„Daphnis en Chloe", Griekse
herdersroman van Longos
Baanbrekend werk van „Gaudeamus"
EEN VOLMAAKTE SCHEPPING
Blues"-première in Carré
am erken m orden qesc
Liitlerd
OPDRACHTEN AAN
KUNSTENAARS
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
18
Prachtige en zeer volledige
verlating van dr. Fr. Cluyiens
DE ANTIEKE GRIEKSE ROMAN is over het algemeen
weinig bekend en hij wordt ook weinig gewaardeerd. Vrij
wel iedereen stelt de Griekse poëzie, de Griekse tragedies en
komedies ongeveer bovenaan wanneer het om rangorde in waar
dering van de wereldliteratuur gaat, maar het Griekse proza,
zovele eeuwen later geboren dan de poëzie (welk een opval
lend verschijnsel is het toch dat de moeilijke, gebonden vorm
immer lang aan het vrijere proza voorafgaat), het Griekse
proza is vrijwel onbekend. Zelfs dr. Fr. Cluytens, wiens mooie
vertaling van „Daphnis en Chloë", het enige Griekse prozawerk
dat in wat breder kring bekend geworden is, we heden bespre
ken, schrijft doodleuk: „Afgezien van de geschiedenis van Daph
nis en Chloë, waarover we het oordeel aan de lezer overlaten,
wezé vooraf gezegd dat de lectuur van de gehele Griekse ro-
manproduktie filologenwerk is, en doorgaans dan nog van de
dorste soort. Nochtans hebben onze voorouders er niet altijd
dezelfde mening op nagehouden: in vroeger eeuwen hebben
deze werken een aanzienlijk succes gekend, voldoende althans
om een sterke invloed uit te oefenen op liet ontstaan van onze
Romankunst".
We zijn het hier niet met dr.
Cluytens, en wél met de voor
ouders eens, en ook al druist ons
oordeel dan tegen de op het
ogenblik geldende mening in, we
vleien ons met de gedachte dat
we in onze liefde voor het Griek
se proza verkeren in gezelschap
van geesten als Amyot, Racine,
P.-L. Courier en Shakespeare,
terwijl men, het dédaignerend,
zich zv. op Zola moet beroepen!
Trouwens, neemt U de proef
eens, en dat aan de hand van dr.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Cluytens zelf. waar hij in zijn
inleiding o.a. schrijft over de
„Aithiopika7 van Heliodoros,
een vooral in de laat-renaissan-
ce geliefde antieke roman:
„Geen gelegenheid wordt ver
waarloosd om exotische toneel
tjes te beschrijven, waarvan
sommige, zoals het verhaal van
sen dodenbezwering (Boek VI,
14-15), van ethnologisch stand
punt vrij interessant zijn". Sla
het werk op en ge zult zien dat
bedoelde passage wel iets méér
is dan dit: het is een qua sfeer
nog al lugubere, maar absoluut
onvergetelijke scène van grote
kracht, waarvoor we graag een
stapeltje hedendaagse belletrie
cadeau geven.
Hoe het ook zij, „Daphnis en Chloë",
zo niet inderdaad het meesterwerk in
het genre, appeleert in ieder geval
wel het sterkste aan de moderne
smaak.
Over Longos, meestal Longus gespeld,
is absoluut niets bekend, maar deze
naam is nu eenmaal aan het werk
verbonden. Het boek ontstond in de
tweede of derde eeuw na Christus,
mogelijk ten tijde van" Hadrianus, en
de auteur ervan was blijkbaar
kend op het eil;
verhaal speelt.
De roman is een geacheveerd
kunstwerk, buitengewoon kunstig
gecomponeerd (dat merkt men
nauwelijks als men het enkel om
om het verhaal leest) en de schrij
ver moet een man van grote ken
nis en beschaving geweest zijn.
Zijn ironie is zó subtiel dat som
migen zelfs thans nog voor „na
ïveteit aan zien wat in werkelijk
heid een ironische verstandhou
ding met de lezer is.
„Daphnis en Chloë" is geen proto
type van de „logos erotikos", het
liefdesverhaal; het is eerder een
verfijnde, maar nog krachtige
uitbloeier van het genre. Een ech
te Idylle of Pastorale, als men
die termen dan maar wil ontdoen
van hun latere, zoetelijke bij
klank.
De intrigue van de meeste Griek
se romans (en van hoevele die
nadien kwamen!) is, tot zijn
simpelste schema teruggebracht, dat
twee mensen van elkaar houden, doch
eer zij elkander krijgen talloze be
proevingen moeten doorstaan. Hoe
hopelozer en uilzichtlozer de toestand
gaat lijken, hoe spannender het
wordt, zelfs al weet men dat de af
loop. uiteindelijk goed zal zijn. In
„Daphnis en Chloë", zijn de gevaren
die de geliefden bedreigen tot rede
lijke proporties teruggebracht; zich
verzettende ouders, een paar ontvoe
ringen, jaloerse medeminnaars die
roet in het eten trachten te gooien
e.d. vormen geen werkelijk angstaan
jagende bedreigingen, wanneer men
vergelijkt wat andere liefdesparen in
Griekse romans móeten meemaken.
Deze herdersroman is tamelijk rea
listisch, vooral wanneer men zich
weet in te leven In de antieke sfeer,
en dus o.a. do interventie van de go
den (er is geen spoor van liet Chris
tendom in liet boek te ontdekken) eh
van voorspellende dromen als de fei
ten accepteert. Dan zijn deze dromen
geen schrïjverstruejes, zoals wel eens
wordt beweerd, maar levende onder
delen van het antieke bestaan waar
van dit proza immers een afspiege
ling is.
Niemand minder dan Goethe was
enthousiast over „Daphnis en Chloë",
en inderdaad: de schepping van
Longus is wel volmaakt te noemen.
Niet alleen compositorisch, ook qua
inhoud en verloop van de vertelling.
Telkens weer is men verrukt. Welk
een levensvreugde, welk een prach
tige, heldere atmosfeer, welk een
mensenkennis! Hoe kan men toch
beweren dat Longus naïef iswat hij
beschrijft en uitbeeldt is wa&r, maar
hij doet een beroep op de levenswijs
heid van de lezer: ziet die jonge, on
ervaren kinderen op het pad der
liefde, maar wij, we weten wel be
ter! Toch is In dit schuchtere licha
melijke benaderen van de gelieven
zoveel echte zuiverheid en werkelijk
heid, dat een schampere opmerking
te vlug gemaakt en misplaatst is.
In het kort komt het verhaal hier
op neer: Daphnis en Chloë zijn bei
den door hun ouders te vondeling
gelggd. Ze werden door eenvoudige
landlieden slaven, gevonden en opge
voed, en leidden een leven als her
ders. De vondelingen hadden elk een
paar kostbare voorwerpen bij zich
die de pleegouders als herkenningste
kens bewaren. De kinderen groeien op
tot een zeer knappe jongeling en een
beeldschoon meisje, en ze worden ver
liefd op elkaar. Deze liefde is uitge
beeld als de ideale liefde tussen zeer
jonge mensen: onschuldig, maar zeer
verwarrend. De lezer maakt kennis
met het simpele, harde herdersleven
op Lesbos, de wisseling der seizoenen,
de spelen en vermaken; alles bondig,
beeldend verteld met een verrukke
lijke preciesheid en snelheid.
Zoals reeds gezegd: onbewolkt
blijft hun geluk niet, cn vele ma
len wordt hun uiteindelijke ver
bintenis bedreigd, tot tenslotte him
afkomst aan het licht komt: bei
den zijn van schatrijke familie en
waardige partners voor elkaar. Zo
eindigt het boek feestelijk in een
algehele verzoening: arm en rijk,
vriend en vijand vieren feest on
der een zuidelijke lucht.
Het enige wat ons, lezers van
heden wel wat schokt is het ge
mak waarmee welgestelde ouders
destijds om futiele, beschamende
redenen een kind te vondeling
legden, om dan later bij een ge
lukkige hereniging niet meer te
zeggen dan: ik hoop dat je het
niet al te erg vindt dat we je zo
behandeld hebben! Ook dit echter
dient men te aanvaarden als een
onderdeel van de antieke realiteit.
Dit juweel van het Griekse proza
is prachtig door dr. Fr. Cluytens
vertaald. Zijn iets Vlaams ge
tint Nederlands vloeit bevallig en
rijk; met veel goede smaak heeft hij
enkele wel eens erg realistische pas
sages zó vertaald dat de tekst ge
trouw weergegeven is en het toch
iets minder cru klinkt. Zijn vertaling
is namelijk integraal zó volledig
dat hij zelfs de vrij dwaze interpo
latie tegen het slot van boek I (over
de zwemmende runderen) zonder
commentaar heeft ingelast. En hier
is ons enige bezwaar tegen deze ove
rigens zéér aanbevolen uitgave: hoe
wel we een tegenstander van voetno
ten zijn, zouden een paar beknopte
aantekeningen toch een aanwinst
hebben betekend. De verklaring van
enkele eigennamen, waarde van ma
ten, betekenis van gebruiken (wie
zal b.v. de toespeling op de vogel
vlucht bovenaan pag. 66 begrijpen),
de passages uit Sappho, Theokritos
en andere klassieke auteurs, waar
waar toespelingen op gemaakt wor
den zal de Grieks-onkundige lezer,
waarvoor deze uitgave toch bestemd
is, vergeefs zoeken. Maar overigens
men leze en herleze het, „Daphnis en
Chloë" is een der volmaaktste voort
brengselen der wereldliteratuur!
Longos; Daphnis en Cloë,
Wereldbibliotheek, Amsterdam.
De directeur van het
Amsterdamse theater
Carré, de heer R. F.
Wunnink, heeft het de
finitieve contract afge
sloten met de Ameri
kaanse „Porgy and
Bess Company" voor
de wereldprémière van
het muzikale drama
„Blues" op 7 december
a.s. in Carré.
Dit muzikale drama is
van de Amerikaan Ha
rold Arcen. Produktie-
leider is Stanley Chase,
wiens interpretatie van
de „Drei Groschenoper"
nu al 3Vs jaar onafge
broken op Broadway
gaat. Regisseur is Ro
bert O'Breen, die ook
de succesvolle opvoe
ringen van de neger
opera „Porgy and
Bess" heeft geregis
seerd.
„Blues" zal van 7 tot en
mot 19 december a.s. in
Carré gaan. Daarna
maakt het gezelschap,
waarbij zich twee of
drie vap de hoofdrol
spelers uit „Porgy and
Bess" zullen bevinden
een wereldtoemee van
twee jaar alvorens
„Blues" op de Ameri
kaanse planken zal ko
men.
Voor de repetities zal
het gezelschap zes we
ken voor de wereldpré
mière 't nog bestaande
Amerikaanse theater
op de voormalige Expo
gebruiken. Het was niet
mogelijk in verband
met de Snip en Snap-
revue Carre zover van
tevoren vrij te maken.
D3 Haagse graficus en schilder
gierman Berserik is een van
de kunstenaars, die onlangs van
het ministerie van onderwijs
kunsten en wetenschappen de
opdracht heeft gekregen, de
Deltawerken in beeld te bren
gen.
Het is niet de eerste opdracht
van deze aard. Al kort na de
stormramp van 1953 gaf het
ministerie van o. lc. en w. samen
met verkeer en waterstaat
waterstaat betaalde aan vier
Nederlandse kunstenaars een
opdracht om in het rampgebied
te werken. Dat waren toen pro
fessor Jan Wiegers, Edgar
Fernliout, David Schulman en
Johan Buning. Wat later werd
aan kunstenaars een opdracht
gegeven, die betrekking had op
de waterwerken van ons land.
Toen ging het om de Zuiderzee
werken o.a. het werk aan de
Kaardijk.
Nu de Deltawerken op gang zijn
gekomen meende O., K. en W., dat
opnieuw kunstenaars in de gelegen
heid moesten worden gesteld om,
hun indrukken vast te leggen. Wa
terstaat, met de bekende beschei
denheid van onze waters,taatsmen
sen, die alles wat ze doen heel ge
woon vinden, vond het nog te
vroeg, O., K. en W. had terwille
van de continuïteit eigenlijk nog
vroeger willen beginnen. Het re
sultaat is geweest, dat enkele we
ken geleden een aantal schilders
en grafici een tweedaagse excursie
heeft gemaakt naar de verschil
lende Deltawerken, van de storm-
stuw bij Krimpen aan de IJsel tot
Vrouwenpolder.
De grafici, die de opdracht van het
ministerie hebben ontvangen zijn
Herman Berserik, die in Bruinisse,
Katseveer en Veere gaat werken, Cor
Basart (Amsterdam) die Kapelle aan
de IJsel gekozen heeft, Harry van
Kruiningen uit Amsterdam, die
Zeeuw is van geboorte en Hellevoet-
sluit, Katseveer en Veere koos voor
deze opdracht en Henk Huig, even
eens uit Amsterdam, die gaat werken
bij Katseveer, Veere, Bruinisse en
Hellevoetsluis.
De schilders zijn R. J. Draijer (Den
Haag), Abe Kuipers (Groningen) en
Jacob Kuijper (Amsterdam), die res
pectievelijk Hellevoetsluis, Veere en
nog eens Veere tot onderwerp kozen.
O., K. en W. en waterstaat over
wegen om van het werk, dat de
grafici nu maken, een map te ma
ken, welke t.z.t. als geschenk kan
dienen voor belangrijke bezoekers
van de Deltawerken. Voorts wil
men dit soort opdrachten ook in
In de Noord-Franse stad Lens
staat voor de duur van een
daar aan de gang zijnde han
delsbeurs, een orkestje opge
steld van drie robots, die een
zeer gevarieerd programma
ten gehore kunnen brengen. De
metalen muzikanten zijn een
uitvinding van de heer Zenon
Specht uit Antwerpen. Hij
moest zijn metalen guitaarspe-
ler aan één hand zes vingers
geven om de uitvoering van
alle stukken mogelijk te ma
ken.....
(Van een medewerker)
Modernisme is geen onbekend verschijnsel
in de school van Kees Boeke, de „Werk
plaats" te Bilthoven, en toch hebben er
vorige week voortbrengselen van dez.e tijd ge
klonken, die menigeen met huivering hebben
vervuld. Dat is gebeurd tijdens de internatio
nale niuziekweek van de stichting Gaudeamus,
die elk jaar enkele tientallen componisten on
der do 36 jaar uit binnen- en buitenland bij
eenbrengt.
Het was de elfde keer dat een dergelijke week
werd gehouden, en men zou dus mogen ver
wachten dat het regelmatig bij dergelijke ma
nifestaties verschijnende publiek ingesteld zou
zijn op schokkende dingen.
Toch gaat dit niet voor iedereen op, want het
karakter van de Gaudeamus-weken is de laat
ste jaren met sprongen veranderd. Nauwelijks
drie jaar geleden nog waren de composities,
die tijdens deze bijeenkomsten ten doop wer
den gehouden, vrij behoudend. Nu, in 1959,
werden de concerten (de experimentele in de
Werkplaats zowel als die voor de radio) ge
kenmerkt door een vaak tot het extreme door
gevoerde baanbrekendheid.
Sommige jonge componisten (de meesten
waren ditmaal niet ouder dan een jaar of
vijfentwintig) gaven dit zelf toe. Zij waren
reëel genoeg om te beseffen dat dit zoeken
in' het bizarre nog een rijpingsproces van
jaren zou moeten doormaken om tot vol
dragen resultaten te leiden. Maar aan de
andere kant waren zij ook enthouslastei
o dan ooit voor het werk van Gaudeamus.
dat hen in staat stelt kennis te nemen van
wat onder de jonge componisten leeft.
Er is immers veel te weinig gelegenheid om
hedendaagse muziek te beluisteren. Radio
en concertzaal zijn nog steeds te zeer sta
pelplaatsen van het bekende werk der oude
meesters.
Elfde internationale
muziekweek
Overigens geldt dit niet alleen voor Nederland,
het is zelfs in nog sterkere mate van toepas
sing op Amerika. Zo kon het voorkomen dat
een van de meest bèlovende Amerikaanse
componisten, de 27-jarige Robert Michael
Lombardo, dolgelukkig door de school van
Boeke danste, omdat hij eindelijk een paar
van zijn werken zou horen uitvoeren, iets wat
in zijn geboorteland nog nooit mogelijk was
geweest.
Lombardo's muziek was zelfs nog niet eens
liet baanbrekendste wat in deze week ten
gehore werd gebracht, hoewel zijn liede
ren voor mezzo-sopraan en cello (een onge
bruikelijke, doch prachtige combinatie) ver
rukkelijke vondsten bevatte. Maar het waren
in hoofdzaak melodische vondsten, want wat
vooropstaat bij Lombardo is: melodie. Daar
mee begint en eindigt de muziek voor hem.
Melodie is altijd de basis waarop hij begint te
componeren. Het meeste werk van jonge toon
dichters, dat in Bilthoven werd gespeeld, ge
tuigde van een volkomen andere opvatting.
Melodie was hier zeker niet het hoofdbestand
deel, eerder het toepassen van ingewikkelde
ritmische patronen, zo ingewikkeld soms dat
bijvoorbeeld de 23-jarige Duitser Peter Micha
el Braun zijn eigen pianotrio moest dirigeren
om het speelbaar te maken voor de drie uit
voerenden. Hij was overigens niet de enige
Duitser die het publiek voor ritmische bui
tenissigheden zette. In bijna nog sterkere ma
te deed dat zijn landgenoot Josef-Anton RIedl
(32) uit München, met zijn Stück für Schlag-
zeug uit 1957. Hoewel deze compositie voor
één slagwerker geschreven werd, waren er
toch twee nodig om haar te kunnen uitvoeren.
„Maar op de duur kan één man het wel leren",
zei Riedl zelf. Hij vond dit werkstuk overi
gens al weer sterk verouderd. Hij had iets
van dit jaar opgestuurd naar de Gaudeamus-
commissie, maar dat was afgewezen omdat
het te modern was.
Riedl houdt zich het meest bezig met elektro
nische muziek; hij maakt zijn composities met
behulp van een elektronisch brein.
Niet helemaal zo ingewikkeld, maar toch
zeker niet volgens de traditionele manie:-,
gaan jonge toondichters als Michael Men
gelberg en Joop Stam te werk, van wie resp.
een kwartet voor trompet, fagot, altviool en
slagwerk en Functionele Muzieken voor strijk
kwartet ten doop werd gehouden. Zij werkten
met wiskundige berekeningen, hyperbolen en
parabolen, en de uitkomst (bok voor henzelf
vaak een verrassing) is muziek.
De willekeurigheid van dergelijke uitkomsten
is in de twee composities van deze Neder
landse componisten wel sterk tot uitdrukking
gekomen. Het kwartet van Mengelberg bevat
te zulke ruime onderbrekingen, dat de ritmi
sche spanningen, die er mee werden beoogd,
juist verslapten. De functionele muzieken van
Stam daarentegen waren grillige uitkomst
van de berekeningen veel minder progres
sief. Niettemin was deze compositie een van
de grote verrassingen van deze Gaudeamus-
vveek.
Lezingen en gezamenlijke analyses van de
werken, die werden uitgevoerd, hebben de
deelnemers een verdiept inzicht gegeven van
eikaars werkwijzen. En wat een van de be
langrijkste dingen Is geweest van deze heden
daagse muziekweek: het Nederlandse publiek
hèeffc kennis kunnen nemen van wat er van
daag de dag Sn de wereld van de mnziek leeft."
Daarvoor hebben "Vara, Avro, N.C.R.V. en
K.E.O. gezorgd met do uitzending van een
aantal concerten ter gelegenheid van deze
elfde muziekweek.
De graficus Berserik ergens onder
een steigertje bij Bruinisse.
volgende perioden gaan geven zo
dat een continu beeld van de Del
tawerken ontstaat in schilderijen
en tekeningen.
Herman Berserik, die we min of
meer toevallig over zijn opdracht
spraken en al die andere grafici
en schilders worden bij de Deltawer
ken geconfronteerd met een stuk
techniek. „Als wij techniek maken,
nemen we oude locomotiefjes of
naaimachines. Het gros van de schil
ders heeft heimwee naar oude naai
machines. Ilc geloof zeker, dat toen
de eerste watermolens in 1600 of zo
er kwamen, de schilders van toen
ook geneigd warren, ze eerst niet mooi
te vinden. Net als nu met de hoog
spanningsleidingen. Ik vind dit een
fijne opdracht. Ik hou van water, ik
hou van techniek en ik hou van land
schappen met schepen. Water geeft
iets heel fris aan 't landschap. Toch
doet het me wel pijn, wat ze daar
gaan doen. Het verschil in tij zal bij
voorbeeld veel van de charme weg
halen. En dat zoute water geeft iets
heel kruidigs aan de lucht. Het is
allemaal nodig, daar ben ik van over
tuigd. En er zullen wel andere char
mes voor in de plaats komen. Maar
er verandert veel, zegt Berserik.
Elk van deze kunstenaars zal liet
anders zien. Dit was de visie van één
van hen. Zeker is echter, dat de Del
tawerken zullen worden gezien en
uitgebeeld via de emotionaliteit van
de kunstenaar. En dat is weer iets
heel anders dan de nuchtere, zake
lijke kijk van waterstaatsmensen, die
in tonnen zand en dijklicliamen,
bouwputten en waterhoogten denken.
Een ding hebben ze echter gemeen.
Berserik zegt: „Dit land ken je. Je
kent de achtergrond. Het Is een stuk
van jezelf." De waterstaatsman zegt
het misschien anders, maar die dij
ken en dat water zijn ook een stuk
van hemzelf.
Culturele
Cavalcade
DE BEFAAMDE voordrachtskunste
nares Charlotte Eöliler heeft het door
Olivia geschreven en door A. H. Nij-
hoff vertaalde werk Olivia" in stu
die genomen. De première is bepaald
op donderdagavond 8$ september in
de kleine zaal van het Concertge-
bouio in Amsterdam.
HET CONCERTGEBOUWORKEST,
dat deze week per Lorelei-express te
rugkeerde van de „septembre-musi-
cal" in Montreux, is uitgenodigd om
volgend jaar wederom naar Mon
treux te komen. Het laatste van de
zes concerten een uitvoering van
de eerste symfonie van Mahler onder
leiding van Paxil Klecki werd door
vele Europese zenders uitgezonden
en door een groot aantal Amerikaan
se radiostations overgenomen.
DE ZANGERES Mimi Aarden uit
Heemstede heeft een uitnodiging ge
kregen om mee te werken aan een
reeks opvoeringen van de opera
Tristan und Isolde", waarvan in ja
nuari de première wordt gegeven
door de Staaisopera van Hamburg,
onder regie van Wieland Wagner.
IN HET NATIONAAL museum van
Oslo zal op 9 oktober een met Neder
landse medewerking samengestelde
expositie worden geopenddie „Van
Rembrandt tot Vermeerheef. De
voorbereiding voor deze tentoonstel
ling, die geheel aan de grote eeuw
van de Nederlandse schilderkunst is
gewijdheeft drie jaar geduurd. De
collectie werd verzekerd voor 20 mil
joen gulden.
DE IIAAGSCHE Coniedie heeft het
Nederlandse stuk Sauls dood" van
Abel J. Herzberg op het repertoire,
genomen, waarin Albert von Dalsinn
die dit seizoen zijn 50-jarig to
neeljubileum viert de hoofdrol zal
vervullen. Paul Steenbergen heeft de
regie. De première zal 'in november
worden gegeven.
SERGE LIFAR, oud-maitre de ballet
van de Parijse Opera, zal met het
Nederlands Ballet van Sonla Gaskell
enkele van zijn werken instuderen,
waarvan de eerste opvoering op 19
oktober in de Koninklijke Schouw
burg te Den Haag zal worden gege
ven. Het zijn de „Suite en blano" op
muziek van George Lala en ,Komeo
ei Julia?* op muziek van Ts jakofskg,