VERKEERSONDERWIJS wordt verkeers-opvoeding ZWITSAL Gevaarlijke kruispunten EN NONCHALANTE AROL WEN.... Er zijn altijd weggebruikers die de voetganger verwijten dat hij in het verkeer hinderlijk, belemmerend en vertragend op treedt". Deze opmerking kunt U, el ders op deze pagina, lezen in het ar tikel dat één onzer medewerksters schreef over „verkeersonderwijs en verkeersopvoeding"en het is eigen lijk wel typerend dat er altijd over „hij" wordt gesproken rondom het probleem van het hedendaagse ver keer. Alsof ,^ij" géén deel neemt aan dat hedendaagse verkeer.... Maar „zij" neemt wél degelijk deel aan het verkeer, en hóe! Soms op correcte en verantwoorde manier; véél vaker echter op een dusdanig nonchalante wijze, dat de toeschouwers hun haren ten berge voelen rijzen.... Wie de vrouw in het moderne verkeer aan dachtig gadeslaat, voelt de neiging opkomen het dichtstbijzijnde bureau voor statistieken in de arm te vatten, om bezorgd te informeren naar het aandeel dat de vrouw percentsgewij ze heeft in het grote aantal verkeers ongelukken per jaar. Persoonlijk krijgen tcij die neiging vaak bij het passeren van een van onze eigen Zeeuwse?' ge vaarlijke kruispunten: het tot op „hoog niveau" veelbesproken kruispunt Schëldestraat—Paul Kru- gerstraat in Vlissingen. Daar kon men bijvoorbeeld dezer dagen op een zonnige namiddag zien hoe twee be jaarde huisvrouwen op al even be jaarde rijwielen op een decimeter na door een personenauto werden ge grepen, doordat ze gezéllig samen keuvelend en zonder links of rechts te kijken, dit langzamerhand toch voldoende berucht geworden kruis punt oversteken. Er werden wonder boven wonder ditmaal géén brokken gemaakt autobestuurders en om standers zagen alleen wat wit om de neus maar dacht U dat die dames te overtuigen waren van het feit dat HOEST UW KIND...? ~öan ozouiv iet ozeMv VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1959 PROVINCIALE ZEEUW8B COURANT 9 (Van onze redactrice) lie. zevenachtste lengte en de grote (iets afstaande) kraag zijn de voornaamste kenmerken van deze mantel, door de Parijse ontwer per Griffe vervaardigd. De rok die onder de mantel uitkomt, is uit dezelfde stof gemaakt, en Griffe accentueerde de taille van de jas vrij sterk door er een bre de, strak aangetrokken ceintuur op te plaatsen. zij in dit geval de schuldigen waren f Wélnee! Zij hieven het oude bekende liedje aan: over automobilisten „die maar raak rijden", dl verstomde dat liedje spoedig wegens gebrek aan re freinzangers onder het auditorium. Behalve het zonder op- of omkij ken oversteken van voorrangs wegen doet de nonchalante vjeg- gébruikster ook graag de volgende dingen: fietsen met zware, overvolle tassen of manden aan het stuur; langzaam, heel langzaam, door nau we, overvolle winkelstraten peddelen teneinde zonder afstappen tóch aRe etalages te kunnen bekijken; plotseling de weg oversteken, al dan niet een kinderwagen met inhoud als stormram voor zich uitduwend; per fiets of bromfiets op goed geluk een straat inrijden, aan het begin waarvan een verkeersbord prijkt waarvan zij op geen stukken na de betekenis leent; rijden op een rijwiel-met-gébréken, omdat zij uit misplaatste zuinigheid dat defecte achterlichtje of die tel kens 'weigerende terugtraprem niet wil laten repareren; kwaad worden wanneer haar echtge noot haar bezorgd wijst op het ge vaar dat aan volslagen onbekendheid met de verkeersregels verbonden is, en hem op bitse toon vragen of hij denkt dat ze niets anders te dóen heeft dan een stelletje verkeersbor den uit haar hoofd te Ieren; en omdat er blijkbaar óók voor deze nonchalante weggebruikster een spe ciale beschermengel bestaat, lopen haar dagelijkse escapades in het snelverkeer telkens weer wonder baarlijk goed af. rotdatdie automobilist haar nét niet meer kan ontwijken totdat ze met een fraaie salto op de straatstenen belandt tengevolge van die zware boodschappentas aan het stuur; totdat het defecte achter lichtje haar in het donker van de avond tot slachtoffer van een aanrij ding maakt. Dan heeft het weinig nut meer om zich nog te verdiepen in de verkeersregels, die ze nu in een handomdraai uit iedere kleine dood gewone zak-agenda kan leren. Advertentie Talm niet langer, grijp dadelijk in! Bestrijd kinderhoest met kinder honing siroop^ MODE voor de man De man hoeft niet langer onopvallend gekleed te gaan: hij heeft zijn eigen „modelijn", dat is deze week geble ken op de herenmodebeurs in het Amsterdamse RAI_gebouw. De man heeft als modelijn de „ligny ypsilon": breed in de schouders, smal in de heupen en een verdoezelde taille. Zijn regenjassen zijn „vierkant" en hebben vaak opgenaaide zomen; zijn kostuums zijn elegant, vaak met aandacht-vragende details, zoals een schuin steekzakje in de colbertjasjes, en slipjes: aan de achterzijde van de jassen, in de jasen opzij, soms ook aan de onderzijde van de pantalons. Ceintuurs worden op diverse manie ren toegepast: soms zelfs wordt de ceintuur losjes om de (mannen) heup geschikt Er zijn jasjes van ribbelige katoen, in kaneel- en zuurstokachtige des sins; sommige jasjes sluiten met lus jes inplaats van met knoop en knoopsgat, andere hebben borduur sels op de borstzak, of biesjes van zwart-wit. De man die van kleuren houdt, kan een lichtgroene overjas dragen, een overhemd in roze ruitjes of een veelkleurige stropdas. Licht- gewichtpakken van mengstoffen win nen steeds meer terrein, en het lijkt erop dat de Tiroler hoed en de zwarte dophoed mode worden. En voor de mondaine man is er een smoking jasje van brokaat, waarmee hij des avonds in de schouwburg ongetwij feld zéér de aandacht -zal trekken. kans om werkelijk eens de onomwon den mening van een vrouw te horen is zelfs in onze tijd nog niet bijster groot. Mannen zullen zich met plezier in een discussie storten, alleen al om de sport van het debat, een vrouw doet niet zo gauw haar mond open om haar mening spontaan te formuleren zelfs niet als zij bijna overkookt van protest. Die gaat eerst naar huis trekt haar mantel uit, zet een kopje thee en grijpt dan, misschien, eens naar de pen. Haar protest blijft altijd een privé- mening, en juist daarom is de rubriek ingezonden stukken voor haar zo'n uitkomst. Want daarin kan zij tot op grote hoogte die prlvé-sfeer handhaven. Ook daar behoeft zij niet op te staan en te proberen haar spon taan gerezen protest ten aanhore van een ganse kritische vergadering zo maar voor de vuist weg in een dui delijk en bondig geformuleerd toe spraakje tot uiting te brengen. Een vrouw die weet dat zij „straks wat zeggen moet", zet dat een avond tevoren op papier zeker is zeker. En wat er dan wordt opgelezen zal stellig behoorlijk in elkaar zitten en haar bedoeling ongeveer weergeven maar de originaliteit, de frisheid van de eerste opwelling is er wel een beetje af. De ingezonden stukken van vrou wenhand hebben, verrassend ge noeg, die ogenblikkelijke leven digheid aardig behouden. Het is of zij aan het schrijven is geslagen met het schort nog voor, zo maar aan een punt van de keukentafel, vlak naast de neergegooide droogdoek. Zij be kommert zich weinig om verantwoor de woordkeus of Juiste formulering. Zij vraagt zich vaak evenmin af of wat zij beweert wel slaat op hetgeen zij wil bestrijden en evenmin of de gewraakte zinsneden, waarover zij zich zo boos heeft gemaakt, wel wer kelijk behelzen wat zij er haastig uit gelezen heeft. Néé: zij is opgewonden, zij moet iets rechtzetten, en gelukkig behoeft zij dat niet te doen terwijl vijftig paar ogen minstens haar onafgebroken aanstaren. Zij kan dat veilig doen in de rustige beslotenheid van haar eigen huiskamer, gewapend met een geduldige blocnote, waarvan zij de veletjes desnoods nog verfrommelen kan. En als zij het epistel tot een goed eind heeft gebracht en eindelijk eens heerlijk stoom heeft afgeblazen, mag zij het nog veilig ondertekenen met: „Een huismoeder" of „A van B- C" weet de buitenwacht veel wie daarachter schuilt? Als de redactie haar indentiteit maar weet, mogen de lezers verder rustig blijven gissen. Want waarvoor is een vrouw nu be nauwder dan voor het gevaar: ergens op aangezien te worden? Alles bijeengenomen is de kolom ingezonden stukken dus met de vragenrubrieken de enige gele genheid om iets te weten te komen van wat de vrouw in 't algemeen bezig houdt, haar voorkeur en afkeer, haar instelling en overtuiging. En daarbij hebben de ingezonden stukken nog dit voor, dat zij geen zuiver persoonlijke grieven of moeilijkheden bevatten, maar zijn ingegeven door een gevoel van algemener aard. Als zodanig zijn zij alleen al om hun aanwezigheid te waarderen ook al zouden zij de plank meters mis slaan. Want een vrouw die zich opwindt over een kwestie die haar niet per soonlijk raalct bewijst daérdoor al, dat zij een eerste begrip van verant. woordelijkheid jegens de medemens bezit. En dat gevoel van verantwoor delijkheid is de absolute voorwaarde voor elke verbetering op welk gebied ook. SA SKI A Langere avonden? „vlechten en binden"! I Wanneer U bang bent dat U de op honden zijnde lange winteravonden niet doorkomt met alleen-maar lezen en eventueel naar de televisie kijken: wanneer U bovendien uw huis graag verfraait met „kleine zelfgemaakte artistieke voorwerpjes: dan zoudt U het boekje ..Vlechten en binden" van mevrouw. M. C. Blöte-Obbes eens kunnen aanschaffen. De schrijfster leert haai- lezeressen in dit boekje werken met raffia (er kunnen kleine grappige figuurtjes, maar ook hele tassen uit gemaakt worden), met bie zen (handige vrouwen kunnen hier mee zelf haar stoelzittingen bekle den), met stro, pltriet en wilgenteen. Het boekje dat overzichtelijk is ge ïllustreerd. hoort thuis in de serie „Kijken en maken" die wordt uitge geven door de uitgeversmaatschappij W. de Haan te Zeist. Vrouwelijke kinderpsychiater schreef eerste hoofdstuk van „Handboek" (Van een medewerkster) Verkeersregels zijn geen vrijheidsbeperkende, lukrake maat regelen van de politie, waartegen wij ons moeten verzetten. Zij zijn de wettelijke vastgelegde, „afgesproken" regels van fat soen en respect voor de medemens, waaraan we ons moeten houden, willen we op elkaar kunnen rekenen. En zoals de verkeersregels dus geen negatief, maar een duidelijk positief doel dienen, zo kan het hele wegverkeer worden be schouwd als een positief, nuttig voortbrengsel van de technische vindingrijkheid van onze eeuw. De vraag is alleen: Weten de mensen het wegverkeer goed te gebruiken? Gezien het grote aantal verkeersongelukken zouden we zeggen: Nee. Een positieve verworvenheid, het verkeer. Van dat standpunt gaat ook de kinderpsychiater mevrouw O. van Andel-Ripke uit, die het eerste hoofdstuk schreef voor liet „Handboek voor Verkeersopvoeding". Het boek is nog niet compleet (het bestaat uit losse rubrieken in een klapper-band), maar een aantal scholen gebruikt het al, omdat het verkeersonderwijs zo'n grote behoefte heeft aan een grondig en veelzijdig standaardwerk. Er gebeuren zeer veel verkeersongelukken in ons land, vaak zijn er juist kleine kinderen bij betrokken. Stedebouwkundigen breken er zich het hoofd over hoe de steden het steeds toenemende verkeer moeten verwerken. In een gesprek met mevrouw Van Andel-Ripke hebben wij begrepen, dat het verkeer, ondanks alle ver driet -dat het veroorzaakt, de men sen meer biedt dan alleen de mo gelijkheid tot (snelle) verplaatsing Advertentie 5® 5t Is een hele zorg minder l5' „Als ik nog denk aan vroeger 1 Die omslachtige methode! En hoe ellendig ik me voelde! Nu ken ik geen verloren dagen meer. Met «.b,-hygiëne kim je overal aan meedoen. Fietsen, dansen, sport, uitgaan alles! Miljoenen vrouwen, genieten méér van het leven, dank zij o.b.-tampons, htm Onmerkbare Bescherming, die K zij kunnen meenemen in het -• kleinste tasje." de moderne hygiëne per pikje YW 10 umpons.YoJdocnd* rar mmdelijk* gebruik: NommsJ f 1 Het biedt de mens kansen om goe de omgangsvormen toe te passen; zich te gedragen als een verant woordelijk en bewust levend lid van de gemeenschap. Dat deze verantwoordelijkheid ge leerd moet worden, een deel moet zijn van de opvoeding, spreekt vanzelf Daarom heeft mevrouw Van Andel in het „Handboek" grote aandacht besteed aan de ontwikkeiing van de mens, van wiegekind tot volwassene. Het boek is immers voor opvoeders bestemd. Eigenlijk zou elke ouder op de hoog te moeten zijn van de verschillende fasen in die ontwikkeling, om te juis ter tijd met een brokje opvoeding te beginnen, ook de verkeersopvoeding. Wie weet, dat een kind van twee jaar wel zékere vermogens tot gehoorza men heeft, maar nog niet tot zelf standig uitkijken en dus gevaar zien, zal geen tweejarige om een bood schap sturen, zelfs niet vlak bij de deur. En wie beseft, dat een kind zo tussen negen en twaalf zijn erva ringen verstandelijk begint te ver werken en begrip krijgt voor sociale verhoudingen, zal daar profijt van trekken en het kind juist dan begrip bijbrengen voor zijn plaats tussen de mensen en de regels waaraan liet zich houden moet. Mevrouw Van Andel theoretiseert niet, zonder de praktijk bij de hand en in het oog te houden. Deze praktijk was in 1923 reeds haar eigen zoontje, omstreeks twee jaar oud en dus bezig met zijn eerste „vrije" schreden. De vraag hoe het kind vau die leeftijd kon worden be schermd tegen door hem niet besefte gevaren, hield haar toen al bezig. In tussen werkte zij mee aan een ten toonstelling in Rotterdam, die „Het Kind" heette en toen al! statis tieken gaf van opzienbarende aantal len ongelukken waarbij kleuters wa ren betrokken. Hoe meer mevrouw Van Adel kindoren bestudeerde en leerde kennen, hoe meer het haar ook duidelijk werd dat al die verschillen kleine mensen hun eigen, persoonlij ke 'reacties hadden op het verkeer en er ieder op eigen manier aan deel namen. En wat voor de kinderen in hun ver schillende ontwikkelingsperioden geldt, geldt, volgens mevrouw Van Adel, ook voor de volwassen mens: Men mag van hem alleen dat eisen, wat hij volbrengen kan. In het wegverkeer houdt dit o.m. in dat het snelverkeer zich in principe moet richten naar de voetganger, en niet andersom. Iedere automobilist is op zijn beurt wel eens voetganger. Hij kan dus weten hoe de voetgan ger zich gedraagt, wat hij wel en niet kan overzien. Maar lang niet elke voetganger zit wel eens in een auto. Mag men dan van voetgangers ver langen, dat zij de techniek van het autorijden (dus de mogelijkheden van de auto), de reactiesnelheid van een automobilist en de eisen van het rij-examen kennen en begrijpen? Wanneer mevrouw Van Andel in vergaderingen deze stelling ver kondigt: „Het rijdend verkeer moet zich aanpassen aan de mogelijkhe den van de voetganger", is haar ervaring tweeledig. In de eerste plaats geeft men haar gelijk. In de tweede plaats is men verbaasd, omdat men er zelf nog niet op ge komen was, op deze simpele waar heid. Maar met de wet in de hand zijn er altijd weggebruikers, die precies we ten wat zij wel en niet mogen en die de voetgangers verwijten hinderlijk en belemmerend en vertragend op te treden. Geïrriteerde automobilisten, motorrijders en ook (brom)fietsers zijn maar al te vaak geneigd, de voetganger als een stomme belemme ring voor eigen snelle verplaatsing te beschouwen. Verhelderend in dit opzicht was de ervaring van mevrouw Van Andel in Amerika: Daar bleek het voor de voetganger, in grote zowel als kleine steden, overbodig om angstig te zijn. Een toestand, die wij ons hier nauwe lijks kunnen voorstellen. De reden moet wel zijn, dat de Ame rikaanse automobilist niet stopt om dat hij anders straf te duchten heeft dus niet alleen bij wettelijke be schermde oversteekplaatsen), maar eenvoudig stopt, omdat hij op de weg de sterkste is. en het zijn plicht vindt de zwakkere in bescherming te ne men, of, op zijn minst, niet te bedrei gen. Geen angst voor de straf-op-over- treding moet de mensen van onze moderne tijd dwingen tot goede om gangsvormen in het verkeer, maar de overtuiging, dat wegen en vervoer middelen prachtige uitvindingen zijn, die ons van dienst kunnen zijn als wij ze goed gebruiken, met respect voor elkaar. Dat is de geest, waarin het nieuwe „Handboek voor Ver keersopvoeding" Ls geschreven. De in leiding tot de „psychologie" van de verkeersopvoeding, van mevrouw Van Andel, zal Iedere opvoeder ervan moeten overtuigen, dat de deelne ming van het kind aan het verkeer meer vereist dan kennis van de ver keersregels alleen. Verkeersonderwijs wordt zo verkeersopvoeding. Een nieuwe aanpak, die hoog nodig ls. Niét zo'n duur „aardigheidje" We horen altijd verzuchten dat alles tegenwoordig zó duur ia, dat er van „een aardigheidje" voor iemand ko pen helemaal geen sprake meer is; 't moet altijd een (duur) cadeau wor den. In een warenhuis in Amsterdam (maar misschien zijn ze veel dichter bij huis ook wel te koop) zagen we nu funduepotten die, zoals dat ge noemd wordt, „de kop niet kosten", gerekend tenminste naar huidige, na tuurlijk niet naar vooroorlogse maat staven. Een fonduepot is bestemd om gesmolten kaasrecepten te bevatten en warm te houden op een réchaud oftewel waxinelichtje. De potten zijn gemaakt van een poreuze, daardoor bijzonder warmtebestendig, rode klei. Behalve kaas-met-kruiden-en-wijn, kan er ook soep of haché in opge diend worden, tenminste in het hoge model (met twee oortjes). Er zijn ook platte modellen, met een steel. En vindt U de pot te mooi voor de keuken (de modelen zijn namelijk eenvoudig en mooi, de bruine kleur idem), dan kunt U hem vullen met bloemen; een lust voor het oog. De grootste fonduepan, die wij zagen, kostte nog geen drie gulden, een maatje kleiner maar een rijksdaal der. Een der boeiendste rubrieken van de krant schuilt voor mij nog al tijd onder het hoofd: Ingezonden stukken. Niet alleen omdat men daaruit op een ongezochte wijze ken nis kan maken met datgene wat do mens van heden nu werkelijk interes seert, met alle komisch aandoende contrasten die daaruit voortvloeien: als de voorpagina zich opwindt over een of andere topconferentie bakke leien de lezers enige pagina's verder over trappen lopende melkboeren. Maar vooral omdat men uit al die heftige of bezadigde, betogende of spottende, scherp persoonlijke of kalm observerende epistels een ver rassende kijk krijgt op de mentaliteit en de gedachtenwereld van zijn me demens. Speciaal als die ingezonden stukken van vrouwen afkomstig zijn, wordt de lezing een belangwekkende bezig heid, die geen enkele seksegenote zich moet laten ontgaan. Immers, de mcf bei „La ligne vivante" noemt de Amsterdamse couturier Dick Holthaus zijn nieuwe modelijn, en op de fotocombinatie ziet U vier voorbeelden ervan; links twee fluwelen cocktail japonnen met aangeknipte mou wen, waarbij fluwelen hoeden in toque-model worden gedragen; rechts twee sportieve ensembles bestaande uit een effen rok met een geruit tailleurjasje. De hoofddeksels die hierbij worden gedragen, zijn geïnspireerd op de herenhoed.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 5