfin, ik ben toen maar be
gonnen mijn eigen hout naar
Duitsland te sturen. Even ging
het goed.... toen kreeg ik een
brief: ik moest er mee ophouden
omdat ik geen vergunning had.
En om een vergunning te krijgen
moest ik examen doen".
De groothandelaren konden de ac
tiviteiten van Kraayeveld niet
bijster waarderen. Het zat dus
wel even moeilijk met het exa
men. Maar Kraayeveld heeft wat
dat betreft een harde kop: hij
werkte zich bijna ondersteboven,
maar van heel de handel had hij
dan ook alles wel onder de knie
toen hij voor de examencommissie
zat. Met het diploma zat het toén
wel goed en met de vergunning
ging het al niet anders. Sinds
dien exporteert hij schoppenste
len.
Lekker ruw
Waarom, vroeg ik hem nog, ma
ken ze die stelen alleen maar van
wilgenhout Hij zei: Omdat wil
genhout nu eenmaal het beste
hout is. Vraag het aan elke boer
en hij zal zegen: geef mij maar
wilgenhout. Dat blijft lekker ruw
in het gebruik. Als je nou 'es bij
voorbeeld eikenhout zou nemen
dan wordt dat na een poosje glad
in je handen. Dan heD je geen
weerstand meer in je werk en dan
wordt het verdraaid lastig om er
lang mee te scheppen.
In de griend wordt het wilgenhout
eens in de vier jaren gehakt. Het
hout is dan meters lang en net
dik genoeg voor de produktie van
schoppenstelen. Lang en recht
zonder één hinderlijk zijtakje.
In een „Grienduil" voeren Kraaye
veld en ik urenlang door zijn
grienden. Af cn toe gleed zijn
hand door het riet, dat dik en ste
vig uit het water opstak. Af en
toe ook stapten we aan land op
een brokkelig dijkje: Kraayeveld
ging zijn bezit inspecteren. Een
volmaakte rust hing tussen riet
en hout gevangen. Een rust, die
slechts werd onderbroken als een
eend kwetterend opvloog van zijn
nest.
„We hebben deze zomer nogal
wat last gehad van koeien",
zei Kraayeveld. „Die lopen
achter de grienden in de wei
en toen daar door de droogte
feen gras meer wilde groeien
regen die beesten honger. Ze
De griendeen wildernis van
riet en hout. Kreken en grep
pels doorsnijden het land. Zij
zijn voor de griend een levens
voorwaarde, want vóór alles
moeten het riet en het wilgen
hout het hebben van het water.
VJ
liepen de griend binnen en ze
hebben nogal wat takjes van
de wilgen afgevreten. Je kunt
het» overal duidelijk zien: op
de plaats waar de wilgen zijn
afgebroken komen zijtakjes
uitschieten. Dat hout is daar
door waardeloos geworden
voor de fabrieken van schop
penstelen. Je kan nu wel gaan
klagen, maar je kan er de boe
ren toch ook niet scheef om
aankijken. Het enige wat we
konden doen was een beetje
wacht lopen in de griend en
als we een koe tegenkwamen
brachten we het beest maar
weer terug in de wei".
Geen model
We kwamen via een schilderach
tige kreek bij het stuk land, dat
volgens Kraayeveld een paar jaar
geleden nog een „gribus" was. En
nog is het geen model-gebied:
voor het zover is zal er nog het
een en ander moeten gebeuren
Men is in elk geval begonnen met
het leggen van een dijkje rond de
griend en daardoor is het nu al
mogelijk de waterstand te rege
len. En dat is voor elke griend
een eerste levensvoorwaarde.
„Toen onze dragline een paar da
gen gemist kon worden uit de
aannemerij hebben we de machi
ne op de „Grienduil" gezet en
Van alle eenzame grienden langs de Oude Maas liggen de allereen-
zaamste stukken op het Beereiland. En uitgerekend op die plaats
gebeurde het. Op een winteravond, toen het al donker was, pro
beerde een koppeltje griendwerkers uit de ploeg van Kraayeveld
een dragline op een motorboot te zetten.
De machine had die dag in de griend gewerkt aan een dijkje bij
de rivier. En 's avonds moest zij terug naar het opslagterrein bij de
Koedood-haven. Het was koud en de mannen wilden zo gauw mo
gelijk naar huis.
Niemand zal kunnen zeggen hoe het gebeurde. Maar opeens gleed
de zware dragline een beetje te ver naar de rand van de boot. Er
klonk geschreeuw, maar op dat ogenblik viel er niets.meer te red
den. De dragline gleed nog verder door, de boot begon zware slagzij
te maken en de kostbare, zware machine plonsde te water.
Op het Beereiland leiden geen wegen door de griend. En het water
van de kreken is niet breed. De dragline immers lag in het een
zaamste stuk van al het land dat Kraayeveld zijn eigendom kon
noemen. Het was niet mogelijk om er een kraanwagen heen te
brengen en evenmin was het mogelijk om van de rivier af met
zwaar materiaal bij de kreek te komen. Experts van de verzeke
ring, die de volgende dag een onderzoek kwamen instellen, zeiden
dan ook, dat de dragline verloren was. Het zou niemand lukken
haar ooit nog eens in de bewoonde wereld te brengen.
Die experts rekenden echter buiten de waard- De mannen van de
grienden dachten er anders over. Niemand?, dachten zij bij zich
zelf. En wij dan?
De mannen van Kraayeveld voeren met andere bootjes van de
vloot naar het Beereiland. En daar, staande in de modder, gingen
zij aan het werk- Stukje voor stukje sloopten zij de dragline voor
zichtig uit elkaar. Alle onderdelen werden over de rivier naar de
thuishaven gevaren. Na verloop van tijd lag heel de dragline in
onderdelen op de wal. Hot ging om dc eer. Op geld werd minder
gekeken. En de mannen van de griend kregen hun zin: de experts
kwamen met bedremmelde gezichten kijken toen uit die onderdelen
de machine weer als nieuw werd opgebouwd. Zij werkt nog altijd
In ganzepas liepen we over een brokkelig dijkje en ineens
hoorde ik hem zeggen: Een jaar geleden was het hier een
smerige „gribus". Hij brak een takje af van een uitgegroeide
wilgenstruik en hij zei ook: Ze beweren, dat Kraayeveld sta
pelgek is, omdat hij z'n goeie geld in de griend gooit.
Een paar uur tevoren had ik hem ontmoet in zijn kantoor in
het land van Koedood bij Barendrecht. Daar begint, vlak bij
de uitlopers van de stad, de wildernis van de griendstroken
langs de Oude Maas. In dat kantoor leidt hij met twee broers
zijn bedrijf. Een aannemingsbedrijf en een handel in riet en
wilgenhout.
Er hingen kaarten aan de muur van het Brielse Meer -
Kraayeveld legt daar, niet ver van de zeedam, eilandjes aan.
Er hingen ook ingewikkelde tekeningen van andere werken.
En uit de kast haalde hij een lange, witte stok. „Dat is m'n
export naar Duitslandschoppenstelen. Ze komen van de.
wilgen uit de griend".
In dat bedrijf wordt een beetje geld verdiend. En Kraayeveld
gooit een deel van zijn winst in een verwaarloosd stuk rim
boe langs de Oude Maas. Hij bezit daar veel land, dat dik be
groeid is met riet en wilgen en dat laatste stuk kocht hij er
een poosje geleden bij. Het was, om zijn eigen woorden te ge
bruiken, een smerige „gribus" en Kraayeveld heeft er nu ple
zier in om er een mooi stukje werkgebied van te maken.
Niet ver van zijn buis ligt zijn
eigen haven met de blauw ge
schilderde bootjes. Soms komt er
een sportvisser uit de stad met de
vraag of hij zo'n bootje wil ver
huren. Dan haalt Kraayeveld de
schouders op en zegt „nee". Want
hij heeft het niet op vreemden die
in zijn paradijs met boten aan
het „duvelen" gaan. „Ze betalen
een paar centen en achteraf krijg
je misschien in de gaten, dat ze
voor guldens kapot hebben ge
maakt".
Alle boten heten „Grienduil", het
zijn roeiboten en open pramen
met een motor achterin. Dag in
dag uit varen zij in de kreken en
sloten van de Oude Maaser
worden koppels griendwerkers
naar hun werk gebracht, er wordt
ook riet en schoppenstelen naar
de opslagplaatsen gevaren.
„Vroeger werd er uitsluitend ge
roeid. Mijn vader, die oorspronke
lijk van Sliedrecht kwam, ging er
's avonds nog wel 'es op uit. Een
beetje riet halen, zei hij dan te
gen m'n moeder. En die wist het
dan wel: ze zou vader pas de an
dere dag terugzien. Hij voer met
de stroom mee naar de griend,
laadde daar de schuit vol en liet
zich met een kerend tij terugdrij
ven naar Barendrecht of naar
Beijerland om daar zijn vracht te
gaan afleveren. En als dat dan
gebeurd was roeide hij tegen de
stroom op naar huis. Eén tochtje
per nacht.... en 's morgens vroeg
hoorde je m'n thuiskomen".
Jong geleerd
De zoons van die oude Kraayeveld
kwamen vanzelf ook in 't bedrijf.
In het seizoen bleven ze nogal 'es
weg van school om mee te kunnen
helpen in de griend. Ze trokken
mee met de koppels en net als de
"i
Riet uit de griend wordt „ge
kamd" en schoongemaakt vóór
het door de griendwerkers in
stevige bossen in bergen wordt
opgestapeld.
grote mannen stonden ze in het
hartje van de winter als het
vroor dat het kraakte met een
bloot bovenlijf in het water van
de rivier.
Met een riethaak sneden ze ein
deloze rijen riet af en met de rïjs-
haak gingen ze de wilgen te lijf.
Dat is nog steeds hard werk
als je er nog maar net mee be
gonnen bent slaat de damp van je
lichaam af. „We stonden gewoon
te stomen", noemde Kraayeveld-
dat. „We gooiden onze jas uit ën
onze trui.En we hadden helemaal
niet in de gaten, dat de vogels bij
wijze van spreken doodvroren in
de bomen".
Het werk in de grienden gaat
van vader op zoon. Zo ging het
tenminste vroeger. Tegenwoor
dig zeggen de zoons, dat de
griend naar hun mening best
mag afbranden: ze leren een
vak op de technische school en
vertrekken naar de fabriek,
waar ze vaste werktijden en
vast loon krijgen. En waar ze
in de winter beschut zijn.
Daarom wordt het moeilijk om
mensen te vinden, die er met
de rijshaak en de riethaak op
uit trekken.
Er kwamen in de afgelopen jaren
nog wel koppels uit de buurt van
Spijkenisse naar de Oude Maas,
maar dat wordt minder naarmate
de industrie in het Botlek-gebied
en het werk aan Europoort vor
dert.
Er zijn anderen, zoals de zoons
van de oude Kraayeveld, die niet
bereid waren precies in de voet
sporen van hun vader te stappen.
Maar zij zwoeren de griend toch
niet helemaal af; zij worstelden
zich trapje voor trapje naar bo
ven op de ladder van het bedrijf,
zij werden ondernemer, hande
laar, Zij werden de koningen van
de griendlanden en doen zaken in
het groot. Zelfs zaken met het
buitenland.
„Het lange wilgenhout wordt ge
bruikt om er schoppenstelen van
te maken. Het wordt geleverd
aan Duitsland. Je hebt daar spe-
Een der toepassingen van het rijshout: een zinlcstuk wordt in het
kader van verstevigingswerkzaamheden aangebracht voor de Vlissingse
boulevard.
hier naar toe gebracht. Zo is die
dijk ontstaan. We hebben in die
dijk een paar kokers gelegd, zo
dat de griend niet helemaal van
de rivier is afgesloten. En nu
kunnen we de waterstand prach
tig regelenin de kokers zitten
de kleppen, die bij hoog water
automatisch dichtslaan. Het land
kan dus niet meer verdrinken".
In de griend waren mannen
aan het werk. Ze zeiden:
„Moge, Arie", want in het land
van de Oude Maas noemen ze
elkaar bij de voornaam.
„Móge Arie, we krijgen 'm
wel goed". Ze staken hun
schoppen in de grond en keken
met kennersogen tussen de
wilgen door naar een kaars
rechte blubbergroef, die ze in
de griend hadden uitgespit. Zo
zullen er hele rijen komen:
smalle slootjes voor de afwa
tering. Het gebeurt allemaal
met de hand en het kost een
paar centen.
De mensen zeggen, dat
Kraayeveld gek is, maar
Kraayeveld laat de mensen
praten. Hij steekt een deel van
zijn winst in zijn eigen land.
Het is nu eenmaal' z'n hobby
en daarom is het voor hem
niet belangrijk of dat geld er
nu pas over tien of twintig
jaren uit zal komen en ook is
het niet zo heel belangrijk als
het er misschien nooit hele
maal uit zal komen.
„Voor hem is de hoofdzaak,
dat de „gribus" verdwijnt.
Over een paar jaar zal 'het
zover zijn
Hard bedrijf
In de boot lagen wat gereed
schappen: een paar rijshaken en
een paar riethaken. „Moet je 'es
voelen met je hand", zei Arie
Kraayeveld en ik gleed met mijn
vinger langs het staal. Het was
scherp als een scheermes. „Goed
spul", liet hij zich ontvallen. „Het
is alleen jammer, dat er nog maar
weinig smeden zijn die zoiets kun
nen maken".
Met dat gereedschap trekken de
griendwerkers er tegen de winter
op uit. Zo in oktober begint voor
hen het seizoen. Elk jaar snijden
ze het riet af, eens in de vier
jaar het wilgenhout. En wat ze
overdag verzamelen wordt 's
avonds per boot naar de opslag
plaatsen gebracht.
Het is een werk, dat in de een
zaamheid wordt verricht. Ver van
de bewoonde wereld gaan de
friendwerkers in de kreken langs
e Oude Maas aan het werk. Bij
laag water snijden ze het riet,
bij laag water ook hakken zij het
hout-
Het is tij-werk. Het komt wel
voor, dat er dagenlang geen spat
kan worden uitgevoerd door het
hoge water. Het komt ook wel
voor, dat er in één winterdag
slechts een uurtje kan worden
gewerkt. Dat valt in de winter bij
vorst niet meer... en het valt he
lemaal niet mee om met je voe
ten in het ijskoude water te
staan... urenlang om met je haak
het riet weg te snijden.
Arie Kraayeveld denkt nog wel
eens terug aan zijn jonge jaren,
toen hij met zijn vader mee de
griend inging. Ik geloof niet. dat
bij ooit naar die tijd terugver
langt. Ik geloof óók niet, dat de
jongeren die naar de fabriek zijn
gegaan in ernst kunnen denken
aan een terugkeer naar de griend.
Eenzaamheid
Zolang het licht is wordt er ge
hakt en gesneden. En op kou of
storm wordt niet gelet. „Uitvrie-
zen" is er in de griend niet bij en
over „regenverlet" wordt niet
gepraat. „Het is een hard bedrijf",
zei Kraayeveld.
„Je zit verloren in de eenzaam
heid. Vaak sta je in het water,
vaak moet je uren wachten tot
het tij een beetje gunstig is. En
's avonds na je werk moet je het
hout of het riet met de boot naar
de wal varen".
De „Grienduil". („Ik vind het een
mooie naam voor de boot, want
die naam slaat nou precies op het
werk dat we er mee doen")
gleed uit de kreek terug naar de
rivier, langs het oude zalmbedrijf
en vervolgens dwars over naar de
kant, waar tussen de wilde be
groeiing van de griend ergens een
opening ligt: de mond van
Kraaveveld's haven. Bijna alle
grienden langs de Oude Maas zijn
van hem en van zijn broers, z
„En wat doe je nou met al dat
riet en al dat hout?" vroeg ik
hem toen de boot langzaam naar
de kant dreef. „We leveren", zei
hij, „aan tuinders en aan de bou
werij. Rietmatten voor de bedrij
ven in het Westland en riet om er
daken mee te bedekken. En het
wilgenhout wordt gebruikt in de
waterbouw, voor de zinkstukken
bijvoorbeeld. Ook bonenstaken
komen uit de tonnen, maar in die
handel zit de klad sinds ze overal
zo'n beetje zijn overgegaan op
ijzeren hoepels. En dan vanzelf
nog de schoppenstelcn, maar daar
weet je nou zo langzamerhand al
alles van".
Bij het kantoortje zei ik hem
goeiendag. Zijn broer riep hem
naar binnen aan de telefoon. Dat
zal dan wel weer'de eens of an
dere handel zijn geweest.