ZELANVICA
®nder^^
De prinses droomde over
een schilderij
Ami
GEBOORTEGOLF 1946 BEREIKT
VOORTGEZET ONDERWIJS
16
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 13 JUNI 1959
De prinses werd wakkermaar ze deed haar ogen
nog niet open. Heel stil bleef ze even liggen na
denken over haar droom. Ze probeerde om hem
weer terug te halen, om nog een keer te zienwat net
nog vlakbij had geleken. Een schilderij, het was een
schilderijzó mooi dat haar ogen ervan gestraald
hadden en haar hart er vlugger van klopte. Maar het
kwam net terug; ze was klaar wakker. Ze draaide
haar hoofd naar het raam en keek. Buiten waren de
dreigende rotsen, waarop het paleis van haar vader
was gebouwd.
Veiliger dan dit kon een pa
leis niet staan en toch
maakten die puntige rots
torens en de grauwe vogels,
die boven de vlakten zon
der bomen vlogen, je bang.
De prinses had tranen in
haar ogen, toen ze het alle
maal in zich had opgeno
men en de hele dag bleef 't
verschil tussen dit land
schap en dat uit haar droom
haar bij. De koning en de
koningin en de hele hof
houding merkten het en
's avonds, toen de lichten
in het eenzame paleis wa
ren aangestoken, liet de ko
ning de prinses bij zich ko
men.
„Prinses", zei hij, „wij, je
vader en je moeder en de
hele hofhouding hebben ge
merkt, dat je je eenzaam
voelt in ons paleis. Van
daag- is het erger dan ooit,
Daarom hebben wij beslo
ten, dat je zult trouwen
met een prins, bij wie je
je minder eenzaam zult
voelen dan hier in ons rots
paleis."
De prinses schudde haar
hoofd. „Nee, vader", zei ze,
„dat is het niet. Ik droom
niet van een prins, ik droom
van een schilderij."
„Van een schilderij?" De
hele hofhouding deed een
stapje dichterbij de troon,
waarvoor de prinses stond.
„Een schilderij?", vroeg
ook de koning, „is het een
prins, die je op een schil
derij gezien hebt? Zeg me
dan welk schilderij dat was
en mijn lakeien zullen die
prins voor je zoeken."
Weer schudde de prinses
met haar hoofd. „Nee, va-
dej\ Er moet een schilde
rij' bestaan, een groot schil
derij, waarvan ik vaak ge
droomd heb. Alle kleuren
van de regenboog staan er
op, maar ieder uur van de
dag zijn ze anders. Als je
er naar kijkt, hoor je mu
ziek als van een groot orgel
en tegelijk ruik je het onbe
kende, dat mooier is dan
wat je kent. Ook weet je
dan hoe de vrijheid smaakt
en om je heen aan je voe
ten en je vingertoppen voel
je het zuiverste goud van
de wereld."
Met grote ogen had ieder-,
een naar de beschrijving
van het schilderij geluis
terd. Hofdames zuchtten
zachtjes en op de wangen
van de bleke ministers en
lakeien kwamen kleuren, zó
verlangde iedereen om dat
schilderij te zien. Alleen de
koning keek somber; hij
had veel gereisd en wist
veel van schilderijen af,
maar één als dit had hij
nooit gezien en ook nooit
over gehoord.
„Maar natuurlijk moet het
bestaa/n", zei hij toch, „als
je er zo vaak over ge
droomd hebt en het zó mooi
beschrijven kan, dan be
staat het ook. Voor mijn
dochter is niets te veel. Jij
zult dat schilderij hebben".
Toen de prinses helemaal
gelukkig naar bed ging, za
ten de schrijvers van de
koning al over brieven ge
bogen aan grote schilders
en mensen die schilderijen
verzamelden, om te vragen
waar het schilderij van de
prinses te vinden was. „Te
gen iedere prijs zal de ko
ning het kopen," stond on
deraan iedere brief.
Toen begonnen er spannen
de dagen; elke morgen
bracht een grote wagen sta
pels post naar het rotspa
leis omhoog. Schilders en
verzamelaas van schilderij
en boden de prachtigste
schilderijen aan, die ze in
de mooiste woorden be-
De laatste brief, die na on
geveer een maand kwam,
was van de meest geleerde
schilderijenkenner op de
wereld. „Het schilderij
waarover U spreekt, bestaat
niet, koning. Als het be
stond, zou ik liet kennen."
Weer stroomden er tranen
over de wangen van de
prinses, toen de koning
haar deze brief liet lezen.
„Stil maar", troostte de ko
ning, „voor mijn dochter is
niets te veel. Als dat schil
derij niet bestaat, zullen we
het laten maken."
mis
Ik weet een heel mooi huis te staan,
het mooiste dat 'k ooit zag,
met vogels achter ieder raam,
op elke hoek een vlag.
Geen vlag van linnen of katoen,
maar één van blinkend groen.
Er wordt in 't huis muziek gemaakt,
't Is één en al gefluit,
de gasten vliegen af en aan,
de raampjes in en uit.
Ik zie dat huis echt elke dag
en heus niet als ik droom.
Het staat bij ons in onze tuin
't is onze beukeboom.
VV\*WW\*VW<A*WWVVS*\*WWVVWVV
haar droom en dan begon
nen ze. Maar hoe mooi hun
schilderijen ook werden,
nooit was er één dat leek
op de droom van de prinses.
Je kon er alleen naar kij
ken en meer gebeurde er
niet.
Toen de zolders en kelders
van het paleis lagen opge
stapeld met grote en kleine
doeken vol kleuren, toen het
weer stil geworden was In
het rotspaleis en de prin
ses treuriger dan ooit door
de hoge ramen naar buiten
staarde, liet de koning weer
brieven schrijven. En dit
keer moest het lukken; het
was de laatste kans. „De
prins, die de prinses zo'n
schilderij kon geven, of die
iets wist, waardoor ze dat
schilderij vergeten zou,
mocht trouwen met de prin
ses.
En weer kwamen er wa
gens, koetsen dit keer,
langs de steile rotsweg om
hoog. Prinsen, die schilder
den, prinsen, die muziek
maakten, prinsen die voor
de vrijheid van hun land
schreven. Maar geen van
die schilderijen had alle
kleuren van de regenboog,
die voortdurend van kleur
veranderden; en bij niet
één hoorde je de muziek
van een groot orgel, rook
je het onbekende, proefde
je de vrijheid en voelde je
het goud."
Er werden opnieuw brieven
geschreven naar schilders
in de hele wereld en in de
komende dagen reed het af
en aan met wagens naar
het rotspaleis. De grootste
schilders van de wereld
kwamen met hun doeken
en penselen. Eerst lieten ze
de prinses vertellen over
hadden gevochten, prinsen
die naar onbekende landen
hadden gereisd en prinsen
die kelders vol goud beza
ten. Maar niet één bezat
iets waardoor hij de prin
ses haar droom van het
schilderij kon doen verge
ten. Weer werd het stil in
het rotspaleis en treuriger
dan ooit staarde de prinses
onafgebroken naar de kale
rotsen buiten. De koning
liet zijn brief veranderen;
„wie de prinses zo'n schil
derij kan geven of haar het
schilderij kan doen verge
ten, zal met haar trouwen."
Uit de hele wereld kwamen
ze; te paard, in wagens, op
ezeltjes of gewoon lopend.
Kunstemakers en liedjes
zangers, grapjassen en
sprookjesvertellers. Maar
niet én dééd de prinses ook
maar één ogenblik haar
droom vergeten. En toen
iedereen de moed al weer
had opgegeven, stond er op
eens een stevige jongeman
met een grote blonde kuif
en een wijde kiel aan voor
de poort van het paleis.
„Ik kan de prinses geven,
waar ze van droomt", zei
hij. „Alleen kan ik het niet
meebrengen. Ze moet met
mij meegaan."
Eerst voelde de koning
daar niets voor, maar toen
hij zag dat het met de prin
ses steeds slechter ging, liet
hij een koets voorrijden. Ze
zat naast de man in zijn
wijde kiel en zei niets, want
ze had de hoop echt hele
maal opgegeven. Ze reisden
door bergen en grote bos
sen en toen over een einde-
loze vlakte. De prinses was
zó moe, dat ze insliep op de
kussens van de koets.
Maar op een morgen, toen
de zon opging, maakte de
jongeman haar 'wakker en
wees met een uitgestrekte
arm voor zich. En daar was
het.
Een glinsterende vlakte
waarin alle kleuren van de
regenboog voortdurend wis
selden; muziek als van een
groot orgel; een wonderlij
ke lucht die rook naar liet
onbekende; een smaak op
je lippen als vrijheid en
goud, goud zand rondom
de koets. De prinses zag de
zee en rook, hoorde en
proefde alles wat daarbij
hoorde. Het was als het
schilderij uit haar droom,
maar mooier nog, veel
mooier. Zó mooi dat ze er
nooit meer is weggegaan,
dat haar huis en dat van de
blonde visser, met wie ze
getrouwd is, precies op de
plek aan zee staat, waar
alles is te vinden, wat geen
schilder ooit zou kunnen
schilderen.
Mies Bouhuys
„Hé het lekt, daar zal ik gebeuren. Ik kan nu weer kamervloer gered heeft. loopt weg. Maar ach, altijd
vlug eens wat aan doen, an- verder lezen in m'n span- „Dat is fijn van Je, Flop", dat nare kleedje met die op-
ders wordt de vloer van de nende boek". zegt moeder. „Maar breng gekrulde rand. Flop strui-
kamer hélemaal nat", zegt Flop gaat op de stoel zitten nu de emmer maar vlug lcelde enja, nu had hij
Flop en hij loopt naar de en leest. Een uurtje later is naar de keuken, want het het béter maar kunnen la-
keuken en haalt een emmer de emmer vol en Flop laat lekt nu niet meer". ten druppolen, want nu Js de
die hij onder de drup zet. met een trots gezicht aan Flop pakt met een brede kamervloer toch nat
„Zo, nu kan er niets meer zijn moeder zien hoe hij de zwaai de emmer beet en
Waarop de beroering in West-
Duitsland omtrent de opvolger
van Theodor Heuss als bonds
president ook mag uitlopen,
zijn ambtstermijn loopt ten
einde, evenals de bouw van zijn
buitenhuis bij Bonn.
De foto toont de moderne wo
ning die op zijn bewoner staat
te wachten.
Zeeland heeft zijn sagen en legenden. Wie
kent niet het verhaal van de ondergang van
Westenschouwen? En komt de kapitein van
de Vliegende Hollander, Willem van der Decken,
niet uit Terneuzen? Hebben deze verhalen een
historische achtergrondWe gaan nu even over
de grens, naar het plaatsje Damme. De volgende
legende heeft ook iets met Zeeland te maken.
Ukent het verhaal Het Zwin bracht Brugge welvaart. Het
werd een drukke, levendige handelsstad. Maar door het Zwin
dreigde een groot gevaar. In 1180 stuwde de Noordzee het
water met kracht het Zwin binnen. De noodtoestand werd afgekon
digd. De strijd tegen het water werd aangebonden. De graaf van
Vlaanderen ontbood duizend Hollanders om een dijk tegen het water
op te werpen een uur benoorden Brugge. Men stond daar versteld
van de werkkracht van deze mensen en de graaf beloofde hen dat
zij al de grond tot Sluis en Aardenburg mochten indijken. Op één
punt bood de aanleg van de dam grote moeilijkheden. Daar konden
de Hollanders maar niet verder komen. Alle grond die ze er heen
brachten verdween in een bodemloze put. Hoe men ook naar de
reden van dit vreemde verschijnsel zocht, men kon het niet vinden.
Het gekste was, dat op dat punt ieder ogenblik een grote hond
verscheen. Hij blafte op vreemde wijze en had ogen als vuurballen.
Van ver kon men zijn adem horen gaan. De leider van bet werk,
wanhopig geworden, door de vergeefse arbeid, greep op een gegeven
ogenblik de hond bij zijn staart en slingerde hem woedend de put
in. Geen hond meer te zien. Sinds die dag vlotte het werk en de
dam kwam spoedig gereed. De dijkwerkers bleven er wonen. Dam
me werd gesticht.. Daarna zijn ze begonnen met het droogleggen
van het land tot Sluis en Aardenburg.
Bevat deze legende waarheid De dam werd ook de Hondsdam of
Branddijk genoemd en in het wapen van Damme prijkt een hond,
maar verder
Mr. S. J. Fockema Andreae heeft in zijn boekje over de graaf
van Holland, Willem I, erop gewezen, dat na de rampzalige
vloed van 1178 de Hollandse en Zeeuwse ban door de graaf
werd opgeroepen, niet alleen voor werk in de eigen gebieden, maar
ook voor de Vlaamse noordkust en hij noemt het een feit, dat de
dijken bij Damme in 1180 door een Hollands dijkleger gemaakt
zijn. Krachtens verdrag moest de graaf hiervoor 1000 man leveren.
Thans komt dr. A. Verhulst in een studie over de historische geo
grafie van de Vlaamse kustvlakte in «le „Bijdragen voor de geschie
denis der Nederlanden", 1959, afl. 1, hierop terug. Hij ontzegt aan
het verhaal van de komst der Hollanders ook niet alle gezag. Hij
plaatst het verhaal echter in 1167, toen de Hollandse graaf, Floris
III, door de graaf van Vlaanderen, Filips van de Elzas, was versla
gen en duizend grondwerkers ter beschikking moest stellen om de
dijken aan te leggen in de nabijheid van Damme. Een en ander om
de gevolgen van een transgressie (overstromingsfase) tegen te
gaan. En hiermee in verband heeft de Vlaamse graaf in 1180,
gebruik makend van de gevolgen van de natuurramp, op de plaats
waar de diepe Zwingeul overging in de ondiepe strandvlakte van
de transgressie, een haven gestichtde stad Damme.
„Zoals de naam Dam, later Damme, het zegt, werd, loodrecht op
dó dijk langs de noordelijke oever van het Zwin, een dwarsdijk
aangelegd, een dam doorheen het Zwin, precies op de plaats waar
het te ondiep werd voor de scheepvaart. Deze dijk heet later of de
Hondsdam of de Branddijk", We weten niet of er Hollanders en
Zeeuwen bij te pas gekomen zijn, maar in de eerste helft van de
13e eeuw werden tussen Lapscheure en Aardenburg grote inpolde
ringen uitgevoerd, waarover Verhulst binnenkort een studie laat
verschijnen. Laten wij de hond verder maar de hond laten.
S*A**Af\*\VVV\\\\*V\*\\\*VVVVWWV\\VVVVV\*WVVVVV
■if -ft ->r w X- vr vfr ft -X- -X- -X- -A -X- w ■X" ;A -X" -X- "X" -ft -X- ft ft- ft -X- ft ft ft ft -X- ft ft ft -X- ft ft -X- -X- ft ft ft ft ft ft ft ft -X- -X- ft ft -X- ft- ft- -X- ft ft- ft- ft ft ft ft -ft ft -ft ft ft ft- ft ft -ft ft ft ft -X- ft ft ft ft ft -ft ft ft ft -X- ft- -ft -X- -ft ft ft- ft-
GEEN EXTRA ZWARE TOELATINGSEISEN
Ernstig tekort
aan ruimte
Maandag 15 juni beginnen de toela
tingsexamens voor het middelbaar
onderwijs de lycea, do gymnasia
en de h.b.s. De belangstelling voor
deze examens is groter dan ooit. De
geboortegolf van 1946 en 1947 be
reikt namelijk dit jaar het voortgezet
onderwijs.
Het middelbaar onderwijs, dat toch
reeds met een ernstig gebrek aan
ruimte en leraren kampt, zal echter
niet een extra-strenge selectie toe
passen door de exameneisen te ver
zwaren. De ouders van de tienduizen
den 12- en 13-jarige jongens en
meisjes, die nu toelatingsexamen
doen, behoeven dus niet bang te zijn
dat hun kinderen het extra zwaar
zullen krijgen louter en alleen omdat
1946 zo'n „vruchtbaar" jaar is ge
weest.
Verleden jaar is het eigenlijk al be
gonnen, dit jaar zet het zich voort.
Men behoeft sleehts te kijken naar
de afgeronde geboortecijfers:
1945: 220.000; 1946: 284.500; 1947:
267.000; 1948: 248.000; 1949: 236.000.
Hierbij 13 jaar opgeteld en de piek
van dit jaar is volkomen duidelijk.
Het is eveneens duidelijk, dat bij de
huidige bouwbeperkingen, deze golf
op de scholen moeilijkheden zal ople
veren. Hoe groot deze moeilijkheden
zijn en hoe men ze denkt op te van
gen kan niet zonder meer gezegd
worden. Evenmin is precies bekend,
hoeveel leerlingen dit jaar van de la
gere school overgaan naar een v.h.m.
o.-school.
Het staat wel vast, dat de nieuwe
lichting v.h.m.o.-leerlingen nog
dichter opeengepakt zal zitten dan
nu reeds hèt geval is en dat de
directeuren en rectoren vele moei
lijkheden moeten oplossen als ze
eraan denken, hoe ze hun lesroos
ters moeten opstellen voor de cur
sus 1959-1960.
9 De Russische matroos die i-uim een
maand geleden na een ongeluk aan
boord van.een Russisch visserschip bij'
de Aieoeten naar het Amerikaanse hospi
taal te Anchorage werd overgebracht, is
geheel hersteld naar de Sow.1 et-Unie te-
ruggelceerd. Het officiële Sow,Iet-pers
bureau ,Tass" verklaarde dat „het leven
van deze matroos kon worden gered
dank zij de bijzondere aandacht die de
Amerikaanse autoriteiten en artsen aan
zijn geval hebben bestede",