De Engelse vertellers in de
Meulenhoffs „Meester-Serie"
Oosteuropese vroomheid in het ikoon
De
O
Aewerb met ^AVA^ter
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
KEUS UIT EEN OVERVLOED
Guus Sötemann koos en vertaalde
werk van elf schrijvers
Binnen tweehonderd bladzijden een bloemlezing van Engelse
vertellers samenbrengen is een taak die wel niemand graag
op zijn schouders nemen zal. Niet alleen omdat niemand zo bele
zen is, dat hij dit uitgebreide, ja, onoverzienbare terrein werke
lijk volkomen beheerst, maar ook omdat de keuze die men uit
eindelijk doen moet, zó aanvechtbaar blijft, ook voor de bloem
lezer zelf, dat het resiütaat tenslotte weinigen bevredigt. Het is
dan ook begrijpelijk dat het lang geduurd heeft eer er in Meu
lenhoffs „Meesters der Vertelkunst" een deel verscheen, dat aan
de Engelse vertellers is gewijd. Guus Sötemann die het boek ten
slotte samenstelde en de verhalen vertaalde, schrijft in zijn in
leiding terecht: „Niet iedereen zal zich, naar vanzelf spreekt,
met de door mij gemaakte keuze van schrijvers kunnen vereni
gen. Dé enige goede bloemlezing is immers die welke men zelf
heeft gemaakt".
En dan volgt een heel lijstje
van beroemde novelisten die
ontbreken in dit boek, waaron
der onder andere figuren als
Coppard, Pritchett en Sansom,
die niet hadden mógen ontbre
ken als men ziet dat Sötemann
in dit 200 bladzijden tellende
boek maar liefst 32 pagina's
plaats gaf aan een verhaal van
matige kwaliteit van D. H. Law
rence. Het is tot slot niet zo dat
het maken van een bloemlezing
Letterkundige kroniek
door HAXS WARREN
een taak is die boven elke kri
tiek verheven is. Welnu in de
plaats van dit verhaal van Law
rence hadden drie of vier ju
weeltjes kunnen staan van een
even prachtige kwaliteit als
„Sredni Vashtar" van Saki (6
pag.) of „De Vlieg" van Kathe-
rine Mansfiels (7 pag.), en dan
was deze bloemlezing er bepaald
nog aanzienlijk op verbeterd.
Overigens: het is een prachtig boek,
en Sötemann stond werkelijk voor een
hachelijke taak. De Engelse vertel
kunst (voornamelijk een aangelegen
heid van deze eeuw toch) is zó rijk
dat men, al is het dan niet „met ge
mak", wel een half dozijn delen zou
kunnen samenstellen die in niets on
der zouden doen voor het hier gebo-
dene. Guus Sötemann is er bovendien
in geslaagd een zeer gevarieerd ge
zelschap in dit kleine bestek van elf
auteurs bijeen te brengen, en ook
qua onderwerp geeft zijn keuze een
aangename afwisseling.
Het boek opent met „De Lagune"
van Joseph Conrad en „Het Won
der van Purun Bhagat" van Ru-
dyard Kipling, tijdgenoten die,
hoe verschillend ook, grootheid en
exotisme gemeen hadden. Beide
verhalen spelen in het Oosten. Dat
van Conrad is zwaar geladen van
tropische sfeer, prachtig van
stemming en de natuurschildering
van de tropennacht is zo knap dat
alles voelbaar lijkt. Eigenlijk is
dit de hoofdzaak, want het ver
haal met zijn dramatische inslag,
blijft vi-ij vaag.
In Kiplings magistrale vertelling zijn
het moderne leven en de oeroude tra-
Christus Pantokmtor Albeheerser
middenluik uit een lieesis (voor
spraak), stamme>id uit de 17e eeuw.
Rand, achtergrond en aureool zijn
van gedreven verguld brons.
dities van India op boeiende wijze
verweven, zodat het mogelijk blijkt
dat de wereldvermaarde, gevierde po
liticus en de vae de wereld afgekeer
de Brahmaaqse heilige één en dezelf
de persoon zijn, hoewel er tussen hun
bestaan eeuwen weggevallen lijken.
e in ons land zo veronachtzaam
de Saki (Pseudoniem van Hec
tor Munro, 18701916) is ver
tegenwoordigd met een juweeltje van
een echt .kort verhaal" dat in een
paar pagina's een hele wereld be
sluit. Zijn „Sredni Vashtar" is van
grote helderheid en psychologische
diepte. De mensen die in deze short-
story wreed naast elkaar leven zijn
in een paar lijnen duidelijk geschetst
en het drama, dat door het roofdier-
tje Sredni Vashtar voltrokken wordt
is té gruwelijker doordat het enkel
gesuggereerd wordt. Een hoogtepunt
uit deze bundel.
Somerset Maugham, voor de één een
twijfelachtige figuur, voor de ander
een meester, speciaal op het gebied
van de novelle, is vertegenwoordigd
door „De verrader", een knap en uit
voerig verhaal over spionage en con
traspionage in de vorige wereldoor
log.
„De Pijproker" van Martin Arm
strong is een griezelverhaal dat met
veel raffinement naar een climax
wordt gevoerd, toch met even een be
vrijdend slot.
Daarop volgt dan „De man die van
eilanden hield" van D. H. Lawrence,
boeiend, maar eigenlijk heel akelig,
zoals het hele oeuvre van deze auteur.
Lawrence kan inderdaad meesterlijk
scjirijven en is vaak geniaal, zoals in
de beschrijving van de sneeuwbui tij
dens de derde fase van vereenzaming
en vervreemding, en toch leggen wij
zijn werk altijd onbevredigd weg.
We betreuren het dan ook dat Söte
mann juist aan hém zoveel ruimte
gaf.
OP HET FILMFESTIVAL, dat in de
eerste week van augustus in Moskou
wordt gehouden, zullen de Neder
landse fibns jlanfare" van Bert
Haanstra en Prijs de zee" van Her
man van der Horst worden vertoond.
Op het programma staat voorts de
Amerikaanse film ,1let Dagboek van
Anne Frank". De films „Wij, won
derkinderen" en (Kaasmakers" uit
resp. West-Duitsland en Zwitserland
zullen worden vertoond, ondanks of
ficiële weigeringen van deze beide
landen om aan het festival deel te ne
men.
TWEE AMERIKANEN, Zero Mostel
en Jerome Bobbins, zijn door een on
langs opgerichte kring van jonge re
censenten in Parijs onderscheiden
voor het beste optreden in het „The
atre des Nations" tijdens het afgelo
pen seizoen. Mostel viel op door zijn
vertolking van Bloom in „UTlysses in
Nighttovxt" en Róbbins kreeg de on
derscheiding voor zijn werk als cho
reograaf van het Amerikaans Ballet.
,De vlieg" van Katherine Mansfield,
buitengewoon lenap en toch net iets
te schraal, zoals zoveel werk van de
ze heden ten dage wel wat overschat
te schrijfster van Nieuw-Zeelandse
originie, wordt gevolgd door een der
allerbeste verhalen uit deze bundel:
„Het feestmaal ter ere van Tillotson"
van Aldous Huxley, waarin op na
vrante wijze wordt verteld van een
banket dat door de Londense sociëty
wordt gegeven ten bate van een vol
komen vergeten kunstschilder die
zijn roem al een halve eeuw heeft
overleefd. Gechargeerd en toch vol
komen waar, een novelle van grote
dimensie. Verhalen van de Welshman
Hughes, de Ier Hanley en van Angus
Wilson, de Benjamin van het illuste
re gezelschap (geboren 1913), stuk
voor stuk „meesterwerkjes" besluiten
dit mooie deel dat wij IJ zeer warm
aanbevelen.
Meesters der Engelse Vertelkunst.
J. M. Meulenhoff, Amsterdam.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
H De figuur Hannibal is de laat- m
H ste dagen weer in het nieuws
gekomen, vanwege de Jumbo,
H die over de Alpen wilde trek-
ken. ee
H Nu is ook gebleken, dat ,^Han-
nibal opnieuw aun de poorten M
ee van Rome staat", maar hij
heeft nu zijn tenten opgesla- ee
gen in de Cinecitta filmstudio's
even buiten Rome.
H Victor Mature vertolkt de
hoofdrol in de Hannibal-film M
over de donkerste uren uit de ee
Romeinse geschiedenis.
e; Op de foto wordt een Romein-
se gevangene door Hannibal
ondervraagd.
ver AAI*,
HET HANDWERK IS
ONMISBAAR
(Van een speciale
verslaggever)
Eigenlijk kun je geen betere
vorm voor een bloemen-
vaas bedenken dan het gewone
jampotmodel". De man die dit
tegen ons zei, heeft zelf heel wat
ontwerpen van doelmatige én
mooie vazen op zijn naam staan.
Het is de heer W. H. de Vries,
directeur voor de vormgeving
van de „Fris"-fabriek in Edam.
Hij heeft zijn kunstenaarschap
dus gecombineerd met een lei
dende functie aan een van onze
middelgrote aardewerkfabrie
ken. Elk stuk dat de fabriek ver
laat, is in eerste instantie door
hem ontworpen en gevormd.
Duidelijk zien we dan ook in al
die verschillende gebruiksvoor
werpen die in de fabriek hun
verschillende bewerkingen on
dergingen het eigen karakter, de
hand van die ene man bewaard.
Maar er zijn geen vazen van het
jampotmodel bij de ontwer
per moet immers in alles reke
ning houden met de verkoop
kracht van zijn produkt, en wie
legt zijn geld neer voor een pot
zoals er een paar in het keuken
kastje staan
Zelfs een aantrekkelijk gebruiksvoor
werp dat niet direct aan iets anders
herinnert maar simpel van vorm is,
heeft al enige jaren nodig om erin te
komen. Natuurlijk heeft dit alles te
maken met een bepaalde ,mode".
Meer en meer komt er een neiging
om strakke vormen te maken, op al
lerlei gebied. Het is begrijpelijk, dat
de verkoopmoeilijkheden van deze
produkten steeds kleiner worden, nu
het publiek zelf gaat vragen naar
eenvoud. Trouwens, ook die eenvoud
is bij de „Fris" geen doel maar mid
del. De kortste weg is nog altijd
recht, en een ding, dat werkelijk
bruikbaar is, verdraagt dus geen
krullen en aanhangsels. Maar al te
veel efficiency en een al te grote in
stelling op de bruikbaarheid ontne
men aan een voorwerp de warmte, het
menselijke. Er moet ook plaats zijn
voor schoonheid in ons dagelijks le
ven. En daarom "denkt de heer De
Vries niet alleen aan het nut van zijn
ontwerpen, maar ook aan het prettige
gevoel dat iemand moet hebben bij
het bekijken en hanteren ervan.
isschien heeft hij daarom nooit
de opening van zijn vazen toe
willen knijpen maar juist wij
der gemaakt; zo lijken ze een uitno
diging om er bloemen in te zetten, en
zeggen niet kijk eens hoe mooi ik
alléén ben
De kleur speelt bij dit alles een
uiterst belangrijke rol. Vier men
sen nemen dag ïn dag uit proeven
met glazuren, met grondsoorten
en verfstoffen. Hoe reageert de
ze kleur, hoe houdt dat glazuur
zich bij een dergelijke hitte, al
les wordt zorgvuldig geregis
treerd. De ontwerper houdt nauw
contact met de technicus: hij is
afhankelijk van de mogelijkhe
den die deze aangeeft. Meer dan
vijftig kleuren heeft hij altijd tot
zijn beschikking; het lijkt veel,
maar heeft een ontwerper er
ooit genoeg
Het materiaal van de „Fris" produk
ten is gesinterde klei, waarvan de
porositeit nihil is. Dit heeft het grote
voordeel dat de haarscheurtjes die
aardewerk na verloop van tijd gaat
vertonen niet meer kunnen voorko-
M'
alles handwerk, ook 't aanzetten
van de oortjes.
men. Uit Tsjecho-Slowakije, België, -
Frankrijk, Engeland en overal ter
wereld komen de grondstoffen voor
deze gesinterde klei vandaan. In meer
dan manshoogte vasten worden deze
frondstoffen gemengd, gezeefd, ver-
und en weer gefilterd. Tenslotte
komt de klei als een dikke worst en
zonder één oneffenheid uit de machi
ne.
Vroeger gebeurde dit mengen met de
hand cn vaak in het diepste geheim.
Ieder bedrijfje kende zijn eigen samen
stelling. De Duitse vorstendommetjes
hadden alle hun eigen aardewerk en
porcelein. Het mengen had veel weg
van alchemie: en heeft ook niet de
alchemist Bottelier, op zoek naar het
magische goud, de samenstelling
van porcelein gevonden Tegenwoor
dig zijn de contacten heel wat vriend-
schappelijker in de aardewerkwereld.
In de „Kring" wisselen allen die
werkzaam zijn op het gebied van de
vormgeving gedachten uit over hun
werk.
Het allereerste model van zijn ont
werpen maakt de heer De Vries zelf,
daar komt geen modelienmaker, zoals
gebruikelijk, aan te pas. Maar alleen
op deze wijze is het volkomen zeker
dat ieder onderdeel precies wordt, zo
als het bedoeld was, en daarom doet
hij dit tijdrovende werk allemaal zelf.
Dan volgt een precisiewerkje: de
moedervormen worden van het eerste
model gegoten. Dit is een vak op zich
zelf, er is veel geduld en nauwkeurig
heid voor nodig om zo'n perfect slui
tend „huisje" te krijgen. Om een thee
potdeksel heen zitten dan wel vier
stukken gips, die zonder één onef-
fenheidje in elkaar sluiten. Het is nog
allemaal handwerk in dit vak en de
eerste vorm moet precies zó passen
als de laatste.
De volgende fase is het vullen van de
vormen met klei, het drogingsproces
en de randafwerking. Maar ook de
pottenbakkersschijf levert een bijdra
ge tot de produktie: Vazen en andere
zuiver ronde voorwerpen vervaardigt
de handdraaier.
Russisch en Grieks werk
op expositie in Utrecht
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
Eerst na 1918, toen de Russische commu
nisten de ene kerk na de andere buiten
gebruik stelden en leeghaalden, is men
in het westen doordrongen geraakt van de be
tekenis der ikonen. Men kende deze Heilïgen-
voorstellingen, men kende ook de grote ver
ering, die de oosterse orthodoxe kerk ervoor
koestert. Maar men zag er over het algemeen
niet veel meer in dan produkten van volkomen
verstarde en onvruchtbare tradities. Daar
komt bij, dat hot contact met het westen sinds
liet midden van de achttiende eeuw tot de on
dergang van de oude Russische schilderscho
len heeft geleid en het verval van het ikoon
heeft ingeluid. Voortaan schilderde men geen
heiligen meer, maar zoetelijke prentjes naar
westelijke trant. Thans is het helemaal niet
meer te voorspellen, hoe de kunst der ikonen
zicli zal ontwikkelen. De Russische revolutie
heeft officieel aan elke kerkelijk leven een
einde gemaakt, ook al handhaaft het zich ïn
het verborgen tegen elke verdrukking in. Zo
kon er na 1919 een uitverkoop van ikonen ont
staan, waaraan bijvoorbeeld het ikonenmu-
seurn van Recklinghausen zijn kostbare col
lectie dankt. Hoe belangrijk deze is, kan men
momenteel in het Aartsbisschoppelijk Museum
te Utrecht ervaren.
Wat meer zegt men kan er contact krijgen
met een geestelijke werkelijkheid, die voor ons
westerlingen bijzonder duistere en vreemde
kanten heeft. Om te beginnende adoratie
van de orthodoxe kerken voor de ikonen is
met de heiligenverering der westerse katho
lieke kerk eenvoudig niet te vergelijken. Dat
is al dadelijk een gevolg van een volkomen
verschil in plaats en waardering van ikoon en
heiligenbeeld. In de westelijke afbeelding van
de heilige blijft een behoorlijk stuk ruimte
voor eigen stijl en persoonlijke smaak. Men
herkent er de heilige aan bepaalde traditionele
attributen, maar voor het overige kan iedere
kunstenaar op deze vereerde figuren zijn ei
gen visie hebben. Bij de orthodoxe kerken is
daarvan geen sprake.
Aangezien de ikoon wordt gezien als een
openbaring van het oerbeeld, hecht men
er sterke waarde aan de „gelijkenis".
Vandaar, dat de ikonen telkens weer terug
gaan op een bepaalde traditionele vorm, die
door de eeuwen heen is overgeleverd. Dat
spreekt het sterkst bij de voorstellingen van
Christus en Maria, de Moeder Gods, waarvan
de orthodoxe kerken de authentieke afbeeldin
gen beweren te bezitten. Het ikoon stelt dus
niet zo maar een bepaalde heilige voor het
is die in meerdere of mindere mate het ver
tegenwoordigt die op een bepaalde geestelijke
manier. Vandaar, dat aan ikonen wonderda
dige krachten kunnen worden toegeschreven,
die dicht de magie naderen.
Daarmee is nu de schijn van verstarring
verklaard. Want hierin in deze dwingend
voorgeschreven vormen en schilderwijzen
meende men het beste het toevallig-
realistische te kunnen terugdrukken ten
behoeve van de der aarde ontheven gees
telijke werkelijkheid, waarvan elke heilige
op zijn wijze een stuk vertegenwoordigt.
Dus was ook de schilder van deze ikonen
geen individuele kunstenaar in de westerse
betekenis hij was een werktuig Gods dat
volkomen achter zijn werk terugtrad en
het ook gedurende eeuwen nooit van zijn
naam voorzag.
Men kan op zijn hoogst plaatselijke schilder
scholen onderscheiden, waarvan die van Kiew
de oudste, maar die van Nowgorod aan het
Iimemneer de belangrijkste is geweest, ook"
al doordat daar de continuïteit van de ont
wikkeling niet door de razernij van de Mon-
golenhorden werd onderbroken. Toch heeft
men ook wei-ken aan bepaalde meesters kun
nen toeschrijven zo de beroemde ikoon van
de Drieëenheid te Moskou, die omstreeks 1410
door Andrej Roebljow is geschilderd.
In Rusland werden er al ikonen geschilderd
omstreeks het jaar 1000. De bloeitijd van
de Russische kunst begint na de val van
Konstantinopel in 1453. Dan neemt de Russi
sche kerk het geestelijke en culturele bezit
van de Byzantijnse zusterkerk over en ont
leent er voor haar kunst nieuwe impulsen aan,
zoals ook de Servische muurschilderkunst
werd gestimuleerd door de mozaïeken van de
Griekse kerk.
Wat nu op het ogenblik in Utrecht is tentoon
gesteld, is niet uitsluitend Russisch en is
zeker niet alleen in de bloeitijd van de Rus
sische kunst ontstaan. De collectie omvat Rus
sisch en Grieks werk van na 1400 tot het mid
den van de negentiende eeuw. In sommige
Griekse stukken vindt men nog een naglans
van de verhevenheid der beste oude Byzan
tijnse kunstwerken. De Russische zijn ogen
schijnlijk boerser en primitiever, maar tege
lijkertijd van een onaardse vroomheid en in
gekeerdheid en in kleur en lijn voering van
een sterke expressiviteit.
Veel ervan is waarschijnlijk afkomstig uit
kerken de catalogus geeft dienaangaande
geen uitsluitsel waar het deel heeft uitge
maakt van de ikonostase, de beeldwand, die
de kerkruimte van het priesterkoor afsloot.
Deze „schouwwand der hemelse heerlijkheid"
was al evenzeer aan tradities gebonden als de
afzonderlijke schildering. Enkele kleine iko-
noetasen die als huisaltaar hebben gediend,
geven slechts een vage indruk van de geeste
lijke realiteit van zulk een wand met haar
ordening van bijbelse voorstellingen en heili-
genverbeeldingen. In zekere zin is het te be
treuren, dat deze stukken door revolutionair
geweld uit hun oorspronkelijke omgeving zijn
losgescheurd en als weeskinderen over Europa
verstrooid zijn.
Aan de andere kant blijft het een gunstige
zijde van deze trieste situatie, dat wij op deze
wijze gelegenheid hebben, kennis te nemen
van dit genre religieuze kunst, dat ons waar
schijnlijk anders verre zou zijn gebleven.
Want geen enkele afbeelding, hoe goed ook,
doet ooit ten volle recht aan welke kunstvorm
ook zeker niet aan deze, die het zozeer van
benadering in overgave moet hebben.