Pocket-produktie brengt vloed van goede boeken NEDERLANDS DANS THEATER heeft eigen markt schilder Jak Cremer niet op WAt ver§ GROTE COLLECTIE NEDERLANDSE SCHILDERIJEN NAAR RRAZILIE ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1959 PROVINCIALE ZE E OW SE COURANT 13 DIKKE EN DUNNE, LELIJKE EN MOOIE Ooievaars, Salamanders, prisma's en bijen EEN BIJZONDER DIKKE en welkome „Ooievaar", die wel wegens zijn zwaarte een wat vertraagde vlucht heeft gehad (het is namelijk nummer 47, terwijl er al meer dan honderd aan zijn komen vliegen) is „Lees maar er staat niet wat er staat", een keuze uit de oorspronkelijke gedichten van m. Nijhoff, voorafgegaan door diens interessante beschouwing: „Over eigen werk". De keuze uit de gedichten is zeer ruim: het boekje beslaat meer dan 200 bladzijden, en bevat behalve dus vele korte gedichten ook in hun geheel „Pierrot aan de lantaarn", „Awater", „Het uur U" en „Een Idylle". Ook het nagelaten en verspreide werk is in deze bloemlezing ruim vertegenwoordigd. Voor de velen, voor wie de aanschaf van Nijhoffs Verzamelde Gedichten wat kostbaar is, is dit een waarlijk kostelijke en vorstelijke pocket. (Bert Bakker/Daamen, Den Haag). De pocket-produktie, haast niet meer te overzien overigens, bracht nog een vloed van herdrukken op de schrijftafel. In de „Salamander" reeks van Queri- do, Amsterdam, verscheen de nog steeds graag gelezen Indische plan tersroman „Rubber", de eersteling van de vorig jaar gestorven M. H. Székely-Lulofs. In dezelfde reeks werd van Ina Boudier-Bakker de vierde druk uitgegeven van „Aan de Letterkundige kroniek door HANS WARREN grote weg", een roman spelend in en om een eertijds gerenommeerd ho tel, dat door de aanleg van een snel- verkeersweg achteraf is komen te lig gen. Eerst door hard werken omhoog gekomen, raakt het in verval omdat het niet meer met de tijd meekan. Om dit gegeven heen heeft Ina Bou dier-Bakker een gevoelige, zorgvul dig uitgewerkte familieroman ge sponnen. J11 de serie „Literaire Pockets" van De Bezigo Bij, die qua verzorging de elite onder de pocketboeken vormen, verscheen een keurig verzorgde herdruk van „Veuve Vesuvius" van Bordewijk, aardig geïllustreerd met penteke ningen van Fiep Westendorp, en het televisiespel „Het kind der tienduizenden", geschreven door Bert Schierbeek. Een wel boeiend wat raadselachtig spel met de oor log als achtergrond; iets te mager en te vaag om werkelijk beklem mend te worden, maar in elk ge val niet banaal. Eigenlijk wordt overal een beetje langsheen ge praat zonder dat voldoende „dub bele bodem" gesuggereerd wordt; vandaar dat Schierbeeks, overi gens typiscli-moderne, werkwijze uiteindelijk weinig bevredigt. Het spel is echter een alleszins inte ressante proeve, en deze uitgave in boekvorm is dan ook zeker ver antwoord. Het zou prettig zijn ook Rodenko's nieuwe spel in de ze vorm te zien. Bijzondere aandacht verdient de „Ge schiedenis van de'Nederlandse litera tuur", door dr. J. C. Brandt Corstius, een speciaal voor de Prisma-reeks geschreven, uitstekende literatuurge schiedenis. (Spectrum, Utrecht). In negen hoofdstukken, elk een eeuw be slaand, heeft de schrijver buitenge woon veel wetenswaardigs weten te comprimeren. Wie een groot hand boek te omvangrijk en/of kostbaar vindt, kan hier goedkoop terecht en verkrijgt dan een met smaak en kennis in prettige stijl geschreven literatuuroverzicht vanaf de twaalfde eeuw tot heden. Er liggen ook nog een drietal Ame- rikaantjes: allereerst een adop tieve: Vicky Baums „De vreem de nacht" (The ship and the shore"), het eerste boek dat deze bekende schrijfster rechtstreeks in het Engels schreef. (Zij is Weense van geboor te, doch verliet in 1933 Duitsland om Amerika een nieuw vaderland te vinden). „The ship and the shore" verscheen in 1950. Het verhaal speelt zich af in één romantische nacht op een eilandje in de Stille Zuidzee. Daar ontmoeten 6 mensen elkaar bij toeval, 'n gebeurtenis die van groot belang slechte ogen. Véél te kleine druk als haast altijd de boeken van Vicky Baum zijn, maar in deze uitgave ab soluut ongeschikt voor mensen met slechte ogen. Veel te kleine druk doordat dit vrij omvangrijke boek binnen de 200 pagina's moest wor den geperst. Visueel een verademing is dan „De parel" van John Stein beck: zeer grote letter en ruime in terlinie (omdat dit verhaal over on geveer 150 bladzijden moest worden uitgestrekt). Beide: Salamander pockets, Querido, Amsterdam). Het verhaal, dat een Mexicaanse volks vertelling als uitgangspunt heeft, verscheen voor het eerst in 1947; dit is de tweede Nederlandse druk. Een prachtige, sober gehouden vertelling op het internationale sprookjesgege- ven dat hetvinden van eenschat, in dit geval een zeer kostbare grote parel die door een arme visser ge vonden wordt, geen geluk doch inte gendeel niets dan ellende en ramp spoed brengt. In de Meulenhoff-pockets (J. M. Meulenhoff, Amsterdam) ver scheen de zevende druk van Ers- kine Caldwells „Een akker voor God", alnaar het wordt aangepre zen „na de Bijbel het meest ver kochte boek ter wereld". Statis tieken vertellen ons dat het de fa belachtige oplage van 8 miljoen exemplaren beleefde ln 19 talen niet geheel ten onrechte overi gens, deze goudgraversroman is een voortreffelijk werkstuk, knap vertaald door J. A. Sandfort. In de „Donker-pockets" (Ad. Donker, Rotterdam) verscheen, eveneens zeer knap vertaald, nu door Hugo Claus, de bundel autobiografische novellen van Dylan Thomas „Als een jonge hond" (Portrait of the artist as a young dog). Een prach tig boekje jeugdherinneringen van deze Welse dichter, waarvan men alleen betreurt dat deze goede Ne derlandse editie er zo uitermate voddig uitziet. Moge er nog eens een beter uitgevoerde herdruk van komen, het boek is het dubbel en De iets duurdere literaire pockets van de Bezige Bij, Am sterdam, zijn daarentegen prachtig van uitvoering. De twee laatstverschenen nummers daaruit zijn „Chantage op het leven", twee knappe novellen van Harry Mulisch, destijds op deze plaats uitvoerig be sproken en aanbevolen (tweede druk) en Shakespeares „Troilus en Cressida", vertaald door Bert Voe ten, die in het vertalen van toneel spelen een waar virtuoos geworden is. Ook deze vertaling valt weer zeer te waarderen, zowel voor opvoering als voor gewone lezing. Tot slot een werkje dat geen „pocket" is in de gewone zin van het woord, al is het naar formaat het aller kleinste: „Sententies" van Samuel Johnson, uitgegeven door L. J. C. Boucher, te 's Gravenhage, in de zelfde serie waarin reeds o.a. de keu rige werkjes van Voltaire, Lichten berg en Wilde het licht zagen. Een heerlijk boekje om als klein, preten tieloos geschenkje te geven. Een klei ne bloemlezing: „De mensen zijn niet van nature gelijk. Als er twee men sen bij elkaar zijn, duurt het geen half uur of een ervan is duidelijk de meerdere". „Wie nog kans ziet een gevangenis te bereiken, moet geen zeeman worden want een schip is een gevangenis waarin je bovendien nog verdrinken kunt." „Vaderlands liefde is een laatste toevluchtsoord voor schurken". „Gevoelvolle mensen zijn zelden geneigd u te helpen hun naastenliefde blijft theorie." „Een hengel is een stok met een haak aan het ene eind en een gek aan het andere." „Vertrouwen op de toe komst heeft mij nooit een karakter trek geleken van dappere, verstandi ge of goede mensen". „Wat werke lijk belangrijk is, moet vroeger ook al wel zijn opgemerkt". „Een vrouw die preekt is als een hond die op zijn achterpoten loopt. De prestatie is merkwaardig maar waardeloos". Vak ($oqh - expositie m en rovence Op drie oktober wordt in Aix en Pror vence een Van Gogh-tentoonstelling geopend, welke tot eind november in deze zuid-Franse stad duurt. Het vorig jaar heeft men in Aix met veel succes een tentoonstelling uitgeschre ven voor werken van Cézanne en thans wil men in deze stad wederom werken laten zien van een schilder, die in de Provence heeft geleefd. Het ligt in de bedoeling dat in totaal zestig schilderijen en tekeningen uit het rijksmuseum Kröller-Müller en uit de partikuliere verzameling van ir. Van Gogh uit Laren, naar Aix worden gezonden. Tentoongesteld zul len worden de werken van Van Gogh, die de schilder in Aries en St. Remy heeft gemaakt. (Van onze speciale verslaggever) Een van de „peintures barbans- mes", die de 20-jarige Haagse schilder Jan Cremer deze maand in de galerie „Cing Mooches" van Nicolaas Kroese in de Amster damse Spuistraat tentoon stelt, weegt 40 kilo. Dat is geen gering gewicht voor een schilderij .van om en bij 60 x 80 cm oppervlakte, waaromheen een paar slechts vu- ïenhouten latten van nog geen centimeter dikte de lijst vormen. Ware het een lijst geweest van teakhouten delen, het formidabele gewicht zou gemakkelijk ver klaard zijn. Maar npe, slechts vu renhouten latten, tolaal wegende hoog uit ~'/t ons omspannen het linnen. Alleen verf, heerlijke mo derne olieverf van onbesproken kwaliteit en oorsprong, en mat glanzend onder de booglampen, die de exposanten op het conter- feitsel gericht hebben, zorgt voor de gewichigheid, die het „Woeste Beest op Beschadigde Poten", Jan Cremer, aan het doek gegeven heeft. Niemand denke dit dit geen ernst is. We zijn dood-ernstig. Bijna net zo loodzwaar ernstig als Jan Cre mer zelf. Zijn vriend Hans Wesseling, de modernistische dichter, heeft vol komen vriendschappelijk van Jan gezegd, dat hij „een Woest Bc-est" is, dat op beschadigde po ten loopt en dat „werkt binnen het zachte vlees van de nacht". Hij deed het in een met zes mooie foto's verlucht manifest dat werd uitgegeven ter gelegenheid van de tentoonstellingen van Cremer in Amsterdam en Rotterdam. Dat manifest onthult ons niet alleen iets van de persoonlijkheid van de JAN CREMER ,,'t Woeste Beest".. Met de DC-7C „Cara- bische Zee" van de K. L.M. is de Nederlandse inzending voor de vijf de Biennale van Sao Paulo (Brazilië) ver zonden, die bestaat uit 16 werken van Karei Appel, 17 schilderijen van Corneille en 15 werken van Jaap Nan- ninga. Op de Biennale van Sao Paulo wordt altijd een groot aantal werken uit de moderne tijd tentoongesteld. Het is een traditie gewor den, aldus vertelde mej. G. J. A. ten Holthe van het ministerie van on derwijs, kunsten en wetenschappen, dat ons land op deze Brazili aanse tentoonstelling vertegenwoordigd is. Naast de moderne kunst heeft Nederland zich bereid verklaard 12 Van Goghs en een groot aantal tekenin gen van deze Neder landse schilder, afkom stig uit het Rijksmu seum Kröller-Müller op de Hoge Veluwe. naar de Biennale te zenden, die een verze kerde waarde bezitten van vier miljoen gul den. De Biennale wordt op 19 september ge opend en zal tot eind december van dit jaar duren. Als regeringscommis saris begeleidt prof. Hammacher, directeur van het rijksmuseum Kröller-Müller, deze inzending. Prof. Ham macher deelde op de Amsterdamse luchtha ven bij zijn vertrek mede dat voor de eer ste keer Van Goghs in Zuid-Amerika worden tentoongesteld. Datde schilderijen en tekenin gen van Van Gogh naast de inzending der hypermoderne Neder landse schilders naar Sao Paulo gaan is te danken aan een specia le uitnodiging van de Braziliaanse autoritei ten. „Hoofdschotel is evenwel de collectie van Appel. Corneille en Nanninga". Vrienden van Jan, wie wij vroegen naar zijn adres in Den Haag, met het doel de schilder te bezoeken, waarschuwden ons kleren aan te trekken, die na het bezoek weggegooid zou den kunnen worden. De werk drift van Jan, die veelal even na de middag begint dat wil zeggen na zijn ontwaken op dat uur gaat zonder be zwaar de perken van zijn doe ken te buiten. Vaak geschiedt •het met kracht, zo vertelde ons dezelfde vriend, aangezien Jan's atelier de ruimte biedt een flinke aanloop te nemen. De gaten in de vloer weet hij daarbij prachtig te omzeilen, zelfs wanneer hij „de kleine glaasjes geledigd heeft" en ze vele malen „opnieuw heeft ge vuld". Dit enorme gevecht, waarbij niet op een kilo verf meer of minder wordt gekeken, levert een centi meters dikke veiTklodder op, die kleurig druipend tot de uiterste hoeken van het linnen reikt. Het is een reliefwerk, dat doet denken aan een bizar maanlandschap. Maar het merkwaardige ervan is tenslotte, dat deze waarlijk ont stellende „schildering" bij wat langduriger beschouwing en dus na enige gewenning zoveel appre ciatie kan wekken, dat men het. als decoratief element in een koel- zakelijk interieur zou kunnen ac cepteren. Maar een restaurateur van Rem- brandt's meesterwerken rilde van deze gedachte. „Ontstellend", zei hij alleen maar. En toen beklaag- schilder met „de muitende manen de hij de barbarist, die dit wrocht, van een barbaar", maar ook iets omdat hij voorzag, dat het main over de opvattingen van de bar- den moest duren voor zo n schil- barist, „die de onmacht drinken derij droog zou zijnterwijl wil uit do schedels van de halt- slechts door plasticverven te ge- zachten" en die „genoeg (heeft) bruiken, kg.n worden voorkomen, van hun gevoelige composities, dat de verf van het doek zal hun verfijnde kleurengammaas". barsten. Hij zegt: „Het is allemaal rotzooi, ^iaar de miljonair-collectionneur S3??,; dIrkuipm'S«,Vse£.0sPch?pn d'Autremont u.t Brussel, Ik vecht met verf; soms win ik". >s volgens promotor A. N. Dons- ky, evenals museum-directeur WERKDRIFT VECHTLUST. Jhr Sandberg uit Amsterdam, Deze verklaring betreffende het hijzonder geïnteresseerd In dit ex- vechten met verf kan men letter- trem„ „,erk Tan dE jonge en lijk nemen. Al deed Jan Cremer T -- kortelings niet mee aan het Haag- dubtieve Jan Cremer. Maar zij se experiment om al vechtende weten dan ook, dat Jan op de met een collega de schilderkunst Academie voldoende talent ont- met het hele lichaam te beoefe- „lnn!,7„ om t„ vpr.vpr_ nen, in zijn Haagse atelier pleegt Pl00,d<! om ee i beurs te \erwer hij er wel al zijn lichamelijke ven voor pen kort verbhjf in het kiaclit achter te zetten. schildersdorado Parijs PEINTURE BARBARISME centimeters verf Het nieuwe balletseizoen is BEGONNEN, ook het nieuwe bal letgezelschap: het Nederlands Dans Theater. Immers, naast de twee grote balletensembles van het Nederlands BaUet (Sonia Gaskell) en het Amster dams Ballet (Mascha ter Weeme), bezit ons land nu nog een derde, kleiner en ongesubsidieerd gezelschap, geleid door Benjamin Harkarvy. Harkarvy is Amerikaan, en was vorig seizoen balletmeester bij het Neder lands Ballet, toen daar door spanningen bij de oudere solisten een afsplitsing plaatsvond van een achttal dansers en danseressen, die een eigen groepje gin gen vormen. Nationaal bezien een be treurenswaardige afsplitsing, omdat dit de weinige goede krachten van ons land over nog meer ensembles versplinterde. Inmiddels dan is er uit die acht een groep van zestien gegroeid, die zich onder leiding van Harkarvy gesteld heeft toen deze geen nieuw contract bij het Nederlands Ballet kréég (waar hij is opgevolgd door een andere Ame rikaan, Karl Shook). Zestien man is te weinig voor normale balletten. Maar dat is ook de bedoeling niet. Wat het Nederlands Dans-The ater brengt, is te vergelijken met wat men m de muziek een kamer-ensemble zou noemen. Legt de geringe omvang van de groep ener zijds beperkingen op aan het artistiek reper toire, anderzijds schept het juist de bestaans mogelijkheid. Als „kamer-ballet" kan het na melijk daar optreden, waar de grote groepen niet kunnen komen omdat het toneel te klein is of de exploitatie niet lonend. Ons „eerste" gezelschap, het Nederlands Bal let, beperkte zich noodgedwongen al geruime tijd tot grotere steden en grote schouwburgen; de markt, die tot voor kort door het Ballet der Lage Landen werd voorzien, is gedeelte lijk open genomen, nu deze groep is opgegaan in het grotere, meer representatieve en boven dien nauw aan 'de Opera verbonden Amster dams Ballet. De voortekenen lijken dan ook tc bewijzen, dat* er voor het Nederlands Dans Theater een eigen markt bestaat: tachtig van de honderd in Nederland voorgenomen voorstellingen heeft men nu al gecontracteerd. Die andere twintig, alsmede de buitenlandse tournees (die meer geld opbrengen en nodig zijn om de groep ex ploitabel te maken), zullen wel volgen. Vooral na het gelukkig debuut, waarvoor bij theater directies en impressario's grote belangstelling bestond. Gelukkig was het debuut inderdaad. In het Nederlands Dans Theater is de voorhoede van onze opkomende balletkunst verenigd: de al wat rijpere solisten, die de beginperiode van het Nederlands Ballet hebben gedragen totdat er uit de jongere garde zoveel hoopgevend talent naar voren kwam. Bovendien zijn er. door de mutaties in Amsterdam, ook "enkele ex-Opeia-dansers aan de groep verbonden. Zo kan het dan nu. gebeuren dat men Marian na Hilarides. Milly Gramberg, Jaap Flier en Mar tin Scheepers voor het eerst tezamen in één groep ziet. De aantrekkelijkheid van dit solistisch mate riaal wordt nog versterkt doordat de „kamer balletten" die men brengt, het uiteraard stel len zonder corps-de-ballet, waardoor de volle nadruk in elk nummer op de solistische pres taties kan vallen, zulks in een programma, dat niet minder dan drie Nederlandse werken telt: een nieuw wcrlcstuk van Hans van Ma nen, alsmede diens reeds bij het Operaballel zozeer geprezen dramatisch-moderne „Feesl- gericht". Voeg daarbij een hogeschoolnummet - tje als het grote duet uit Don Quichotte. als mede een typisch Amerikaans, speels en show achtig werkje van Harkarvy zelf. dan heeft men een programma, een groep en een sfeer, die hun weg met recht en reden naar het pu bliek zullen vinden. Op één programma kan men niet draaien; de moeilijkheden komen dus nog, want „kamer- balletten" zijn dun gezaaid in de wereld. Maar al kan men op één been niet lopen, er voorlo pig de eerste twee maanden gracieus het land op doorhinken kan men wel! C. NicolaL

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 13