Amerikaanse hoogleraar stelde Geschiedenis van Rome' samen Wapenschouw der antiquairs in Delft Letterkundige kroniek door BANS WARREN Orpheus, do CIA <YHi« i ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 VERTALING VAN Dr. M. A. SCHWARTZ Boeiende anthologie van Hadas naar de antieke auteurs r. M. A. Schwartz heeft terecht een bekende naam verkregen als vertaler van schrijvers uit de oudheid. Zowel in vrije als gebonden.vorm weet hij de eigen toon van de vertaalde auteurs verrassend goed te behouden, en zijn Nederlands is mooi ver zorgd en rijk aan variatie. Het vloeit of is stroever naarmate de oorspronkelijke tekst dat eist, maar het is immer een herschep ping, waaraan het moeizame métier dat goed vertalen is, niet meer is te bemerken. Het is dan ook wel een zeer gelukkig besluit van de uitgeefster geweest, hem te verzoeken de vertaling te verzorgen van het be kende boek van de Amerikaanse hoogleraar in de klassieke talen Moses Hadas: „A history of Rome from its origins to 529 A. D. as told by the Roman historians". De Nederlandse titel luidt: „Geschiedenis van Rome van de oorsprong tot 529 na Christus", en daaronder staat: verhaald door tijdgenoten, vertaald door dr. M. A. Schwartz, en dat die naam met dikke letters op de omslag staat is zeer gerechtvaardigd. Het boek van Moses Hadas is namelijk een uitvoerige antho logie van Romeinse en Griekse teksten, aaneengesmeed door een Iijngevend commentaar. Al leen dit commentaar, dat dus van Hadas stamt, vertaalde Schwartz uit het Amerikaans; al de teksten, op een heel enkele uitzondering na, en dat is het overgrote deel van het boek, vertaalde hij rechtstreeks uit de bronnen, in casu de werken van de klassieke auteurs. Dit maakt dat het werk voor ons, Neder landers, aantrekkelijker gewor den is dan het origineel. Wanneer we ons één opmerking mogen veroorloven, dan is dat over het gebruik van het woord „citer" en „citer-speler" in de vertaling van het fragment van Procopius, pag. 275. Het woord citer roept voor de moderne le- 1 zer die onvoldoende klassiek on derlegd is nu eenmaal een ander instrument voor de geest dan dat waarbij Gelimer zijn ode ten ge hore wilde brengen. Deze „Geschiedenis van Rome" is verder een knap, met kennis van zaken gecomponeerd boek dat erg genoeglijk is om te lezen. De korte of lange fragmenten der klassieke schrijvers (het zijn er tien tallen uit alle kampen) brengen ons in een zeer nauw en direct contact met de Oudheid, op een veel essen tiëler wijze dan een gewone geschied schrijving vermag. De geschiedenis van Rome en van het Romeinse Rijk, vanaf de legendarische stichting in 753 v.C. tot het sluiten van de filo sofische scholen in Athene in 529 n.C. is zó bont en bewogen, zó vol momenten van hoogste glorie en diepst verval, dat het uiter aard onmogelijk is, daar in een bestek van driehonderd baldzijden meer dan een oppervlakkige in druk van te geven. Prof. Hadas heeft deze momenten echter zeer gelukkig gekozen. De verbindende tekst is zo beknopt mogelijk ge houden, en daardoor wordt wel eens de indruk gewekt dat de Romeinse geschiedenis nu letter lijk één aaneenschakeling van oorlogen, samenzweringen, vuig verraad, moorden, wreedheden, verkwistingen en zelfmoorden is geweest. Gelukkig komen er ook andere ge tuigenissen die de Romeinse groot heid uit doen komen tot gelding: de ongelooflijke moed en doodsverach ting, de hoge zedelijke moraal van enkelen, ook in de meest verdorven omgeving, de esprit en zelfbeheer sing, en de onafhankelijkheid van geest van denken en schrijvers. Men bewondert de moed van vele schrij vers om de dingen bij hun naam te noemen, wanneer men ziet hoe één misvallend woord de dood tengevolge hebben kon (en dat vaak had). Ook bewondert men hun scherpe, kritische geest, die nuchter alle feiten ontleed de en verrassend modem aandoet. Zij beschrijven een transfiguratie in een donderwolk, en fluisteren achter de hand de lezer toe: zou die vorst niet eerder door mensenhand van het toneel verwijderd zijn?; brengen de fameuze wolvin die Romulus en Remus zoogde terug tot een mogelij ke platte bijnaam van een herderin die de vondelingen groot bracht, en zien telkens een mogelijkheid tot spot, scherts of anecdote. Wanneer Rome door Alarik in 409 geplunderd is, komt men het bericht brengen bij Honorius (van 395423 keizer) die zich teruggetrokken heeft nabij Ravenna om lappen te fokken. We lezen dan het volgende: „Men vertelt, dat toen in Ravenna een van de euneuchen, die blijkbaar de kippen verzorgde, aan keizer Hono rius berichtte, dat het met Rome ge daan was. Honorius riep uit: „Maar hij heeft toch nog pas uit mijn hand gegeten!" Hij had namelijk een heel grote haan, Rome genaamd. De cupeuch begreep de toestand en legde uit dat de stad Rome door Alarik vernietigd was. Met een zucht van verlichting antwoordde de keizer: „En ik, mijn vriend, dacht dat mijn haan Rome dood was". Al deze belichtingen van terzijde, hoe apocrief ze waarschijnlijk vaak zijn, geven deze Romein se geschiedenis reliëf. Er is echter zoveel meer. Er is, in extenso, het verhaal van de schending en de dood van Lucretia, een der schoonste blad zijden van Livius; er is het relaas over de brand van Rome, tijdens wel ke Nero zijn huistoneel betrad om de ondergang van Troje te bezingen; er zijn de interessante kritische aan tekeningen over de contemporaine letteren van Quintilianus; men vindt de beroemde beschrijving van de uit barsting van de Vesuvius door de jonge Plinius, de prachtige passage m Dio Cassius, waar deze senator schrijver verhaalt hoe hij, om niet in oneerbiedig, en de dood tengevolge hebbend lachen uit te barsten bij de krankzinnige streken van Commo- dus, begon de laurierbladeren uit zijn krans stuk te kauwen om door de aanhoudende beweging van zijn mond de schuld van lachen te ver bergen; de comedie mèt Pertinax' wassen effigie van dezelfde auteur, met de subtiele opmerking over de adelaar die zich uit de brandstapel losmaakt „ten bewijze dat Pertinax vergoddelijkt werd"; de openbaring van het lichtende kruis met het bij schrift toutooi nika aan Constantijn de Grote, de prachtige, kritische brief van Synensius van Cyrene aan Arca- dius, enz. enz. Doch een ieder leze dit boeiende boek zelf. Hoewel het nergens ver meld wordt, heeft de samensteller zijn teksten zó gekozen dat het werk ook zéér geschikt is voor leerlingen van middelbare scholen. Do uitgeef ster voorzag het van een aantal dui delijke afbeeldingen, ontleend aan de „Atlas van de Antieke Wereld". Moses Hadas: Geschiedenis van Ro me, Elsevier, Amsterdam. CS Zweeds beeldhouwer met wereldfaam Konserthuset, in het hart van Stockholm, is een modern stuk architectuur uit de ja ren dertig. Het is een waardige klanken verspreiden zich uit dit tempel van de muze. De schoonste gebouw over Zweden en over de wereld. En geen wonder! Het be vindt zich immers onder de direc te hoede van Orpheus zelf, die door muzen omringd, in een triomfan telijke bronzen beeldengroep bij de ingang van het gebouw op rijst. Deze Orpheusgroep van de be roemde beeldhouwer CarlMilles heeft over de hele wereld waar schijnlijk een nog grotere faam verworven dan Konserthuset. De mythische Griekse zanger met zijn luisterrijk gevolg sprak tot de talloze duizenden, die de groep, hier zagen staan en zelfs afbeel dingen ervan wekken een gevoel van levenskracht en schoonheid. Wie voor de Orpheusgroep staat, moet zich haast wel afvragen hoe de kunstenaar moet zijn geweest die haar schiep. Vraag een Nederlander wie Carl Milles was en in het beste geval zegt hij: „een bekend beeldhou wer". En dat is alles over Milles. Vraag een Zweed wie Carl Mil les was en hij zal zonder aarzelen antwoorden: „waarschijnlijk een van de grootste beeldhouwers, die Zweden heeft gekend en in elk geval een van de grootsten van onze tijd. Hij werd tachtig jaar oud en hij overleed in 1956. Maar waarom gaat U niet eens naar Millisgorden?" Precies zo is het ons vergaan. Wij zijn naar Millesgorden ge trokken en we vonden: een stuk van het eilandje Li dingo, aan de buitenkant van Stockholm in net Malarmeer. Daar is boven op de rotsen het huis gebouwd, dat la- DOOR HANS YKEMA ter door Carl Milles en zijn broer Evert enkele keren werd gewij zigd en vergroot. Hier vond de beeldhouwer ruimte, licht en het opwekkende uitzicht over het blauwe water, met als achtergrond het silhouet van Stockholm. Ge leidelijk ontstonden om dit bui tenhuis verscheidene bijgebouwen. Er kwam een tuin die tot een prachtig park werd, dat terras vormig afdaalt. Op deze plaats vonden meer dan honderd stukken uit het indruk wekkend oeuvre van Milles een plaats. Bovendien bracht hij in 'n vleugel van het huis een kostbare collectie klassiek beeldhouwwerk bijeen. Aan de zuidkant van het hoofdge bouw ligt een mooie loggia in Italiaanse stijl. Hier had Cari Milles ook een van de werk plaatsen, waarin hij een aantal van zijn beroemdste groepen ont wierp. Binnen in de loggia zijn de op vallendste kunstwerken een fres co van een Italiaans landschap, door de Zweed Jurgen Wrangel, en Milles' fontein „Susanna", door hem in 1916 gemaakt en in 1925 in Parijs met de Grand Prix be kroond. Dynamiek kenmerkt dikwijls Milles werk. Zijn stenen beeld „springend paard", dat hij in 1923 voor Stockholms stadhuis maakte, is een en al actie. Beweging, zij het meer zwevend, zit ook in het scheep vaartmonument te Halsingborg een gevleugelde -figuur met een Een meesterstuk van Chinees snij werk is deze rood gelakte, met goud versierde pronkioagen uit Tjepoe (omstreeks 1800). zeilschip op een bol, een symbool van de wereld-omspannende zee vaart. De meeste elementen van de genoemde beeldhouwwerken springen weer naar voren in het monument „Man en Pegasus", dat Milles in 1949 schiep en dat niet hier alleen in brons werd uit gevoerd, maar ook in Malmö, Antwerpen en Des Moines (Iowa). De dichter en het gevleugelde Paard der Muzen bevinden zich op een hoge zuil en schijnen daar, aan alle aardse krachten onthe ven, door het luchtruim te vlie gen. De kunst van Carl Milles is moei lijk met een bepaalde stijl te ver eenzelvigen. Zijn biograaf Carl Laurin zegt: zijn fantasie is vloei end en origineel. Toch valt er een bepaalde evolutie in waar te ne men: die naar de voorkeur voor fonteingroepen. „Het kunstenaarschap van Milles heeft zich min of meer uitge kristalliseerd door de strijd, die hij in zijn leven moest voeren", vertelde ons dr. Arvid Andrén, die vele jaren (tot zijn dood) de pri- ve-secretaris van de beeldhouwer is geweest. „Hij was de zoon van een majoor in het leger en zijn vader had niet bijster veel ver trouwen in de jongen, die van meet af een dromer en een slech te leerling was. Toch liep hij de technische school in Stockholm af en hij wierp zich daarna op het houtsnijden. Maar het leek Carl s vader beter, dat zijn zoon eens de wereld in trok en daarom zóu hij in 1897 scheep gaan naar Chili. Dat was een heel eind weg en Carl bereik te dat land dan ook niet, want op weg naar Marseille bleef hij in Parijs hangen. Daar maakte hij een harde tijd door, eerst bij een Italiaanse beeldhouwer en ver volgens ook in een bonte serie van baantjes, waarbij hij zijn vaardigheid in de fabricage van kinderspeelgoed demonstreerde. Gelukkig werd hij binnen enkele jaren een leerling van Puech en toen zijn beeld van Hylas op de Parijse Salon van 1900 werd be kroond, had hij een goed begin. Nog datzelfde jaar maakte hij een candélabre onder het motto „Dante's hemel en hel", maar deze werd geweigerd op de Salon des Champs Elysées. Dit vernam de grote Rodin, die hem persoon- De 'trouw van Toruba, een 150 jaar oudei polychromie uit West-Nigeria. Kunstverzameling in Prinsenhof (Van een onzer redacteuren). In Delft honden de leden der Vereniging van Handelaren in Onde Kunst in Ne derland weer hun jaarlijkse wapen schouw. Voor de elfde maal in successie hebben zij in bijna dertig zalen en zaal tjes van het Delftse museum „Het Prin senhof" een belangrijk deel van hun col lecties bijeengebracht. Daar exposeren zij hun nieuwe aanwinsten waaronder zich ook nu weer tal van unieke stukken bevinden. Wederom zullen duizenden liefhebbers van oude kunst cn antiek naar Delft stromen. Verleden jaar trok de beurs 30.000 bezoekers uit binnen- en buitenland. Ook nu is er, tot ver bui ten de grenzen, een grote belangstelling voor de elk jaar weer andere, maar al tijd imponerende collectie, waarvan des kundigen de waarde op circa 10 miljoen gulden hebben geschat. Tot en met woensdag 16 september zal de Oude Kunst- en Antiekbeurs in Delft te be zichtigen zijn. Een keur van kunstschatten, waaronder zich tal van belangrijke ontdekkingen en zeldzame stukken bevinden. Dat is, als ge woonlijk, ook nu de voornaamste indruk na een rondgang door deze doolhof van oude kunst. En eens te meer blijkt het onmoge lijk in een kranten-overzicht recht te doen wedervaren aan alle werkelijk belangrijke en opmerkelijke stukken, die er worden ten toongesteld. Het overzicht dient zich te be perken tot een globale samenvatting, met een summiere opsomming van enkele „uit schieters", die dan nog tamelijk willekeurig gekozen zijn. Schilderijen en tekeningen zijn er weer zonder tal. Men vindt er bekende grote meesters bij Van Goyen, Ruysdael, Jan Steen, Potter, Os- tade, Terborch, Salvator Rosa, Melchior de Hondecoeter, Cornelis van Haarlem, Aart van der Neer. Tapijten en juwelen, munten en sculpturen, Zeeuwse kasten en Friese kisten, ceramiek en bokalen, harnassen en miskanne- tjes, miniaturen en gravures, een Zutfense kraantjeskan en Indiase plastieken, Florentijn se bronzen en Chinees porcelein representeren culturen uit alle tijden. Men vindt er wonderen van kunst in zilver en goud, tin en brons, jade en ivoor, aardewerk en glas, rozenhout en pa lissander, marmer en albast, eeuwenoud of nog betrekkelijk jong. Maar alles is gegaran deerd ouder dan honderd jaar daarvoor staat de keuring borg. Een debuterende antiquair uit Den Haag brengt een 18de eeuws gouden horloge, dat zijn bezitter ook in het donker de tijd kan laten horen. Naast de wijzerplaat staan twee figuurtjes, die na een druk op een knopje met hamertjes op een bel slaan. Het ene figuurtje slaat de uren, het andere het aantal kwartie ren. En ergens ligt een grappig collectebakje, bevestigd aan een draagsteel. Stijl: Louis XTV. Herkomst: vermoedelijk Noord-Holland. Op schrift: „Tot onderhoud van Gods Tempel". In bonte verscheidenheid zijn de vele duizen den kunstvoorwerpen opgesteld in een reeks van dikwijls schier overladen zalen waar de kostbaarheden zozeer opeengepakt staan, dat men door het bos soms de toch zo fraaie bo men niet meer ziet. En dan komt men, bij de Amsterdamse antiquair D. A. Hoogendijk, in een oase van weldadige rust. In een zwarte uitstalkast, die haar overhuift, staat een vrouw met een kind op de rug. Ze komt uit Yoruba, niet ver van de kust in West- Nigeria. Ze stelt een godheid voor. Ze is van hout, 85 centimeter hoog en 150 jaar oud, en heeft waarschijnlijk het bovenstuk van een masker gevormd. Moeder en kind dragen nog sporen van rode, gele en zwarte kleurstof. Bei den zijn deerlijk gehavend door de witte mie ren, maar dat schaadt de boeiende schoonheid net. Fraai steekt het lichte silhouet af tegen de zwarte achtergrond. De heer Hoogendijk is, sinds hij deze vrouw in Londen gevonden heeft, geheel in haar ban. Hij exposeert haar op de beurs, maar niet om dit zeldzaam fraaie staal van Afrikaanse negerkunst zo snel mogelijk van de hand te doen. „Ik denk niet, dat ik haar voorlopig zal afstaan", bepeinst hij in trot se devotie voor zijn zeldzame vondst. Dat is één aspect ran de handel in oude kunst en antiek. Maar ook deze handel in schoonheid is commercie. Een commercieel neemt de jaar lijkse beurs in Delft nog steeds een uitzonder lijke plaats in. In verschillende steden in het buitenland is het voorbeeld van Delft reeds nagevolgd. Maar, constateren de organisatoren met voldoening, Londen en Parijs mogen een groter oppervlak beslaan, Delft heeft nog steeds het grote voordeel, dat het zijn kunst, schatten kan exposeren in de fraaie, histori sche entourage van het eeuwenoude „Prinsen hor'. „Man en Pegasus", een van Carl Mules' laatste beeldhouw werkenstaat oolc in Antwer pen. lijk zijn waardering voor het ge smade werk kwam betuigen en hem als vriend in de kring van zijn discipelen opnam. De universiteit van Uppsala schreef in 1902 een prijs vraag uit voor een monu ment ter ere van de nationale held Sten Sture en hoewel Milles hierin de vierde plaats bezette, gaven de studenten zijn ontwerp de voorkeur. Naderhand werd het in brons geplaatst en dit opende de weg tot vele opdrachten in Zweden, voor particulieren, ker ken, banken en andere openbare gebouwen. Hij ging nu ook veel reizen en vond inspiratie bij de oude Grieken en Romeinen. Na derhand richtte hij een studio in Rome in en in de jaren twintig ook in de Ver. Staten. Behalve in Zweden is hij tot kort voor zijn dood ook op deze twee plaatsen blijven werken. Vooral de fonteinen van Rome hebben hem geïnspireerd. Na 1913 toont hij zich meer en meer mees ter in het fonteinmonument. La ter schenkt hij Amerika prominent werk als het Opsta ndingsmonn- ment in Falls Church en de St.- Maarten Fontein in Kansas City. Honderden kunstwerken van gro te schoonheid verspreidde hij over twee werelddelen en hoewel hij in zijn leven acht keer longontste king kreeg, bleef zijn scheppings kracht tot het laatste toe onaan getast. „Laat mij werken zo lang het dag is" was het devies van Zwedens grote zoon. De dag van Carl Milles is lang en vruchtbaar geweest. En hier, in Milles Gor den. leeft zijn kunst wel heel sterk voort. C. IVticolai iaav ballet, V&HZtVOtod In de serie „Kern-pockets voor de jeugd" verscheen bij de uitgeverij „De Kern" te Amsterdam een hoekje, getiteld „Wij gaan naar ballet, van avond", geschreven door onze dans- medewerker C. Nicolai. Voor enigs zins ingewijden in de balletwereld, staat de naam van danscriticus Nico lai al borg voor de gedegen en vak kundige opzet van zulk een werkje. De schrijver kent de materie door en door en hij weet er bovendien op een even bevattelijke als prettige manier over te vertellen. In dit boekje, geïllustreerd met een aantal instructieve foto's, wordt de leek vrijwel volledig ingewijd in de geheimen van de balletwereld de terminologie wordt uit de doeken gedaan, de schrijver vertelt o.m. hoe een ballet ontstaat, behandelt de ver schillende vormen van danskunst, vertelt iets over het ballet in ons land en geeft tot slot nog een lijstje van aanbevolen boeken. Niet alleen voor jeugdige, maar ook voor volwassen balletliefhebbers een interessant boekje.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 5