Tekko Taks en de nieuwe uitvinding EEN KLEIN MEISJE WILDE MET EEN PLUISJE MEEVLIEGEN SL 2li„ Jan Haan wou zo graag naar de maan TEDDYBEER ZATERDAG 18 JULI 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT hoofd en hij lachte, zodat /C\ luisj es, pluisjes, pluisjes. Met grote ogen keek Jojetje de pluizen op zijn hoedje naar die pluizige parachuutjes, die de wind Pan heel ervan Bchudden. „Ik ben ver weg, van velden vol uitgebloeide bloemen had opzlfchter", zei hij, „ik kom leeggeblazen over de wereld. alléén als ik geroepen word" Flop vond een meiBje uit de buurt erg lief. In gfote-mensenboeken heeft hij gelezen, dat mannen wel eens aan een meisje een serenade brengen. „Dat doe Ik dan ook", zei Flop. Hij leende van Flip een gitaar en ging óp weg bij hét heldere licht van de volle maan. Flop zong en speelde maar èr keek niemand uit hét raam. Vol verwachting keek Flip op een vei. lige afstand toe. „Er gebeurt niets", dacht Flip spijtig, want hij had dat wel eens willen zien. Plotseling kreeg Flip een ingeving. Hij haalde thuis een schaaltje en ging langs de vele nieuwsgierig kijkende mensen. Ieder een deed er wel iets in en toen Flop eindelijk klaar was met zijn liederen en nog steeds geen lief meisje haar hoofdje buiten het raam had gesto ken, had Flip een aardig zakgeldje verzameld. „Kijk Flop", zei hij trots, „voor de muzikantDe teleurgestelde Flop wilde boos worden, maar toen hij al die centjes zag moest hij ook lachen bij het vooruitzicht morgen weer een heerlijk ijsje te kunnen kopen. „De bagage?" Jojetje keek nét zo'n pluis als heeft." het mannetje vragend aan. „Dat kan hief', riep het „Jammer dat ze zo klein zijn", dacht Jojetje, „als ze „Oo", zei Jojetje, ,en bent groter waren, zo groot als mijn autoped bijvoorbeeld, dan U dat dan nu?» Ja natuurlijk".-zei hij, mannetje, „er Is maar één I pakte ik er één beet en vloog er mee weg. Hè, wat zou „Ja knikte de plulsman, dacht je dat we voor on8 opzichter en dat ben lk, en 1 dat heerlijk-zijn, véél fijner dan hier in het gras liggen, „door jou lezler aan het zweven wa. er l8 maar één opzlohters- veel fijner dan spelletjes doen met de andere kinderen, „Door mij? Maar... maar... - - - - - - Ik ik ze gezien?", ren? Aan ieder pluisje pluis en dat is deze. Voor hangt een oloeihzaadje dat uit, nu aan hét werk. Je op zoek is naar een plekje bent klein genoeg. En denk „Heb jij gezegd dat je mee grond waar het zal kunnen erom, laat je pluis niet mee- wou vliegen ja of nee uitlopen en volgend laar nemen boven zee, want dan Bestuurde vroeg de piuiSinan en hij bloeien kan." Is hij verloren. Laat je niet trók zijn ernstige gezichtje 3a> natuurlijk", knikte naar binnen drijven in eèn weer. Jojetje. huls, want daar kom je In zei Jojetje„dat is „Nou", zei het mannetje, de stofzuiger. Laat je voor- lOél zo, maar..." „en dat is ons werk. Én al "let ophappen door een „Goéd dan. Goed," knikte dénk maar met dat dat zo Poe3 die denkt dat je eèn hét mannetje weer. „Je gemakkelijk is". mugje bent en laat je be- kan. Alleen iemand die «?,0ef weten dat onze pluis- „Wat is daar nou aan?", s,ist niet vallen, Jn .JJeen voelt voor ons werk kan de mannen een moeilijk kar- vroeg Jojetje, „het lijkt me 8traat waar auL°8 plulsmannetjes zien. De an- wei hebben. Het gaat erom alleen maar heerlijk werk. want daar *"dt df ba" deren zien alleen de plius- dat ze hun pluis laten tan- Zelfs veel fijner dan vakan- het met PrcttlS- jes maar. -» - -- -- „Maar U?", vroeg Jöjetjè, plulsmannetje, ieder zijn pluis. „Hé, waarom I nooit eerder vroeg Jojetje hardop. „Omdat", zei het mannetje, „omdat niet iedereen veel fijner dan een boek lezen ook. Ja, als ik met zo'n Hoe kómt U daarbij? pluis kon wegvliegen zou ik pas echt weten dat tk vakantie héb helemaal niet..." heb." Met twee boze rimpeltjes tussen haar ogèn bleef ze naar de lucht vol pluisje lig gen kijken. Eén boos rim peltje omdat ze zich ver veelde en het andere omdat ze niet mee kon vliegen. En toen gebeurde het. Tus sen al die pluisjes door die niet groter zijn dan de na gel van Je duim, kwam een geweldige pluis aanzweven, groot als een autoped, sterk genoeg om eèn meisje als Jojetje te dragen. Met een ernstig gezichtje Het het kleine mannetje dat dè pluis bestuurde zijn vreem de vliegtuig dalen. Vlak voor het verbaasde gezicht van Jojetje landde hij. „Ik hoor van mijn verkenners", zei hij met een belèèfdè buiging, „dat je er wel iets voor voelt om mee te vlie gen." „Uw verkenners?", vroeg Jojetje en zoekend keek ze in de lucht wie dat dan wel konden zijn. En nu pas zag ze dat onderaan leder pluis je een ventje hing, niet groter dan een speld. Met net zulke ernstige gezicht jes als dat van het grotere AAN ANNIE M. G. SCHMIDT Dit is Jan Haan Kennen jullie Jan Haan? Hij wil zo vreselijk graag naar de maan. 's Morgens om zes uur begint het al, hoor En dan zeurt hij de hele dag door: ,,'k Wil naar de maan Laat me nou gaan Ik wil zó graag naar de maan!" Dit is Jan Haan Zie je'm daar gaan? Hij is op weg naar de maan. Want zijn mamma heeft vanmorgen gezegd: „Hou op met zeuren, joh, ga maar, ja echt, Van mij mag je gaan Loop maar gerust naar de maan". En zo ging Jan Haan Op weg naar de maan. Op zoek naar een weg, die ging naar de maan. Hij liep en hij liep, de hele wereld door. Maar vond hij het weggetje? Nee, niks hoor. Hij vroeg het in Amerika, aan de Indianen, Hij vroeg het in Indië, aan de Javanen, Hij vroeg het de Chinezen, en hij vroeg het alle kinders, Hij vroeg het zelfs, nee stel je voor, hij vroeg het aan de vlinders: „Pardon, is dit misschien ook het weggetje naar de maan?" Maar ieder zei: „Nee, jongetje, dan moet je zo niet gaan". Toen vroeg hij 't aan de negers, en toen aan de Arabieren, Maar niemand wist het weggetje; hij vroeg het aan de dieren, De tijger en de olifant, het nijlpaard en de leeuw Maar die, die gaf alleen maar een hele grote geeuw En zei: „Wou uwé weten het weggetje naar de maan? Och jochie, dat bestaat niet, 'k zou maar naar huis toe gaan" En dat heeft Jan Haan Toen maar gedaan. Dit is Jan Haan Kennen jullie Jan Haan? Hij wil nooit van zijn leven meer naar de maan. JET MERKELIJN. op een plek waar de tie hébben." age het prettig vindt." „Nou", zei het mannetje, „Niet prettig? Niet pret tig?", schreeuwde Jojetje, „en hoe denkt U dat lk het vind? Afschuwelijk! Af schuwelijk! En ik wil ook helemaal geen pluismanne- tje zijn. U kunt naar de maan lopen mét uw moei lijke gevaarlijke werkjes. Ik wil vakantie. Lekker spelen met de andere kin deren, lékker In het gras liggen en een boek lezen." „En waarom doe je dat dan niet? Waarom lig je dan te slapen met zo'n rare pluis op je neus?", vroeg opeens èen heel andere stem. Jo- jetje keek op. Vlak voor •"^Su3e. e,r„z6 ?V€1', denk^ I»' stond haar vader la- mij best Weet je zeker dat chend naat haa, ta wjUen. Wat leek hij verschrikkelijk „Niets liever", ze Jojetje, ot z0 KJwaM dat omdJat „zegt ,U maar wat Ik doen zlj zelf nag aItlJd zo kleln als een pluismannetjé Was „Eten", zei het mannetje, Met acn sprong kwam ze me. overeind- Nes, gelukkig, ze Ergens in een hoekje van een speelgoedkast zat een oude teddy beer. Hij zei nooit veel. Maar toen het op een keer een verschrik kelijke herrie was in de kast, had onze teddybeer het hoogste woord. Waarom maakten ze dan zo'n drukte? Wel, Occo, de neger pop, was opeens verdwenen. Maar de teddybeer zei: „Nu moeten jullie eens luisteren, misschien hebben de mensen Ocoó uit onze kast gehaald, toen wij sliepen". „Natuurlijk, dat is het", riepen alle speelgoedbeesten en dè drie poppen. Toen zei de teddybeer weer: „Nu zal ik als jullie helpen de kast open te maken eruit springen en Ocfeo gaan zoeken, is dat goed?" „Ja, hoera voor Ted de teddybeer". „En nu duwen tégen de kastdeur, jongens, een, twee, drie". Én jawel hoor, de kastdeur ging langzaam open, en Teddy sprong, en de kast ging weer dicht. En daar stond onze Teddy dan, en ging langzaam, voetje voor voetje, op zoek naar Occo. Toen hij vlak bij de kamerdeur was hoorde hij geschuifel van voeten op de gang. Zo vlug als hij maar- kon verstopte hij zich achter een stoel, maar er gebéurde niets en Teddy kon weer rustig verder lopen Toen Teddy op de gang liep hoorde hij een paar stemmen die uit een van de kamers ernaast kwamen; ze hadden het over een negerpop, hoorde Teddy. Wacht, dacht Teddy, die negerpop is Occo misschien wel, ik zal me achter de gangkast verstoppen en wachten tot iedereen slaapt, en dan zal ik eens gaan kijken. Teddy beleefde wel een paar angstige uren. Maar toen eindelijk iedereen sliep kwam Teddy tevoorschijn. Gélukkig stond de deur open, en kon Teddy naar binnen gUppen, Èn jawel, daar zat Occo boven op de tafel. Maar Teddy kon niet bij hem komen. „Occo", riep Teddy zachtjes. „Ja, hier ben lk Teddy". „Ik kan niet bij je komen, Occo, spring maar, ik zal je dan wél opvangen". Daar stond Occo al op de grond. „Kom nu gaan we weer terug naar de speelgoedkast". Na een mi nuut of vijf stonden ze weer voor de deur van de kast. „Jongens, doe eens open, hier zijn Occo en Teddy". Weldra zaten ze weer allemaal bij elkaar. En er werd een groot feest gevierd. En de volgende dag was alles weer rustig. M. DE VOS, 10 Jaar Advertentie was Jojetje van altijd. Het „dit hiér." zijn vingertje op de klaver- blaadjes die ondom Jojetje relkta nlet rarder dan In het ETae {U, knie5n en de klarer- "nrie ei! blaadjes raakten zoek onder LJ,sch'»n- O»" Plul8' mei. en Ïe? müfd S1'00' alS SUtOped en meer en met minder.' JtCTk genoeg om Fhaar te Al vond Jojetje het alle- dragen was verdwenen, maal een beetje vreemd, ze Wél waren er boven haar in deed precies wat het pluis- de lucht nog altijd dvizen- mannetje zei en at drie en den, tienduizenden pluisjes een kwart klaverblaadje. héél even leek het of de Zo ganw ze het laatste stemmetjes van pluisman- kwart blaadje op had, merk- Patjes die niemand ziet, to zo dat ze Kleiner en klei- hMr "«tel»»! merk is zwaar. Speel maar, blijf ner werd. Héél, heel vlug maar daar". ging het; het gras om haar heen reikte al tot aan haar dat deed Jojetje dan schouders en nog schrom- ook. Over het gras vol won- pelde ze door. „Hoho", riep derklaver en onder een ze, „niet vérder dan U. Nu htcht vol parachuutjes dans- is het genoeg." „Welnee", zei de plulsman, „je bent nog altijd te groot om aan een pluis te han gen". „Ja maar", riep Jojetje, want het gras groeide nu al boven haar hoofd. ..ik wil als U zijn eft ik wil ook te en ravotte vakantie lang. ze een hele Mies Bouhuys *T IS OM TE HUILEN, DAT niet iedereen weet, dat geregeldgebruik van Esso Extra Motor Oil de levensduur van de motor aan zienlijk kan verlengen. Door volmaakte smering, zelfs direct na de start: extra vermogen, extra bescherming, extra zuinigheid. Ook voor het tankeneven denken I Goed zo, stop bij Esso, want MET ESSO BENT U BETER UIT! iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii lllllllllllllillllllllllilllllllllllllllllllllllllll 48. Nu vindén paardrijders het nooit leuk om uit het iadel geworpen te worden, lat spreekt. En menige rui ter probeerde zich dan ook een houding te geven, door 3e teugels weer te vatten en te trachten het rijdier mee te krijgen. Het gevolg was echter dat zij zich hierdoor pas echt góed belachelijk maakten, want de paarden bleven als onwillige hondjes stokstijf op de grond zitten en hinnikten van het lachen. „Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt!" zei een van de zandruiters tegen een andere die broederlijk naast hem op dè grond was neergeploft. „Er is geen beweging meer In die beesten te krijgen!" „Dat is niet ge woon!" gaf d® ander grif toe. „Moet Je die knollen zien lachen!" „Geen Wonder!" riep sne dig een kwajongen, die zich tussen het toege stroomde publiek door op de eerste rij gedron gen had, Jullie hebben jullie knollen voor ci troenen laten verkopen Eigen nen!" Het was net of de paar merking nog luider moesten schuld, man en bij die op- hinniken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 7