Antoinette van Dijk - „jeugdige
bejaarde" - wordt tachtig jaar
C tot OZOtltV
s
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
VRIJDAG 21 AUGUSTUS 1959
„Zwart-wit is altijd modern", dacht
de (Italiaanse) ontwerper van dit
zomerse hoedje, en hij vlocht zwarte
en witte viltstroken dooreen totdat hij
onderstaand resultaat bereik had:
een breedgerande sportieve cloche, die
de draagster beslist de nodige aan-
i dacht zal bezorgen....
Radio-stem van „de drie beertjes"
is niets veranderd....
Bij mij zijn het de drie beertjes, Manny, Stanny en Franny, die,
altijd in dezelfde volgorde, in mijn herinnering overeind krab
belen bij het horen van de naam Antoinette van Dijk. „Beertjes"
zei een oudere zwager, „nee, van beertjes weet ik niet meer.
Maar wel dat ze op zo'n speciale manier „dag!" zei, aan het eind
van de uitzending". Voor bijna iedereen is zij toch: Antoinette
van Dijk van het A.V.R.O.-kinderuurtje.
Zondag 23 augustus wordt Antoinette van Dijk tachtig jaar.
Lang geleden is zij een schoolkind geweest, dat alleen maar wil
de zingen en voor rekenen slechte cijfers op haar rapporten
kreeg. Ze is bakvis geweest op een huishoudschool, waar ze zich
ook niet thuisvoelde. En toen ze zeventien was, is haar leven ei
genlijk pas goed begonnen, want toen mocht ze grondige, veel
omvattende zanglessen nemen, met inbegrip van de compositie
leer, die ze later zo goed zou kunnen gebruiken („maar wie weet
er nu nog, dat „Dag Sinterklaasje, dag, dag," door mij gemaakt
is? Hindert ook niet, ze zingen het!"). Ze is zanglerares geweest,
ze heeft opera's gezongen („zanglerares was fijn hoor, maar ze
bleven aldoor zeggen van je stem is zo mooi, doe toch wat met je
stem, vandaar dat ik verder ben gegaan") en toen ze net klaar
was voor de Siegfried, brak de Eerste Wereldoorlog uit, „en wèg
opera-carrière voor Annie van Dijk, want Nederland wilde van
opera niets weten", rapporteert ze nuchter.
en maakt excuses voor "haar even
bibberende stem als ze zingt („Kom
Marietje, kom Marietje, ga je mee
èen dansje maken"), maar haar
spreekstem is ferm en glashelder.
Haar geestkracht en gevoel voor hu
mor lijkeü mij benijdenswaardig voor
vele jongeren. Zij is welbewust „be
jaarde" geworden zoals ze vroeger
zangeres werd.
En dan komt het hele verhaal over
thuis („mijn vader vond het ook al
tijd maar weer goed dat ik verder
studeerde, ik ben in Parijs geweest,
in Londen, in Beiroeth, allemaal voor
de studie"), over de scholen, over
het zingen van de Oudhollandse liede
ren bij de luit, de kindermatinée's
waarvan zij zelf net zoveel genoot
als de kinderen.
„Die kindervoorstellingen, die ont
stonden eigenlijk zó. Ik trad dus op
met mijn oude liederen, ik maakte er
echt een diepgaande studie voor. Zo
heb ik wel acht of tien jaar met mijn
liederen en toelichting rondgereisd
voor 't Nut. Do mensen zeiden: doe
dat nou ook eens voor kinderen. Ik
zei: Maar daar heb ik geen geschikte
liederen voor. Nou, zeiden ze, kun je
die dan niet zelf maken? Op een
keer dat ik in Den Helder moest
zijn en in de trein zat na te denken
over die kinderliedjes, schoot me het
eerste al te binnen: „Kom Marietje,
kom Marietje...." En 't ging goed!
De kinderen zongen direct mee, be
grijp je, omdat het zo eenvoudig
was".
Ze kreeg uitnodiging na uitnodiging,
„ik reisde weer als epn dolle door
het land, 't was werkelijk enig".
Toen is ze dan, via kindervoor
stellingen in allerlei zalen waar
onder die van het Kurhaus te
Scheveningen, de Antoinette van
Dijk van de radio geworden.
„Ach", zegt ze, „het is tegenwoor
dig allemaal zo anders. Als een
klein meisje, net uit de kinder
schoenen, tegenwoordig met 'n leuk
liedje voor de microfoon komt en
ze heeft succes, dan kun je met
een van alles over haar lezen in
de kranten. Dat liedje is door
iemand gecomponeerd, de woorden
waren van nummer twee, nummer
drie begeleidt het zingende meis
je. Ik componeerde destijds mijn
liedjes, schreef de tekst, begeleid
de mezelf als ik zong. En daar
maakte niemand ophef van. Toen
ik in '24 bij de radio kwam, werd
er helemaal niet over gesproken
wat ik gestudeerd had en dat ik
operazangeres en cabaretière was
geweest (want dat is zo, ik zong
ook nog Oudhollandse liederen bij
Pisuisse). Er werd ook niet in de
kranten geschreven, dat wij via
de microfoon een spaarpotje
vormden en daaruit radio's koch
ten voor zieke kinderen en zieke
oude mensen. Dat ging allemaal
in stilte".
Het wonderlijke in een gesprek met
Antoinette van Dijk is, dat zij in
haar vergelijkingen heden-vroeger
wel de verschillen constateert, maar
geen woord kwaad zegt van de te-
tenwoordige tijd. Het kon misschien
oordat zij zo jong gebleven is. Zij*
wordt dan wel tachtig jaar, en zij
noemt zichzelf af en toe ook wel oud
Antoinette van Dijk, de „jeugdige bejaarde" die a.s. zondag
tachtig jaar wordt. Ze schildert, „op aanraden van Churchill
die zegt dat het goed is om na je zeventigste nieuwe bezig
heden te zoeken!"
Toen Willem Vogt met z'n radio be
gon te experimenteren, werd Antoi
nette van Dijk weldra aangenomen1
voor het kinderuurtje. Zij gaf het
kind eigen rechten op een deel van
de zendtijd (en de andere radio-
omroepen, toen die kwamen, hebben
bij mijn weten nooit geprobeerd de
kinderen over te slaan in hun uit
zendingen) en dat werd gewaardeerd:
albums vol foto's van luistervinkjes
getuigen ervan. Waarschijnlijk heett
geen enkele moeder zich kunnen
voorstellen dat die foto's en brieven
(vaak over zieke kinderen) zo zorg
vuldig zouden worden bewaard. Voor
in één van die albums heeft Antoinet
te van Dijk, verzorgster van het
radio-kinderuurtje. ex-veelbelovend
operazangeres, geschreven: „Wie het
kleine niet eert, is het grote niet
weerd".
Ze heeft intussen gezien, hoeveel tijd
een simpel kinderliedje nodig kan
hebben om helemaal ingeburgerd te
raken; en ook, dat zo'n liedje nó. die
lange tijd eigenlijk nooit meer ver
dwijnt!
Ze weet nog te vertellen hoe vurig
zij pleitte voor de Volkenbond na
de Eerste Wereldoorlog (ze
schreef en componeerde toen het
lied „Vrede", waarvan de tekst
nu, veertig jaar later, nog even
actueel en even broodnodig
schijnt), maar er klinkt eigenlijk
geen zweem heimwee door in haar
herinneringen. Ze leeft nog even
intens, schijnt het, als toen. Ze
sprak onlangs nog voor de radio
(„ik denk dat geschoolde stem
men daarom lang goed blijven,
omdat ze altijd goed gebruikt
zijn"), ze publiceerde onlangs een
boek („Vonken in de schemering",
speciaal bestemd voor bejaarde
mensen), ze schildert, „op aanra
den van Churchill, die zegt dat
het goed is om na je zeventigste
een nieuwe bezigheid te zoeken".
Heimwee heeft ze alleen maar een
beetje naar de drukte van Amster
dam'. „o, het is hier prachtig hoor,
in Wassenaar", zegt ze er meteen
verontschuldigend bij, „maar Am
sterdam inspireerde zo". Ze werd er
nu eenmaal geboren. Zij wekt niet de
indruk, nu inspiratie tekort te ko
men. Nog altijd wil ze iets maken,
iets doén, „iets scheppen", zegt ze
tenslotte zelf („dat heeft m'n hele
familie trouwens" en ze wijdt uit
over knappe zusters), en dus heeft ze
onlangs dat boekje geschreven, „elke
dag een stukje, én volhouden, moei
lijk hoor!"
Ze lacht steeds op het goede mo
ment, om haar woorden mogelijke
gewichtigheid te ontnemen. Ook
lacht ze nog een beetje als ze zegt:
„Moeilijk hoor, om oud te worden.
Je terug trekken uit alles, dat gaat
nog wel. Maar dat je zo langzaam
wordt, en niet alles meer kan wat je
zou willen.... enfin, je zult het zelf
wel merken later, en dan misschien
eens aan me denken".
Met haar bijna tachtig jaar doet ze
haar gast uitgeleide op de stoep en
roept met die wonderlijk jonge stem,
de stem van „Er waren eens drie
beertjes": „Goeie reis. En als je er
komt, de complimenten aan Amster
dam
~öani ozouw
Het volgende zal U misschien als
een zonderling vakantiegenoe
gen voorkomen maar ik kan
U verzekeren dat het werkelijkelijk
een opwekkende bezigheid is, die U
voor menige zwaarmoedige bui zal
behoedn, wanneer U wer thuis bent.
Ik ben namelijk, zo maar ongevraagd
op eigen gelegenheid, op zoek gegaan
naar de vaderlandse overbevolking.
Mijn laatste aantekeningen op dat
punt gewagen maar liefst van een
landelijk gemiddelde van driehonderd
zesendertig lieden per vierkante kilo
meter, welk lief getal in de randstad.
Holland stijgt tot krap vierentwintig
honderd.
Een vierkante kilometer dat is een
plekje gronds hetwelk U, stevig door
stappend, in een dikke drie kwartier
rond kunt zijn. U moet dan. volgens
de heren die het weten kunnen, een
oploop van driehonderd zesendertig
personen zijn gepasseerd.
Zoudt U dezen kunnen overhalen om
gedurende die drie kwartier op onder
ling gelijke afstanden voor uw ple
zier onbeweeglijk te blijven stilstaan,
dan was U op elke zijde van het vier
kant in een minuut of twaalf achttien
van die standbeelden gepasseerd, met
een tussenruimte van een dikke vijf
tig meter. En ieder had om zich te
bewegen en adem te halen de beschik
king gehad over een oppervlakte van
drieduizend vierkante meter.
Daar teken ik voor, zult U zeggen:
dat is toch altijd nog wel een tik
je ruimer dan mijn achtertuin
tje. Dadelijk toegegeven: maar U ge
lieve van die drieduizend dan het ge
middelde per inboorling af te trekken
van alle vaderlandse grond die door
bebouwing, wegenaanleg, akkers .wei
den, moes- en particuliere tuinen, dij-
successen voor
(\\ede.rlawc{i
se
vnrtmicgums m ^nsirai
Nieuw-Australische" meisjes, geïmmigreerd uit Europa, slaan een
goed figuur als mannequin in haar nieuwe vaderland. De drie
grootste agentschappen, die te Sydney mannequins voor mode
shows werven, hébben ongeveer ZO ,fNieuw-Australischen" in dienst. En de
Nederlandse onder haar zijn niet de slechtste! Over het algemeen slagen
de uit Europa afkomstige meisjes er beter in de modieuze kleding te tonen
dan de Australische mannequins, die vaak te zeer beperkt zijn tot liet
sportievetype. De Europese mannequins hebben „een ondefinieerbaar
iets dat de meeste Australischen missen, een gave om goede kleren met
een goede houding te dragen", menen de experts.
Een succesvolle ster onder deze Nieuw-Australischen is de Nederlandse
Hienke Zieck, die drie jaar geleden naar Australië is geëmigreerd na
met de handschoen getrouwd te zijn met een reeds in Australië wo
nende Nederlander. Zij tcoont nu met haat man in een fiat te Kirribilli en
heeft een mooie toekomst als mannequin en fotomodél. Hienke is een
donker type met grote bruine ogen en bruin, in een wrong gedragen haar.
Haar landgenote Tini van der Linden, even oud als Hienke (2!t jaar) is
roodharig. Zij is afkomstig uit Rotterdam en woont te Fairliglit. Ook zij
heeft veel succes als mannequin.
Helena Chantill is een geheel ander type. Zij is in het voormalige Neder-
lands-Jndië geboren als dochter van een Franse vader en een Indonesische
moeder. Helena is uiteraard een exotische verschijning. Zij is pas 18 jaar,
maar wordt al veel gevraagd voor modeshows. Zij woont sinds twee jaar
in Australië, waar zij aanvankelijk als verpleegster heeft gewerkt.
Nog jonger is Willy Koopman 16 jaar die toen zij nog in Neder
land was op de nominatie gestaan heeft om de rol van Anne Frank
te spélen in de Amerikaanse film die naar ,fHet Achterhuis" is ge
maakt. Zij is onlangs met haar familie naar Australië gekomen, en krijgt
al vele opdrachten als mannequin en fotomodel.
Behalve blijkbaar grotere aanleg voor het vak van mannequin hébben de
geïmmigreerde meisjes nog een voordeel voor de Australische modehuizen.
„Zij zijn punctueler met haar afspraken dan de Australische mannequins,
en zij zijn minder lastig als de te tonen kleding niet naar haar smaak is",
zeggen de deskundigen. Maar zij laten zich aan de andere kant niet inti
mideren. Vooral tonen zij zich, als het om de vaststelling der honoraria
gaat heel wat zakelijker dan haar Australische zusters.
skerdaxn. touwt ,,experimeuiele woningen
(Van een medewerkster)
In één van Amsterdams
nieuwe wijken, Sloter-
vaart, worden op 't ogen
blik 229 woningen ge
bouwd naar ontwerp van
architect F. J. van Gooi.
Het zijn „experimentele"'
woningen, huizen dus die
anders-dan-anders zijn. -
Het meest opvallend on
derdeel van dit experiment
is de indeling van het huis.
Het heeft een volkomen
andere plattegrond dan
we gewend zijn.
Wie het huiis binnenkomt
staat in een voor onze
begrippen zeer grote
hal, met aan zijn ene hand
de keuken en aan zijn an
dere hand de woonkamer.
Die hal is zelf bijna een
kamer. Er zou heel goed
een tafel in kunnen staan
en daaraan zou men kun
nen eten; bergruimte voor
wat bordjes en kopjes is
er ook, en waarom zou
de huisvrouw met brood
en warm eten helemaal
van de keuken door de
hal naar de kamer lopen,
als ze naar dé tafel in de
hal maar een paar stap
pen hoeft te gaan?
De Amsterdamse gemeen
teraad, die over ae plan
nen heeft gedebatteerd
(opdrachtgever was de
Gemeentelijke Woning-
dienst), was met die hal
dan ook niet onverdeeld
gelukkig: „hij lijkt op een
tweede woonvertrek", zei
men, en men voerde als
bezwaren daartegen aan,
dat dit „vertrek" geen di
recte lichtinval van bui
ten kreeg. Maar het plan
is tenslotte toch goedge
keurd, de hal blijft offi
cieel hal. De grote opper
vlakte ervan .werd moge
lijk, doordat de architect
de (vrij kleine, maar wel
praktische) keuken min of
meer „tegen het huis aan
plakte": die keuken vormt
een uitspringende hoek
aan het huis.
De huizen hebben dus (of
ficieel) drie kamers; twee
daarvan zijn slaapkamers
op de eerste verdieping
Er is één toilet in het huis,
en dat is boven. In geval
van ziekte is dat makke
lijk, over het algemeen
lijkt het ons niet prettig
het toilet boven te hebben,
maar we moeten weer blij
zijn met het fonteintje dal
erin is aangebracht; dat
ontbreekt nog In veel te
veel moderne woningen.
Iets bijzonders is ook, dal
«1e wanden geen behang
hebben; zc zijn voorzien
van een pleisterlaag en 'n
afwasbare verflaag. De
slaapkamers hebben wei
nig of geen kastruimtc,
maar op de bovengang
zijn twee flinke kasten,
waarvan één zelfs zo
groot is, dat er zeker een
groot deel van do ouder
lijke garderobe een plaat?
vindt, benevens het lin
nengoed. Dat spaart op d<
slaapkamer de ruimte van
zo'n grote linnenkast uit
en daarvoor in do plaats
kan dan een (gezelliger)
klein bergkastje staan en
b.v. een toilettafeltje.
De douchecellen zijn groot
genoeg om er ook de was
in te doen (een indeling
die veel voor heeft, maar
o.m. het nadeel dat alles
steeds punctueel moet
worden opgeruimd omdat
men anders niet kan dou
chen), sommige huizen
hebben een „droogbalkon",
dat van de straat af net
een gewoon balkon lijkt
maar geen bodem heeft.
Andere „experimenteren"
met drooggelegenheid in
boxen. De slaapkamer van
het kind heeft een enigs
zins onrustige vorm, alsof
dat hoekje nog net over
schoot, maar een feit is,
dat het kind er een mooie
eigen ruimte aan heeft.
De weekhuur van de hul
zen zal ongeveer 17,50
bedragen; voor die met
centrale (olie-)verwar-
ming 22.50, nog afge
zien van de prijs van de
olie.
De Stichting „Goed Wo
nen" in Amsterdam had
één van de woningen bij
wijze van voorbeeld inge
richt. Het (verzonnen) ge
zin, dat in dit huis zou
moeten wonen, bestond uit
man, vrouw en dochtertje
van veertien jaar. De man
was 36 jaar, metaalbewer
ker met een netto-inko
men van 4.501,05 pei
laar (bruto 5.021,05) er
thuis een handig knutse
laar. De vrouw was 82 en
werkte sinds twee jaar 'n
paar dagen in de week als
schoonmaakster, het doch
tertje was leerlinge van 'n
nijverheidsschool.
Vooral dat de vader een
handigerd was, werd zeer
belangrijk geacht, want
de man, die het model
huis inrichtte, kwam tot
de conclusie, dat er „geen
eenvoudige, aanvaardbare
meubelen in de handel
zijn voor een prijs, betaal
baar voor een inkomens
groep van 75 tot 85
per week.
Andere handige vaders
kunnen in de modelwo
ning naar hartelust idee-
en opdoen. Zo is er in de
kamer geheel van losse,
verschuifbare elementen
een grote bank gemaakt
met ingebouwde pick-up
en nog ruimte voor bloe
men, boek of asbakje. De
ze bank ls bovendien te
gebruiken als logeerbed.
De kast op de bovengang
was werkelijk ingenieus
ingericht, vol kleine vak
jes; ook de boekenplanken
op het kamertje van de
dochter waren mooi en
handig geplaatst. Alle
aankopen waren met de
prijzen erbij vermeld.
Het is niet billijk al een
oordeel te vellen over een
complex nieuwbouw, dal
nog niet af is. Onze voor
lopige indruk was dat hel
;nterieur van deze wonin
;en tal van mogelijkhedei
biedt, maar dat de buiten
'tant, met ramen die ne
niet recht boven elkaa
zitten, en al die uitsprin
gende keukens, niet zal
bijdragen tot Amsterdams
stedenschoon!
'Hoe. eenzaam het was j
ken, spoorwegen en het onnoemelijk
aantal wateren in beslag wordt geno
men.
Als U mij tot dusver hebt nagere
kend zal het U, net als mij, een tikje
beklemd om het moederlijk hart wor
den. Want die driehonderd zesender
tig blijven niet doodstil op hun plaats
staan, maar beginnen zich omstreeks
juni drie maanden lang ijverig en on
weerstaanbaar in bussen, auto's cn
treinen te proppen, op fietsen, moto
ren, brommers en scooters te klim
men, haastig op weg om het speel-
tuintje nog dichter en benauwder en
luidruchtiger vol te stouwen.
Gelukkig schieten er duizenden in hun
vaart meteen de grenzen over, om er
gens achter de Alpen of de Pyreneeën
tot staan te komen maar wat helpt
dat als er van de tegenoverliggende
kant minstens net zo veel naar bin
nen komen stuiven.
Het sprak, dat moet ik toegeven,
angstaanjagend tot mijn verbeel
ding. Het moest een hoogst twij
felachtig genoegen zijn om tussen die
dicht opeengedrongen gelederen nog
een onbesproken plaatsje te bemach
tigen teneinde daar schouder aan
schouder aan schouder naar lucht te
zitten happen. Het bleek een misreke
ning. tot mi in opgelucht' genoegen.
Na drie kwartier sporen afgestapt in
het eerste het beste gastvrije lande
lijke hotel, bleek het mogelijk om
binnen een straal van dertig kilometer
absoluut en zielstevreden het rijk al
leen te hebben.
U kunt het geloven of niet: maar ik
heb twaalf dagen lang mijn parcours
van vijf a zes uur wandelen afgelegd
zonder ergens één volksoploop of zelfs
maar samenscholing van meer dan
twintig personen tegen het lijf te lo
pen.
Ik heb het gTootste hunebed des lands
van alle kanten bekeken, in het be
daard gezelschap van één heel echt
paar met twee spruiten. Op een uren
lange tocht door hei. bos en zandzui-
len heb ik één ploegende boerenknecht
en één fietsende soldaat in de verte
zien voorbijschuiven als de schaarse
bewijzen dat de wereld wezenlijk nog
niet uitgestorven was.
an de rand van een bosweitje heb
ik met eigen ogen een paar her
tekwajongens lustig aan de gang ge
zien met een soort Bambispelletje. Op
de kruin van een oude zeedijk had ik
niet meer dan twee bedaard hengelen
de manspersonen tot overburen.
En op de trans van het speelgoed-
vuurtorentje stond ik voor één kwar
tje moederziel alleen over een knus
eilandje met een kneuterig haventje
en de grote grijze woelige zee daar
achter te turen
Natuurlijk, zo heb ik wel moeten be
sluiten, zijn die driehonderd zesen
dertig die ik, statistisch gesproken,
elke drie kwartier had moeten passe
ren niet voor mijn genoegen zolang
en masse het IJsselmcer opgestuurd.
Maar wél, dat moet ik uit ervaring
constateren, is die hele overbevolking
enkel nog maar in staat zich massaal
te verplaatsen naar enige gemakke
lijk vermijdbare punten, zoals zee
stranden, uitspanningen met juke
boxes en winkelstraten.
Zo komt ieder aan zijn trek en blijft
de wereld in zijn voegen: voor de één
twee vierkante meter gloeiend zand
met een ijs.ie en zonnebrandolie, en
voor de ander de zeldzame sensatie
van de eigen voetstap te horen op een
klinkerweg onder cikclover.
SASKIA
Een ramasseur is opraper of verza
melaar. ramassis betekent samenraapsel
of hoop, en ramasse-miettes ls het mooie
Franse woord voor een tafelschuiertje-
met-bllkje. Vroeger bij Oma hing er al-
tijd zo'n klein stoffer- en-bllkje van ko
per op een sierplaats aan de wand en
toen we als kinderen begrepen hadden
dat het geen speelg'>ed was (ondanks
de geringe afmetingen) begonnen we het
een overbodig voorwero te vinden Maar
ze kunnen geweldig van pas komen, dat
weten moderne plastic-fabrikanten ook.
Die maken weer pleper-dan-plepklelne
ramasse-miettes, en wc zagen ze voor
nog geen gulden. Maar dat was dan ook
In de opruiming.