GEREPA TRIEERDEN IN ZEEUWSE SAMENLEVING
„Indische Nederlanders" leerden wisseling
der Hollandse seizoenen kennen
Hun weg in de maatschappij gevonden...
NA TWAALF TROPENJAREN
TERUG OP ZEEUWSE BODEM
ZIJ RAAKTEN UIT ZORG
r
ZATERDAG 31 OKTOBER 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Van Bandoeng, Medan en Soerabaja
naar Vlissingen, Axel en Yerseke
(Van onze speciale verslaggever.)
OVER ENKELE MAANDEN, begin 1960, zal het precies tien
jaar geleden zijn, dat uit Indonesië de eerste grote groepen Ne
derlanders repatrieerden. Het zijn er in totaal tienduizenden ge
worden, van wie velen de reis naar het verre moederland voor
de eerste èn voor de laatste maal maakten. Dat waren de Indi
sche Nederlanders vrouwen, mannen en kinderen, geboren
en getogen op Java, Sumatra, Ambon, of Celebes landgeno
ten, die „Holland" alleen maar kenden uit de verhalen, van de
lessen op school en van plaatjes. Mensen, voor wie Nederland
een vaag begrip moet zijn geweest en die het prachtige tropen-
land slechts node en onder de druk der omstandigheden verlie
ten. Ze kwamen vanzelfsprekend ook naar Zeeland. Via
een ambtelijk raderwerk, dat in eerste instantie op gang werd
gebracht door het ministerie van maatschappelijk werk, maar
waarin langzamerhand talrijke instanties en particuliere in
stellingen gingen „meedraaien", kregen die tienduizenden suc
cessievelijk hun plaats in een maatschappij, die hun in vele
gevallen volkomen vreemd was.
Zij zijn er nu in opgenomen al bijna tien jaar lang beleven
zij de wisseling der seizoenen; hebben zij, die een leven lang
alleen maar wisten van een „natte en een droge moesson", ge-*
leerd, dat er na een lente een zomer komt en na de herfst een
winter
Of zij hier thuisgeraakt zijn?
Weinig contact
In een nette straat in Axel, waar
d© moderne arbeiderswoningen
keurig in het gelid staan, rijdt
een man zijn fiets „achterom".
Hij is wat donker van huid. In de
achtertuin begroet hij een in een
kleurige sarong gehulde vrouw,
druk doende met het ophangen
van de was. Wanneer ze even
later binnenkomt, zoekt ze zich
kouwelijk een plekje bij de ka
chel. Drie, vier kinderen, ge
bruinde knaapjes met grote, spré-
kende ogen, joelen door de gang
en in de huiskamer en plotseling
lijkt het vriendelijke herfstzonne
tje, dat naar binnen schijnt maar
een naargeestig, kil schijnsel af
t.e stralen. Dit tafereel roept als
het ware om een koesterende tro
penzon om de ruimte van een
open voorgalerij, het trage kake
len van een toom magere kippen
in de lome stilte van een tropen-
middag. De schelle kinderstem
men, die nu weerkaatsen binnen
de vier wanden van een Holland
se binnenkamer, zouden uit moe
ten vloeien over de ruime achter
erven van een witgekalkte woning
in Bandoeng, Medan of Soeraba
ja
Maar dat is verleden tijd. Negen jaar
woont nu de 37-jarige, in Bandoeng
geboren heer J. H. Hanny in Axel en
hij prijst zich gelukkig, dat hij des
tijds reeds vrij vlug een woning
heeft kunnen lü'ijgen. En werk. Hij
is arbeider op een fabriek in Sluis
kil en wanneer hij dat verteld heeft,
is hij eigenlijk een beetje uitgepraat.
Wat valt er meer te vertellen? Hij
heeft het allemaal moeten nemen zo
als het viel en hij hééft het genomen.
Maar of hij zich thuis voelt in de
Axelse samenleving?
De oud-K.N.I.L.-militair Hanny haalt
berustend de schouders op en erkent
volmondig, dat hij vrijwel uitsluitend
contact heeft met mede-gerepatrieer-
den. Nee, hij is geen lid van een of
andere vèreniging in Axel. En als hij
de kans kreeg zou hij het liefst emi
greren, naar een gebied met een war
mer klimaat. „Californië?", zegt hij
vragend. „Misschien als de kinderen
groot zijn", voegt hij er peinzend aan
toe.
Het klinkt wat triest.
Enorme staalkaart
Het gezin Hanny is één van de rond
400 gezinnen, die zich vanuit Indone
sië in Zeeland vestigden: in Axel en
Vlissingen, in Middelburg, Yerseke
en Sluiskil. Het gezin Hanny is een
willekeurig voorbeeld en vanzelfspre
kend géén antwoord op de vraag of
de Indische Nederlanders zich in die
tien jaar aan de Zeeuwse samenle
ving hebben aangepast. In dit geval
niet of nauwelijks, maar er zijn ook
andere gevallen.
Niettemin blijft het antwoord bij
zonder moeilijk te geven. Omdat ge
val voor geval ander© ligt, omdat er
een enorme staalkaart van factoren
een rol in speelt, waarvan milieu, af
stamming, gezinssamenstelling, be
roep en vakbekwaamheid er nog
maar enkele zijn. En zelfs het punt,
dat de Indische Nederlanders ogen
schijnlijk gemeen hebben: hun land
van herkomst, hun afkomst, is nog
oneindig genuanceerd en een bron
van veel misverstand. Want een man
of een vrouw in wier aderen nog
Javaans bloed vloeit is evenzeer een
Indische Nederlander" als de land
genoot, de Nederlander, met- in zijn
voorgeslacht een Sumatraan, een
Ambonees of een Soendanees.
Eén punt hebben zij wel degelijk ge
meen; zij bezitten allemaal de Ne
derlandse nationaliteit. Maar onder-
lin verschillen zij vaak minstens
veel als een Fries en een Limburger...
Nuchtere taal
Nuchtere, klare taal over deze zo
gecompliceerde kwestie spreekt me
vrouw H. P. van Leeuwen-Maagden
berg uit Vlissingen, bestuurslid van
de in 1950 in deze stad opgerichte
„Belangenvereniging voor Gerepatri-
eerden", die rond honderd leden telt.
Zij repatrieerde reeds in 1946, na
tientallen „Indische" jaren aan Su
matra's westkust, waar wijlen haar
echtgenoot een funtcie bij de K.P.M.
bekleedde. Mevrouw Van Leeuwen
heeft zich volkomen aangepast aan
de Nederlandse samenleving, kón dat
vrij gemakkelijk dankzij een bewust
westers georiënteerde opvoeding en
vroegere kennismakingen met het
„moedei-land", tijdens verlofperioden.
Als onderwijzeres kreeg zij destijds
weer gelegenheid om haar inzichten
op dit gebied door te geven en in fei
te doet zij dat nog steeds!
Het „onderwijsbloed" kruipt
klaarblijkelijk waar het niet gaan
kan. Zo voert zij op haar eentje
als het ware een „taalstrijd", een
voortdurend pleidooi voor het
spreken van zuiver Nederlands,
óók door Indische Nederlanders.
„Het Indische taaltje wordt nog
veel te veel vertroeteld, gekoes
terd als een verloren schat'',
meent zij en naar haar overtui
ging staat dit een aanpassing aan
de Nederlandse samenleving in de
weg. „Een Amsterdammer die
wat bereiken wil, legt zijn Am
sterdams accent ook af", zo voert
zij aan en zij heeft er zelfs niet
tegen op gezien om over dit punt
een schriftelijk debat te begin
nen met de bekende „Indische"
journalist en schrijver Tjalie Ro
binson.
Mevrouw Van Leeuwen ls een warm
pleitbezorgster voor aanpassing. Ook
in de praktijk. Want als hospita van
enkele zeevaartscholieren propageert
zij bij de „Indische jongens" onder
haar gasten zelfs de Hollandse pot.
„Straks aan boord moeten jullie ook
eten, wat de pot schaft", is haar
stelling en de rijsttafel is in hui
ze Van Leeuwen uitzondering, géén
regel. Bovendien realiseert zij zich,
dat de aanpassing vooral van de jon
geren moet komen.
Roeland Frits
Mevrouw Van Leeuwen kent hem
niet, Roeland Frits Gerrits uit Sluis
kil, vijftien jaar oud en leerling van
de h.b.s. in Terneuzcn. Maar zij zou
beslist een dankbare pupil hebben
aan de in Djakarta geboren jonge
man, die op zesjarige leeftijd in
juni 1950 naar Holland kwam. De
in Bandoeng geboren papa Gerrits,
oud-machinist ter koopvaardij, repa
trieerde samen met zijn in Koedoes
geboren vrouw en hun zeven kinde
ren. In Sluiskil vond hij een nieuw
bestaan, als afdelingschef op één der
grote fabrieken.
Roeland Frits was die middag alleen
thuis. Maar hij wilde best even pra
ten over „vroeger" (voorzover hij
zich dat herinnerdeen „nu". En
met de aangeboren gastvrijheid van
de Indische Nederlanders fungeerde
hij als een voortreffelijke, jeugdige,
gastheer, die fotograaf en verslagge
ver met een breed gebaar binnen no
digde. Ja, hij herinnerde zich nog
best, dat het klimaat op Ambon
(waar hij ook gewoond had) heel
wat plezieriger was dan hier. En ook
aan het grote huis (met zwembad)
denkt hij nog wel eens terug, maar
voor het overigeVoor het overi
ge is hij volledig opgegaan in de Ne
derlandse samenleving; een h.b.s.'er,
zoals er duizenden h.b.s.'ers in Ne
derland zijn. Modern georiënteerd ook
nog, want hij repeteerde zijn Engels
met behulp van een bandrecorder!
In de huize Gerrits wordt driemaal
per week gerijsttafeld, 's Zondags
iets uitgebreider dan op de beide
weekdagen en de jeugdige Gerrits
kon zich daar best mee verenigen.
„Met Kerstmis doen we het heel uit
gebreid", vertelde hij enthousiast:
„Dan weet je gewoon niet wat je
nemen moet!"
Mocht hij dus ooit als zeevaart
scholier (want hij wil gaan va
ren!) in Vlissingen in huize Van
Leeuwen terechtkomen, dan zou
hij zich wat dat betreft nog wel
een beetje moeten „aanpassen".
Voor het overige: een door en
door Holandse jongen, met be
langstelling voor voetbal. Hij no
digde ons tenminste spontaan uit
om te blijven kijken naar Enge-
land-Zweden op de televisie
Drie mensen
Dat waren dan drie Indische
Nederlanders: een man van 37
jaar oud, nog verknocht aan de
tropen een 63-jarige vrouw,
die zich volkomen aan de Ne
derlandse, aan de Zeeuwse sa
menleving heeft aangepast
en een 15-jarige jongeman, voor
wie het proces „aanpassing"
als het ware „natuurlijk" ver
loopt. Drie mensen, drie werel
den maar met een gemeen
schappelijk land van herkomst
Van theeplanter
tot leraar
DE IN GOES geboren heer
J. de Graag had zijn loop
baan doelbewust op de tro
pen afgestemd en toen hij in
1948 als militair op Java de
mobiliseerde, is hij er geble
ven. Met als ondergrond een
opleiding aan de koloniale
landbouwschool in Deventer
vond hij er vanzelfsprekend
vrij vlot werk. „Thee", werd
het, planter op een theeon
derneming.
Met een onderbreking van een
half jaar verlof na drie jaar werk,
is het tot 1958 „thee" gebleven. Na
de verlofperiode kwam de heer De
Graag op Sumatra terecht, waar
hij o.m. werkzaam was op de
grootste thee-onderneming ter we
reld, met een aanplant van rond
2600 ha en daarnaast een nog te
Een tafereeltjedat roept om
een tropenzon... V.l.n.r. Frede-
rik (11 jaar), Harry (S), Frans
(3) en Jolidn (5) Hanny voor
het ouderlijk huis in een Axel-
se straat. Alleen de oudste
heeft nog een enkel straaltje
tropenzon opgevangen de
anderen kennen alleen het Ne-
Gerepatrieerden in de Zeeuwse samenlevingHet zijn er
in totaal rond 1800 (ruim 400 gezinnen), van wie de meesten
wonen op Walcheren, in Zuid-Beveland en in Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen. Begin 1950 begon de grote toeloop, die in eerste in
stantie werd opgevangen door het Bureau Zeeland van het mi
nisterie van maatschappelijk werk, dat zetelt in een statig he
renhuis te Middelburg. Er kwamen contract pensions, waar de
repatrianten in afwachting van een definitieve huisvesting voor
lopig werden ondergebracht.
In hoeverre dat gelukt is, wordt
duidelijk geïllustreerd door 't feit,
dat er van de 1800 Indische Ne
derlanders nog slechts een veer
tigtal verblijft in de beide laatste
Zeeuwse contrac.tpensions te Mid
delburg.
Dank zij de bemiddeling van maat
schappelijke zorg, de gemeentelijke
diensten van sociale zaken, arbeids
bureaus, kerkelijke en particuliere
instellingen, vonden de meesten hun
weg in deze. voor hen vaak nieuwe
maatschappij. Zij raakten „uit zorg",
zoals dat in de ambtelijke taal van
het ministerie heet. ..In zorg" heeft
men thans nog slechts rond 130 ge
vallen en daarvan is er nog een
aantal, dat slechts aanvullende zorg
nodig heeft. Bovendien zijn er nog
enkele gevallen, waarin de mensen
via een bij- of omscholingscursus op
een definitieve terugkeer in de maat-
schappii worden voorbereid.
Bijna vergeten
Het is alweer bijna vergeten: hoe
die duizenden landgenoten arriveer
den, zonder middelen van bestaan,
vaak met alleen wat kleding als per
soonlijk bezit. Huisvesting was 'n eer
ste vereiste, maar ook „installatie!"
Een stoel een bed, een kastje, een
kachel, ja vooral een kachel het
waren onontbeerlijke attributen. Dat
meubilair kwam er, via de zogenaam
de ..meubelvoorschotten" en daarmee
begonnen de repatrianten in feite
direct al met het. maken van schuldn.
Dan kon niet anders.
Juist dit jaar is er een regeling
Roeland Frits Gerrits, vijftien
jaar oud, heeft het in Sluiskil
en op de h.b.s. in Terneuzen
best naar zijn zin. Modern ge
oriënteerd is hij óók Engels,
repeteert hij met een bandre
corder....
Foto P.Z.C.)
afgekomen, die voorziet in een de
den." Het is nu mogelijk dawk
finitieve aflossing van die „schul
den". Het is nu mogelijk om be
paalde gevallen „buiten invorde
ring te stellen" en dat kan dan
bij voorbeeld, wanneer iemand na
tien jaar nog niet in staat is ge
weest het geleende bedrag af te
lossen. Voorts is het mogelijk om
mensen, van wie vast staat, dat
zij blijvend „in zorg" zullen blij
ven (invaliden, bejaarden) binnen
de tien jaar hun schulden kwijt te
schelden. Op die manier kan er
nu schoon schip worden gemaakt
en verdwijnt een aantal vorderin
gen, die voor het rijk toch in
feite fictief waren.
Zelfstandig
Zo zijn de meeste gerepatrieerden
in Zeeland nu dus volkomen zelfstan
dig. opgenomen in het arbeidspro
ces. voor een deel geassimileerd in i
de samenleving en voor een deel
ook minder, zoals uit de elders op
deze pagina beschreven „praktijk-
gevallen" blijkt.
Niettemin blijft bet Bureau Zeeland
van het ministerie van maatschap
pelijk werk actief. In samenwerking
met de instanties, die waar nog no
dig de „zorg" hebben overgenomen j
(en die samenwerking is meer dan
voortreffelijk, zoals het hoofd Bu-
reau Zeeland, de heer S. J. G. van
Leeuwen verklaarde), oefent men
nog een soort „nazorg" uit: een eon-
trole, die vooral ten doei heeft toe te 1
zien op een juiste uitvoering vau de
maatregelen in sociaal opzicht. 1
J. DE GRAAG
terug op geboortegrond
ontwikkelen „woest gebied" van
vier- tot vijfduizend na.
Hij heeft die „ontwikkeling" niet
meer meegemaakt het is er
vermoedelijk trouwens ook nooit
van gekomen. „In 1958 kwam de
„grote klap" en toen werden ook
wij genoodzaakt om te repatri
ëren", vertelt hij nu. In dat „wij"
is ook zijn in Krabbendijke ge
boren echtgenote begrepen. In
1952 ging zij als zijn vrouw mee
naar Sumatra.
Na twaalf tropenjaren keerde de
heer De Graag dus weer terug
naar zijn Zeeuwse geboortegrond.
Als theeplanter. En aangezien er
in Zeeland geen thee geplant
wordt, was het zaak voor hem
om naar iets anders om te zien.
STUDEREN was het parool. De
34-jarige heer De Graag „school
de zich om" van theeplanter tot
leraar en op de vraag of dat niet
een bijster grote overgang is ge
weest, antwoordt hij berustend:
„Dat neem ik vooral niet te dra
matisch. In zekere zin is er zelfs
nog wel een soort overeenkomst
te vinden. Als theeplanter moest
ik ook wel eens een soort voor
lichting geven en dat doe ik nou
weer..."
Er lijkt- nauwelijks sprake van
overeenkomst, maar het getuigt
in ieder geval wel vau een sterke
wil tot aanpassing! De heer De
Graag verzekerde overigens, dat
hij zijn werk aan de landbouw
school in Kruiningen met bijzon
der veel plezier verricht. Eu zo
wel de heer De Graag als zijn
vrouw is in hun woonplaats
Krabbendijke alweer volkomen
gewend.
Zij zijn er thuis, tenslotte.