PAG I MA
Foutjes „tweede keus serviezen"
zijn vaak (letterlijk) verbloemd
ge&lee dl
Niét zo erbarmelijk, als men
„in de grote stad" blijkbaar denkt.
1L
PROVINCIALE ZEEUWSE COUR 1 NT
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 19
lllllllllllllllllllll
De mode voor het komen
de winterseizoen, zoals het
Parijse modehuis Virginie
haar brengt:
Links een avondjapon van
ivoorkleurig satijn, door
de ontwerpster „Perce Nei-
ge" gedoopt; rechts een
deux-pièces van helderrode
wollen stof, waarbij een
muts en sjaal van zwarte
wol gedragen worden. Vir
ginie specialiseert zich in
kleding voor het meisje en
de jonge vrouw, en de mo
dellen hebben dan ook een
duidelijk jeugdige toets.
Illlllllllllllllilllllillllllllllllllllllllllllllllll
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Moderne ontwerpers nog steeds
op zoek naar eigen stijl
(Van een medewerkster)
Soms staan ze vlak naast elkaar in de winkel, het effen-witte koft'ieservies
en het beschilderde, dat bij nadere beschouwing van precies gelijke vorm
blijkt te zijn. Het gedecoreerde is dan meestal iets goedkoper dan het
ongedecoreerde. Vreemd? Nee, want dat servies met die bloemetjes of
figuurtjes is tweede keus. Het had precies hetzelfde, effen getinte servies
moeten worden als dat ernaast, maar er mislukte iets aan: er ontstond
een korreltje hier, een stroef plekje daar. En die oneffenheidjes zijn nu
letterlijk verbloemd, het servies is verkoopbaar gebleven. Sommige men
sen hebben het zelfs nog liever zo.
Nu maakt niet iedereen er een probleem van of er wel of niet een
blommetje op zijn koffiekopje staat. Als we er even wél een probleem
van maken, dan vinden we het, eerlijk gezegd, jammer dat die tweede-
keusserviezen gedecoreerd worden. De ontwerper heeft een servies be
dacht, getekend en tenslotte gemaakt. Hij maakte 't in één kleur, laten
we zeggen wit. Die kleur, mogen we aannemen, heeft hij doelbewust ge
kozen, die heeft dus een functie, niet bij het drinken nit dat kopje, maar
wel in het mooi of in het lelijk ervan. Juist deze vorm koos de ontwerper,
omdat hij haar in deze kleur (het wit) zo goed vond uitkomen. Aan
decoreren dacht hij niet, toen hij dit servies ontwierp.
Nu wordt zijn ontwerp in grote
aantallen geproduceerd en er ko
men tweede keusjes uit de oven.
De fabrikant wil de schade beper
ken, ook de tweede keus verkopen,
en gaat met bloemetjes of streep
jes de oneffenheden verbloemen.
Daarmee doet hij het oorspronke
lijke ontwerp, lijkt ons, geweld
aan.
Dat blijkt ook uit de reacties van
het publiek, dat vaak in het gede
coreerde servies de oorspronkelijke
vorm wel herkent (ook al staat die
er niet naast!) en zegt: „Kijk, pre
cies het XYZ-servies, maar dan
met b 1 o e m e n". Zonder het
met zoveel woorden te zeggen, er
varen die mensen de decoratie als
iets overbodigs, iets dat er nog
bijgekomen is, toen het produkt
al af was.
Dit geldt niet voor wie alleen maar
kopjes koopt, omdat hij toch érgens
uit moet drinken; ook niet voor wie
een servies koopt om de deftige of
dure aanblik die het biedt. Het geldt
wel voor wie doelbewust de koffiepot
zoekt, die de gezelligheid of zelfs de
schoonheid van de kamer nog zal
verhogen. Een manier van kiezen en
kopen, waaraan we eigenlijk steeds
meer behoefte krijgen, omdat in onze
tijd van praktische, gelijkvormige
woningbouw meer dan ooit eigen
persoonlijkheid en stijl de woning
moeten maken tot ons onvervang
baar, eigen huis.
Moet nu iedereen, die naar een per
soonlijke stijl streeft, beslist thee
drinken uit een ongedecoreerd kop
je? Er is geen sprake van, dat dat
het uitgangspunt zou moeten zijn,
want uit vroeger tijden is er nog ge
noeg serviesgoed over, dat een plei
dooi vóór decoratie kan ondersteu
nen. Zolang er sprake was van een
bepaalde stijl in het decoreren, was
er ook geen probleem. Dat is pas
ontstaan, toen ook de pottenbakkerij
gemechaniseerd werd. De pottenbak
ker van vroeger maakte geen twee
keer hetzelfde servies, zelfs geen
twee keer precies hetzelfde kopje. De
ontwerper van nu ziet zijn ontwerp
in grote aantallen vervaardigd door
machines.
Niemand, die er bij het begin van
de industrialisatie over nadacht, of
het wel juist was, het handwerk nu
machinaal te gaan nabootsen en te
gaan vermenigvuldigen. Men behield
oorspronkelijk de voor handwerk be
stemde versieringen, zonder op het
idee te komen, dat er met de machi
nes misschien iets heel anders te mar
ken zou. zijn, een nieuw, origineel
produkt.
Zo- zijn de theetafels overstroomd
met serviezen, die eigenlijk je reinste
namaak waren, hoe „nét echt" ze
ook mochten lijken.
Langzamerhand is men gaan inzien,
dat de nieuwe produktieteehniek ook
vroeg om een nieuwe toepassing, om
een nieuw produkt. Maar, zo werd
onlangs in een discussie in het Insti
tuut voor Industriële Vormgeving in
Amsterdam gezegd over dit onder
werp, „wij hebben geen eigen stijl
meer, de huidige hang naar ongede-
coreetde vormen is een symptoom
van de crisissituatie, waarin wij le
ven. Oude stijlen spreken ons niet
meer aan. Een nieuwe stijl is nog
niet gecreëerd. Van armoede drei
gen wij nu de ongedecoreerde vorm
tot eigentijdse stijl uit te roepen".
Een inkoper, die aan deze discus
sie deelnam, stelde vast, dat het
publiek „gretig invliegt" op tal
loze, van de grofste smaak getui
gende, gedecoreerde vormen. Dat
zou kunnen komen, doordat de
mens behoefte heeft aan uitingen
van levenslust (dus: aan versie
ring) en dan „nog liever een dwa
ze versiering kiest, dan een stuk
verstandige kaalheid".
Of de aftrek, die kitscherige produk-
ten altijd nog vinden, aan die ver-
sierlust is toe te schrijven, of mis
schien gewoon aan achteloos, weinig
zelfstandig kopen, of misschien aan
pronkzucht, een feit is, dat er door
ontwerpers en fabrikanten naarstig
gezocht wordt naar versieringen, die
geen nabootsingen zijn, maar ge-
eigend voor de nieuwe 'methoden van
produceren. Men heeft die versierin
gen gezocht in abstracte figuren, men
experimenteert ook met het mate
riaal zelf, en dat laatste vaak met
hoopgevend succes. Ook worden ser
viezen in twee kleuren gemaakt, bijv.
effen grijs, wit of blauw met een
binnenkant in afstekende kleur, of
met een voetje (voor de theepot) of i
schoteltje (voor het kopje) in een
andere tint. Ook daar zijn al be-
moedigende resultaten mee bereikt.
Andere ontwerpers houden het voor
lopig op het ongedecoreerde, vaak
zeer mooi gemodelleerde, servies, en.
naar onze smaak dikwijls met zoveel
succes, dat men deze produkten be
paald tekort doet door ze te dood
verven als „stukken verstandige
kaalheid".
En met die ongedecoreerde serviezen
zijn we dan weer terug bij de tweede-
keusjes, de koffiepot die in de oven
niet helemaal de verwachte vorm ge
kregen heeft (de ontwerper moet
nauwkeurig rekening houden niet
bijv. de krimp van het model), het
kopje met een paar kleine putjes of
korreltjes. Wij voor ons zouden die
tweede keus verreweg het liefst on
gedecoreerd in de winkels zien.
Een goede vorm, die effen wit had
moeten zijn, maar waar later met
een bloemetje of een streepje aan
„geknoeid" is, doet eigenlijk nog on
zuiverder aan dan een lelijk ont
werp, dat tenminste zichzelf geble
ven is. Er zijn voor die tweede-
keusserviezen altijd wel gegadigden:
Jonge mensen bijv., die voor de
mooie vormen wel de ware aandacht
en sympathie hebben, maar die de
„eerste keus" niet kunnen bekos
tigen.
Voor regenachtige
vakantiedagen
Deze zomer trekt U met de kin
deren zoveel mogelijk naar buiten.
Maar mochten er toch regenachtige
dagen in uw vakantie binnensluipen,
zorg dan dat U wat materiaal in huis
hebt, waarmee de jeugd (eigen va
kantiehoudende kinderen, logés of
buurkinderen) zich kan vermaken. In
de meeste handenarbeidwinkels kan
men U zoveel bieden, dat U bijna
naar een regendag gaat verlangen,
alleen al bij het aanschouwen van de
heerlijkheden. Een paar ideeën
bouwplaten gaan er bij de meeste
kinderen wel in, maar voor wie de
fantasie zelf wil laten werken is
boetseerklei misschien beter (bij
voorkeur kneden op een oude tafel,
beslist zonder tafelkleed of raf
fia, of vilt. Ook zagen we mooi dik
touw voor het maken van touwfigu-
ren. Dat materiaal is weer met raffia
te combineren.
Een nieuwe mode, nieuwe bijouterie-
en de Parijse kunstenaar Francis
Winter heeft een speciale collectie
sieraden samengesteld die bedoeld
zijn om komend seizoen de nieuwe
modelijnen op te luisteren. Deze drie
delige sieradenset vervaardigde hij
uit „waterparels" en Tiroolse stenen;
de bijouterieën zijn uiteraard bedoeld
om bij „groot toilet" te worden ge
dragen.
J-
Weinig N.O.-leerlingen gaan
„in de huishouding"
Het is de vraag of de opleiding „assistente in de huis
houding" aan de nijverheidsscholen voor meisjes, die
naam wel moet behouden. Van de 178 leerlingen, die
hebben deelgenomen aan een enquête over beroepskeuze, ko
zen er slechts vijftien de huishoudelijke richting, hetzij in de
vorm van „thuis helpen", hetzij als betrekking."
Deze cijfers, vergezeld van de vraag of de naam „assistente
in de huishouding" nog wel passend is voor de opleiding,
vermeldt het rapport over de periode 1 september 1956-1 sep
tember 1957 van de Commissie tot bestudering van goede
onderwijsmethoden voor het algemeen vormend nijverheids
onderwijs voor meisjes. Er deden acht „proefscholen" mee
aan de enquête, zowel landbouwhuishoudscholen als andere
nijverheidsscholen voor meisjes.
De gegevens uit het rapport, hoewel alweer verouderd,
lijken ook nu wei typerend. Op de vraag „wat wil je
worden" antwoordden in 1956 56 van de 177 onder
vraagde meisjes, dat ze als beroep kinder verzorgster zouden
kiezen (een vak waaraan op elk der verschillende typen scho
len slechts twee lesuren per week werden besteed), 17 van de
177 zeiden verpleegster te willen worden, 9 kleuteronderwij
zeres, 5 kolonieleidster of -helpster (een aantal dat vergeleken
bij het voorafgaande jaar sterk gedaald was), 16 verkoop
ster, 12 wilden naar kantoor, 15 wisten nog niet wat ze
later zouden gaan doen, 6 wilden gezinsverzorgster worden,
i naaister. De overige in aanmerking komende beroepen
waren nog kariger vertegenwoordigd.
De subcommissie voor land-en tuinbouw van de commis
sie rapporteert o.m„ dat op veel scholen bij de betrok
ken leerkrachten nog niet voldoende belangstelling be
stond voor het gebruiken van kruiden in de keuken. Men is
erop uit, op de scholen het gebruik van tuinkruiden te stimu
leren, omdat ze zeer vitaminerijk zijn, in hoge mate de ver-
teerbaarheïd van het voedsel bevorderen en een grotere va
riatie in de maaltijden kunnen brengen door kleur, geur en
smaak.
~öan ozóutv
tOt OZOUH)
Een toevallig bericht, dat tref
fend onze tijd illustreert, vond ik
wel zo'n curiositeit dat wij er
niet aan kunnen voorbijgaan.
Hier hebt U het knipsel uit een van
onze grote dagbladen: „Onze beken
de en bewonderde actrice Caro van
Eyck, Nic. Witsenkade 16. ligt al een
hele poos in de Boerhaavekliniek, zou
nu wel van de artsen naar huis mo
gen, als zij maar bekwame en be
trouwbare huishoudelijke hulp had.
Advertenties hebben haar niet uit
de nood geholpen, en zo b 1 ij f t zij
in het ziekenhuis, als die hulp niet
met spoed komt opdagen. Vanavond
van 6 tot 8 uur kan een trouwe hulp
zich aanmelden bij mevrouw Van
Eyck, Boerhaavekliniek, Teniers-
tstraat 1. Wie, o wie?"
Sinds het lezen van deze noodkreet
zijn alweer een dag of wat verstre
ken, maar een jubelend: „Bedankt
voor de vele hartroerende aanbiedin
gen van hulp: Caro van Eyck is uit
de brand!" heb ik op dezelfde plaats
nog niet aangetroffen,
Ik moet tot nu toe dus aannemen,
dat een inderdaad bekend en be
wonderd toneelspeelster zich als
herstelde patiënt in een Amsterdam
se kliniek ligt, zit, loopt te verbijten,
omdat ze wel naar huis mag, maar
eenvoudig niet kan.
Enkel en alleen doordat er in Am
sterdam, die grote stad, geen enkele
vrouw is, hups en jong of bedaard
aan de middelbare kant, die genegen
en in staat is een kleine huishouding
gedurende een paar uur per dag zelf
standig te drijven.
Dat is op zichzelf al gek en erg
genoeg. Niemand maakt mij wijs.
dat er onder het Amsterdamse
vrouwvolk, dat toch gauw in de tien
duizenden loopt, niet één enkel
exemplaar te vinden is dat voldoende
kan stofzuigen, afwassen, bedden op
maken, een eenvoudige pot koken en
boodschappen doen. En best tijd over
heeft om daarvoor ten gerieve van
een pas herstelde actrice een uur of
wat per dag uit te trekken.
Het behoeft toch warempel niet voor
niets, en een zwaar karwei met bar
veel geploeter en geraag lijkt het
mij nu ook weer niet. Actrices ple
gen doorgaans klein behuisd te zijn
en een weinig omslachtige huishou
ding te voeren, gezien de noodzaak
oe de VYowvsew. m de provincie
(Van- onze redactrice)
fen belcënd medewerkster van
een al even bekend Nederlands
dagblad heeft zich verdiept in
de vraag of de vrouwen en meisjes
buiten AmsterdamDen Haag, Rot
terdam en Utrecht, kortom de vrou-
•wen en meisjes „in de provincie
minder goed, minder modieus en
minder verzorgd gekleed gaan dan
de grotestadsvrouw. Haar conclusies
na haar naar onze mening nogal
oppervlakkig onderzoek heeft deze
collega samengevat in een artikel
waarin „wij in de provincie" er niet
zo best afkomen! In een drietal Ne
derlandse provincieplaatsen heeft de
schrijfster, zittend op een terrasje-
en vervolgens flanerend langs de eta-
lageramen van de plaatselijke mode
magazijnen, eens „écht gelet" op wat
de provinciedames dragen en hoe ze
„erbij lopen", en dit zijn enkele van
haar gevolgtrekkingen
De nationale dracht" van de Neder
landse vrouw, die deze zomer bestaat
uit gebloemde rok-met-witte-blouse,
wordt in de provincie meestal ver
tegenwoordigd door rokken van on
gracieus model in onflatteuze patro
nen en kleurstellingen, met witte iet
wat kreukelige want no-iron) bloes
jes; in het provinciale modebeeld kan
men voorts nog het ouderwetse ge
tailleerde double-breasted mantelpak
tegenkomen dat door zijn zware
schouders en platte revers op een
herencolbert lijkt; in datzelfde mode
beeld ziet men ook wel „frisse en niet
onaardige zomerjurkjes", en zélfs
wel eens een zeer goed geklede
dame-op-naaldhakken in een geplis-
seerde rechte japon en met eèn mo
dieus bol gekapt hoofdjeMaar
aangezien die modieuze dame in de
richting van het station liep, houdt
schrijfster rekening met de moge
lijkheid dat het hier een „westerse
dame" betrof óf iemand die haar kle
ding in de „grote stad" kocht. In
slechts één van de door haar bezoch
te drie (zegge en schrijve drie
provincieplaatsen trof onze collega
dan een ,#eer goede confectiezaak,
die in Amsterdam een uitstekend fi
guur zou maken, met zomerjurken in
het betere genreuitstekende roklcen,
modieuze mantels". Aan dit laatste
compliment werd echter de verzuch
ting toegevoegd van een vrouw uit
deze provinciestad, die zich beklaagt
over het feit dat men elkaar soms in
de schouwburg in dezelfde japon te-'
genkomt, of in ieder geval rekening
ermee moet houden dat kennissen en
vriendinnen weten hoeveel de nieuwe
japon kost, omdat ze haar zélf in dat
enige goede plaatselijke modemaga
zijn hebben gepast
Uitgaande van deze conclusie van
een Amsterdams collega zouden
wij met een variant op een
bekende reclameslagzin al onze
mede-provincievrouwen kunnen toe
roepen: „Zie uzelf zoals de grote
stadsvrouw U ziet!" En er nog aan
toe kunnen voegen: ,J£n krijg dan
riooral geen (modieus) minderwaar
digheidscomplex Want dit beeld
uit drie (nogmaals: zegge en schrij
ve drie) provincieplaatsen is toch wel
erg onvolledig en beslist niet karak
teriserend voor het Nederlands pro
vinciaal modebeeld. Uiteraard ken
nen wij evenmin de modieuze aspec
ten van alle Nederlandse provincie
steden, maar voor zover wij ze wél
kennen, zijn ze wél wat minder som
ber dan men ze in Amsterdam blijk
baar ziet. Dat ouderwetse getailleer
de mantelpak bijvoorbeeld werd in
de betere modemagazijnen van onze
provincie (om om maar even dicht
bij het eigen huis te blijvën), door-
pakjes in flou-lijnvervangen zodra
de mode dit enkele seizoenen gele
den voorschreef. Sterker nog: men
móest wél „floü" gekleed gaan, want
dat ouderwetse ocas al spoedig hele
maal niet meer te krijgenEn zo
is het ook gegaan mei de Italiaanse
schoenenmode, met de empire-lijn,
met de recente korte-rokkenmode, en
vermoedelijk zal het zo dadelijk ooéér
zo gaan met de langere-rokkenmode
met brede schouders die nu weer fu
rore gaat maken.
En die „modieus bol gekapte hoofd
jes" die in de provincie zo schaars
te vinden zouden zijn? Onze kapper-
zon hóógst verontwaardigd zijn wan
neer men dit tegen hem zei en te
recht, want de goede man heeft de
haarmodes ,fiaravelle", „incroyable"
en „chatte" op de voet gevolgd, en
zijn kapsters kunnen zelfs een „ligne
Paolacreëren, wanneer U dat
wenstEn overal in ons land vindt
men de vrouwen die een levensgroot
probleem maken, van het feitdat
sommige vriendinnen en kennissen
misschien weten hoeveel haar nieuwe
japon gekost heeft; in de provincie
heeft een van die vriendinnen toeval
lig hetzelfde japonnetje gepast, in de
grote stad weten de vriendinnen óók
dat dit heel mooie jurkje honderd
vijfentwintig gulden heeft gekost,
omdat het exclusieve modemagazijn
waaruit het afkomstig is, gewend 'is
om in Alle grote dagbladen te adver
teren. Niet alleen met vermelding
van prijs, maar ook nog onder toe
voeging van een gedetailleerd teke
ningetje.
Zittend op haar terrasje in „een
provinciestad", genietend 'van
haar ochtendkoffie, heeft- de
schrijfster vermoedelijk heel wat
vrouwen voorbij zien stormen op een
sport fiets je, met wapperende haren,
wijde rok (de enige geschikte fiets-
draclit) en platte hakken. Haastig
op weg naar slager en groenteboer,
omdat achter iedere huisvrouw een
echtgenoot of een heel gezin staat,
waarvoor op gezette tijden eten op
tafel moet staan. Maar vele van die
zelfde vromoen had zij in de middag -
of avonduren nogmaals kunnen ont
moeten: keurig bol gekapt, naar .de
laatste mode gekleed, en Italiaans
geschoeid. Dan had zij weliswaar nóg
kunnen constat&ren dat de goedge-
klede vrouw in de provincie in de
minderheid is maar dat is overal
zo: in de Nederlandse grote steden
evengoed als in dat Mekka der Mode:
Parijs. Zelfs daar zal men bij nauw
keurige beschouwing ontdekken, dat
er meer slecht- 'dan goedgeklede
vrouwen rondlopen!
Overigens souden loij wel graag het
adres weten van dat Amsterdamse
modehuis waarvan de schrijfster in
het begin van haar artikel zo'n aan
lokkelijk beeld schetst.
Want lijkt het U ook niet verrukke-
lijk om door een degelijke „juffrouw
Lida" niet alleen met égards, maar
bovendien met een keurig hotelzilve
ren serviesje koffie te 'worden ont
vangen? Wij vrezen alleen dat dit
beeld van een in de grote stad win
kelende provincietfrouw al even gene
raliserend is als de rest van dit ar
tikel over de kleding gewoonten van
,;vrouwen in de provincie''...
r
L.
[sOaaz
nijn ze
toch
.J
om alles wat buiten haar beroep valt
zo veel mogelijk tot een minimum
te beperken.
Het zal dus voor een huishoudelijk
ei-varen vrouw een onnozel klusje
zijn: zij behoeft werkelijk niet in
te springen in een totaal verwilderd
gezin van een weduwnaar met zes
schoolgaande lieverdjes, die elke dag
met gaten en winkelhaken in hun
garderobe thuiskomen.
Maar: advertenties hebben niet
uit de nood geholpen. Ik moeL
dus wel aannemen dat, zo de
geschikte persoon al aanwezig is, zij
er doodeenvoudig niet aan denkt om
zich voor dit lichte en stellig aam
trekkelijke baantje aan te melden.
Ik vraag mij, al geruime tijd trou
wens, verbaasd af wat daarvan de
oorzaak is.
Afkeer van alle huishoudelijk werk
en waaróm dan? Is het urenlang
staan achter een toonbank tijdens de
uitverkoop en Üat bij een tropi
sche temperatuur het zitten ach
ter een snorrende naaimachine op een
atelier of aan een lopende band als
pakster zoveel lichter en aantrekke
lijker?
Zeker: fabrieken, kantoren, winkels,
werkplaatsen vallen onder de ai-
beidswet, hebben straf gereglemen
teerde werktijden, doorbetaalde va
kanties, sociale voorzieningen en
aantrekkelijke regelingen op aller
hande gebied. Bovendien de blijk
baar onmisbare groep waarin men is
opgenomen met het even onmisbare
groepsvermaak.
Ik heb zelf verbijsterd staan suize
bollen in een grote fabriekshal vol
ratelende naai-, snij- en afwerkma-
chmes (alleen al het apparaat dat
automatisch knopen aanzette was
niet om een kwartier bij uit te hou
den), terwijl boven dit alles en het
onderling gebabbel uit de radio een
luidruchtig stukje lichte muziek
weggaf.
Het was voor één half uur al een dol-
makende penitentie; hoe houdt een
vrouwenhoofd, hoe jóng ook, dat acht
lange uren per dag uit?
Maar het schijnt werkelijk dat
een rustige flat met een gerief
lijk keukentje en modern, ge
makkelijk te onderhouden meubilair
tegen bovengemelde geneugten niet
opweegt ook als men daarbij be
denkt dat men met wat handigheid
en overleg stellig elke dag met een
uur of vijf werken de zaak wel be
keken heeft, en dan de rest van de
dag tot de eigen onbeperkte beschik
king houdt.
Dat levert dus stellig een dagloon
van minimaal rijf gulden op, mét
warme maaltijd is dat niet een
aardig betrouwbare basis voor een
vrouw dfe voor zichzelf moet zor
gen? En die schijnen er in de grote
steden nogal wat rond te lopen, als
ik zo de rubriek ingezonden stukken
lees, waarin o.a. gescheiden vrouwen
zich bitter beklagen over de alimen
tatie, die wel toegewezen maar nooit
uitgekeerd wordt...
Het is een eigenaardige situatie.
Want uit dit kleine berichtje
blijkt ten overvloede dat vrouwen
als Caro van Eyck noodgedwongen,
dat geminachte huishouden wèl zelf
hebben opgeknapt, vraag niet met
hoeveel nodeloze vermoeidheid en
inspanning bij haar veeleisend en af
mattend beroep.
En zij zal zeker wel niet de enige
zijn die noodgedwongen twee taken
tegelijk zo goed mogelijk probeert
te vervullen.
Maar hoeveel talent en artistieke
prestaties, waarvoor wij poesmooi
opgedoft in de avonduren opgetogen
zitten te applaudiseren worden
niet geknauwd en belemmerd dooi
de beslommeringen van een huishou
den?
Met op de achtergrond, zoals in dit
geval, voortdurend de angstige zorg:
Hoe moefc dat als ik eens ziek wordt:
dan kom ik er nóóit weer bovenop.
SASKIA*.