Uit kortstondig dichterschap ontstond prachtige poëzie WIM KAN solt met „Jan" De Quay DRIE NIEUWE BUNDELS Over de Jajjahsg yensee{huv\st Boeiende expositie in Kroller-Miillermuseum D° ABC-cabaret met een fris programma ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1959 PROVINCIALE ZEEUW B E COURANT 9 Werk van P. Geyl, Marie Koenen en van Hendrik de Vries ONDER DE TITEL: Het leven wint altoos" verscheen een zelfgemaakte keuze uit de omvangrijke, uit 1945 dateren de bundel „O Vrijheid!...." van P. Geyl. Bevatte „O Vrijheid!...." 91 sonnetten, „Het leven wint altoos" heeft er slechts 46, waar van één destijds verworpen vers. In een verantwoording deelt de schrijver mede dat liij om (overigens zeer begrijpelijke) re den van volledigheid kort na de bevrijding zoveel mogelijk fa cetten van zijn in poëtische vorm gegoten „gijzelingsdagboek" had willen geven (Geyl was van 1940-1944 geïnterneerd). Bij de ze heruitgave heeft hij echter een strengere literaire maatstaf aangelegd, waardoor meer éénheid van kwaliteit ontstond. Deze bundel gedichten van een man die door de omstandighe den korststondig dichter werd, zal ongetwijfeld een van de voornaamste kamp- en verzets bundels uit deze tijd blijven. Geyls poëzie valt op door zijn zuivere, mannelijke accent. Geen vertoon van bravoure, en Letterkundige kroniek doorilAÜS WARREN zeker geen zoeken naar 't mooie of fraaie, maar een eerlijke be lijdenis, een houvast, van een karakter waarvan men het for maat hier wel heel direct er vaart. Als een van de vele tref fende sonnetten schrijven we hier nummer Xm over, dat „Ge schiedenis heet en in december 1940 in Buehenwald ontstond: 'k Heb In de geschiedenis mij thuis gevonden. Oorlog, verraad, moord, kerker en schavot, t was mij volmaakt vertrouwd, en ik schreef vlot I van stumperds die hun tijd nieti meer verstonden, I i van ballingen die enkel mókken konden, i of hopen tot hun vijand's I koele spot. Mij boeide nooit zozeer 't persoonlijk lot, als hoe tijddraden zich vervlochten en ontwonden. In dat groot weefsel zich een steek te weten. is troostrijk, 't Eigen ongeval wordt klein, wanneer men met die wereld- maat gaat meten. Bewondering doet angst en pijn vergeten. Hoe groots 't patroon hoe zeker, dat de lijn die neergaat, straks weer rijzende zal zijn Nog afgezien van het feit, dat dezei' gevoelens mooi en glashelder zijn I verantwoord welk een bewonde renswaardige objectivering en hou ding Hoe mannelijk Geyl ook in het tedere blijft, voelt men uit de vele gedichten voor zijn vrouw die eenzaam achtergebleven is, of uit een sonnet als nummer XLIU, geschre ven 27 april 1943, als het voor de derde maal lente wordt en hij nog steeds gevangen zit De lente is onbekommerd sterk en teer. De Dommel, blinkend, spiegelt blauwe luchten. Helgeel in 't groen het koolzaad. Heinde en veer stilte Neen hoor een ade men, een zuchten want alles leeft. De bloesem droomt van vruchten. Het lam zuigt gulzig, staartje heen en weer. Paarzieke vogel, kalm zij zól niet vluchten. O lente, lente En 't is de derde keer. De derde keer sta 'k hunkrend bij uw feest, een beedlaar buiten. Toch 't is mooi geweest dank voor die gave, en dank zelfs voor de pijn. O onverstoorbaar leven, dat op mijn geklaag niet acht in 't geel, in vt groen, in 't blauw lees ik een teken van uw eeuwge trouw. Als het rumoer rondom veel heden daagse „poëzie" verstomd is. zal een bundel als die van P. Geyl, die eigen lijk nauwelijks literaire pretentie heeft, blijven getuigen van werke lijke menselijke grootheid en van verantwoord optimisme in een ramp zalige tijd. (A. A. M. Stols, Den Haag). Een wonderlijke faux-pas heeft Hendrik de Vries gemaakt met het publiceren van zijn „Gro ninger Symphonie" die als ondertitel draagt „Het Munsters-Keulse beleg in 1672". Dit werk is het gevolg van de rege ringsopdracht „een stuk te schrij ven waarin karakter en atmosfeer van een stad duidelijk uitkwamen". Er zou veel te zeggen zijn over deze „regeringsopdrachten", in het bijzon der wanneer men ziet waartoe dege nen die de opdrachten krijgen vaak vervallen. Hendrik de Vries is in onze letteren een zeer problematische figuur. Een groot dichter hebben we hem nimmer gevonden, een man van formaat is hij echter ontegenzeglijk. Doch deze „Groninger Symphonie" is zijn ta lent absoluut onwaardig, en verder dan het predicaat „merkwaardige rijmelarij" brengt zij het beslist niet. Het leukst is nog het onzwaarwich tige slotcouplet dat althans wat re lativiteit schept Tenslotte nog één wens, een hartewens Dat ieder dit lied mag leez'n Zoals 't hier wordt aangepreez'n: Met echte na-dreun'nde Groninger ens Een Hollands lied wil 't niet weez'n. Eén omvangrijke verzamelbundel gaf de bejaarde Marie Koenen (geboren 1879) in het licht bij Joh. Roosen boom te Heerlen. „De Levensweg" bevat voornamelijk religieuze lyriek, zeer vrouwelijk van gevoel en obser vatie, piteraard rooms-katholiek van intentie. Marie Koenen schrijft een verzorgd muzikaal vers, en er zijn er verscheidene in deze bundel te vin den even treffend als dit STERRENZADEN De zilverplulzen zwierven, licht en teer, op d'adem van het kind, naar 't avondrood. Ze blies, ze telde er telkens meer en meer, en dacht verblijd „Wat wordt mijn leven groot Want elk ontzwevend pluisje, ieder zaadje weer, was nóg een levensjaar dat op haar adem vlood als ster na sterre, naar den Lieven Heer, Wiens hand de poort van 't Eeuwig Licht ontsloot. Het kind werd wouw, maar immer plukt haar hand nog zilverpluizen in het weideland, en zwerven, op haar adem, ster na ster, - hoe lang nog - droom en dro men, her en der O God, dat toch Uw poort wijd openwijk en 't zaad ooit mag ontkiemen in Uw Rijk. P. Geyl Het leven wint altoos. A. A. M. Stols, Den Haag. Hendrik de Vries Groninger Sym phonie. Van Gorcum en Comp., Assen. Marie Koenen De Levensweg. Joh. Roosenboom, Heerlen. Op een grote radio-, T.V.- en phono- tentoonstelling in de Duitse stad Frankfort is deze grote platte luid spreker te zien, gebouwd volgens een nieuw elektrostatisch principe, waar bij de gehele voorzijde als membraan functionneert. De uitvinding is spe ciaal van belang voor weergave van hoge tonen. (Van een medewerker) Het is een interessante, maar voor de geest moeilijk toe gankelijke tentoonstelling in het Kröller-MöIIermusemii op de Hoge Veluwe: „Traditie en vernieuwing in de Japanse kunst". Men vindt er (tot 13 september) in drie zalen werk van twee traditionele schilders, Hakuïn (16851768) en Shiko Munakata (1903) en van twee modernen Nankoku Hidai (1912) en de kunstenares Toko Shinoda (1913). We moeten daar allereerst bij aantekenen, dat men de begrippen „tradio- neel" en „modern" niet moet er varen in de westerse betekenis, maar in de Japanse. Wie echter de moeite neemt zich eerst te verdiepen in het wezen van de Japanse (en Chinese) kunst en dan in Kröller-Müller gaat kij ken, zal rijk aan ervaringen dankbaar aan deze expositie blij ven terugdenken. Waar in het algemeen reeds van kunst geldt, dat men er eerst van kan genieten indien men er de geestelijke achtergronden van kent; van de Japanse schilder kunst geldt dat in het bijzonder. Hoe men bovendien ook tracht die achtergronden te leren kennen, geheel bevatten zal men ze zelden of nimmer, omdat de Oost-Aziati sche filosofische levenshouding hoogstens aan te voelen is, maar niet in te voelen. De poging echter de grote geestelijke afstand deels teniet te doen levert reeds waar devolle ervaringen op. Voor we over de schilderingen gaan schrij ven, willen we heel summier en daardoor gevaarlijk oppervlakkig toch even enige begrippen aantip pen. De Japanse schilderkunst is ondenk baar zonder de Japanse calligrafie (die eigenlijk Chinees is) als vor mend element en het Zen-Boedhis- me als inhoudgevend element, waar bij dan nog moet worden gevoegd de Japanse zin voor uiterste verfij ning en de daardoor mede bepaalde totale levenshouding. Het door de Japanners van de Chine zen overgenomen schrift is een geab straheerd „beeldschrift''. Elke „Ietter" als men het zo mag noemen is een beeld geweest, later een style- ring geworden, een „teken" met een diepgaande geestelijke betekenis. Schrijven in Japan is identiek met tekenen, maar eigenlijk ook met poë tisch filosoferen. Het is het gelijktij dig. Een letterteken, een spreuk is tevens een in contemplatie en geeste lijke concentratie feilloos en trefze ker genoteerde schildering. Het Zen- Boedhisme is een door contemplatie verkregen filosofische levenshouding, die het dualisme in ervaren, voelen en denken, zoals het westen dat kent, I opheft. Een Zen-Boedhist, die tevens 'dichter én schilder is, kent geen „ik" ten opzichte van de omringende we reld, de kosmos. Hij is kosmos, het gras, waarop hij in gespannen con templatie zit is kosmos en niet meer der of minder dan hij. Hij ervaart het eeuwige in het voorbijgaande, het machtige in het kleine. Hij schildert (of liever tekent) met een in zwarte 'kif V ■H'J'JUII IUU Itiia vaart de met het schrijven opgedane penseelvoering evenzeer in de ovenge mm&tbeeltenis. Een overgangsfiguur is Shiko Mu nakata, in 1903 geboren. Zijn bladen, meestal op kamerscher men gepresenteerd, bevatten grote tegenstellingen. Hij kwam tot de oude Japanse houtsnede-techniek, het drukken van blokken, zowel in kleur als in zwart-wit. Moge die tech niek oud zijn, zijn afbeeldingen die hij drukt zijn beïnvloed zowel dooi de vroegere Japanse volkskunst als door het Europese expressionisme. Zo vindt men er een scherm met zwart-witte houtsneden, de vier Christelijke evangelisten voorstellen de in een expressionistische trant. Bij sommige sterk grafische druk ken met lettertekens denkt men soms aan Paul Klee. Een „gelukkig huwe lijk" zijn die invloeden niet altijd aangegaan. De Japanse sereniteit, de afgewogenheid mist men vaak. Voor het Westerse gevoel geheel Japans, maar toch modern in de zin van non-figuratief is het prachtige werk van de kunstena res Toko Shinoda. Het is non-fi guratief, maar is niet los te ma ken van de natuurimpressies, zo als men die bij de Zen-schilders tegenkomt. De functie van de en kele juist geplaatste tak of twijg in een bijna geheel leeg (maar toch vol spanning zijnd) vlak bij de Zen-schilders komt overeen met de functie, d§ schaarse en vluchtige lijnen, waarmee Toko Shinoda een vlak spanning geeft. „Ergens" denkt men aan Mondri aan, die toch net niet die beteke nis aan een vlak kon geven, die ons als een geestelijke inhoud voorkomt, als we hier ervaren, vooral als men zich een schilde ring als van Shinoda kan indeu ken in het Japanse interieur. Een der composities van de Japanse schilderes Toko Shinoda, enerzijds non-figuratief, anderzijds evenzeer een abstrahering van een natuur impressie, zoals die in de Zen-tradi tie door vroegere Japanners werd weergegeven. De stap naar het non- figuratieve is hier zo gering, dat ze ons veel logischer voorkomt dan bij de non-figuratieve kunst in westerse zin het geval is. inkt gedoopt penseel op uiterst fijn papier of zijde een bamboestengel aan een met een enkele lijn weerge geven vijverrand en symboliseert daarmee een in persoonlijke verhou ding met de kosmos ervaren innerlij ke spanning, waarbij en dat is be langrijk de tegenstelling tussen mens, natuur en cultuur, opgeheven is. Het zijn westerse omschrijvingen voor oosterse „inhouden", het zijn dus slechts benaderingen, die men meer met het gevoel moet ervaren, dan met het verstand lezen en be grijpen. Het derde element is de pansheid", waardoor deze kunst zich onderscheidt van de Chinese naar het uiterlijk en die van andere Boed- histische volken naar het innerlijk, omdat het Japanse denken een afge leide nuance daarvan is met wezen lijke verschillen ten opzichte van het oorspronkelijke Indische Boedhisme. e eerste kunstenaar tot wie we ons in Kröller-Müller wenden is Hakun, een Zen-monnik, twee eeuwen geleden leefde. Van hem hangen er rolschilderingen, zoals men die in het westen het beste kent. Hij was geen beroepsschilder, in gees telijk opzicht eigenlijk een vrijbuiter, hoewel van jonsaf geoefend in Zen- medidatie. Bij hem treft een wezen lijk bestanddeel van de Japanse kunst; enerzijds een realisme (de dui delijke herkenbaarheid) anderzijds de abstrahering daarvan in ritmen. De openbaring van het leven is ritme in de Japanse kunst. Als westerling bewondert men vooral de enorme trefzekerheid, die uit het werk van Hakuin spreekt, soms ook zijn zin voor een sublieme humor en daarmee voor een menselijkheid, die men no de in veel ander Japans werk mist. Natuurlijk maakt de calligrafie een wezenlijk bestanddeel van zijn kunst uit. Men ziet niet alleen de tekst op genomen in zijn compositie maar er- M' (Van een onzer redacteuren) Na enig voorbereidend ge sol en gestoei met- de strenge, in plechtig zwart ge- geklede magistraat raakt Wim Kan tenslotte door het dolle heen. Hij slingert Zijne Excellentie prof. dr. J. E. de Quay met een forse zwaai op zijn schouders en rent, met grote bokkesprongen, zingend over het toneel: hoger, Jan! De zaal juicht hem toe. Jij kan nog hoger, Jan! De. mi nister-president slingert ver vaarlijk heen en weer, elke avond weer, al enige weken achtereen, op het toneel van „Diligentia". Dit nu gaat toch werkelijk te ver. In Ne derland kan dit toch eigenlijk niet. Eigenlijk niet behal ve nu Wim Kan het doet. Want wat Kan kan, mag een ander niet. De verschijning van minister De Quay is ongetwijfeld het dolle hoogtepunt in het nieuwe pro gramma van het ABC-Cabaret. „Laat je niets wijsmaken!", is de titel. Prof. De Qüay zit dan ook niet zelf op de schouders van Wim Kan. Maar de duplicaat-minister lijkt verbluffend echt. „Weet U wie hem gemaakt heeft? BeelMet die akelig-echte pop jongleert Wim Kan nog enige tijd in Den Haag, dus in het hol van de leeuw. Straks zal hij met de minister-president op zijn schou ders door Nederland trekken, zo lang de nieuwe tournee duurt of anders tot het kabinet-De Quay struikelt. Wim Kan weet nu al wat er dan met de premier ge beurt: „dan val je zachtjes in de Raad van State, Jan". Het duurt tot na de pauze voor dat Wim Kan op zijn praat stoel zit. Als gewoonlijk wordt het eerste deel van de avond verzorgd door de overige leden van het gezelschap, met ditmaal als gast in het laatste nummer voor de pauze Fred Kaps. Hij doet precies wat Sant Heyermans, Margriet de Groot en Philippine Aeckerlin zingen in het liedje waarmee zij de wereld kampioen goochelen aankondi gen: hij legt U in de luren en die luren kun je absoluut niet zien. Overigens biedt het eerste deel van het programma cabaret van redelijk gehalte, soms net even onder do maat, soms iets beter, met een enkele uitschieter. En de belangrijkste uitschieter is onge twijfeld een strip-case, die men zij gerust uiteindelijk he lemaal geen striptease wordt, inaar oneindig veel boeiender is dan een tot het einde toe doorge zette striptease ooit had kunnen zijn. Do uitstekende tekst van Wim Kan wordt voortreffelijk ge bracht door Maya Bouma, die ons ook in andere nummers het meest van allen weet te boeien. Corry Vonk excelleert met een liedje van Gerton van Wapeningen, als een geestig „Zetfoutenduiveltje". En dan loopt er, na de pauze, plotseling een brandweerman door de zaal Wim Kan is op weg naar zijn praatstoel, waarop hij ruim een uur lang in hemdsmouwen vuurwerk gaat zit. ten afsteken. „Zo maar wat pra ten", met een paar liedjes er tus sendoor. Losweg keuvelt hij over van alles: over het plotseling los barstende onweer, over ds. Zandt (die geen kaviaar eet, omdat ook kaviaar een gevolg van gemengd zwemmen is), over een oud foto album en natuurlijk over de poli tiek. Bij dat foto-album komt een mand met de meest uiteenlo pende oude hoofddeksels te pas. „Wat waren we belachelijk in die dagen", constateert Wim Kan zingend en hij trekt onder elk van die buitenissige hoeden en petten het bijpassende gezicht. Dat ge zicht past inderdaad elke keer weer precies, zowel onder de kepi en de strohoed als onder de kol bak en beremuts. Maar het toppunt is toch weer de politiek, op welk terrein voor al prof. De Quay het dan ontgel den moet. Tweemaal zelfs. De eerste keer schijnt Kan zijn excel lente „prooi" los te laten met de bewering: „ik kan toch niet de hele avond over Jan de Quay praten; 't is geen Staf". Maar dat is slechts een afleidingsmanoeu vre, die hem overigens naar een van zijn weinige zwakke punten voert. Staf en de helmen zijn im mers al erg oude succesjes als je die weer ophaalt, gaat 't op „natrappen" lijken. Maar geluk kig blijft Wim Kan politiek toch helemaal „bij". Voor enkele actuele gebeurtenissen heeft hij na de première nog plaats in zijn programma ingeruimd. Als een verlies meldt hij het heengaan van minister Van den Bergh, die ontslag vroeg om vrijheid van handelen te krijgen, hoewel Kan „het vage gevoel had, dat hij die vrijheid al genomen had..." En dan zijn daar de Papoea's, voor wie „we alles over hebben we maken zelfs de brieven voor hen open". Af en toe zit er een klein vlekje bijvoorbeeld in de vorm van een verouderd grapje in de bonte schildering, die Wim Kan van het leven geeft. Soms leest hij hinderlijk merkbaar zijn tekst, maar die tekst is meestal heel erg raak. Op van alles en nog wat heeft Kan zijn visie, die steeds een heel bijzondere visie is. Zo heeft hij ook een oplossing voor het Duitse grensprobleem: „ge woon rnilen; zij Elten terug en wij Scheveningen". En dat is stel lig een oplossing, waaraan nog geen enkele politicus heeft ge dacht. odem is eveneens Nankoku Hi dai, een zoon van de leider van het Japanse onderwijs in calli grafie. Die calligrafie krijgt een nieu we betekenis bij deze zoon, die toch ver van huis afdwaalt, want het Ja panse „teken" wordt bij hem ont daan van het overgeleverde uiterlijk. Het wordt een experimenteel teken dat eerder aan een grafische Karei Appel, dan aan Japan doet denken. Alle verfijning is verdwenen, een ex plosieve vormtaal is er voor in de plaats gekomen. Wij zien dit als een wezenlijke verarming, ondanks het feit, dat men soms voor verrassende effecten wordt geplaatst, die hun ontstaan echter vaker aan toevallig heden als het vloeien van inkt in nat papier en andere experimenten dan aan vormende wil té danken hebben. Men moet, hij het zien van dc schil dering van de twee „modernen" voor al voor ogen houden, dat alle Japan se kunst in hoge mate abstract is, ook waar in schijn het realisme het karakter bepaalt. Het is een geab straheerd, dan wel gestyleerd, of een verijld realisme. De overgang naar het non-figuratieve vloeit veel logi scher voort uit dc Japanse kunst, dan uit de veel sterker aan het weer geven stof en vormen gebonden Eu ropese kunst. Een Japans lettersym- hool is voor ons overigens reeds non- figuratief, omdat het geen gedachte inhoud geeft of een realiteit dekt, zoals voor de Japanner wel het geval is. Alleen reeds het scherpen van de geest door het denken over de zin van het non-figuratieve in westerse, dan wel oosterse zin is een innerlijke ervaring, die een bezoek aan deze ex positie waard maakt. Culturele Cavalcade DE ZWEEDSE kunsthandelaar Nan Nils Nessim is erin geslaagd een gro te collectie antieke Chinese kunst voorwerpen naar Europa te brengen, ondanks een algemeen verbod op de uitvoer van alles dat ouder is dan tachtig jaar, zoals dat in communis tisch China geldt. Via een goede za kenrelatie kreeg de Zweed toestem ming tot uitvoer uit China van een groot aantal kunstvoorwerpen uit de Ming-dynastie. TER AANVULLING van de gede tailleerde inventarisatie der Vlaamse schilderstukken uit de vijftiende eeuw, heeft het Centrum voor on derzoek naar Vlaamse primitieven" te Brussel een missie naar Urbino in Italië gezonden om daar de werken te bestuderen van Justus van Gent, alias Josse van Wassenhove. HET RADIO Philharmonisch Orkest onder leiding van Bernard HaitinJc heeft een uitnodiging ontvangen om in het voorjaar 1960 een tournee van veertien concerten door Italië te ma ken. HET RESIDENTIE-orkest zal in mei volgend jaar vier concerten in Enge land geven, namelijk in Londen, Co ventry. Leicester en Bristol. Er voor den op het ogenblik nog besprekin gen gevoerd met de B.È.C. over een optreden voor radio en televisie. Ver der zijn er plannen voor een grote tournee door Amerika in 1962. DE KONINKLIJKE en de kerkelij ke harmonie van het Limburgse stadje Thorn zullen beide worden ge schilderd door de kunstschilder Frans van de Berg. Beide doeken krijgen een afmeting van twee bij twee en een halve meter en zullen de korpsen uitbeelden „in volle actie tijdens een repetitie". De werken zijn bestemd voor de raadzaal van het te bouwen gemeentehuis. DE PIANIST Theo Bruins is in Me xico City aangekomen voor een tour nee van vier weken door Mexico en een groot persbureau icist te melden, dat ter ere van Bruins een cocktail party werd gegeven in de Neder- 1 kindse ambassade.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 5