„De rimpels van Esther Ornstein
Vestdijks zevende vervolgroman
JAZZ-ZANGERES BILLIE
HOLIDAY OVERLEDEN
OM AlijvMcgcu
expos\i'\e vam
beeldhouwwerken
TRADITIE EM
NIEUWE INVLOEDEN
ZATERDAG 18 JULI 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
EEN HOOGTEPUNT
Nieuwe liefdesperikelen van de
sludenf Anion Wachter
99
VESTDIJK HANTEERT HET LANCET meesterlijker dan
hij de lier bespeelt. Vaak maakt zijn werk een koele, haast
klinische indruk en laat het, dientengevolge, de lezer in letter
lijke zin koud. Men maakt een eerbiedige buiging voor alle supe
rieure kwaliteiten van! mens en werk, maar er van houden, neen,
en dat kan men van een „grote" toch waarlijk wel doen!
Vestdijk snijdt de mens met vaste hand open, en toont, nu eens
in overzicht, dan door de microscoop, wat er aan het licht komt.
Hij past deze sectie even genadeloos op zichzelf toe als op de
personen waarmee hij in aanraking komt. De ziel komt natuur
lijk niet bloot te liggen. Feilloos naait de chirurg de wonden
weer dicht. Nu wil de gekwelde ziel een toon horen die hem
ontroert. Ergens van tussen de sterren, vanuit het hiernamaals,
desnoods diep uit de ingewanden der aarde. Maar Vestdijk
heeft al die gebieden gepeild voor zover die door een mens te
peilen zijn, en leeg bevonden, dan wel ontluisterd.
Na het lancet de lier. Haast
sijns ondanks bespeelt Vestdijk
hem, en zo vangt de ziel soms
toch een bovenaards geluid op
De rimpels van Esther Orn-
stein", het nieuwe, zevende deel
in de Anton-Wachterserie is er
een bewijs van.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
grijpen die deze romanvorm geeft,
maakt dat een soort gemeenschappe
lijk familieveld ontstaat, een ter
rein, waar we ons terecht bevinden
met de sinds lang vertrouwde ver
wanten en vrienden van de hoofd
figuur. Aan het einde van de vorige
roman, „De vrije vogel en zijn
kooien" had Anton Wachter zich we
ten te bevrijden van de hinderlijk
geworden potsierlijke verhouding met
de zusjes Fietje en Clazina Melehior.
Het begin van dit deel laat zien, dat
deze liquidatie nog enkele nakrampen
vertoont: uit een soort gemakzucht
In deze verkapt autobiografische ro-
man-fleuve is dit deel een der mooi
ste, we hadden haast geschreven ont
roerendste, ware het niet dat „ont
roerend" een zo weinig toepasselijk
woord is voor een boek van Vestdijk.
Toch verneemt men hier ontroerende
a.ccenten en geeft de schrijver er
zich meer bloot dan gewoonlijk, dat
wil zeggen hij geeft zijn jongere al
ter ego, Anton Wachter bloot. Aan
het einde van het boek, dat de pe
riode tussen het kandidaats- en net
doctorale examen beslaat, is Anton
niet meer de eigengereide en pedante
student die een beetje al te goed
weet hoe zijn geestelijke vader de
toekomstige situaties naar zijn hand
zal kunnen zetten, maar een heel
menselijke jongeman die het óók niet
meer zo goed weet en die walgt van
de toestand waarin hij zichzelf en wie
hem liefhebben, heeft gebracht. Hij is
geslaagd, bijna cum laude, maar in
plaats van een triomfator zien we
een ontredderde jongen, en, eigenlijk
voor het eerst, een Anton Wachter
die sympathie opwekt. Hij weet zich
ongeschikt als medicus en ongeschikt
voor het huwelijk en wil op het ogen
blik maar het liefste alleen zijn.
Het is een eigenaardig iets met
de roman-fleuve: men raakt er.
aan gehecht. De mogelijkheid
tot zeer uitvoerige, brede en diepe
schildering en tot herhaald terug-
Culturele
Cavalcade
VESTDIJK
..met vaste hand...
E'
sleept de affaire-Fietje (Clazina is
van het toneel verdwenen) zich nog
een tijdje voort, tót het kordate mo-
distetje er zelf een einde aan maakt.
Ondertussen experimenteert Anton
Wachter verder met mensen, met
vrouwen, het leven, de levensver
houdingen en vooral met de manie
ren van studeren. Hij bezoekt de
colleges eigenlijk alleen als deze
passen in zijn systeem van zelf
analyse, ja, zijn hele studie maakt
hij in zekere zin ondergeschikt aan
de ontwikkeling van zijn persoon
lijkheid. Dit wordt hem nog ver
gemakkelijkt als na de dood van
zijn oom Moos tante Bertha hem
een zeer ruime toelage geeft en
hem verder geheel vrij laat.
en groot gedeelte van de roman
handelt weer over nieuwe lief
desperikelen, en een doorklin
kend akkoord wordt aangeslagen
wanneer Anton Wachter opnieuw
Esther Ornstein ontmoet, de „schone
slaapster" die men zich als een der
intrigerende figuren uit „De beker
van de min" herinneren zal. Esther
Ornstein, het zeer mooie nog „onge-
wekte" joodse meisje, tegenover wie
hij zo schandelijk tekort geschoten
was. Vier jaar |ang had hij haar
niet meer gezien, en dan ontmoet hij
haar opnieuw in de leeszaal waar zij
werkt en hij boeken komt lenen. Zij
blijkt nog even mooi als vroeger, en
zo houdt nog steeds van Anton, ook
al is zij nu verloofd met een joodse
jongeman, Arie Mossel. Als Anton
haar opnieuw, op haar verzoek, be
zoekt, ontstaat er weldra een merk
waardige band en begint deze tragi
sche „geschiedenis van een verzuim".
Hij ziet hoe Esther, de „niet meer
geheel jonge vrouw met de zoet sla-
:regen heeft van verdriet en hij be
speelt dit gewillige, weerloze instru
ment op een geraffineerde, eigenlijk
gemene wijze. Maar ook hij komt er
niet zonder kleerscheuren af. Esthers
verloofde blijft een waardige, haast
boeiende, zij het wel erg onzichtbaar
blijvende, tegenspeler.
Het verhaal eindigt met vlucht en on
zekerheid: de langzaam ontwakende
Esther onttrekt zich zowel aan haar
belofte tot overgave aan Anton als
aan haar toekomstig huwelijk met
Arie Mossel, en Anton blijft aan een
ontreddering ten prooi op zijn zolder
kamertje achter, en dat op de avond
van zijn slagen voor het doctorale
examen. „De rimpels van Esther
Ornstein" is naar onze mening in
Vestdijks zo rijke en gevarieerde
oeuvre een der hoogtepunten en we
zijn zeer benieuwd hoe dit verhaal
in „De laatste kans" zijn afronding
zal vinden.
Uitgave: Nijgh en Van Ditmar, Den
Haag.
'lApijf&MMst m Arnhems museum
DE DICHTER EN romanschrijver
H. P. van den Aardweg, die in Hoorn
werd geboren en thans te Amster
dam, woont, wordt morgen zestig
jaar. De auteur is vooral bekend ge
worden door zijn beide ,J?arijse"
romans, ,fMaagd in Montparnasse" en
„Madame Dokter". Gedichten van
hem werden gebundeld in o.m. „In
cidentele begeleiding"„Overwegin
gen" en „Silhouetten". Van den Aard
weg is thans al literair adviseur ver
bonden aan een uitgeverij
DE EERSTE FASE van het ,J?lan
jonge dirigenten" heeft volgens de
Radio Unie resultaten opgeleverd en
thans is besloten gedurende het sei
zoen 1959-1960 de tweede fase uit
te voeren. Nu zullen maximaal zes
jonge dirigenten gelegenheid krijgen
twee maanden te stageren bij Ne
derlandse symfonie orkesten. De
kandidaten zullen zich aan een ver
gelijkend dirigeer-examen moeten on
derwerpen.
ERNEST BLOCH, de uit Zwitser
land afkomstige Amerikaanse com
ponist, is op 78-jarige leeftijd .in
Portland (Oregon) overleden. Bloch,
die op 2//. juli 1880 te Genève ge
boren werd, was een leerling van o.a.
Daloroze en Isaye. Na hoogleraar te
zijn geweest in Genève vestigde hij
zich in 1917, na een concertreis dooi
de Ver. Staten, te New York. Hij
schreef o.m. twee opera's, „Macbeth"
en „Jezdbel", twee symfoniën, ande
re composities voor orkest en kamer
muziek.
DE TONEELGROEP van het Hol
land Festival heeft in het Parijse
„Theatre des nations" een geslaagde
voorstelling gegeven van Shakespea
re's weinig bekende tragi-komedie
„Troïlns en Cressida". De talrijke be
zoekers hadden grote waardering
voor de door Johan de Meester ver
zorgde aankleding van het toneel en
voor het spel van de Nederlandse ac
trices en acteurs.
ELEANOR Roosevelt, tveduwe van de
in 1945 overleden president van Ame
rika, heeft haar memoires gepubli-
ceerd over de periode na het over
lijden van haar man. Onder de titri
„On my own" vertelt zij over de vel
reizen, die zij in Europa en Azri*
maakte. Onder de titel „Alleen 17e?-
der" zal in het najaar een Neder
'landse vertaling van dit werk ver-I,
schijnen. e
De zangeres van blues en ballads Bil-
lie Holiday is gisteren in het Metro-
Ctolitan Hospital te New York over-
eden 11a een langdurige ziekte. Zij
is 44 jaar geworden.
Haar bestseller grammofoonplaat
was „Strange Fruit", juist voor de
Tweede Wereldoorlog.
De zangcarrière van Billie Holiday
begon, toen zij bekend werd als
„Lady Day" in een nachtclub van
Harlem. Zij was toen niet veel ouder
dan tien jaar. Zij solliciteerde voor
een betrekking als danseres, zo heeft
zij in haar autobiografie „Lady sings
the blues" geschreven, maar werd
aangenomen als zangeres.
Zij kreeg daar 18 dollar voor in de
week, tot haar grote verbazing. „Ik
had mijn hele leven al gezongen",
schreef zij, „maar ik had er zelf te
veel plezier in, dat ik kon denken,
dat ik er geld voor zou kunnen krij-
dig gerestaureerd en verbouwd.
Als het festival van Salzburg
26 juli geopend wordt, hoopt
men het theater weer open te n
kunnen stellen.
gen". Zij ging van nachtclub naar
nachtclub in Harlem, tot zij haar eer
ste grote aanbieding kreeg: een con
tract in de „Apollo", wat haar 50
dollar per week opleverde en de oor
zaak was, dat zij door het hele land
zou trekken met Basie's band.
In 1937 ging zij weer op tournee,
ditmaal met de Artie Shaw-band. Het
was de eerste keer, dat een neger
meisje en een band van blanken sa
men op de planken verschenen.
Billie Holiday haar ware naam
was Eleanora werd in 1915 in Bal-
timore geboren. Haar moeder was
wasvrouw, haar vader een jazzmusi
cus, wiens huis in Baltimore, volgens
Billie, „a one man show" was.
De bijnaam „Lady, Day" werd haar
gegeven, toen zij bij de Basie-band
was. In 1937 was zij alleen nog maar
bij een paar mensen bekend. Maar zij
trad later op in New Yorks café So
ciety en zong daar twee jaar lang.
Toen zij er wegging was zij een ster.
„Iedereen moet verschillend zijn",
zei Billie over haar zingen. „Als je
iemand nadoet, dan werk je zonder
gevoel. Zoals ik het word „love"
uitsprak, is mij verteld, deed nie
mand dat. En zo maakte ik car
rière".
Als alle kunsten heeft de
kunst van het tapijtweven
tijden gehad van grote bloei,
maar ook van verval. De vorige
eeuw is het wandtapijt in West-
Europa bijna vergeten geraakt,
ware het niet, dat in twee lan
den van een renaissance mag
worden gesproken. In Zweden
ontstond in de eerste decennia
van deze eeuw belangstelling
voor de weefkunst in bet raam
van de pogingen om de volks
kunst te hernieuwen. In Frank
rijk herleefde de tapijtkunst op
een andere en wellicht meer
spectaculaire wijze, omdat daar
beroepskunstenaars als Lurcat,
Gromaire en Mare Saint Saëns
de eertijds beroemde weverijen
van Aubusson nieuw leven in
bliezen door te gaan ontwerpen
voor de beroepswevers, die er
nog werden gevonden. Dat was
omstreeks 1935. Vooral de
Franse tapijtkunst werd inter
nationaal weer beroemd. Dat die
roem terecht is verkregen, kan
"men constateren in Arnhem,
waar in het gemeentemuseum
tot 20 september de belangrijke
tentoonstelling „Franse wand
tapijten van heden" te zien is.
Frankrijk kende vanouds gunstige
voorwaarden om een tapijtkunst te
stimuleren. Het Franse hof en tal
rijke edelen schiepen de mogelijkhe
den een tapijtweefkunst zeer lang
bloeiende te houden. Vanouds waren
de Franse gobelins dan ook beroemd.
In die tapijtweefkunst sloop het ver
val binnen. De belangstelling ging
zich zo zeer op het schilderij richten,
dat wevers schilderijen als voorbeel
den voor hun tapijten gingen gebrui
ken. Een iniitatieve kunst houdt ech
ter op kunst te zijn, wordt bloedeloos
en sterft.
Aubusson in Frankrijk bezat in de
jaren dertig zijn tapijtweverijen nog
wel, maar ze waren in verval ge
raakt. Men verstond de techniek,
maar er waren geen ontwerpende
kunstenaars meer. Dit bracht wever
Tabard op de gedachte enkele kunste
naars voor het tapijtweven te inte
resseren. De eerste was Lurgat, een
schilder, die niet eens zo heel veel
betekende, maar die zich in deze
voor hem nieuwe kunst ontwikkelde
tot een groot baanbreker, of liever,
tot een hersteller van oude waarden
in nieuwe vorm. Mare Saint Saëns
sloot zich bij hem aan, weldra volg-
m „Orphée", het grote wandtapijt
van een der hernieuwers van
M de Franse tapijtweefkunst,
H Mare Saint-Saëns en een goed, M
voorbeeld van de wijze van
werken in de „school Lurgat"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
den anderen, totdat een „school" was
ontstaan.
Die school ging uit van een aantal
grondbeginselen. Een wandtapijt
mag geen copïe van een schilderij
zijn, maar moet een eigen (decora
tief) karakter hebben, was een der
principes. De kleuren werden beperkt
tot een dertigtal en ook het aantal
knopen moest binnen het redelijke
blijven om het tapijt zijn aanzien
van „gewevenheïd" niet te doen ver
liezen.
Het Franse tapijt begon na de oorlog
een zegetocht. De namen van Lurgat
en diens vrienden kregen een grote
vermaardheid en dat, terwijl in
Frankrijk al spoedig weer iets
nieuws zich baanbrak. Naoorlogse
jongere kunstenaars zochten naar
wegen, die minder nauw aansloten
op de oude traditie, zoals dat met
Lurgat het geval was.
Zij introduceerden nieuwere inzich
ten omtrent de beeldende kunst in de
tapijtweverijen, die evenzeer reden
van bestaan bleken te hebben.
De Arnhemse tentoonstelling is
zo belangwekkend, omdat men er
de ontwikkeling van de Franse
tapijtkunst van de laatste kwart
eeuw geheel kan volgen. Men vindt
Nu de „individualisten", meestal
bekende schilders, die ook tapijt-
ontwerpen maken. Een bijzon
dere figuur onder hen is de bekende
Manessier, die zich op beide terrei
nen even gemakkelijk beweegt. Er
hangt hier een prachtig tapijt van
hem, „Les Litanies", non-figuratief,
heel mooi van kleur.
Le Corbusier, de wereldberoemde ar
chitect, die ook schildert, heeft hier
als tapijt „Odyssée" hangen, een
eigen vormtaal handhavende, die veel
minder „geconstrueerd" aandoet en
daardoor menselijker is dan de voor
stellingen van zijn schilderijen zijn.
Kandinsky moeten we natuurlijk noe
men, de beroemde baanbreker van
het abstracte schilderen, die hier toch
werkelijk „tapijtelijk" heeft gedacht,
los kwam van zijn schilderstijl en
toch zijn typische abstracte stijl wist
te bewaren.
Uitsluitend interessant is de aanwe
zigheid van een tapijt van Picasso,
een regelrechte imitatie van zijn toch
al omstreden schilderij „Les demoi
selles d' Avingnon", waarmee hij
omstreeks 1905 voor het eerst af
week van het naturalistisch schilde
ren om korte tijd de voorvechter van
het cubisme te worden.
Bijzonder interessant is ook, dat de
directie van het Arnhemse museum
de hand heeft kunnen leggen op een
aantal tekeningen, gouaches en an
dere uitingen van grafische kunst
van de exposerende tapijtkunstenaars.
Men ziet ze dan ook van een andere
zijde.
er de groep Lurcat en ook de na
oorlogse jongeren, maar tevens de
namen van bekende kunstenaars, die
niet tot beide groepen behoren, maar
toch ook ontwerpen hebben gemaakt.
Tot die laatsten behoren onder meer
Picasso en Kandinsky, de beroemde
schilders.
Van Lurgat vindt men een groot ta
pijt „Amazonie", een gestyleerde ver
beelding van de Amazonerivier, waar
in als motieven planten, bloemen, vis
sen en vlinders voorkomen tegen een
diepzwarte achtergrond. De kleuren,
veel blauw en wit, maar ook enige
andere, doen soms irriterend aan te
gen het zwart. Het geheel is speelser
en vrijer, dan men meestal van Lur
gat ziet, minder decoratief-monumen-
taal. Die laatste eigenschap ziet men
wel bij velen van zijn richting, bij
voorbeeld in „Migrations" van Jean
Picart le Doux, waarin natuurmotie
ven op een symbolische wijze sterk
decoratief zijn verwerkt. Nu gebrui
ken velen van de ouderen de natuur
als inspiratiebron, bijvoorbeeld Mare
Saint Saëns, die met twee tapijten is
vertegenwoordigd, „Faun", dat reeds
in het bezit van het museum is en
het prachtige „Orphee". Dit tapijt
toont in prachtige kleurstellingen de
Grieks-mythologische figuur Orpheus
met zijn lier, omringd door dieren en
planten. Het staat qua stijl tussen de
genoemde tapijten van Lurgat en
Jean Picart de Doux in. Indrukwek
kend mooi is ook „D'or et d'azur"
van René Perrot. een groot tapijt
met vogels en vissen als motieven.
Er is van deze richting nog veel meer
te noemen, maar we moeten ons be
perken.
Bij de jongere figuratief werken
den valt Marc Petit op met een ta
pijt „La pierre percée", dat sterke
surreële invloeden heeft in de
voorstelling. Van de jongere ab-
stracten noemen we Xavier Lon-
gobardi met „Les Dragons", een
kleurig en evenredig tapijt met
heel mooie kleuren. Ook van deze
groep moesten we eigenlijk meer
namen kunnen noemen om volle
dig te zijn.
Het meest herinnerend aan zijn
s schilderijen, maar toch ook met
H behoud van het karakter van
H liet weven is dit doek van Was-
sily Kandinsky, „Horizonta-
lée". Het is decoratief door de
H horizontale banen én toch
speels door de luchtige motief- m
jes in die banen. n
De expositie van beclhouwwerken,
welke twee jaar geleden op liet Valk
hof te Nijmegen is gehouden, heeft
dermate de aandacht getrokken, dat
nu, onder auspiciën van de stichting
Nijmeegs museum voor beeldende
kunsten, met medewerking van de
Goffertstichting en het gemeentebe
stuur van Nijmegen dit jaar van 18
juli tot 1 september in het „Rosa
rium" op het Goffertpark een zelfde
teïtoonstelling van bescheidener om
vang wordt gehouden.
In samenwerking met de Nederland
se kunststichting is er naar gestreefd
ditmaal voornamelijk werken te se
lecteren van jongere Kunstenaars uit
de zuidelijke provincies, welke als
groepering tot dusverre in 't kader
van dergelijke tentoonstellingen nog
niet voldoende tot hun recht kwa
men.
De expositie omvat werken van de
kunstenaars Rob Stulaens, P. W.
Killaars, Frans Gast, Gene Eggen,
A. Spronken, Hans Claesen, J. Kreij-
kamp, J. C. Vaes, F. Verhaak, Ge
rard Bruning, John Radecker en N.
Vonk.