Over het „onbegrepen" kind in
zijn „harde" omgeving
to er b uit l\e\ eedse <)\o[[\]V6oo([
KUNST als plaatselijke hobby
Aan de voeten van Rembrandt.
ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
J. C. Falke: een pseudoniem
„Een groene lantaarn", sympathiek
boek over een jeugdperiode
HOEWEL HET ONDERTUSSEN lang en breed bekend is,
welke schrijver zich onder het pseudoniem J. C. Falke heeft
verborgen, lijkt het ons gewenst, de naam Falke te bewaren. En
alles te vergeten wat er achter die schuilnaam voor ons leeft.
Want wanneer een schrijver met een bekende naam opeens een
boek onder pseudoniem publiceert moet daarvoor niet alleen een
gegronde reden zijn: hij geeft daarmee bovendien als het ware
aan, dat hij met een schone lei wil beginnen. Anders heeft het
geen zin. Op de flap van dit boek lezen we o.a.: „Twee redenen
brachten hem tot het aannemen van een schuilnaam: de aard
van de onderhavige roman verschilt uiteraard sterk van zijn
vroeger werk en het karakter van het boek is min of meer auto
biografisch".
Het woord „uiteraard" is hier
liet erg helder, maar goed, we
beluisteren in dit boek inder
daad een nieuw geluid, zodat
het: zeer wel mogelijk is, een
streep te trekken onder het
veelkleurige, haast kameleonti
sche literaire verleden van deze
auteur, en opnieuw te beginnen
met het verhaal van deze jeugd,
dat aan het begin van deze
eeuw aanvangt en loopt tot een
paar jaar na de Eerste Wereld-
Dorlog. Het verhaal is geheel
doordrenkt van de sfeer van het
Noorden, speciaal van de stad
Groningen.
Letterkundige kroniek
doer HANS WARREN
Oólc al op de flap van het boek,
wordt een vergelijking (-met-restric
ties) geopperd met de Anton-Wach-
ter romans, van Vestdijk, en dat niet
helemaal ten onrechte, hoe verschil
lend Falke... en Vestdijk, Harlingen
en Groningen verder ook mogen zijn.
Het werk van Falke is echter poëti
scher en intuïtiever, lyrischer, dan
dat van Vestdijk, en het mist de bo
rende psychologische diepte daarvan,
maar dat men deze namen samen
noemen kan is geen gering compli
ment aan het adres van Falke Bij
nader inzien gaat een vergelijking
natuurlijk helemaal niet op, maar dat
hij zich onwillekeurig af en toe op
dringt is tóch tekenend. Ook viel ons
maar dan eerder in sfeer, een over
eenkomst op met „De handschoenen
van het verraad" van J. W. Holsber-
gen.
„Een groene lantaarn" (als een
symbool van hoop glanst het ding
op een tram, helemaal op het ein
de van het boek) is een van de
vele verhalen over eenzame, on
begrepen kinderen; maar door de
zeer persoonlijke en sympathieke
toon, de levenswijsheid die er uit
spreekt en de juist gedoseerde
couleur locale, rijst het tot een
haast voorbeeldig boek op uit die
massa, tot hèt boek over hèt on
begrepen, artistiek aangelegde
kind dat op moet groeien in een
zakelijke, nuchtere burgeromge
ving.
De kleine Jochem die we hier vol
gen van zijn prille jeugd af tot
hij zestien en op dansles is, is
enig zoon van gegoede burgers die
een loodgieterij annex winkel in het
hart van Groningen exploiteren. Het
zijn harde en hardwerkende, maar
ook verstandige mensen die in enke
le geslachten omhoog zijn gekomen.
Jochems vader trekt nog wel eens
een werkpak aan om samen met de
meesterknecht een moeilijk karwei
op te knappen; de moeder beult zich
af in de winkel en is eigenlijk overal
tegelijk om te regelen en te bevelen.
Het heeft haar vroeg-oud en wat
scherp gemaakt. Zij had eigenlijk lie
ver buiten gewoond, en een plotselin
ge uitval van Jochems grootmoeder
is het enige zijlicht op dit huwelijk
en dit samenleven waar gewerkt en
gewerkt en zelden of nimmer gela
chen wordt.
In dit nest is de overgevoelige, dich
terlijk aangelegde Jochem een echt
koekoeksjong: hij krijgt alles wat hij
behoeft om te groeien op tijd, hij
wordt gekoesterd en verdedigd, maar
van enig geestelijk contact is geen
sprake, ouders en kind leven langs
elkander heen. Het is wel duidelijk
dat hij van deze goedbedoelende en
soms bepaald originele, ruimdenken
de ouders zijn Integriteit meeheeft,
maar deze uit zich op geheel andere
wijze. „Hij loopt er de kantjes af",
of „Kunsten" is liet korte commen
taar, en deze haast klassieke tegen
stelling en strijd wordt overtuigend
tot leven gebracht.
Men ervaart, ondanks de prettig-ver-
warmende menselijkheid van Falkes
toon hoe'n schraal, ongelukkig leven
dit is geweest, een jeugd, zó eenzaam
dat de „imaginaire vriend" in het le
ven geroepen moest worden, de gro
te toevlucht van zovele onbegrepen
kinderen. De vriend die een tweede
ik is, die alles begrijpt, die een per
soonsverdubbeling toestaat, een „wij"
mogelijk maakt, veel intiemer dan
een echte vriend ooit doen kan. Een
houvast en een gevaar.
Toch is Jochem nog nèt mans ge
noeg om zich overal zonder erge
kleerscheuren doorheen te slaan:
door het schoolleven, de ruwe om
gang met andere jongens (meestal
zo vreselijk voor gevoelige natu
ren die niet precies passen in het
gebruikelijke schema) en de vele
verwarringen die de puberteit met
zich meebrengt. Dit dank zij het
feit dat hij eigenlijk steeds zijn
eigen weg gaat, intelligent is, en
zich weet af te zonderen in het
grote ouderlijke huis of in de nog
wijdere natuur, in zijn boot op de
plassen en tussen het riet.
Jochem is allesbehalve een heilig
boontje: hij schiet met zijn buks vo
geltjes dood en in ditzelfde sche
ma past de gratuite diefstal uit de
brandkast thuis om de aankoop te
betalen van iets wat hij eigenlijk he
lemaal niet begeert want hij
schiet met evenveel plezier een rijpe
dikke peer van zijn steeltje en hij
houdt van vogels en al wat leeft en
groeit. Deze wonderlijke mengeling
van verwarde, typisch-kinderlijke
aandoeningen wordt bijzonder over
tuigend uitgebeeld; men leze b.v. ook
de passage over het liegen van het
kind (pag. 98); een liegen dat voor
komt uit een niet-anders-kunnen, en
waarvan weinig volwassenen zich
nog de redenen te binnen kunnen roe
pen. Falke kan het. Hij weet ook nog
de sfeer op te roepen van de „familie-
f;eheimenA als er iets gebeurde met
amilieleden of personeel wat hij als
kind niet weten mocht, en al de ty-
fische, maar zo belangrijke geuren
hij is een echt „neusmens") die her
inneringen bepalen. Zo roept hij o.a.
de geur van glaswerk en kristal op
dat in kasten staat, en andere sub
tiliteiten waar de meeste mensen
langs heen leven.
Dit alles, met de rijkdom aan uitge
beelde karakters en figuren, geeft
zijn boek een gevarieerdheid die
maakt dat men het betreurt dat deze
wat geromantiseerde mémoires af
breken juist als het kind wat ontbol
sterd raakt. Een musicns, plaatselijke
beroemdheid, en een schrijver van
ook niet al te groot formaat openen
toch de eerste deuren naar een onver
moed leven van schoonheid en als hij
tenslotte blindelings verliefd wordt
op een meisje van dansles, breekt het
verhaal af. Horen we verder over de
ze Jochem? We hopen het van gan
ser harte.
J. C. Falke: Een groene lantaarn.
Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage.
Voor het standbeeld van ko
ning Charles XII in het plant
soen van het Koning Charles
XII Plein te Stockholm hebben
twee zeemeeuwen een zonnig
plekje uitgekozen, de een loert
naar een visje, de ander kijkt
uit over de wateren in Stock
holm, waarboven zijn vriend
jes schei-en.
Vader van de amusante dieren
is de beeldhouwer K. G. L.
Lindahl.
Regisseurs schuwen het
experiment niet
(Van een speciale verslaggever)
Even buiten de Zweedse
hoofdstad liggen bij liet
dorpje Rasunda de prominentse
filmstudio's van het land. Van
dit punt uit worden zo nu en dan
frisse ideeën over Zweden ge
spuid en als ze daar aanslaan
ook over de wereld. Het is
zo, dat de Zweedse filmma
de voortreffelijkheid van haar
produktie uitschettert.
Zeker niet in het buitenland.
Want de Zweedse film werkt
allereerst voor de binnenlandse
markt en als zodanig brengt hij
een bepaalde routine-produktie
op. Die heeft doorgaans het peil
van redelijk amusement.
Naast dat, min of meer aan de lo
pende band afgeleverde werk, blijft
er dan gelukkig ook nog voor de
mensen als Sjöberg, Molander, Kjel-
gren of Ingmar Bergman de gelegen
heid over iets verder re gaan en zelfs
wel het terrein van het experiment
te betreden.
kers zich van een reclame be-
dienen, die tegen de klippen op 'SJSSI
Amsterdams Ballet' op
1 sept. aan het werk
Het colflict dat was ontstaan bij de
stichting van een Amsterdams Bal
letgezelschap (een concentratie uit
de beide hoofdstedelijke balletteneny
sembles „Ballet van de Nederlandse
Opera" en „Het Ballet der Lage Lan
den") is thans tot een oplossing ge
komen.
Dinsdag 1 september a.s. vangt het
Amsterdams Ballet zijn werkzaam
heden aan onder leiding van Mascha
ter Weeme (van het voormalig „Bal
let der Lage Landen"), met mede
werking van Alan Carter als adjunct
directeur, laatstelijk directeur van
het ballet van de Beiersche Staats-
opera te Munchen. De heer Verdoner
(leider van het voormalig operabal
let) is aangesteld als vaste choreo
graaf. Het nieuwe gezelschap telt
circa 55 dansers en danseressen.
gegaan onder de titel „Smultronstal-
let" „Wilde Aardbeien". Daarin
speelt de fameuze Victor Sjöström
met glans de hoofdrol. Sjöström, die
al 78 jaar is, heeft gezelschap van
25 zorgvuldig gekozen acteurs en een
professor uit Lund. Onder de spelers
zijn krachten als Gunnar Björn-
strand, Naima Wifstrand en Björn
Bjelvenstam, die zowel op de planken
als voor de camera hun sporen heb
ben verdiend.
Bergman (die ook het scenario
schreef) en Sjöström schilderen
ons een veelbewogen dag uit het
leven van de oude professor Isak
Borg. De jonge actrice Bibi An-
dersson treedt op als het meisje
Sara, dat hem in zijn moeilijkhe
den helpt.
Met zijn scherp gevoel voor het
detail schetst Bergman ons de
omgeving van de professor en hij
gunt ons daarnaast een blik in
het Zweedse familieleven van de
laatste dertig jaar. Dit laatste
leidt weer tot vele met humor ge
laden scènes.
De combinatie Bergman-Sjöström
is ook geslaagd omdat laatstgenoem
de een van de grondleggers van de
z.g. „Stiller-Sjöström-school is. De
tradities van die school gaan terug
tot voor 1909, toen de cineasten
Charles Magnusson en Julius Jaen-
Bristol financiert zijn eigen ballet
(Van onze balletmedewerker)
Jn de kunstwereld heeft de particuliere maecenas plaats
gemaakt voor de subsidie-gevende overheid. Niet langer
de persoonlijke liefhebberij van iemand, die geld over heeft
voor zijn hobby, maar de staatszorg en het landsbelang zijn
de bepalende factoren geworden bij de noodzakelijke finan
ciering van de kunst. Dat betekent winst in zekerheid en con
tinuïteit voor de kunstenaars, maar het betekent ook wel eens
een beetje afhankelijkheid van wat de opperste overheid be
slist.
Soms echter blijkt persoonlijke
liefhebberij toch nog die over-
heidsbeslissingen te kunnen door-
Op Initiatief van het
comité „Rembrandts-
plein weer Rembrandts-
plein" te Amsterdam,
een comité, bestaande
uit 03. enige bekende
artiesten, dat wil voor
komen, dat het plein
een buurt van minder
allooi zal worden, zijn
enige kunstschilders in
liet plantsoen van het
Rembrandtsplein begon
nen met het exposeren
van hun werken. Gedu
rende een maand zullen
zij hier hun werken
kunnen tentoonstellen
en verkopen.
De foto toont dit nieu
we facet van liet plein
dat naar onze grootst*
schilder werd genoem-
De jcnge Amsterdai
mer J. H, Boeree sch
dert hier aan een niem
werk. Op de achter
grond enige leden van
het comité.
kruisen. Zo is Bristol aan zijn ei
gen ballet gekomen. Een ballet,
dat zich dezer dagen in Neder
land kwam presenteren, en dat
een bijzonder fris en jong ensem
ble bleek te zijn: Western Thea
tre Ballet, niet rijk, maar vol
vechtlust om zich een plaats en
een naam te veroveren.
I n Engeland worden de belang
rijke subsidies geregeld door
een kunstraad, de Arts Coun
cil, die mede bepaald wie en waar
voor subsidie in aanmerking komt.
Bristol was in dit opzicht niet rijk
bedacht. Als industriestad gold 't
nimmer als centrum van kunst en
cultuur. Ook niet na de oorlog,
waarin het was klaargemaakt als
opvangcentrum voor evacuatie uit
Londen, en waaruit het o.a. een
hypermoderne TV.-studio en een
goede schouwburg had overgehou
den, die centrum werden van re
gionale cultuurspreiding, omdat de
beroemde Old Vic uit Londen er
in een dépendance huisde
Uit die Bristol Old Vic is echter
een geheel kunstcentrum voortge
komen. Nu men de kunst eenmaal
binnen de aloude vestingmuren
had, liet men zich in Bristol niets
meer afnemen. Integendeel, waai
de overheidssubsidies niet in uit.
bouw van dit jonge culturele cen
trum konden voorzien, voorzag
men er zelf in door subsidies van
stad en provincie. Ook die echter
waren te beperkt om ruime uit
bouw mogelijk te maken. De Bris
tol Old Vic en het regionaal or
kest, Bournemouth Symphony Or
chestra, kostten handen vol geld.
Bouw van behoorlijke tentoonstel
lingsruimten kon nog net; een bal
letgroep kon niet.
Toch was die balletgroep al ge
boren. Uit diezelfde Bristol
Old Vic waarop men zo trots
was, en die voor zijn grote Sha-
kespeare-producties geregeld dans
figuratie nodig had. Lokale ballet
scholen voorzagen in die dansfi-
guranten. Op den duur werd er
een vaste kern van optredenden
gevormd. En in 1957 was het zo
ver: die dansfigurantenwilden
ook als compleet ballet op de plan
ken. Als jong ballet vooral, met
chorografieën van onbekende leef
tijdsgenoten, merendeels uit zuid
westelijk Engeland.
Plaatselijke trots en lokale lief
hebberij hebben het ballet op de
planken geholpen! Er werden obli
gaties uitgegeven, waarop in kor
te tijd door de (merendeels kleine)
burgerij voor bijna tienduizend
gulden werd ingetekend. Daar
naast tastten de vele grote indus
triëlen in de zak of in hun voor
raadkamers; bedragen van duizen
den guldens werden geschonken,
maar ook complete lichtinstalla
ties, een vrachtauto, textiel voor
décors en kostuums. Kortom, het
Western Theatre Ballet werd in
derdaad het „Western" ballet: be
zit en liefhebberij' van Bristol en
omgeving.
r a twee jaar is het dat nog. In
middels is de artistieke posi
tie erkend door een kleine
subsidie van de Arts Council.
Hoofdzaak blijven echter de „aan
deelhouders" en de industriëlen
met hun schenkingen. Een ruim
bestaan kunnen de twaalf dansers
en hun staf er niet van leiden. In
tegendeel, ze maken zelf de de
cors, spelen zelf voor toneelknecht
en sjouwer, en als de kas weer
eens helemaal leeg blijkt tc zijn,
verhuren ze zich als groep aan de
commerciële televisie of staan ze
in vakantietijd borden te wassen
in zomerkampen voor de Bristolse
jeugd.
Maar hoofdzaak Is, dat ze zich ge
dreven voelen door plaatselijke
belangstelling en liefde, en dat ze
die beantwoorden met artistieke
vechtlust. Zo groeit er in Bristol
in wisselwerking tussen bewoners
en kunstenaars, een cultureel cen
trum dat niet door de overheid
was voorzien. Een zeldzaamheid,
in de huidige wereld, en mis
schien een goed voorbeeld. Juist
voor sommige streken van Neder-
N"
Victor Sjöström en Bibi Andersson
in de film }£multronstüllet" (Wilde
aardbeien).
zon de basis van de tegenwoordige
Zweedse film legden. Beiden hadden
toen al vele successen geboekt als
makers van journaals. In 1911 kwa
men Mauritz Steller en Victor Sjö
ström bij hen in dienst en zij leerden
zo niet alles, dan toch bijzonder veel
van hen. Stiller had enige naam als
toneelregisseur gemaakt. Sjöström
was als acteur al een beroemdheid.
Maar in dat begin wisten beiden nog
niets van films en films maken.
Stiller en Sjöström hebben eikaars
werk sterk beïnvloed. Zij leerden
door eikaars ogen zien en ver
ruimden zo him gezichtsveld enorm.
Zo kwam een synthese tot stand, die
al vroeg het karakter van de Zweed
se stijl bepaalde. Stiller was de man
van de treffende entourage en de
onverwachte effecten, Sjöström ver
diepte zich vooral in de techniek van
het acteren. Hij bereikte hierin een
wonder van eenvoud en natuurlijk
heid, waardoor al in de jaren tussen
1916 en 1920 zijn films „Ingeborg
Holm" en „De Spookwagen" roem
verwierven.
Meestal had hij behalve de hoofdrol
ook de regie.. Sjöström begreep als
een van de eersten, dat de waarde
van een film ook afhankelijk is van
de verhouding tussen de mensen on
derling en niet minder van de achter
grond. Milieu, de natuur, stemmin
gen en gedachtenassociaties werden
daardoor belangrijke factoren in zijn
composities. In het spel en de regie
die Sjöström en Bergmans „Smul-
tronstallet" tot iets goeds maakten,
komen deze vaak moeizaam verwor
ven kundigheden weer tot uiting.
Bergmans vader, een vooraanstaand
Stockholms predikant, wenste Ing-
mars toneelopleiding niet te betalen.
Tien jaar lang van 3934 tot 1944
leidde Ingmar een zorgelijk be
staan, tot hij in 1944 de kans van
zijn leven kreeg: het stadstheater in
Halsingborg droeg hem de artistieke
leiding op. In korte tijd ging de roem
van de nieuwe regisseur door Zwe
den. Kritici van naam en toneellief
hebbers uit Stockholm reisden naar
deze uithoek om zijn premières te
zien. Hij ging scenario's schrijven
en maakte in 1946 zijn eerste film
„Crisis" die door de kritiek
beurtelings werd geprezen en ge
kraakt. Maar na zijn debuut vér-
wierf hij zich weldra als filmregis
seur een reputatie door zijn zelfkri
tiek en grote produktiviteit. Cannes
bekroonde twee jaar geleden zijn
„Sommernatten's Leende" (Glimlach
jes van een zomernacht). „Smultron-
stallet" heeft daar ook een goed fi
guur gemaakt.
„Eigenlijk zie ik de drijfveer van
mijn scheppend werk minder scherp
voor me aan ik wel zou"wensen", zei
Bergman in een gesprek. „Het is mij
er niet in de eerste plaats om te doen
de mens te schilderen in de eeuwige
strijd, die God en de duivel om hem
voeren. Wij verenigen immers in on
ze ziel zowel de „bovenaardse" als
„onderaardse" machten. Eerder
streef ik er naar te laten zien welke
middelen wij hebben om het lijden
van ons en onze omgeving te lenigen.
Deze grondgedachte probeer ik in
verschillende toonaarden te schilde
ren, in verschillende gegevens weer
te geven. Ik zoek en experimenteer
en dat is mijn grote vreugde".
Alf KJellin, bekend uit Alf Sjö-
berg's „Hets" (naar Bergmans
scenario) en als „Christopher
Kent" in enkele Hollywood-films,
heeft nu een roman van de schrijver
P. A. Fogelström als film geregis
seerd. „Moten i skymingen" (Ont
moetingen in de schemering) heeft 't
leven van mensen in de Stockholmse
wijk Kungsholm tot onderwerp. Ze
wonen daar samen in een pension en
het dramatisch conflict groeit tegen
de achtergrond van het verzande hu
welijk tussen Roffe een drinkende
jazzmusicus en zijn levenslustige
vrouw Irma. Beiden vinden een ge
welddadige dood, maar deze climax
eindigt in een beter perspectief: een
nieuw leven voor Irma's zusje, Bar-
bro en voor Olie, een van de vrijge
zellen in het pension.
Kjellin heeft door een voldoend strak»
ke regie de sfeer uit Fogelströms
boek tot leven gebracht. Karakter
speler Ake Grönberg en de veelzijdi
ge Eva Dahlbeck overtuigen door
hun creaties van de verlopen musi
cus en zijn ontrouwe vrouw. Verder
zijn er de sympathieke Birger Marm-
sten (uit „Sommarplek"de beschei
den, maar wilskrachtige Ann-Marie
Gylenspetz. Eva Dahlbeck speelt met
haar partner uit „Sommernatten's
Leende" Gunnar Bjcmstrand
ook in „Somamöje Sökes" (Zomer
huisje gezocht) van Hasse Ekman;
een vaak geestige geschiedenis rond
een schereneilandje. Deze drie nieu
we films zijn in vele opzichten een
staalkaart van wat serieuze Zweed-
sa regisseurs vermogen.