Puzzel-rubriek 2> TEKKO TAKS en de Atoompantoffels e wmi ZATERDAG 7 NOVEMBER 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19 /VVWW^\\\WA\WWW/WVVVWV^ Op de weg van hier naar ginder woei de wind recht op me aan. Hu, blies hij, geef mij je petje Petje wegBij mij vandaan. Op de weg van hier naar ginder woei de wind recht op me aan. Hu, blies hij, geef mij je jasje Jasje weg.... Bij mij vandaan. Op de weg van hier naar ginder woei de wind recht op me aan. Hu, blies hij, geef mij je broodje Broodje weg.... Bij mij vandaan. Hu, blies hij, geef mij je vriendje. Ho, zei ik, dat zal niet gaan Petje, jasje, broodje mag je nooit laat ik mijn vriendjes gaan. Mies Bouhuys VWVVVWWWVVWWWAWWVVVW prinses De bladeren vallen in do herfst bij duizenden. Er werken dan veel gro te mannen om al die bladeren van de grond te vegen omdat het dan an dera zo'n rommel wordt in de ste den. In het veld laten ze die bladeren liggen, omdat het goed is voor de grond en zo. Flop wandelde op zeke ren dag.door het park en hij zag een man aan het werk. „Zeg Flop'T riep de man, „Wil je, een lollie verdie nen Daar was Flop natuurlijk voor te vinden. Hij ging snel aan het werk, terwijl de man op een bankje ging zitten kijken. Wat een ontzet tende luie man was dat. Zo dacht Flop er ook over, maar het vooruit zicht een lekkere lollie te krijgen, hield hem aan het werk en binnen geen tijd was hét hele grasveld van bladeren ontdaan. Fijn gedaan", de luie man. „Nu kan ik tegen mijn baas zeggen, dat ik klaar ben en dan ben ik vandaag vroeg thuis". Flop liep likkend aan zijn lollie verder. Maar ach wee, wat verschrikkelijk erg. Een grote windvlaag kwam plotseling opzetten.... Nu kon die luie man weer opnieuw beginnen. Net goed, hé! „Lieve hind", zei de koning tegen de prinses, die hem hielp regeren omdat hij al zo oud was, „lieve kind, de mensen moeten ook eens een potje kunnen breken. De boog kan niet altijd gespannen zijn". Daarmee bedoelde de koning dat zijn onderdanen best eens een jeestje mochten houden, best eens muziek mochten maken op straat of lékker lui op een bankje zitten in plaats van dag en nacht te werken zoals de prinses dat wilde. Maar de prinses wilde niet luisteren. Zonder dat de koning ervan wist liet ze in het hele land bekend maken dat er géén feestjes mochten worden gevierd, ook geen verjaardagen, dat er geen liedjes meer gezongen mochten worden, ook niet op school, dat lachen nergens voor nodig was en dat wie al die dingen toch deed uit het land zou worden gezet. Toen de onderdanen van de oude koning het bevel van de prinses lazen, werden ze bleek- Het waren heel ge wone vrolijke mensen, die best van hun werk hielden, maar die ook nog wel eens iets anders wilden dan al tijd maar werken en wer ken. Maar ja, de prinses zei dat het moest en de koning was oud; daarom Welden de mensen in het land hun mond stijf dicht. Er werden geen feestjes meer gevierd, ook geen ver jaardagen, er werd niet meer gezongen, ook niet op school en er werd ook niet meer gelachen, zelfs niet om dingen, die toch erg om te lachen waren. Twee lan ge dagen en nachten Wel den ze het vol. De derde dag ging het niet meer; een klein jongetje dat de zon zag opstaan uit een bed van rose wolkjes, werd daar zo vrolijk van, dat Wj een liedje begon te zingen. Ge woon zo maar van: ,J)ag zon, ben je wakker, Ben je vrolijk opgestaan Héb je ook zo fijn gedroomd, zon f Net als ik heb gedaan?" Maar het jongetje was nog erg klein en hij kon dus niet zo goed wijs houden; daarom klonk zijn liedje net als het piepen van een klein vogeltje. Een oud mannetje, dat be zig was bloemen te snijden in zijn tuin hoorde het en moest erom lachen. „Haha", zei Wj, „hoor dat jongetje eens!" Met zijn oude schor re stem zong Wj het liedje mee, maar dat leek net het knorren van een varken. En daar moest de vrouw van de bakker weer zo om lachen dat ze haar man er bij riep. Dat hoorde de groenteman en de melk boer, die op hun benrt vrouwen en kinderen rie pen. En opeens lachte de hele straat, zong de hele straat en keek vrolijk naar de zon om het allemaal begonnen was. En dat hoorde de prin ses, die juist het paleis- raam openzette om te zien of er wel hard ge werkt werd en niet ge lachen. Ze was zo boos toen ze al die vrolijke mensen zag, dat ze er de paleiswachten op af stuurde en al die mensen en kinderen stuk voor stuk het land uitzette. Nou, en toen dat ge beurd was werd er die hele dag nergens meer gelachen, want ledereen miste de bakker, de melkboer.' de groente man, de bloemenman en hun vrouwen en kinde ren. Bovendien was iedereen bang dat hun hetzelfde zou kunnen overkomen- Ze werkten zoals de prinses wilde dat er gewerkt werd: heel hard en zonder ook maar een liedje of lach je erbij. „Ja-ja", zei de prinses, „dat weet ik nou wel vader". Met een bits gezicht ging ze weer verder met rege ren. Maar ja, er is altijd wel een morgen, dat de zon heel vrolijk uit bed komt, of een jongetje dat zingt als een piepend vogeltje of iets heel anders waar je om lachen moet. En zo gebeur de het twee dagen later dat er weer een hele straat leeg kwam te staan, omdat er gelachen was. En een week later weer een straat, en de week daarop een heel plein en na een maand was de helft van de onderdanen verdwenen omdat ze ge lachen hadden. „Ligt het nou aan mijn oude oren, kind?", vroeg de koning aan de prinses, „dat ik het buiten zo stil vind? Ik hoor nooit meer schoolkinderen lachen of een liedje zingen en die oude bloemenman die altijd zo vrolijk „mooie bloemen, mooie bloemen", riep hoor ik ook niet meer. Ligt dat aan mij?" „Dat zal wel vader", zei de prinses, „en weest U maar blij. Waar gezongen en ge lachen wordt, wordt niet hard gewerkt, dus..." „Hoho!" zei de koning, „je weet kind, de mensen moe- ook eens een potje kun- De boog kan niet altijd gespannen zijn". Maar de, lakeien, die een heel leven lang rond de troon van de koning hadden gestaan, konden al die lege straten en zure gezichten niet meer aanzien. Een van hen, de oudste, vertelde aan de koning wat er in het land gebeurde, alles vertel de hij: over het lachen, het eerste jongetje dat uit het land was gezet en de lange, lange rijen die daarop ge volgd waren. De koning schrok zo dat hij eerst niets zeggen kon. Maar na een poosje wenkte hij diezelfde lakei en fluisterde een hele poos met hem. En toen de prinses de volgende morgen opstond was het gebeurd: eerst merkte ze nog niets maar na een poosje viel zelfs haar de stilte in het paleis en daarbuiten op. Ze drukte op een bel om aan haar lakei te vragen wat dat betekende. Maar er kwam geen lakei en toen ze eindelijk opstond om een van de paleiswachten, die altijd voor de stoep stonden, te roepen, merkte ze dat er ook geen paleis wacht meer was. Er was geen mens over; iedereen die nog in het land woonde, was do nacht tevoren ach ter de draagstoel van de oude koning aan gevlucht. Weg van de stilte, weg van de zure gezichten en de lege huizen. „Ook goed", zei de prinses eerst heel dapper, maar haar stem trilde toch een beetje, want ze wist niet dat het ergens zo stil kon zijn als hét nu in haar land was. Ze ging door met re geren. Maar het ging niet goed, het lukte niet in die vreselijke stilte, waaruit ook de vogels wel gevlucht leken te zijn. Tegen de avond wist de prinses zich geen raad meer. Ze zat op het balkon van het paleis en keek over dat grote lege land vol lege huizen. Ze had de maan die net achter de wolken vandaan kwam wel willen smeken om een glim lachje of om een liedje of om wat dan ook. „Een potje breken", dacht ze, „ik wou dat ik nu een potje breken kon, zoals mijn vader altijd zei". En omdat ze toch geen raad meer wist ging ze naar de keuken, nam een stenen potje en gooide dat van het balkon af op straat. En meteen al gebeurde er iets. Een stem riep: „Wat is dat? Wat breekt daar?" ,JJiets"', riep de prinses al hélemaal blij dat ze weer een stem hoorde, „het is niets. Ik breek alleen maar een potje". Vlak onder liet balkon hoorde ze hard lachen ev een vrolijke stem zei. heenf" vroeg ze een beetje angstig. ,J)at zul je wél zien", zei de prins en toen de maan op zijn hoogst was, zei hij: ^LuisterIn de verte hoorden se vrolijk zingen en lachen. „Wat is datf" vroeg de/prinses. „Wacht maar", zei de prins, ,Piier begint mijn land". .Maar", zei de prinses, toen ze tot vlak bij die vrolijke zingende en dansende mensen gereden waren, „ik ken ze. Ik heb die gezichten alle maal wel eens eerder ge zien. „Natuurlijk", lach te de prins, ,je hele volk is bij ons op be zoek. Om eens een keer tje te lachen en een potje te breken"- De prinses kreeg een kleur, vooral toen ze zag hoe de mensen van haar schrokken. „Door gaan! Doorgaan!" riep ze en tot verbazing van iedereen nam ze de prins bij de hand en danste met hem tussen de men sen door tot vlak bij de draagstoel van de oude koning, die zat te genie ten van al die vrolijk heid om hem heen. „Maar een potje breken moet je niet alleen doen. Kom mee, prinses, als V echt een potje breken wilt". En even later zat de prin ses die zich zo eenzaam had gevoeld in de stilte op een groot wit paard, waarvan een echte prins de teugels hield. „Waar brengt U me En hoe het afliep? Och, dat kun je wel raden. De prins en de prinses trouwden en regeerden samen over het volk van gewone vrolijke mensen die allemaal hun werk deden, maar er alle maal op zijn tijd een liedje bij zongen of een potje bij braken. En het beviel ieder een best! MIES BOUHUYS. waar warmte helpt, helpt PHILIPS Intraphil beter denk daaraan ook bij' rheumatiek en verkoudheid Prijzen: 29.75 en 37.SO Nieuwe opgave: Horizontaal 1. gij, 3. vlokje, rafeltje; 7 maandstar.d, afk.; 9. muisachtig buideldier in Australië; 11. vogel; 14. middag; 16. evenzo; 18. gevangenis (Bargoens); 20. deel van het hoofd; 22. middendeel van een circus; 24. hulde; 25. de warme bronnen (baden) betreffende; 28. plakmiddel; 29. maanstand; 31. titelwoord i.e. woor denboek; 33. Lumen; 34. wier; 36. verbinding tussen twee stukken goed; 39- afgestoken heidezode: kamerplant; 42. Oud-IJslandse lite ratuur; 44. Perzië; 46. spil; 48. enge smalle; 51 windrichting, afk.; 52. in dien; 54. richting gevend; 56. beken de Duitse fabr. van elektromotoren enz. afk.; 57 kerkje; 59. klok; 60. binnenste deel van e. sigaar; 62. ri vier in Aziat. Rusland; 64. vlug; 65 het werk neerleggen; 67. Waasachti ge opzetting der huid; 68 stoomschip 69. rivier in Belg. Kongo; 70. voor voegsel van ontkennende betekenis. Verticaal: 1. jute; 2. Austral, struis vogel; 3. plaat van gebakken klei (dakbedek.; 4. luitenant; 6. dit is, Lat. afk.; 6. sneeuwschaats7. iemand die eet; 8. kameel; 10. goed, uitstekend; 12. dierenverblijfplaats; 13. zilverpopulier; 15. leesteken; 17, toonladderoefening; 19. schip van Noach; 20. Zweedse munt; 21. schaap 23. rivier in Egypte; 26. sierlijk, be- l vallig; 27. voorkomen, aspect, ach- ting; 30. vtuchtengebak van brood deeg; 32. Lama: geestel. leider d. Boeddisten in Tibet; 34. Engels bier; 35. Gem. Geneesk. dienst; 37. halm; 38. naaldboom; 41. blijft wak ker; 43. mensën, die naast ons wo nen; 45. graansoort; 47. groente; 49. s.v.p.; 50. bron; 51. ontkenning; 53. pienter, scherpzinnig; 54. modder; 55. meisjeshaam; 56. iedereen, geen uitgezonderd; 58. -tisch: rekbaar; 61. Romeins keizer; 63. met ons; 64. zie 47 verticaal; 66. nota bene; 67. wel willend lezer, Lat. afk. Alle Inzendingen moeten uiterlijk woensdagavond a.s. in het bezit zijn van de Prov. Zeeuwse Courant, Walstraat 58, Vlissingen, onder ver melding van het woord „Puzzelru briek". Prinses Irene op expositie „Paus Adriaan VI" Prinses Irene heeft donderdag in ge zelschap van freule Lam an Trip een bezoek gebracht aan de herdenkings tentoonstelling ,JPaus Adriaan VIT', die gehouden wordt in het centraal museum te Utrecht.. Zij werd rond geleid door de directrice van het mn- senm, mej. dr. M. E. Houtzager. Woensdag heeft de ambassadeur van Brazilië, J. de Sousa-Leao de expo sitie bezichtigd. KERKNIEUWS NED. HERV. KERK Aangenomen naar Benthuizen W. A. S. Laurense te Hoevelaken. Bedankt voor Zoetermeer P. J. F. Lam ens te Kamerik. GEREF. KERKEN Beroepen te Siegerswoude W. J. de Ruiter te Itskenshuizen. Er zijn altijd puzzelaars, die voor al hun vrienden en familieleden een op lossing insturen. Dan ontvangen we één originele oplossing met enkele doorslagen, waarop dan allemaal ver schillende namen staan. Zolang al die „puzzelaars in ruste" abonné zijn kunnen we er natuurlijk niets van zeggen, maar leuk is het toch niet. Iedereen moet juist persoonlijk z'n oplossing insturen, dan wordt het pas leuk. Winnaars werden deze week: De heer M. A. J. Lenselink, Noord- weg 84 te Serooskerke (W.) 5, mej. A. Rijnberg, Blauwstraat te Sint Maartensdijk 2,50, de heer van Hal, St. Annaweg 103, Sluis 2.50, de heer A. J. W. Mathijssen, Hofplein 18 te Middelburg 2,50 en de heer V. P. Gijzel, Hansweertse- straatweg 17 te Kruiningen 2,50. De oplossing is: 45. Tekko's gedachten, de volgende morgen, waren niet bij zijn werk. Hij was zoals gewoonlijk vroeg op gestaan en direct na het ontbijt de tuin ingegaan. Het werk wilde echter niet vlotten, want meestentijds stond hij stil, geleund op zijn hark, aan het komende avontuur te denken. „Nee!" mompelde onze vriend ten slotte. „Een parachute lijkt mij geen overdreven luxe om mee te nemen. Maar dan natuurlijk drie para chutes!" Vastbesloten been de hij dan opeens zijn huis weer in en greep de tele foon van de haak. „Hallo! Met Taks! Ah, bent U het zelf, professor?" stak Tekko met een van wal. „Moet U eens luisteren, profes sor. Zou het bij zo'n eerste pantoffelproef vlucht niet raadzaam zijn om... hè? wat...? oh, ik ben blij dat U daar ook al aan gedacht had...!!! Ja, ja, levensgevaarlijk... natuurlijk! Welnu, bedankt dan en tot ziens, professor!" Gerustgesteld ging Tekko weer de tuin in en begon fluitend te harken. De bladeren vielen alweer van de bomen en een tochtje naar het zuiden trok hem erg aan...

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 11