PAG I MA Foutjes „tweede keus serviezen" zijn vaak (letterlijk) verbloemd ge&lee dl Niét zo erbarmelijk, als men „in de grote stad" blijkbaar denkt. 1L PROVINCIALE ZEEUWSE COUR 1 NT ZATERDAG 15 AUGUSTUS 19 lllllllllllllllllllll De mode voor het komen de winterseizoen, zoals het Parijse modehuis Virginie haar brengt: Links een avondjapon van ivoorkleurig satijn, door de ontwerpster „Perce Nei- ge" gedoopt; rechts een deux-pièces van helderrode wollen stof, waarbij een muts en sjaal van zwarte wol gedragen worden. Vir ginie specialiseert zich in kleding voor het meisje en de jonge vrouw, en de mo dellen hebben dan ook een duidelijk jeugdige toets. Illlllllllllllllilllllillllllllllllllllllllllllllllll lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Moderne ontwerpers nog steeds op zoek naar eigen stijl (Van een medewerkster) Soms staan ze vlak naast elkaar in de winkel, het effen-witte koft'ieservies en het beschilderde, dat bij nadere beschouwing van precies gelijke vorm blijkt te zijn. Het gedecoreerde is dan meestal iets goedkoper dan het ongedecoreerde. Vreemd? Nee, want dat servies met die bloemetjes of figuurtjes is tweede keus. Het had precies hetzelfde, effen getinte servies moeten worden als dat ernaast, maar er mislukte iets aan: er ontstond een korreltje hier, een stroef plekje daar. En die oneffenheidjes zijn nu letterlijk verbloemd, het servies is verkoopbaar gebleven. Sommige men sen hebben het zelfs nog liever zo. Nu maakt niet iedereen er een probleem van of er wel of niet een blommetje op zijn koffiekopje staat. Als we er even wél een probleem van maken, dan vinden we het, eerlijk gezegd, jammer dat die tweede- keusserviezen gedecoreerd worden. De ontwerper heeft een servies be dacht, getekend en tenslotte gemaakt. Hij maakte 't in één kleur, laten we zeggen wit. Die kleur, mogen we aannemen, heeft hij doelbewust ge kozen, die heeft dus een functie, niet bij het drinken nit dat kopje, maar wel in het mooi of in het lelijk ervan. Juist deze vorm koos de ontwerper, omdat hij haar in deze kleur (het wit) zo goed vond uitkomen. Aan decoreren dacht hij niet, toen hij dit servies ontwierp. Nu wordt zijn ontwerp in grote aantallen geproduceerd en er ko men tweede keusjes uit de oven. De fabrikant wil de schade beper ken, ook de tweede keus verkopen, en gaat met bloemetjes of streep jes de oneffenheden verbloemen. Daarmee doet hij het oorspronke lijke ontwerp, lijkt ons, geweld aan. Dat blijkt ook uit de reacties van het publiek, dat vaak in het gede coreerde servies de oorspronkelijke vorm wel herkent (ook al staat die er niet naast!) en zegt: „Kijk, pre cies het XYZ-servies, maar dan met b 1 o e m e n". Zonder het met zoveel woorden te zeggen, er varen die mensen de decoratie als iets overbodigs, iets dat er nog bijgekomen is, toen het produkt al af was. Dit geldt niet voor wie alleen maar kopjes koopt, omdat hij toch érgens uit moet drinken; ook niet voor wie een servies koopt om de deftige of dure aanblik die het biedt. Het geldt wel voor wie doelbewust de koffiepot zoekt, die de gezelligheid of zelfs de schoonheid van de kamer nog zal verhogen. Een manier van kiezen en kopen, waaraan we eigenlijk steeds meer behoefte krijgen, omdat in onze tijd van praktische, gelijkvormige woningbouw meer dan ooit eigen persoonlijkheid en stijl de woning moeten maken tot ons onvervang baar, eigen huis. Moet nu iedereen, die naar een per soonlijke stijl streeft, beslist thee drinken uit een ongedecoreerd kop je? Er is geen sprake van, dat dat het uitgangspunt zou moeten zijn, want uit vroeger tijden is er nog ge noeg serviesgoed over, dat een plei dooi vóór decoratie kan ondersteu nen. Zolang er sprake was van een bepaalde stijl in het decoreren, was er ook geen probleem. Dat is pas ontstaan, toen ook de pottenbakkerij gemechaniseerd werd. De pottenbak ker van vroeger maakte geen twee keer hetzelfde servies, zelfs geen twee keer precies hetzelfde kopje. De ontwerper van nu ziet zijn ontwerp in grote aantallen vervaardigd door machines. Niemand, die er bij het begin van de industrialisatie over nadacht, of het wel juist was, het handwerk nu machinaal te gaan nabootsen en te gaan vermenigvuldigen. Men behield oorspronkelijk de voor handwerk be stemde versieringen, zonder op het idee te komen, dat er met de machi nes misschien iets heel anders te mar ken zou. zijn, een nieuw, origineel produkt. Zo- zijn de theetafels overstroomd met serviezen, die eigenlijk je reinste namaak waren, hoe „nét echt" ze ook mochten lijken. Langzamerhand is men gaan inzien, dat de nieuwe produktieteehniek ook vroeg om een nieuwe toepassing, om een nieuw produkt. Maar, zo werd onlangs in een discussie in het Insti tuut voor Industriële Vormgeving in Amsterdam gezegd over dit onder werp, „wij hebben geen eigen stijl meer, de huidige hang naar ongede- coreetde vormen is een symptoom van de crisissituatie, waarin wij le ven. Oude stijlen spreken ons niet meer aan. Een nieuwe stijl is nog niet gecreëerd. Van armoede drei gen wij nu de ongedecoreerde vorm tot eigentijdse stijl uit te roepen". Een inkoper, die aan deze discus sie deelnam, stelde vast, dat het publiek „gretig invliegt" op tal loze, van de grofste smaak getui gende, gedecoreerde vormen. Dat zou kunnen komen, doordat de mens behoefte heeft aan uitingen van levenslust (dus: aan versie ring) en dan „nog liever een dwa ze versiering kiest, dan een stuk verstandige kaalheid". Of de aftrek, die kitscherige produk- ten altijd nog vinden, aan die ver- sierlust is toe te schrijven, of mis schien gewoon aan achteloos, weinig zelfstandig kopen, of misschien aan pronkzucht, een feit is, dat er door ontwerpers en fabrikanten naarstig gezocht wordt naar versieringen, die geen nabootsingen zijn, maar ge- eigend voor de nieuwe 'methoden van produceren. Men heeft die versierin gen gezocht in abstracte figuren, men experimenteert ook met het mate riaal zelf, en dat laatste vaak met hoopgevend succes. Ook worden ser viezen in twee kleuren gemaakt, bijv. effen grijs, wit of blauw met een binnenkant in afstekende kleur, of met een voetje (voor de theepot) of i schoteltje (voor het kopje) in een andere tint. Ook daar zijn al be- moedigende resultaten mee bereikt. Andere ontwerpers houden het voor lopig op het ongedecoreerde, vaak zeer mooi gemodelleerde, servies, en. naar onze smaak dikwijls met zoveel succes, dat men deze produkten be paald tekort doet door ze te dood verven als „stukken verstandige kaalheid". En met die ongedecoreerde serviezen zijn we dan weer terug bij de tweede- keusjes, de koffiepot die in de oven niet helemaal de verwachte vorm ge kregen heeft (de ontwerper moet nauwkeurig rekening houden niet bijv. de krimp van het model), het kopje met een paar kleine putjes of korreltjes. Wij voor ons zouden die tweede keus verreweg het liefst on gedecoreerd in de winkels zien. Een goede vorm, die effen wit had moeten zijn, maar waar later met een bloemetje of een streepje aan „geknoeid" is, doet eigenlijk nog on zuiverder aan dan een lelijk ont werp, dat tenminste zichzelf geble ven is. Er zijn voor die tweede- keusserviezen altijd wel gegadigden: Jonge mensen bijv., die voor de mooie vormen wel de ware aandacht en sympathie hebben, maar die de „eerste keus" niet kunnen bekos tigen. Voor regenachtige vakantiedagen Deze zomer trekt U met de kin deren zoveel mogelijk naar buiten. Maar mochten er toch regenachtige dagen in uw vakantie binnensluipen, zorg dan dat U wat materiaal in huis hebt, waarmee de jeugd (eigen va kantiehoudende kinderen, logés of buurkinderen) zich kan vermaken. In de meeste handenarbeidwinkels kan men U zoveel bieden, dat U bijna naar een regendag gaat verlangen, alleen al bij het aanschouwen van de heerlijkheden. Een paar ideeën bouwplaten gaan er bij de meeste kinderen wel in, maar voor wie de fantasie zelf wil laten werken is boetseerklei misschien beter (bij voorkeur kneden op een oude tafel, beslist zonder tafelkleed of raf fia, of vilt. Ook zagen we mooi dik touw voor het maken van touwfigu- ren. Dat materiaal is weer met raffia te combineren. Een nieuwe mode, nieuwe bijouterie- en de Parijse kunstenaar Francis Winter heeft een speciale collectie sieraden samengesteld die bedoeld zijn om komend seizoen de nieuwe modelijnen op te luisteren. Deze drie delige sieradenset vervaardigde hij uit „waterparels" en Tiroolse stenen; de bijouterieën zijn uiteraard bedoeld om bij „groot toilet" te worden ge dragen. J- Weinig N.O.-leerlingen gaan „in de huishouding" Het is de vraag of de opleiding „assistente in de huis houding" aan de nijverheidsscholen voor meisjes, die naam wel moet behouden. Van de 178 leerlingen, die hebben deelgenomen aan een enquête over beroepskeuze, ko zen er slechts vijftien de huishoudelijke richting, hetzij in de vorm van „thuis helpen", hetzij als betrekking." Deze cijfers, vergezeld van de vraag of de naam „assistente in de huishouding" nog wel passend is voor de opleiding, vermeldt het rapport over de periode 1 september 1956-1 sep tember 1957 van de Commissie tot bestudering van goede onderwijsmethoden voor het algemeen vormend nijverheids onderwijs voor meisjes. Er deden acht „proefscholen" mee aan de enquête, zowel landbouwhuishoudscholen als andere nijverheidsscholen voor meisjes. De gegevens uit het rapport, hoewel alweer verouderd, lijken ook nu wei typerend. Op de vraag „wat wil je worden" antwoordden in 1956 56 van de 177 onder vraagde meisjes, dat ze als beroep kinder verzorgster zouden kiezen (een vak waaraan op elk der verschillende typen scho len slechts twee lesuren per week werden besteed), 17 van de 177 zeiden verpleegster te willen worden, 9 kleuteronderwij zeres, 5 kolonieleidster of -helpster (een aantal dat vergeleken bij het voorafgaande jaar sterk gedaald was), 16 verkoop ster, 12 wilden naar kantoor, 15 wisten nog niet wat ze later zouden gaan doen, 6 wilden gezinsverzorgster worden, i naaister. De overige in aanmerking komende beroepen waren nog kariger vertegenwoordigd. De subcommissie voor land-en tuinbouw van de commis sie rapporteert o.m„ dat op veel scholen bij de betrok ken leerkrachten nog niet voldoende belangstelling be stond voor het gebruiken van kruiden in de keuken. Men is erop uit, op de scholen het gebruik van tuinkruiden te stimu leren, omdat ze zeer vitaminerijk zijn, in hoge mate de ver- teerbaarheïd van het voedsel bevorderen en een grotere va riatie in de maaltijden kunnen brengen door kleur, geur en smaak. ~öan ozóutv tOt OZOUH) Een toevallig bericht, dat tref fend onze tijd illustreert, vond ik wel zo'n curiositeit dat wij er niet aan kunnen voorbijgaan. Hier hebt U het knipsel uit een van onze grote dagbladen: „Onze beken de en bewonderde actrice Caro van Eyck, Nic. Witsenkade 16. ligt al een hele poos in de Boerhaavekliniek, zou nu wel van de artsen naar huis mo gen, als zij maar bekwame en be trouwbare huishoudelijke hulp had. Advertenties hebben haar niet uit de nood geholpen, en zo b 1 ij f t zij in het ziekenhuis, als die hulp niet met spoed komt opdagen. Vanavond van 6 tot 8 uur kan een trouwe hulp zich aanmelden bij mevrouw Van Eyck, Boerhaavekliniek, Teniers- tstraat 1. Wie, o wie?" Sinds het lezen van deze noodkreet zijn alweer een dag of wat verstre ken, maar een jubelend: „Bedankt voor de vele hartroerende aanbiedin gen van hulp: Caro van Eyck is uit de brand!" heb ik op dezelfde plaats nog niet aangetroffen, Ik moet tot nu toe dus aannemen, dat een inderdaad bekend en be wonderd toneelspeelster zich als herstelde patiënt in een Amsterdam se kliniek ligt, zit, loopt te verbijten, omdat ze wel naar huis mag, maar eenvoudig niet kan. Enkel en alleen doordat er in Am sterdam, die grote stad, geen enkele vrouw is, hups en jong of bedaard aan de middelbare kant, die genegen en in staat is een kleine huishouding gedurende een paar uur per dag zelf standig te drijven. Dat is op zichzelf al gek en erg genoeg. Niemand maakt mij wijs. dat er onder het Amsterdamse vrouwvolk, dat toch gauw in de tien duizenden loopt, niet één enkel exemplaar te vinden is dat voldoende kan stofzuigen, afwassen, bedden op maken, een eenvoudige pot koken en boodschappen doen. En best tijd over heeft om daarvoor ten gerieve van een pas herstelde actrice een uur of wat per dag uit te trekken. Het behoeft toch warempel niet voor niets, en een zwaar karwei met bar veel geploeter en geraag lijkt het mij nu ook weer niet. Actrices ple gen doorgaans klein behuisd te zijn en een weinig omslachtige huishou ding te voeren, gezien de noodzaak oe de VYowvsew. m de provincie (Van- onze redactrice) fen belcënd medewerkster van een al even bekend Nederlands dagblad heeft zich verdiept in de vraag of de vrouwen en meisjes buiten AmsterdamDen Haag, Rot terdam en Utrecht, kortom de vrou- •wen en meisjes „in de provincie minder goed, minder modieus en minder verzorgd gekleed gaan dan de grotestadsvrouw. Haar conclusies na haar naar onze mening nogal oppervlakkig onderzoek heeft deze collega samengevat in een artikel waarin „wij in de provincie" er niet zo best afkomen! In een drietal Ne derlandse provincieplaatsen heeft de schrijfster, zittend op een terrasje- en vervolgens flanerend langs de eta- lageramen van de plaatselijke mode magazijnen, eens „écht gelet" op wat de provinciedames dragen en hoe ze „erbij lopen", en dit zijn enkele van haar gevolgtrekkingen De nationale dracht" van de Neder landse vrouw, die deze zomer bestaat uit gebloemde rok-met-witte-blouse, wordt in de provincie meestal ver tegenwoordigd door rokken van on gracieus model in onflatteuze patro nen en kleurstellingen, met witte iet wat kreukelige want no-iron) bloes jes; in het provinciale modebeeld kan men voorts nog het ouderwetse ge tailleerde double-breasted mantelpak tegenkomen dat door zijn zware schouders en platte revers op een herencolbert lijkt; in datzelfde mode beeld ziet men ook wel „frisse en niet onaardige zomerjurkjes", en zélfs wel eens een zeer goed geklede dame-op-naaldhakken in een geplis- seerde rechte japon en met eèn mo dieus bol gekapt hoofdjeMaar aangezien die modieuze dame in de richting van het station liep, houdt schrijfster rekening met de moge lijkheid dat het hier een „westerse dame" betrof óf iemand die haar kle ding in de „grote stad" kocht. In slechts één van de door haar bezoch te drie (zegge en schrijve drie provincieplaatsen trof onze collega dan een ,#eer goede confectiezaak, die in Amsterdam een uitstekend fi guur zou maken, met zomerjurken in het betere genreuitstekende roklcen, modieuze mantels". Aan dit laatste compliment werd echter de verzuch ting toegevoegd van een vrouw uit deze provinciestad, die zich beklaagt over het feit dat men elkaar soms in de schouwburg in dezelfde japon te-' genkomt, of in ieder geval rekening ermee moet houden dat kennissen en vriendinnen weten hoeveel de nieuwe japon kost, omdat ze haar zélf in dat enige goede plaatselijke modemaga zijn hebben gepast Uitgaande van deze conclusie van een Amsterdams collega zouden wij met een variant op een bekende reclameslagzin al onze mede-provincievrouwen kunnen toe roepen: „Zie uzelf zoals de grote stadsvrouw U ziet!" En er nog aan toe kunnen voegen: ,J£n krijg dan riooral geen (modieus) minderwaar digheidscomplex Want dit beeld uit drie (nogmaals: zegge en schrij ve drie) provincieplaatsen is toch wel erg onvolledig en beslist niet karak teriserend voor het Nederlands pro vinciaal modebeeld. Uiteraard ken nen wij evenmin de modieuze aspec ten van alle Nederlandse provincie steden, maar voor zover wij ze wél kennen, zijn ze wél wat minder som ber dan men ze in Amsterdam blijk baar ziet. Dat ouderwetse getailleer de mantelpak bijvoorbeeld werd in de betere modemagazijnen van onze provincie (om om maar even dicht bij het eigen huis te blijvën), door- pakjes in flou-lijnvervangen zodra de mode dit enkele seizoenen gele den voorschreef. Sterker nog: men móest wél „floü" gekleed gaan, want dat ouderwetse ocas al spoedig hele maal niet meer te krijgenEn zo is het ook gegaan mei de Italiaanse schoenenmode, met de empire-lijn, met de recente korte-rokkenmode, en vermoedelijk zal het zo dadelijk ooéér zo gaan met de langere-rokkenmode met brede schouders die nu weer fu rore gaat maken. En die „modieus bol gekapte hoofd jes" die in de provincie zo schaars te vinden zouden zijn? Onze kapper- zon hóógst verontwaardigd zijn wan neer men dit tegen hem zei en te recht, want de goede man heeft de haarmodes ,fiaravelle", „incroyable" en „chatte" op de voet gevolgd, en zijn kapsters kunnen zelfs een „ligne Paolacreëren, wanneer U dat wenstEn overal in ons land vindt men de vrouwen die een levensgroot probleem maken, van het feitdat sommige vriendinnen en kennissen misschien weten hoeveel haar nieuwe japon gekost heeft; in de provincie heeft een van die vriendinnen toeval lig hetzelfde japonnetje gepast, in de grote stad weten de vriendinnen óók dat dit heel mooie jurkje honderd vijfentwintig gulden heeft gekost, omdat het exclusieve modemagazijn waaruit het afkomstig is, gewend 'is om in Alle grote dagbladen te adver teren. Niet alleen met vermelding van prijs, maar ook nog onder toe voeging van een gedetailleerd teke ningetje. Zittend op haar terrasje in „een provinciestad", genietend 'van haar ochtendkoffie, heeft- de schrijfster vermoedelijk heel wat vrouwen voorbij zien stormen op een sport fiets je, met wapperende haren, wijde rok (de enige geschikte fiets- draclit) en platte hakken. Haastig op weg naar slager en groenteboer, omdat achter iedere huisvrouw een echtgenoot of een heel gezin staat, waarvoor op gezette tijden eten op tafel moet staan. Maar vele van die zelfde vromoen had zij in de middag - of avonduren nogmaals kunnen ont moeten: keurig bol gekapt, naar .de laatste mode gekleed, en Italiaans geschoeid. Dan had zij weliswaar nóg kunnen constat&ren dat de goedge- klede vrouw in de provincie in de minderheid is maar dat is overal zo: in de Nederlandse grote steden evengoed als in dat Mekka der Mode: Parijs. Zelfs daar zal men bij nauw keurige beschouwing ontdekken, dat er meer slecht- 'dan goedgeklede vrouwen rondlopen! Overigens souden loij wel graag het adres weten van dat Amsterdamse modehuis waarvan de schrijfster in het begin van haar artikel zo'n aan lokkelijk beeld schetst. Want lijkt het U ook niet verrukke- lijk om door een degelijke „juffrouw Lida" niet alleen met égards, maar bovendien met een keurig hotelzilve ren serviesje koffie te 'worden ont vangen? Wij vrezen alleen dat dit beeld van een in de grote stad win kelende provincietfrouw al even gene raliserend is als de rest van dit ar tikel over de kleding gewoonten van ,;vrouwen in de provincie''... r L. [sOaaz nijn ze toch .J om alles wat buiten haar beroep valt zo veel mogelijk tot een minimum te beperken. Het zal dus voor een huishoudelijk ei-varen vrouw een onnozel klusje zijn: zij behoeft werkelijk niet in te springen in een totaal verwilderd gezin van een weduwnaar met zes schoolgaande lieverdjes, die elke dag met gaten en winkelhaken in hun garderobe thuiskomen. Maar: advertenties hebben niet uit de nood geholpen. Ik moeL dus wel aannemen dat, zo de geschikte persoon al aanwezig is, zij er doodeenvoudig niet aan denkt om zich voor dit lichte en stellig aam trekkelijke baantje aan te melden. Ik vraag mij, al geruime tijd trou wens, verbaasd af wat daarvan de oorzaak is. Afkeer van alle huishoudelijk werk en waaróm dan? Is het urenlang staan achter een toonbank tijdens de uitverkoop en Üat bij een tropi sche temperatuur het zitten ach ter een snorrende naaimachine op een atelier of aan een lopende band als pakster zoveel lichter en aantrekke lijker? Zeker: fabrieken, kantoren, winkels, werkplaatsen vallen onder de ai- beidswet, hebben straf gereglemen teerde werktijden, doorbetaalde va kanties, sociale voorzieningen en aantrekkelijke regelingen op aller hande gebied. Bovendien de blijk baar onmisbare groep waarin men is opgenomen met het even onmisbare groepsvermaak. Ik heb zelf verbijsterd staan suize bollen in een grote fabriekshal vol ratelende naai-, snij- en afwerkma- chmes (alleen al het apparaat dat automatisch knopen aanzette was niet om een kwartier bij uit te hou den), terwijl boven dit alles en het onderling gebabbel uit de radio een luidruchtig stukje lichte muziek weggaf. Het was voor één half uur al een dol- makende penitentie; hoe houdt een vrouwenhoofd, hoe jóng ook, dat acht lange uren per dag uit? Maar het schijnt werkelijk dat een rustige flat met een gerief lijk keukentje en modern, ge makkelijk te onderhouden meubilair tegen bovengemelde geneugten niet opweegt ook als men daarbij be denkt dat men met wat handigheid en overleg stellig elke dag met een uur of vijf werken de zaak wel be keken heeft, en dan de rest van de dag tot de eigen onbeperkte beschik king houdt. Dat levert dus stellig een dagloon van minimaal rijf gulden op, mét warme maaltijd is dat niet een aardig betrouwbare basis voor een vrouw dfe voor zichzelf moet zor gen? En die schijnen er in de grote steden nogal wat rond te lopen, als ik zo de rubriek ingezonden stukken lees, waarin o.a. gescheiden vrouwen zich bitter beklagen over de alimen tatie, die wel toegewezen maar nooit uitgekeerd wordt... Het is een eigenaardige situatie. Want uit dit kleine berichtje blijkt ten overvloede dat vrouwen als Caro van Eyck noodgedwongen, dat geminachte huishouden wèl zelf hebben opgeknapt, vraag niet met hoeveel nodeloze vermoeidheid en inspanning bij haar veeleisend en af mattend beroep. En zij zal zeker wel niet de enige zijn die noodgedwongen twee taken tegelijk zo goed mogelijk probeert te vervullen. Maar hoeveel talent en artistieke prestaties, waarvoor wij poesmooi opgedoft in de avonduren opgetogen zitten te applaudiseren worden niet geknauwd en belemmerd dooi de beslommeringen van een huishou den? Met op de achtergrond, zoals in dit geval, voortdurend de angstige zorg: Hoe moefc dat als ik eens ziek wordt: dan kom ik er nóóit weer bovenop. SASKIA*.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 7