„De rijmende dood" - bundel
opstellen van Alfred Kossmann
.GOEDE ONBEKENDEN" UIT GOUDEN EEUW
SCHERPE EN PERSOONLIJKE VISIE
>u/fure/e
C
Expositie over toneel
in persmuseum
TITO SCHIPA neemt
afscheid van Nederland
Compositiewedstrijd
voor beiaardiers
ZATERDAG 31 OKTOBER 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
Over Keiler, Vort Kleisi, Lenau,
Zweig en Willem Kloos
Het is een overbekend verschijnsel: zo tussen de dertig en
veertig, bij de een vroeg, bij de ander wat later, valt de
periode dat men over de dood gaat piekeren. Ook al heeft men
mogelijk nog maar de helft of zelfs een derde van de levensweg
achter zich: het lichamelijk hoogtepunt is voorbij. De hersenen
verkalken, de medicus kan U precies vertellen wat er allemaal
voor akeligs in U gebeurt. Bij echte natuurvolken is veertig
vaak stokoud. Gelukkig weten we 't niet allemaal, en al slapen
we soms niet meer altijd goed, verteren we ons eten niet meer
zo best of worden we kaal, al kunnen we in de sport helemaal
niet meer mee en is „leren" een extra verzwaarde opgave ge
worden, toch beweren we graag: ik voel me nog zo fit als een
jongen, en gelukkig is dat nog wel eens zo. En af verdringen we
dit weten zo goed en kwaad het gaat uit ons bewustzijn; onbe
wust drijft de doodsidee weer naar boven. Bij uw buurman de
timmerman of de accountant bemerkt ge er wellicht niet veel
van, de man heeft een wat zwaarmoedige bui, maar bij de schrij
ver komt de aap natuurlijk onmiskenbaar uit de mouw en hij
kijkt U dan aan met zo'n nadrukkelijke oogopslag, dat het U
niet kan ontgaan wat er aan de hand is.
De dichter-romanschrijver Al
fred Kossmann, geboren in
1922, heeft zich met de doods
gedachte beziggehouden, en dit
heeft onder meer een der merk
waardigste en meest lezens
waardige boekjes opgeleverd
die ons de laatste tijd in handen
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
vielen, namelijk „De rijmende
dood". Dit werkje bevat een
vijftal, eerst in „De Gids" ver
schenen, zeer levendige en oor
spronkelijke opstellen, waarin
Kossmann nagaat hoe enkele
bekende schrijvers over de dood
hebben gedacht en hoe vervol
gens hun eigen dood daarop
„rijmde", dus of er een harmo
nische samenklank is geweest
tussen standpunt en anticipatie
en het werkelijke einde.
Hiervoor koos hij vier Duitstalige
auteurs: Gottfried Keller (Zwitser),
Heinrich von Kleist (Duitser). Niko-
laus Lenau en Stefan Zweig (Oos
tenrijkers) en de Nederlandse dichter
Willem Kloos. Twee daarvan, Von
avalcade
DE BEKENDE Amerikaanse choreo
graaf George Balanchine, heeft het
Nederlands Ballet twee van zijn
grote werken geschonken: „Serena
de", op muziek van Tjsailcofski en
„Four temperaments", op muziek van
Hindemith. Hij komt zelf naar Ne
derland om de laatste repetities te
leiden. De werken zullen tijdens het
Holland Festival 1960 worden uitge
voerd.
DE NEDERLANDSE musici Samuel
Brill (cello) en Marinus Flipse (pia
no) zulen op uitnodiging van het In-
stitut Néerlandais te Parijs op 6 no
vember de eerste uitvoering geven
van de tweede cello-sonate van Leon
Orthel. De componist schreef deze in
opdracht van de stad Amsterdam.
Hij droeg het werk op aan Samuel
Brill.
DE VASTE gemengde commissie
voor de toepassing van het Belgisch-
Nederlands cultureel akkoord heeft
besloten om in december een Neder
landse universitaire week te houden
aan de Rijksuniversiteit van Gent.
Jn het stedelijk Van Abbemuseum te
Eindhoven cn in het stedelijk mu
seum van Amsterdam zal in I960 een
Brusselmanstentoonstelling worden
gehouden.
JN HET HAAGSE gemeentemuseum
zal 18 november een ere-tentoonstel-
ling worden geopend voor de schilder
en graficus Jan Willem Roozendaal.
Be expositie wordt de schilder aan
geboden als prijs van de Jacob Ma-
risstichting, namelijk de driejaarlijk
se prijs voor het oeuvre van een
beeldende kunstenaar.
DE ZWEEDSE choreograaf Ivo Cra
mer zal in januari I960 een van zijn
komische 'balletten („Truffaldino",
op muziek van Scarlatti) bij het Ne
derlands Dans Theater instuderen.
Hij was indertijd oprichter-directeur
van liet. Zweeds Dans Theater, dat
ook in Nederland is opgetreden.
DE AMSTERDAMSE mezzo-sopraan
Sophia van Santé heeft een uitnodi
ging aangenomen om in december en
februari a.s. mee te werken aan con
texts in Turijn
Kleist en Zweig, zijn zelfmoorde
naars die een vrouw meesleepten in
hun daad van zelfvernietiging. Tot
het uiterste gereduceerd kan men
zeggen dat de dood van Von Kleist
op deze wijze rijmde, die van Zweig
allerminst. Bij Keiler bestond er een
groot verschil tussen het eigen leven
en het leven zoals hij dat als ideaal
schilderde in zijn boeken. Even groot
is het verschil tussen de dood zoals
hij zich die voorstelde en zoals hij
hem overviel: in plaats van de wijs-
gerig-aanvaarde afsluiting van het
leven, werd het een ondermijning
door een lange kwaal die zelfs zijn
verstand stoorde: „al zijn mannelijke
berusting en wijsgerige overtuigin
gen voorkwamen niet dat hij kinds
en suf stierf".
Het herhaalde sterven van Wil
lem Kloos" is een nog al fel en
toch geenszins onrechtvaardig
stuk waarin hoogstens iets van een
afrekening schuilt met de dwaze
Kloos-vergoding van vorige genera
ties. Nog nimmer lazen we een zo
prettig leesbaar en toch grondig ge
documenteerd essay over deze Tach
tiger. Hetzelfde geldt van het stuk
over Lenau. Kossmann wordt nimmer
vervelend, men wil geen regel mis
sen.
Dat is eigenlijk de grootste lof
die men een essayist toe kan
zwaaien, en het is zeldzaam
Zijn stukken fascineren van begin
tot einde. Kossmanns aanpak is
origineel, zijn stijl fris en weer
baar, zijn visie op de behandelde
auteurs persoonlijk en scherp.
Eenzijdig soms, mogelijk, maar
eerlijk en vol durf. Het is prettig
een zo onbevangen stem te beluis
teren die duidelijk formuleert en
niet schroomt duidelijk stelling
te nemen. In al hun bondigheid ge
tuigen de essays bovendien van
een grote belezenheid: we geven
het U te doen om het oeuvre van
een Zweig zowat in zijn geheel te
doorworstelen! Ook al valt menig
oordeel (Kloos) hard uit, men
voelt dat Kossmann een gefun
deerde mening verworven heeft
die hij eventueel gaarne zal ver
dedigen.
Deze vijf opstellen worden voorafge
gaan door een autobiografisch stuk
je: „Het Uitzicht", dat we tot de
beste bladzijden proza rekenen, die
we van Kossmaqn lazen. Oprecht en
bitter-ernstig, maar in het geheel
niet zwaarwichtig, integendeel: eer
der wat ironisch, vertelt hij er in
over zijn eigen tweespalt en doods
angst die hem bevangen als hij uit
kijkt door zijn raam ergens in Rot
terdam
op een „winkelstraat van de
tweede rang" waar „de mensen lo
pen die ik verafschuw en liefheb".
„Degenen, die als wij een nette
woning hebben, zijn pretentieus
en ridicuul van burgerlijkheid.
Maar uit de oudere straatjes ach
ter onze buurt komt „volk" zoals
het verloren dreigt te gaan: op
pervlakkig, fantastisch, sentimen-
In de reeks kleine tentoonstellingen
uit het bezit van de stichting Het Ne-
derlandsch Persmuseum, welke regel
matig in de hal van het Instituut voor
Perswetenschap te Amsterdam wordt
gehouden, is thans het toneel aan de
beurt. Men vindt er eerste nummers
geëxposeerd van bladen en andere
drukwerken op het gebied van de
schouwburg, die alle reeds lang tot
het verleden behoren, doch vVaarvan
sommige in hun tijd een rol speelden.
Zo is er bijvoorbeeld nummer één te
zijn uit 1899 van „De Kijkers".
Het nog steeds gebruikelijke laten
volgen van de Gijsbrecht door de
Bruiloft van Kloris en Roosje ont
moette al kritiek in... 1808, namelijk
in het eerste nummer van „Amstels
Schouwtoneel".
„Melpomene en Thalia" heette een
tijdschrift voor de minnaren van den
schouwburg, dat in 1834 voor het
eerst het licht zag. Achttien jaar later
verscheen het eerste nummer van
„Thalia en Malpomene".
Achter de titel „De Telegrafist" zal
men niet dadelijk een blad zoeken,
dat zich blijkens zijn ondertitel „ver
slag en berichtgever der schouwbur
gen, concerten, vermakelijkheden
enz." noemde. Het zag voor het eerst
het licht in 1853.
Twee grote toneelnamen zijn ver
enigd in de redactie van het in 1904
voor het eerst verschenen „Maande
lijks tijdschrift voor het toneel", na
melijk die van Willem Royaards en
Mari J. Temooij Appel.
teel, rancuneus en hartelijk. De
mannen nog landarbeiders in hun
stijve pakken, de vrouwen slon
zige matrones, de jongens lang
zame nozems, de meisjes wit van
hiud, mager van bouw, hoerach-
tig en moederlijk tegelijk. En de
kinderen ongemanierd, brutaal en
bekoorlijk, soms vogels, soms
vleermuizen.
Er heerst hier een welvaart van
televisie en bromfietsen, spijker
broeken en gebloemde zomerjur
ken, een hartstocht voor voetbal,
Tour de France, klaverjassen,
loonrondes en borrels, een senti
mentaliteit voor mooie luiers en
zielige honden, een erotiek van
goedkoop parfum en dlklce billen.
Ik haat deze mensen, om hun
wansmaak, hun hebberig materia
lisme, hun gelijkhebberige poli
tiek. hun onbegrip en hun macht.
Maar ilc heb hen lief om hun
opera-gevoelens, hun vindingrijke
emotionaliteit, hun rauwe humor.
Zoals ik de buurt zie, zo zie ik
mijzelf en zo zie ik de wereld. Ik
kijk altijd met één oog van haat
en én oog van liefde, met één
oog van afschuw en één oog van
bewondering, met één oog van
wanhoop en één oog van verwach
ting. En met die blik zie ik het
leven als een schone gruwel".
We zouden dezo indringende bladzij
den eigenlijk in hun geheel willen
citeren. Doch een ieder kope dit
boekje. Het bevat bovendien een
zeer knappe vertaling naar Lenan:
„Ahasverus, de eeuwige Jood" en
voorts zestien goede reproduktïes
van laatvijftiende-eeuwse hontsnedc-
tjes uit een dodendans. Op het om
slag prijken „de dood en de schrij
ver" en men kan het zelf constate
ren: van alle figuren maakt de
schrijver het de dood het allermoei
lijkst: hij grijpt hem in wanhoop bij
de keel en trapt hem ondertussen
met zijn snavelschoen in de lies. Het
„zuivere pijpen" is er noodgedwon
gen bij gestaakt
Alfred Kossman:
De rijmende dood.
Pocket-Salamander, Querïdo,
Amsterdam.
..Binnenplaatsje", een der beste doek
jes van „Goede onbekenden" in het.
'gemeente-museum te Dordrecht. Het
wordt toegeschreven aan Johannes
Gerritszoo'n van Cuylenburchom
streeks 1620 in Zwolle geschilderd.
Het is een doekje dat de beste tradi
ties van dit genre hoog houdt.
(Van een speciale
verslaggever)
Tito Schipa, de 70-jarige,
maar volgens zijn pas
poort 62-jarige Italiaanse te
nor, die met Ben jamino Gigli
en Caruso gerekend wordt
tot de grootste zangers van
de laatste halve eeuw, is op
afscheidstournee naar Neder
land. Men zou het ook een ju
bileumtournee kunnen noe
men, want precies een kwart
eeuw geleden - in 1934
bezocht hij ons land voor het
eerst. In Amsterdams Stads
schouwburg vertolkte hij
toen de partij van Nemorino
in de opera ,1'Elisir d'Amore'
van Donizetti. Daarvoor had
hij zich echter al wereldfaam
verworven. Achtenveertig
jaar geleden op.22-jarige
leeftijd dus debuteerde hij
in het Italiaanse stadje Ver-
celli als Alfredo in Verdi's
opera „Traviata".
Drie concerten zal Schipa in Ne
derland geven. Het eerste van
daag... in Volendam. Persoonlijk
had hij de wens te kennen gege
ven in een „zeer karakteristiek
Nederlands stadje" te willen op
treden. Zijn promotor, de tenor
Carlo Bino uit Amsterdam goe
de vriend en bewonderaar van
Schipa, en wellicht daardoor be
zitter van de grootste grammo
foonplatencollectie ter wereld van
deze Italiaanse tenor gunde het
oude Vissersdorp aan het IJsel-
meer die eer, ook al vanwege het
in wijde omtrek vermaarde Vo-
lendamse Opera- en Operettekoor
ol.v. van dirigent Jan Steur, en
zijn artistiek leider K. Mooier.
Eerder keurden Maria van Don
gen, de Italiaanse tenor Ettore
Babini en de Noorse bariton Bjert
Olsson het koor al waardig om
ermee op te treden.
De Volendainmers gaan de vitale
heer Schipa, zijn pianist Rolando
Nikolosi, en zijn artistieke gezel
lin, de veelbelovende 26-jarige Ne
derlandse sopraan Bernadette van
De 70-jarige Italiaanse tenor Tito
Schipa, die voor een afscheids
tournee in Nederland vertoeft,
maakte een rondvaart door de
Amsterdamse havens en grachten.
Gogh tien jaar geleden uit Den
Haag naar Zuid-Afrika geëmi
greerd, een der begaafdste leer
lingen van het Schipa-conserva-
torinin in Rome een hartelijke
en originele, ontvangst bereiden.
Per botter zullen ze hen zater
dagsmiddags over de Gouw
zee van Monnikendam naar
Volendam varen. Een tamboer
korps wacht hen aan het haventje
op, en kinderen in Volendammer
kostuum. Burgemeester van Baar
zal hen tenslotte heel officieel
welkom gaan heten in zijn wereld
vermaarde dorp van de wijdbroe-
ken. Aan de Volendammers kan
men het gerust overlaten zo'n
welkomstfeest een uitbundig ka
rakter te geven.
's Avonds in de plaatselijke con
certzaal, waar niet veel meer dan
vijfhonderd mensen een plaats
kunnen krijgen, maar waar ver
tevoien al tegen de vijfhonderd-
vijftig plaatsen verkocht zijn,
zal de maestro oud-Italiaanse
aria's en Napolitaanse liederen
zingen, en zal Bernadette van
Gogh een romantisch Italiaanse
repertoire laten horen. Het ze
ventig man sterke koor op ver
zoek van de heer Schipa allen ge
kleed in Volendammer kostuum
zal het program afwisselen met
een eigen repertoire.
Het concert belooft een nationaal
evenement te worden. Het is de
eerste keer, dat Bernadette van
Gogh in Nederland optreedt. Kor
telings heeft ze in Londen. We
nen en Rome reeds gezongen. In
Rome concerteerde ze niet alleen
samen met Tito Schipa. maar ook
met de beroemde tenor Giusenpe
dl Stefano van het Teatro dell'
opera Roma".
DatTito Schipa haar thans waar
dig heeft gekeurd hem op zijn af
scheidstournee te vergezellen, na
haar drie jaar onder zijn persoon
lijke leiding te hebben gehad,
duidt erop dat haar als lyrisch-
dramatische sopraan grote kwa
liteiten worden toegekend. Na Vo
lendam komen beiden op 1 novem
ber in de kleine zaal van het Am
sterdamse Concertgebouw en op 2
november in K. en W. in Den
Haag.
Expositie in Dordrechts
gemeente-museum
(Van een medewerker)
e mens is van nature gesteld op zeker-
D heden. Hij voelt zich onveilig op onbe
kend terrein. Van deze eigenschap profi
teren alle vervaardigers en verkopers van
merkartikelen. „Nooit van gehoord" is een
kwade inleiding tot een verkoopgesprek. Hoe
zeer het „merk" tot een waardebepalende
eigenschap is geworden bespeurt, men het
meest op het terrein, waar men er het minst
van zou mogen bemerken: de schilderkunst.
Wat is een mooi zeventiende eeuws vrouwen
portret zonder signatuur waard? Enkele hon
derden, misschien een paar duizend guiden als
het heel bijzonder is. Wat is datzelfde portret
waard met de naam Rembrandt of Vermeer
eronder? Tonnen worden ervoor neergelegd,
een miljoen is tegenwoordig geen zeldzaam
heid meer.
Natuurlijk is het dwaasheid, de „naamja-
gerij", maar men ontkomt er niet meer
aan. Toch is het bijzonder nuttig, dat de
directeur van het gemeentemuseum in
Dordrecht die dwaasheid eens aan de kaak
heeft willen stellen door een tentoonstelling
„Goede onbekenden" in zijn museum in
te richten.
Zoals elke liefhebber van schilderijen heeft
ook de heer L. J. Bol, de directeur van
het Dordtse museum zich natuurlijk vaak
geërgerd aan het feit, dat een goed schilderij
eerst handelswaarde krijgt als de signatuur
bekend is. Is het dan een wonder, dat on
bekende schilderijen ineens met beroemde
namen opduiken? Wie gaf indertijd Han van
Mecgeuen niet een klein beetje gelijk met zijn
Vermeer-navolgingen, ook al blijft zijn schuld
aan naam-vervalsing vaststaan? Het is een
spectaculaire zaak geworden, maar in het
klein gebeuren deze zaken dagelijks. In het
voorwoord van de catalogus van „Goede on
bekenden" worden enkele van de vele verval
singen en opzettelijke mis-toeschrijvingen ge
noemd.
Om aan de kaak te stellen wat men reeds
lang weet is niet alléén de bedoeling van het
Dordtse museum geweest- Wel, om de liefheb
bers van oudere kunst in de gelegenheid te
stellen eens te zien wat er aan mooi, maar
onbekend werk bestaat. Onbekend in de zin
van niet beroemd, omdat het schilderij zonder
signatuur is, dan wel van een onbekend mono
gram is voorzien. Natuurlijk wist men eerder,
dat de hier getoonde werken goed zijn, want
anders zouden musea en particuliere verza
melaars ze niet zo zorgvuldig in stand hou
den. Een hoge artistieke waarde vertegen
woordigen sommige werken, een hoge gelds
waarde niet een.
Het is een bijzonder boeiende bezigheid om
langs deze schilderijen te lopen. Allicht komt
men er toe ze „thuis" te hrengen. Met de
scholen wil dat vaak nog wel lukken, soms
komt een naam in de gedachten, die in de. ca
talogus ook wordt genoemd, maar dan bij
wijze van toeschrijving. Dan blijkt ook, dat
enige van deze schilderijen achtereenvolgens
aan meer beroemde schilders zijn tocgeschre-
Bijzonder goed is bij de portretten een pa
neeltje met een portret van een oude
vrouw, toegeschreven aan een vrijwel on
bekende schilder, die uitsluitend met de letters
..T.S." signeerde. De afkomst van dit paneeltje
staat dus allerminst vast. Het hindert niet.
want het portret is niet alleen heel knap ge
schilderd in do zin van uiterst zorgvuldig ge
detailleerd, maar psychologisch is het raak.
Een ander portretje, dat van een man, heeft
veel meer „schwung". Het is Zuidnederlands,
dit jongemannenportret- Het is gedurfd van
toets, en heeft ondanks de tijd waarin het
werd gemaakt, een romantische inslag. Het is
knap gedaan ook, maar op een heel andere
wijze als het eerder genoemde. Het is spon
taner, heftiger van gevoel en geeft bij het
model ook meer emotie weer.
Stellig wordt men ook getroffen door een aan
tal kinderportretten, waaronder het prachtige
meisjesportret uit het Kröller-Müller museum,
onbekend, maar stellig niet onbemind.
De bloemenstukken, een geliefd genre destijds,
zijn hier niet zo heel best vertegenwoordigd
Onder de stillevens komt men echter een paar
juweeltjes tegen.
Natuurlijk vindt men hier landschappen,
waaronder een of twee bijzondere.
We willen besluiten met een genreschil
derij, omdat het zo typerend is voor de
Nederlandse schilderkunst. Het bedoelde
paneel „De kwazalver" is beslist niet het
mooiste, hoewel het ook niet slecht Is gedaan.
Het is een goed „maakwerk", als illustratie
bedoeld en ook zo geworden en het is een
lust om te zien hoe een onbekende schilder in
de zeventiende eeuw dat qua vakmanschap
toch allemaal maar in de vingers had. ook al
is het dan zonder „bevlogenheid" geschilderd
Dat is trouwens een overwegende indruk. Alen
moge de schilderijen uit die tijd, op deze ex
positie of elders, bewonderen of niet, zeker
zal men respect moeten hebben voor het vak
manschap dat men meestal aantreft, de eer
lijkheid bijna altijd en zeker ook vaker de
liefde voor het schilderen en minder het over-
bewnst reclame-maken met zichzelf, zoals dat
in de laatste decennia wel eens heel hinderb'jk
begint te worden.
Ter gelegenheid van haar volgend
jaar te herdenken driehonderdjarig
bestaan heeft de klokkengieterij Petit
en Fritsen te Aarle-Rixtel een inter
nationale beiaard-compositie prijs
vraag uitgeschreven. Gevraagd wordt
een compositie voor een beiaard van
4 octaven (c-c"") (minus cis en dis in
de bas), waarvan de uitvoering vijf
tot zes minuten in beslag zal nemen.
De bekroonde compositie kan als ver
plicht nummer worden gevraagd bij
de in 1960 te houden jubileumbeiaard-
wedstrijden in Rotterdam of Arnhem
en voor Amerika op de beiaard van
een nieuw te bouwen toren te Spring
field.
Mocht de bekroonde compositie te
moeilijk zijn om als verplicht nummer
te dienen bij deze wedstrijden, dan
zal een andere compositie worden
aangewezen. De bekroonde compositie
zal in elk geval zowel in Rotterdam
of Arnhem als in Soringficld ten ge
hore worden gebracht.
De jury, die de ingezonden composi
ties zal beoordelen, bestaat uit de he
ren: Leen "t Hart, directeur van dc
stichting „Nederlandse Beiaardschool"
te Amersfoort, George Stam. directeur
van het Rotterdams Toonkunstconser
vatorium te Rotterdam, en Staf Nees,
directeur van de beiaardschool van
Mechelen.
De prijzen die beschikbaar gesteld
worden zijneen eerste prijs van
500 plus een klokje met inscriptie
en een tweede prijs van 250 plus
een klokje met inscriptie.