DE TROONREDE
Opbrengst der belastingen wordt
geschat op 8730 miljoen gulden
STAAT ONTVANGT AANZIENLIJKE
WINSTEN UIT BEDRIJVEN
14
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1959
Hare Majesteit de Koningin lieeft gisteren ter ope
ning van het nieuwe parlementaire zittingsjaar de
volgende troonrede uitgesproken:
In tegenstelling tot de internationale toestand, die
nog steeds reden tot ernstige bezorgdheid geeft,
stemt de gang van zaken binnen het koninkrijk
tot voldoening en dankbaarheid. Tussen de delen
van het koninkrijk bestaan hechte banden en het
beleid van de regering is bij voortduring op verster
king van de goede betrekkingen tussen de landen
van het koninkrijk gericht. Zij is zich daarbij ten
volle ervan bewust dat in de nieuwe rechtsorde, die
in het statuut voor het koninkrijk gestalte heeft
verkregen, de onderlinge eerbiediging van het eigen
wezen van de landen voorop staat. Met dit uitgangs
punt voor ogen werken de landen samen wanneer
zulks strekt ten voordele van het koninkrijk of van
een van de delen en achten zij zich geroepen te hel
pen wanneer bijstand nodig is voor verbetering van
het welzijn van de rijksgenoten in een ander land
van het koninkrijk.
Teneinde meer reliëf te geven aan het eigen karak
ter van de betrekkingen tot Suriname en de Neder
landse Antillen is het ministerie van zaken overzee
opgeheven en is de noodzakelijke coördinatie van de
aangelegenheden, deze landen betreffende, opgedra
gen aan de vice-minister-president.
Met betrekking tot Nederlands Nieuw-Guinea blijft
het beleid onveranderd gericht op liet doel om de
bevolking van dit gebiedsdeel, zodra dit mogelijk zal
zijn, over haar eigen politieke status te doen be
slissen. De regering zal alle praktische mogelijkhe
den aangrijpen, welke dit doel kunnen bevorderen,
evenals die, welke tot de ontwikkeling van dit ge
bied kunnen bijdragen. De goede verstandhouding
met Australië zal ongetwijfeld tot die ontwikkeling-
bijdragen. Een hervorming van het voor Nieuw-
Guinea geldende publiek recht zal, met dit ctoel voor
ogen, worden ter hand genomen.
In de wereld van vandaag, waarin gevaarlijke tegen
stellingen van ideologische en materiële aard helaas
onverminderd voortbestaan en telkens ernstige span
ningen oproepen, is ons koninkrijk gehouden zijn
eigen bijdrage te leveren in het gezamenlijk streven
naar vreedzame verhoudingen.
De gesprekken die dezer dagen zullen plaatsheb
hebben, nu op initiatief van de president van de
Verenigde Staten, zijn - op wereldniveau - een
belangrijke poging tot ontspanning. Zij zullen, voor
zover afhankelijk van de westelijke landen, slechts
een inleiding kunnen zijn tot een werkelijke ont
spanning, indien die landen gezamenlijk, en ieder
land voor zichzelf, bereid en in staat zijn, innerlijke
kracht en solidariteit op te brengen.
Bij het streven naar een gewaarborgde vrede zijn
het voortbestaan van een militair evenwicht en het
versterken van de sociaal-economische kracht van
de Westelijke landen onmisbare voorwaarden. Even
noodzakelijk tot bescherming van de vrijheid dei-
mensen is het verdiepen van de politieke samenwer
king van het Westen.
De onafhankelijkheid en veiligheid ook van ons land
en volk zijn verankerd in het Atlantisch bondge
nootschap. Het beleid blijft er dan ook op gericht
aan de gezamenlijke verdediging in Atlantisch ver
band naar beste vermogen bij te dragen.
Met dit uitgangspunt voor ogen wordt de toekomsti
ge personele en financiële defensie-inspanning onder
ogen gezien; een nota dienaangaande zal in het ko
mende parlementaire jaar worden aangeboden, zodra
in Navo-verband de daarvoor noodzakelijke gegevens
ter beschikking staan.
In de nieuwe Europese Gemeenschappen ziet de re
gering de drijvende kracht voor een verdere ont
wikkeling van de eenheid van Europa, dat histo
risch een eigen taak en verantwoordelijkheid heeft.
Daarom blijft het beleid bij voortduring gericht op
een voortvarende uitvoering van de verdragen van
Rome en op een verdere versterking van deze ge
meenschappen. Daarenboven is de goede ontwikke
ling en functionering van de Euromarkt van grote
betekenis voor een groeiende welvaart van ons land
in de toekomst. Het stemt dan ook tot voldoening
dat, ongetwijfeld mede als gevolg van het in wer
king treden van de Europese Economische Gemeen
schap, de onderlinge handel tussen de zes landen
sinds de aanvang van dit jaar, ook relatief, aanzien
lijk is toegenomen.
In de loop van het volgend jaar zal een tweede ver
laging van douanetarieven in het kader van de
Euromarkt worden doorgevoerd. De regering
spreekt de hoop uit dat deze tariefsverlaging tot de
andere landen van de organisatie voor de Europese
Economische Samenwerking zal kunnen worden uit
gebreid, opdat het ontstaan van een kloof tussen
twee groepen worde vermeden. Haar streven zal dan
ook ernstig gericht zijn op de totstandkoming van
een bredere Europese economische associatie tussen
de in voorbereiding zijnde vrijhandelszone van dc
zeven en de Europese Economische Gemeenschap.
De groeiende Europese samenwerking heeft, naar in
de praktijk is gebleken, het politieke belang van de
Benelux en het gezamenlijk optreden in Europees
verband met België en Luxemburg nog vergroot.
Op do weg naar een sterke Benelux moeten nog
moeilijkheden worden overwonnen. Daarvoor een
oplossing te vinden is meer dan ooit geboden en de
regering zal dan ook alles doen wat in haar vermo
gen ligt om dit te bevorderen.
De vraagstukken voortspruitende uit de achterge
bleven ontwikkeling van een belangrijk d'eel van de
wereld hebben een dringend karakter. Ten dienste
van de verbetering van de internationale verhoudin
gen zal ook ons land, met name als lid van de Ver
enigde Naties, bereid moeten zijn, in toenemende
mate aan de oplossing van die vraagstukken mede
te werken.
De economische ontwikkeling in ons land mag in
menig opzicht gunstig worden genoemd. De
produktie en werkgelegenheid hebben, na de
teruggang van het vorige jaar, een peil bereikt dat
hoger is dan dat, hetwelk bestond voordat de moei
lijkheden van 1956 en 1957 begonnen. Ondanks de
sterke aanwas van de beroepsbevolking is de werk
loosheid in aanzienlijke mate gedaald. De betalings
balans vertoont tot op heden een gunstig verloop;
dé goud- en deviezenreserve is op een aanvaardbaar
niveau gekomen.
Het beleid dat de regering zich voorstelt in deze
situatie te voeren is in de Tweede Kamer der Staten-
Generaal uitvoerig ter sprake gekomen ter gelegen
heid van het overleg over de nota inzake enkele
hoofdpunten van het te voeren sociaal-economische
beleid. Het blijft het vaste voornemen zowel om voort
te gaan met de verwijdering van kunstmatige ele
menten uit ons economisch bestel, als om bij te
dragen tot een verantwoorde verdeling van de
vruchten van de economische vooruitgang. De vrije-'
re loonvorming, waaraan de regering op principiële
en praktische gronden grote waarde hecht, heeft een
aanvang- genomen. Indien de in overleg met het
bedrijfsleven terzake vastgestelde regelen nauwge
zet door werknemers- en werkgeversorganisaties
worden in acht genomen, zal dit nieuwe beleid aan
zijn doel beantwoorden en het gevaar voor een nieu
we overspanning worden vermeden.
Ook het begrotingsbeleid moet in het teken van de
huidige economische situatie worden gesteld.
Van de begroting voor het dienstjaar 1960 mag een
remmend effect worden verwacht op de thans dui
delijk waarneembare versnelde uitzetting van de be
stedingen. De uitgaven vertonen in vergelijking met
het nationale inkomen een daling ten opzichte van
het jaar 1959. Het beroep dat. de overheid zal moeten
doen op de kapitaalmarkt is niet van zodanige om
vang dat daaruit belangrijke spanningen op deze
markt ïullen voortvloeien. De conjuncturele toe
stand brengt voorts met zich mede dat stimulering
van de bestedingen door vermindering van de be-,
lastingdruk zeer beperkt moet blijven.
Op het gebied van de belastingtarieven zal der
halve moeten worden volstaan met een, overigens
dringend geboden, verlaging van het tarief van
de loon- en inkomstenbelasting voor ongehuw-
den. Gezien ook de doorwerking in het volgend
jaar van de met ingang van dit jaar getroffen
maatregelen op het gebied van de Investerings
aftrek en de vervroegde afschrijving zal een ver
dere vermindering van de feitelijk bestaande be
lastingdruk niet kunnen plaatsvinden en zullen
mitsdien de laatstelijk voor 1959 verlengde be
lastingmaatregelen ook voor het komende jaar
moeten worden gehandhaafd.
Als uitvloeisel van het terzake in de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal gevoerde overleg zal
spoèdig een wetsvoorstel worden ingediend tot
verhoging van de huren met ingang van 1 april van
het volgend jaar. Tezamen met de voorgenomen
vermindering van de woningbouwsubsidie zal ook
aldus een stap vooruit worden gezet op de weg naar
op dit gebied meer normale toestanden.
De woningnood, met name in de sector van de arbei
derswoningen en de goedkope middenstandswonin
gen, is overigens nog van zodanige omvang dat hier
bijzondere waakzaamheid en zorg geboden blijven.
De regering overweegt maatregelen tot ondersteu
ning van het streven om de particuliere woning
bouw meer dan tot dusverre op de bouw van', deze
woningen te richten.
Binnen het geheel van de nationale volkshuishou
ding zal de regering haar beleid richten op een
ontplooiing van land- en tuinbouw. Zij zal bij
zondere aandacht wijden aan het landbouwonder
wijs en het landbouwkundig onderzoek, zomede aan
een verbetering van de bedrijfsstructuur en de ex
terne produktieomstandigheden.
Ook het garantiebeleid zal in toenemende mate wor
den gericht op het stimuleren van een economisch
verantwoorde produktie. Daarnaast zal het garantie
beleid blijven afgestemd op redelijke producenten
prijzen voor die landbouwprodukten, die in het bij
zonder de gevolgen ondervinden van het gebrek aan
standvastigheid der internationale marktverhoudin
gen en die tevens voor de inkomensvorming in de
landbouw van wezenlijk belang zijn.
Met betrekking tot het Reactor Centrum Nederland
te Petten bestaat de verwachting dat de onderhan
delingen inzake een samenwerking met Euratom tot
een bevredigend resultaat zullen leiden. Daarnevens
blijft de regering de verdere ontwikkeling van het
kernfysisch onderzoek, met name bij het hoger on
derwijs, alsmede de industriële toepassing daarvan
krachtig bevorderen.
Dc over het algemeen evenwichtige groei van
onze volkshuishouding doet de regering niet het
zicht verliezen op de, zo belangrijke, structuur
politieke vraagstukken. Reeds in het algemeen ver
eist do snelle aanwas van de bevolking en haar
spreiding over het grondgebied van ons land het
treffen van planologische en bestuurlijke maatre
gelen, welke van het hoogste belang zijn.
Bepaalde delen van het land ondervinden daarenbo
ven, uit een oogpunt van evenwichtige welvaarts
ontwikkeling, bijzondere moeilijkheden, waarmede
in het beleid rekening zal worden gehouden. Zo heeft
de industriespreiding de ernstige aandacht van de
regering, omdat vooral langs deze weg de oplossing
moet worden gezocht voor het in die streken be
staande vraagstuk van de structurele werkgelegen
heid, alsmede voor de moeilijkheden, welke in het
westen des lands in toenemende mate voortvloeien
uit de bevolkingsdichtheid en de concentratie van
de bedrijvigheid aldaar. De regering zal daarom
de vestiging en de uitbreiding van industrie in de
noordelijke provincies alsook in de andere probleem
gebieden met kracht bevorderen. Daartoe is zij be
reid de nodige financiële steun te verlenen voor het
in versneld tempo tot uitvoering brengen van een
programma van werken, dat blijvend verbetering
kan brengen in het industriële vestigingsklimaat
aldaar. Een en ander kan uiteraard niet beperkt
blijven tot de industrie. Ook andere welvaartsbron
nen zullen, waar nodig, tot verdere ontwikkeling
moeten worden gebracht. Daarbij zal niet uit het
oog worden verloren dat de algemeen maatschappe
lijke en culturele begeleiding van bovenbedoelde
activiteiten onmisbaar is voor de harmonische ont
wikkeling van deze gebieden.
De aandacht blijft gevestigd op de noodzakelijkheid
om de vooraanstaande positie die do Nederlandse
zeehavens in West-Europa Innemen, te handhaven en,
zo mogelijk, te versterken, waartoe niet alleen ver
groting van het havenareaal, doch ook verbetering
van de toegang uit zee en de verbindingen met het
achterland geboden Is.
Op 60ciaal gebied blijft de regering streven naar
een verdere ontplooiing van het stelsel van so
ciale zekerheid. Daarbij zullen de verzorging en
de revalidatie van langdurige zieken in stijgende
mate aandacht vragen. Aan een wijde verbreiding
van duurzaam persoonlijk bezit, en met name van
produktief bezit, hecht de regering bijzondere waar
de. Zij is van oordeel dat niet kan worden volstaan
met een spoedige afwerking van de onderhanden re
gelingen, maar dat de tijd thans rijp is om tot een
verdere uitbouw van het bezïtsvormingsbeleid over
te gaan.
Zij stelt zich voor het terzake in de eerstkomende
jaren te voeren beleid, daaronder begrepen een aan
duiding van dé daartoe te treffen financiële en fis
cale maatregelen, op korte termijn in een afzon
derlijke nota aan de Staten-Generaal voor te leggen.
Een vraagstuk van andere aard dat in een sterlt
ontwikkelde volkshuishouding als de onze wordt
opgeroepen, is dat der voortschrijdende centra
lisatie,
#De regering acht het bewust verminderen van be-
staande en het tegengaan van verdere centralisatie
in het bestuursapparaat van het hoogste belang,
met name op grond van de aan dit verschijnsel ver
bonden bezwaren uit een oogpunt van verantwoor
delijkheid van de burgers. Zij is ervan overtuigd dat
decentralisatie tot een versterking van ons democra
tisch bestel zal kunnen bijdragen.
Voortbouwende op de reeds verrichte, waardevolle,
arbeid stelt de regering zich voor de grote onderne
ming van het tot stand brengen van een nieuw bur
gerlijk wetboek met kracht voort te zetten. Als par
tiële wijziging van bestaande wetgeving zal zij op
korte termijn een wijziging van de loterijwet aan
de orde stellen.
Over de vraag in hoeverre een herziening van het
vennootschapsrecht gewenst is zal de regering zich
doen voorlichten door een staatscommissie.
Voor de' vorming en de ontwikkeling van de per
soonlijkheid van de mens zijn het onderwijs en
de cultuur van uitnemend belang. De regering
besteedt daarom grote aandacht aan de uitbreiding
en verbetering van het onderwijs, waarbij vooral de
voorziening in de behoefte aan docenten en de bouw
van scholen haar zorg hebben. Ook zal in het ko
mende jaar veel aandacht worden gevraagd voor
het onderwijs en met name voor de onderwijswet-
geving, dat geldt niet alleen voor de grote wetsont
werpen tot regeling van het voortgezet onderwijs en
van het wetenschappelijk onderwijs maar ook voor
een aantal andere onderwerpen, die nog op behan
deling wachten.
In het bewustzijn van de grote waarde die radio en
televisie in stijgende mate kunnen hebben, is beslo
ten tot uitbreiding van de televisiezendtijd. Waak
zaamheid is geboden opdat de toeneming van de
materiële welvaart de in de hedendaagse maat
schappij dreigende verzakelijking niet versterke.
Veeleer behoort zij dienstbaar te zijn aan de gees
telijke verheffing van ons volk. In dit verband ware
o.a. te denken aan maatschappelijk werk, aan ken
nisneming van ons oude cultuurbezit en van uitin
gen van hedendaagse kunst en aan een zinvolle
vrijetijdsbesteding, waaronder de sport. Van bijzon
der belang voor de toekomst van ons volk is daarbij
een verantwoorde vorming van de jeugd. De rege
ring is van de ingrijpende betekenis van deze kant
van ons volksleven doordrongen. Voor zover het op
haar weg ligt zal zij hier stimulerend optreden.
Niet alleen de vraagstukken, welke ik zoeven heb
aangeduid maar ook vele andere zullen in het ko
mende zittingsjaar uw aandacht en werkkracht wa
gen. De ingewikkeldheid en onderlinge verwevenheid
ervan zullen uw besluitvorming veelal tot een moei
lijke maken. Moge uw arbeid, waarbij vele en geva
rieerde belangen moeten worden overwogen en be
hartigd, worden verlicht door het diepe bewustzijn
van het voorrecht, dat regering en Staten-Generaal
ten dienste van het welzijn van ons volk in vrijheid
werkzaam zijn. En mogen zo ook aan ons volk de
offers, die het, gezamenlijk met de andere Westerse
volken, bij voortduring voor de nationale vrijheid
moet brengen, minder zwaar vallen door een levend
besef van dat hoge goed.
Met de bede dat God U in het komende zittings
jaar moge sterken bij de vervulling van uw moei
lijke en verantwoordelijke taak, verklaar ik de ge
wone zitting der Staten-Generaal geopend.
UITGANGSPUNT: VERDERE EXPANSIE
Voor de gemeenten
1281 miljoen
Bij het opstellen van de belas
tingramingen is minister Zijl
stra ervan uitgegaan, dat de
Nederlandse volkshuishouding
van 1959 op 1960 een krachtige
verdere expansie te zien zal ge
ven. Bij die ramingen is reke
ning gehouden met de in te die
nen belastingvoorstellen. Bo
vendien zijn daarin Verwerkt de
gevolgen van de voorgenomen
huurverhoging en de compense
rende verhogingen van de lo
nen en de kinderbijslag in ver
band met de huur- en melk
prijsverhoging. De gevolgen van
de gedifferentieerde loonvor
ming zijn daarentegen buiten
beschouwing gelaten.
In totaal zullen dc belastingen in
1960 naar schatting opbrengen 8730
miljoen gulden. Daarvan valt vla het
gemeentefonds aan de gemeenten toe
een bedrag van 1281 miljoen gulden
en via het provinciefonds aan de
provincies 65 miljoen gulden, zodat
ten bate van de rijksbegroting over
blijft 7384 miljoen gulden.
In het onderstaande staatje zijn voor
de verschillende belastingen de ra
mingen voor 1960 vermeld, vergele
ken met de vermoedelijke uitkom
sten voor 1959.
(in miljoenen guldens)
motorrijtuigenbelasting
invoerrechten
accijns op wijn
accijns op gedistilleerd
accijns op bier
accijns op suiker
accijns op tabak
omzetbelasting
rechten van zegel
rechten van registratie
inkomstenbelasting
vermogensbelasting
vennootschapsbelasting
loonbelasting
dividendbelasting
commissarissenbelasting
rechten van successie
le kolom: raming 1960.
2e kolom: vermoedelijke uitkomsten
1959.
155
135
950
875
10
9
155
150
45
40
95
90
500
485
1675
1520
65
65
115
105
1950
1850
150
140
1150
1175
1375
1275
165
170
25
22
150
140
Volkstelling kost
één gulden per inwoner
De in 1960 in Nederland te houden
algemene volkstelling zal ongeveer
elf miljoen gulen kosten. Op de be
groting voor 1960 is er een bedrag
van 5,5 miljoen voor uitgetrokken.
Met de verwerking van de gegevens
zal men geruime tijd bezig zijn.
Vandaar, dat ook in 1961 en 3962
nog posten ten behoeve van de alge
mene volkstelling op de begroting
geplaatst moeten worden. De rege
ring schat 4,3 miljoen en 1,2 milloen
gulden.
Met dc telling en de verwerking van
de gegevens zal dus een totaalbedrag
van elf miljoen gemoeid zijn, dat is
ongeveer één gulden per Nederlander.
De toeneming van de brutobelasting-
ramingen voor 1960 ten opzichte van
de vermoedelijke uitkomsten voor
1959 met 484 miljoen kan worden
beschouwd als de resultante van een
stijging met 735 miljoen door de eco
nomische opbloei en een daling van
250 miljoen tengevolge van de tariefs
verlaging voor ongehuwden, de door
werking van de investeringsaftrek en
de vervroegde afschrijving en de
verdere verlaging van de invoerrech
ten in het kader van de Euromarkt.
Minister Zijlstra
is tevreden
Minister Zijlstra is zelf niet onte
vreden over de ingediende rijks
begroting voor 1960. Hij meent
namelijk, dat er de noodzakelijke
bijdrage door wordt geleverd tot
liet voorkomen van spanning op
de kapitaalmarkt. En hij geeft als
zijn overtuiging dat de begroting
voor 1960, zowel wat het saldo
als wat de ontwikkeling van het
niveau betreft in redelijke mate
in overeenstemming is met de
conjuncturele situatie. Aan de an
dere kant blijkt er zowel op het
ene als op het andere vlak weinig
speelruimte te zijn. Een vergro
ting van het begrotingstekort
noch een vermeerdering van de
impulsen uit hoofde van een stij
ging van de uitgaven dan wel een
vermindering van de belastingen
zou in de te verwachten economi
sche constellatie passen.
OOK HOGERE AFLOSSINGEN
Afgelopen jaar is
niet slecht geweest
Aangezien de staat financieel geïn
teresseerd is bij een aantal grote be
drijven en die bedrijven in het alge
meen niet slecht geboerd hebben, ont
vangt hij uit die bedrijven niet on
aanzienlijke winstuitkeringen.
Wat het staatsbedrijf der posterijen,
telegrafie en telefonie betreft is op
de rijksbegroting voor 1960 rekening
gehouden met een winstuitkering
van ongeveer 2 procent van het in
het bedrijf aanwezige en nog niet af
geloste kapitaal. De uitkering van
3 Mi procent over de bedrijfsbaten
van de verkeersdiensten der .P.T.T.
is geraamd op 21,9 miljoen gulden.
Van de staatsmijnen wordt voor 1960
een uitkering van 11,3 miljoen tege
moet gezien. Hot staatsgasbedrijf zal
als winstaandeel vermoedelijk 2,2
miljoen kunnen uitkeren. De divi
denduitkering op het kapitaal van
het staatsbedrijf „artillerieinrichtin
gen" zal waarschijnlijk 0,4 miljoen
bedragen. Het aandeel ln de winst
van de Nederlandsche Bank is ge
schat op 10 miljoen.
De baten van bedrijven in de particu
liere sector betreffen de aandelen van
het rijk in de Maatschappij tot finan
ciering van het nationaal herstel, 3
miljoen, de Kon. Ned. Hoogovens en
Staalfabrieken 3.5 miljoen, de K.L.M.
4 miljoen. Breedband 10,4 miljoen, de
Ned. Aardolie Maatschanplj 4.7 mil
joen. de Kon. Ned. Zoutindustrie 1.1
miljoen en van enkele andere bedrij
ven 1,9 miljoen gulden.
Ook de aflossingen, die de staat ont
vangt op grond van verstrekte kre
dieten mogen er zijn. Voor 1960 zijn
deze aflossingen geraamd op: van de
P.T.T. 148,1 miljoen, van de Staats
mijnen 5,5 miljoen, van het Staats
gasbedrijf 9 miljoen, van het Staats-
vissershavenbedrijf 0,9 miljoen, van
de lagere publiekrechtelijke lichamen
in hoofdzaak op womngbouwvoor-
schotten 24,1 miljoen.
In verband met de liquidatie van
de Europese Betalings Unie heeft
het rijk de vordering terzake van
de Nederlandsche Bank overgeno
men- Het bedrag aan aflossingen
hierop is voor 1960 geraamd op
108,1 miljoen grilden.