Sunil wast stralend wit...
Nieuw garantiebeleid
in de landbouw
Minister Marijnen acht slagvaardig
beleid in landbouw nodig
Bouwcapaciteit stijgt
in 2 jaar met 13 pet
en spaart uw linnenkast
Weer 80.000 woningen in 1960
WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
l
In toekomst minder straffe binding
van garantie- en kostprijzen
(Van onze parlementaire redacteur)
De minister van landbouw en visserij is van mening, dat bij liet
in de toekomst te voeren garantiebeleid, het niveau der garan
tieprijzen in minder sterke mate dan tot nu toe liet geval was,
gekoppeld dient te worden aan de hoogte der berekende kost
prijzen voor de verschillende produkten. Dit deelt de minister
mee in een afzonderlijke, met de landbouwbegroting 1960 bij de
Tweede Kamer ingediende „nota inzake de hoofdlijnen van het
in de naaste toekomst te voeren garantiebeleid".
De meer technische opzet van het in de nota ontwikkelde beleid
sluit zowel wat de principiële beleidsopzet als wat de te han
teren middelen betreft nauw aan bij het in het jongste verle
den gevoerde beleid. Volgens de nota-bestaat over het garantie
beleid in sterke mate overeenstemming met het Landbouwschap.
Bedenkingen heeft het Landbouwschap echter tegen het voor
nemen om straks de hoogte van de garantieprijzen minder straf
te koppelen aan de kostprijzen. De minister blijft niettemin bij
zijn voornemen, doch over de nadere uitwerking van het begin
sel zal het overleg met het Landbouwschap worden voortgezet.
De minister heeft de goede hoop, dat de nieuwe garantieprijzen
omstreeks 1 november 1959 kunnen worden vastgesteld, zodat
deze prijzen in de parlementaire behandeling van de landbouw
begroting en de begroting van het landbouwegalisatiefonds kun
nen worden betrokken.
GEIT
Hier is met Sunil gewassen, dat
hemelsblauwe Sunil, waarin al
het wasgoed stralend wit wordt...
werkelijk stralend wit!
Bleken en blauwen kunt u zelfs
vergeten. Met Sunil hebt u min
der waswerk, minder te wringen,
dus... minder slijtage.
Waar Sunil de was doet, blijft
alles veel langer nieuw. Ook was
machine en wringer varen er wel
bij!
Verder staat de minister op het stand
punt, dat bepaald vermeden dient te
worden, dat door een te hoog garan
tieniveau het beginsel der eigen ver
antwoordelijkheid der agrarische on
dernemers zijn inhoud verliest. De
minister acht het zelfs van eminent
belang, dat het besef van de eigen
verantwoordelijkheid bij de exploitan
ten van de landbouwbedrijven wordt
versterkt. Dit besef vormt, aldus de
minister, uiteindelijk de belangrijk
ste prikkel tot vergroting van de pro-
duktiviteit.
Principiële opzet
Voor de principiële opzet van het
garantiebeleid heeft de minister
zijn keuze bepaald op een systeem
dat, hetzij via een beïnvloeding
der binnenlandse marktprijzen,
hetzij via toeslagen per produkt
of per groep van verwante produk
ten, een redelijke bestaansmoge
lijkheid binnen de landbouw
schept. Het garantiebeleid zal al
leen gericht worden op redelijke
producentenprijzen voor die land-
bouwprodukten, waarvoor een ac
tief garantiebeleid, met het oog op
tie bestaande marktverhoudingen
en hun betekenis voor de inko
mensvorming in de landbouw,
noodzakelijk moet worden geacht.
Voor de produkten, waarvoor een
actief garantiebeleid niet beslist
noodzakelijk is voor een redelijke
bestaansmogelijkheid, dient de
prijsvorming, volgens de minister,
i nhet algemeen vrij te zijn. Tot
deze categorie kunnen worden ge
rekend eieren en slachtpluimvee,
rundvlees, consumptieaardappelen,
peulvruchten, vlas, handelszaden
e.d.
De kostprijs- en rentabiliteitsbereke-
ningen dienen de verhouding tussen
kosten en opbrengsten weer te geven
die typisch is voor een vakbekwame
bedrijfsuitoefening. Zo dient de be-
drijfskeuze van de akkerbouwbedrij
ven in de zeekleigebieden gericht te
zijn op het grotere akkerbouwbedrijf,
dat overwegend werkt met betaalde
arbeidskrachten.
De bédrijfskeuze van de weidebedrij-
ven, de gemengde zandbedrijvén en
de veenkoloniale bedrijven dient ge
richt te zijn op de overheersende be-
drijfstypen, in de grootteklassen, die
onder de huidige omstandigheden als
behoorlijk economisch verantwoord
kunnen worden beschouwd,
Het Landbouw-Economiscli Instituut
zal in het kader van de jaarlijkse
„vernieuwing" van circa 20 procent
der kostprijsbedrijven streven naar
een regelmatige aanpassing van de
steekproef van kostprijsbedrijven
aan de voortschrijdende technische en
economische ontwikkeling.
Garantieregelingen
De minister stelt zich voor in de
naaste toekomst het garantiebeleid te
voeren mét gebruikmaking van de
volgende garantieregelingen:
Vaste garantieprijzen, te realise
ren via binnenlandse marktprijzen,
voor de producenten van tarwe en
suikerbieten, voor zover de produktie
in het binnenland kan worden afge
zet.
Minimum garantieprijzen, te rea
liseren via de binnenlandse markt
prijzen door middel van een stelsel
van egalisatieheffingen bij import
van voèdergranen, voor de producen
ten van gerst en haver in de zeeklei
gebieden. De kostprijsverhoging door
de egalisatieheffingen voor de vee-
houderijprodukten en de graan-deri-
vaten zal over het geëxporteerde ge
deelte van de produktie worden geres-
titueerd.
Een ih beginsel uniforme, aanvul
lende toeslag voor de op zand- en
veenkoloniale gronden verbouwde
voedergranen, ter verwezenlijking
van het gewenste hogere garantieni
veau voor de producenten öp dé lich
tere gronden.
Een toeslag per ha fabrieksaard
appelen voor veenkoloniale en daar
mede gelijk te stellen bedrijven, ter
overbrugging van het verschil tussen
liet gerealiseerde prijsniveau en het
gewenste garantieniveau voor fa
brieksaardappelen.
Een minimum-garantieprijs voor
een nader te bepalen gegarandeerd
quantum melk via een toeslag gelijk
aan het verschil tussen de gereali
seerde opbrengstprijs en de garantie
prijs, berekend over de gegarandeer
de hoeveelhend. Binnen het kader
van deze garantieregeling zal
een „verrekenprijs voor de consump-
tie" worden vastgesteld, waarin bo-
iNeem uieweu ii*sv vooiuciige reuzenpak
ven de garantieprijs een redelijke
winstmarge zal worden opgenomen.
In het kader van een bijzondere
garantieregeling voor de varkenssec
tor zal jaarlijks een aan een maxi
mum gebonden bedrag zo nodig be
schikbaar worden gesteld, ten behoe
ve van het voeren van een op stabi
lisatie van de marktverhoudingen ge
richt marktordenend beleid.
Produktiviteïtsstijgingen in de land
bouwsector kunnen in overeen
stemming met de algemene spelregels
voor het gedifferentieerde loonbeleid
worden aangewend voor een verbe
tering van de Ionen en andere ar
beidsvoorwaarden. Aan deze regel
wil de regering, uit hoofde van het
gevoerde garantiebeleid, slechts de
beperking verbinden, dat, indien een
produktiviteitsstijging in de landbouw
de gemiddelde nationale produktivi
teitsstijging zou overtreffen, het
meerdere aangewend dient te worden
voor een verlaging der garantieprij
zen. De minder straffe koppeling van
garantie- aan kostprijzen geldt met
name ten aanzien, van het niet door
berekenen van het element produkti
viteitsstijging, dat in de kostprijsbe
rekeningen ligt opgesloten, terwijl
voorts herzieningen van het garantie
niveau in verband met een verhoging
der arbeidslonen in de landbouw, in
het algemeen niet meer zullen wor
den toegepast.
Ministeriële uiteenzetting
over het waarom
Minister Marïjnen zet uiteen, e
waarom in het in de toekomst
1 te voeren garantiebeleid, het
niveau der garantieprijzen in
e minder sterke mate dan tot nu
toe het geval was, gekoppeld
dient te worden aan de hoogte
der berekende kostprijzen.
i Een minder sterke binding is
i met name niet wenselijk in het
feval, dat verwacht mag wor-
en. dat een garantieniveau
een verschuiving in de produk- e
1 tierichting veroorzaakt en/of
een omvang van de produktie i
uitlokt of in stand houdt, die
I de nationaal-economische pro-
1 duktiviteit in aanmerkelijke 1
I mate nadelig beïnvloedt.
I Voorts wijst de minister op
het feit, dat bij bepaalde pro- 1
i dukten rekening dient te wor-
I den gehouden met de mogelijk-
i heid dat de kostprijs van een i
i bepaald produkt mede wordt
beïnvloed door ae garantiere-
geling, waardoor een zekere
I spiraalwerking ontstaat.
Betere uitrusting
platteland nodig
(Van onze parlementaire redacteur.)
De economische toestand in dc Ne
derlandse landbouw en ook de ont
wikkeling elders dwingen bij onder
wijs, onderzoek, voorlichting en cul
tuurtechniek tot een slagvaardig be
leid. De voortschrijdende ontwikke
ling op velerlei terrein met de daar
uit voortvloeiende veranderingen in
de economische en ruimtelijke struc
tuur van ons land, laat niet na Ook
op de landbouw in al zijn vormen
en geledingen grote invloed uit te
oefenen. De landbouw staat daardoor
voor vele vraagstukken en er moet re
kening worden gehouden met de ge
leidelijke afneming van het agrari
sche volksdeel. Aldus de minister van
landbouw, mr. Marijnen, in de memo
rie van toelichting op zijn begroting
voor 1960.
Hoewel de financiële positie van de
schatkist tot soberheid noopt, zal de
minister rekening blijven houden met
de' pnverminderde noodzaak om een
betere uitrusting van het platteland
in economisch, technisch en sociaal
opzicht te bevorderen. De minister
heschouwt hel. landbouwkundig on
derzoek. liet landbouwonderwijs en de
voorlichting dan ook van het aller
grootste belang.
Dc verdere ontwikkeling van liet plat
teland dient voorts met kracht te
worden nagestreefd, wil niet een rela
tieve achterstand ten opzichte van de
steden ontstaan.
He bejaarde heer C. Nijsse Gzn. uit
Heinkenszand vice-voorzitter van
de Goese veiling, kan het nog steeds
uitstekend vinden met de fruit-fee!
En gelukkig zijn de hofdames niet
jaloers
(Foto P.Z.C.).
Terwijl de stedelijke agglomera
ties zich in steeds sneller tempo
ontwikkelen, raken vele delen van
het platteland door een zekere ver
schraling steeds verder achterop.
Teneinde deze ongewenste ontwik
keling op te heffen, c.q. te voor
komen, wordt verbetering tot
stand gebracht door regionale in
dustrievestiging, verbetering van
de ontsluiting en van de waterbe
heersing, maatregelen in het kader
van de schaalvergroting, verbete
ring van de gebruik- c.q. eigen-
donisverkaveling van landbouw-
percelen, krotopruiming, aanleg
van utiliteitswerken, zoals water
leiding en elektriciteit, alsmede
culturele, sociale, maatschappelij
ke en recreatieve voorzieningen.
De minister is van oordeel, dat voor
komen moet worden, dat op de land
bouwbedrijven verborgen werkloos
heid ontstaat, doordat de beschikbare
arbeidskracht niet meer volledig
wordt gebruikt. De produktiekosten
en de feitelijke arbeidsproduktiviteit
zouden dan nadelig worden beïnvloed.
Vandaar dat de minister aan voort
gaande regionale industrievestiging
zeer grole waarde hecht.
Bouwprogramma 1960
Meer armslag voor de industrie
afremming in sommige sectoren
(Van onze parlementaire redactie)
De Nederlandse bouwnijverheid zal in 1960 volgens het door mi-
nister Van Aartsen opgestelde bouwprogram, werken voor een
totaal bedrag van 3190 miljoen gulden kunnen uitvoeren. De be
schikbare bouwcapaciteit is voldoende groot om dit bedrag te
kunnen verwerken. Het laat zich echter aanzien, dat in sommige
sectoren een krachtige afremming van de „bouwlust" noodzake
lijk zal zijn, zowel in de westelijke provincies als in de indus
triële centra in de overige provincies. Daarmee hoopt de rege
ring er toe te kunnen bijdragen dat de bouwkosten, die sinds de
daling in 1958 op vrijwel gelijk niveau gebleven zijn, niet op
nieuw zullen stijgen.
De capaciteit van het bouwbedrijf kan voor 1960 globaal ruim 13 procent
hoger worden geraamd dan de produktie in 1958. Dit is enerzijds een ge
volg van de normale groei van de beroepsbevolking, waarvan voor de bouw
vakken een evenredige toeneming drie procent ten opzichte van 1958
kan worden verwacht. Anderzijds leiden de voortgaande mechanisatie
en rationalisatie tot een hogere produktie per man. Na de sterke stijging
van de produktiviteit tijdens de ontspanning van de bouwmarkt in 1958
wordt voor 1960 slechts een geringe stijging aangenomen.
Handel en verkeer
moeten veer laten
Voor weg- en waterbouwkundige
kapitaalswerken is een bedrag
van 590 miljoen gulden uitgetrok
ken, veertig miljoen meer dan in
1959. Van deze verhoging profite
ren onder meer lagere publiekrech
telijke lichamen, die subsidie van
het rijk ontvangen voor werken
ter verbetering van de infrastruc
tuur van een aantal ontwikkelings
kernen.
Voor de sector „gebouwen" is, reke
ning houdend met een daling van het
prijsniveau van drie procent. 2600
miljoen gulden beschikbaar, 50 mil
joen minder dan in 1959.
Meer dan de helft, namelijk 1350 mil.
joen gulden, is bestemd voor de wo
ningbouw (in 1959 1460 miljoen).
Voor boerderijen wordt 35 miljoen
(1959 30 miljoen) gereserveerd, waar
van 10 miljoen voor ruilverkavelings-
en ontginningsgebieden en vijf mil
joen voor de IJselmeerpolders. De
„overige agrarische gebouwen" staan,
evenals dit jaar. voor 25 miljoen tc
(Van onze parlementaire redactie)
Ook voor 1960 gaat de regering ei
van uit, dat met de bouw van 80.000
woningen kan worden begonnen. Om
tegemoet tc komen aan «le toegeno
men belangstelling voor de particu
liere woningbouw zullen volgend jaar
echter slechts voor 37.500 in 1959
40.000 woningwetwoningen rijks-
voorschotten worden toegeze.gd, het
aandeel vau de particuliere bouw zal
daardoor in de premiesector, de vrije
sector en de herbouw gezamenlijk
tol 43.500 loohemen. Een onderver
deling over deze drie sectoren is
hierbij niet bekend gemaakt, in te
genstelling tot het bouwprogramma
voor 1959. waarin het aantal wonin
gen voor vrije sector en herbouw te
zamen op 2000 werd gesteld.
Behalve deze verdeling bevat de be
groting van volkshuisvesting weinig
concreet nieuws over de woning
bouw in 1960. Nog is niet bekend hoe
de nieuwe premieregeling voor de
particuliere woningbouw zal luiden.
boek.
Met het oog op de animo van de in
dustrie tot het investeren in gebou
wen is voor bedrijfsgebouwen voor
de nijverheid 370 miljoen gulden ge
raamd, dat wil zeggen 65 miljoen gul
den meer dan 1959, toen daarin bo
vendien een bedrag voor de technische
hogescholen was opgenomen. Het be
drag van 370 miljoen gulden laat vol
gens minister Van Aartsen „voldoen
de ruimte tot terugkeer van de inves-
teringsbereidheïd tot het hoge niveau
van 1956",
Handel en verkeer moeten een veer
laten. Een bedrag van 220 miljoen
gulden hetgeen neerkomt op
een verlaging met 40 miljoen
wordt toereikend geacht om in de
dringende behoefte te voorzien.
Beperking van deze sector is nood
zakelijk, omdat deze bouw hoofd
zakelijk is geconcentreerd in het
westen des lands, waar de moei
lijkheden op de bouwmarkt het
grootst zijn.
De grote noodzaak van de bouw van
academische ziekenhuizen en andere
factoren maken het noodzakelijk de
sector „gezondheidszorg en hygiëne"
meer armslag te geven. De 'post Is
met liet forse liedrag van 30 miljoen
tot 95 miljoen gulden verhoogd.
De kerkbouw blijft mei 30 miljoen
gulden op gelijk niveau. Voor de scho
lenbouw wordt 260 miljoen gerekend,
hetgeen neerkomt op 50 miljoen meer
dan in 1959. Voor 50 piecent dient
deze verhoging voor de uiterst urgent
te achten uitbreidingen van de voor
zieningen voor het hoger onderwijs en
voorts onder andere voor land- en
tuinbouwscholen (zes miljoen) en in
ternaten en seminaria (4 miljoen).
Tenslotte moeten zowel de „overige
bijzondere gebouwen" als de over
heidsgebouwen genoegen nemen met
een vermindering van 10 miljoen gul
den. Respectievelijk wordt uitgetrok
ken 45 en 55 miljoen gulden.
Advertentie)
WITTER DAN
DE WITSTE