„De woeste hoogte" blijft een fascinerend, raadselachtig boek 2* vijfde biennale m Antwerpen JONGE CINEASTEN-GENERATIE AAN BOD MORBIDE EN GROOTSE FANTASIE Moderne sculptuur van Italië tot Noorwegen ZATERDAG 6 JUNI 1959 PROVINCIALE ZEEUtfSE COURANT 17 Bij een herlezing van Emily Bronië's beroemde roman P EN VAN DE BETREURENSWAARDIGE gevolgen van liet ■*-J gehaaste tempo waarin de mens van hedèn leeft, is dat men er zelden toe komt, „lievelingsboeken" te herlezen. Dit is temeer jammer omdat het herlezen van boeken zo noodzakelijk is ten einde het oordeel te herzien. Iemand heeft eens beweerd, dat men alle romans die men vóór zijn dertigste gelezen heeft, eigen lijk zou moeten hertoetsen wanneer men op oudere leeftijd ge komen is. We beginnen te geloven dat daar veel waarheid in schuilt en zouden het nog willen uitbreiden: ook op nog later leeftijd zal het herlezen van de boeken waar men wat aan gehad heeft in het leven noodzakelijk blijven. Dat er dan steeds meer afvalt, Jiindert niet; er blijft meer dan genoeg over. Toen we twintig waren, waren we bezeten door „Le grand Meaulnes" van Alain-Fournier, zó sterk, dat we een pelgrims tocht maakten naar alle plaat sen waar de roman speelt, de heiden en dorpen van Sologne afzwierven en bij de nog in le ven zijnde zuster van de schrij ver, waaraan de roman opge dragen is, Isabelle Rivière, aan de Tarn, logeerden om ons daar verder te documenteren over onze held. Thans? We vinden „Le grand Meaulnes („Het gro te avontuur" zoals het boek in het Nederlands heet) nog steeds een prachtig, zuiver boek, maar dat enthousiasme zouden we er nu niet meer voor opbrengen, het boek behoort kennelijk bij de jeugd. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Liever trokken we nu naar Linz, Oberplan en de Boheemse wouden om daar het voetspoor van Adal bert Stifter te drukken, de schrij ver die ons de laatste jaren het sterkst fascineert. Hadden we Stifters rijpe boeken, hadden we ..Die Mappe meines Urgrossva- ters", gelezen toen we twintig wa ren. mogelijk hadden we ze als langdradig opzij gelegd... Zo evo lueert de waardering in de loop der jaren, en de criticus die zich daar doorlopend rekenschap van geeft, heeft een moeilijke taak, want alles blijkt nog betrekkelij ker dan betrekkelijk. Onlangs kregen we een herdruk van Emily Brontë's beroemde roman „De woeste hoogte" (Wuthering Heights) toegezonden. Het was meer dan tien jaar geleden sinds we het boek voor het laatst lazen, en opeens bekroop ons de lust het te herlezen, het gron dig te herlezen, omdat het toen be hoorde tot onze „old favorites". De geschiedenis van Emily Brontë is overbekend,, men kan haar helaas nooit helemaal losdenken van deze, haar enige roman. Uiterlijk was zij een weinig opvallende juffer, een domineesdochter die vrijwel haar hele korte leven (18181848) op de pastorie van haar vader te Haworth in een verlaten streek woonde. Inner lijk moet zij haast een bezetene zijn geweest. Een vrouw, een man en een kind tegelijkertijd. De roerendste en waarste regels, ooit aan haar gewijd, zijn die van haar zuster Charlotte, de schrijfster van Jane Eyre, die o.m. noteerde: „In Emily's nature the extremes of vigour and simplicity seemed to meet", en „Stronger than a man, simpler than a child, her na ture stood alone". Het monumentale beeld Pegasus van de Zweed Carl Milles op de biën nale te Antwerpen. Links op de voor grond de ..Icarus" van de Oosten rijker Wander Bertoni. (FOTO P.Z.C.) Zo is haar boek gebleven. Het verscheen één jaar voor haar dood, en het had geen -succes. Een kleine eeuw later behoorde het tot de beroemdste romans uit de we reldliteratuur. De eerste druk van de Nederlandse vertaling die wij hier bedoelen (die van Elisabeth de Roos) een waarlijk uitmuntende vertaling) verscheen in 1941, die welke wij thans ontvingen is de negende! In deze roem schuilt natuurlijk veel tijdsverschijnsel, dit sombere, mor bide en heftige boek past bijzonder goed in het heden, ook al berust dit „passen eigenlijk op een misverstand, want „Wuthering Heights" is geen littérature noire, maar pure roman tiek. Het raadsel van Emily Brontë ligt besloten in de geciteerde regels van Charlotte: zij was sterker dan een man en eenvoudiger dan een kind. In haar gedachtenspinsels mengde zij de demonische fantasieën van een eenzaam spelend kind met een moordend-scherpe mannelijke in telligentie. En dit alles bleef inge kapseld in een volstrekte eenzaam heid, want in deze fantasieën sloot zij zich volkomen af van de wereld, en slechts haar uiteindelijk mens-zijn onder de mensen maakt dat we toch nog wel een sleutel hebben die toe gang geeft tot dit verschrikkelijke rijk. Er zijn weinig boeken die zó fascineren, zó vreemd zijn en zo in tens geladen met een tot in het on draaglijke opgevoerd gevoelsleven. „Wuthering Heights" is bevolkt met demonen, het is een boek van haat en wraak en onriienselijkheid en men zou het een spinsel van een door en door ziekelijke, morbide fantasie kun nen noemen, ware het niet dat de gruwelen telkens onderbroken wor den door uitingen van een zo lucide inzicht en een zijn tijd verre vooruit zijnd psychologisch aanvoelen van en inleven in de karakters. Het is echter ook het boek van de onsterfelijke liefde. Menigmaal zegt men néé tegen dit boek, néé tegen Heathcliff en zijn sterk aangezette trawanten, néé ook tegen de zwakke, onbevredigende compositie (de vrijwel eindeloze ver halen van de huishoudster-die-overal- bij-was, typisch tijdsverschijnsel) maar telkens laat men zich weer' in palmen en terugwinnen door Emily Brontë's genie, en als het werkelijk prachtige slotakkoord uitgeklonken is, raakt men bevangen door .wee moed en heimwee en is het raadsel van deze schrijfster en het raadsel Heathcliff even levendig en boeiend gebleven, hebben haat en liefde, leven en dood, geest en materie zich in elk ander opgelost, elkander opgeheven. En alle bezwaren die men terecht aanvoeren kan, vallen daar dan te gen weg. Emily Brontë: De woeste hoogte. Contact, Amsterdam. (Van een onzer redacteuren) Een kleine vierhonderd nummers telt de catalogus van de vijfde biennale voor de beeld houwkunst in het Antwerpse park Middelheim. Zo op het eerste ge- zicht een min of meer afschrikwek- j kend aantal, maar de bezoeker van het fraaie park ervaart weldra, dat hier toch geen sprake is van een overdaad, die zou schaden. Het te gendeel is eerder het geval. Het uitgestrekte park, met zijn ruime gazons en hoog geboomte, afgewis seld door het in deze maandlen in vele schakeringen groene struikge- j was, verdraagt zulk een hoeveel heid uitstekend en de in grootte en vormgeving sterk uiteenlopende plastieken zijn bovendien zó opge steld, dat er altijd een „ruimtelijke werking" blijft, die mogelijkheden voor een rustige beschouwing te over biedt. De Antwerpse biennale heeft zich sinds 1951, toen de tweejaarlijkse ten toonstelling voor de eerste maal werd gehouden, een uitstekende reputatie verworven en zij trekt dan ook altijd een verheugend grote belangstelling. I Terecht ongetwijfeld, want er is veel 1 schoons te zien en de minnaar van de beeldhouwkunst vindt er bovendien een even voortreffelijke als boeiende afspiegeling van hetgeen de Europese kunstenaars op dit terrein te bieden hebbem Geen wonder overigens wan neer men weet en uit de catalogus nog eens opnieuw kan leren dat niemand minder dan een Henry Moore en een Ossip Zadkine de commissie van het Antwerpse Openluchtmuseum destijds van advies dienden bij de uit bouw van de plannen. Ditmaal is op de biennale een gro te plaats ingeruimd voor de Brit ten, van wie Henry Moore een groot deel van de ruimte voor zich opeiste met forse plastieken als zijn „opstaande motieven" en met massieve beelden als een „liggende figuur" en een „gedrapeerde lig gende vrouw". Imponerend werk van een strijdbaar man, modem van allure en met een geheel eigen vormgeving. Mooi, zuiver wérk is er verder van bij voorbeeld Reg Butler („omlaagkij kend meisje") en van Jacob Epstein („Esther") en verder is er dan werk van Britten als Kenneth Afmitage, Lynn Chadwick en Ralph Brown. Van behoudend naar modern en omge keerd en sterk wisselend van kwali teit. Naast de Britten zijn er de Italia, nen, Scandinaviërs, Zwitsers, Oostenrijkers, Fransen, Duit sers, enige Joego-Slaven en Nederlan ders en de Belgen. En om uit deze volgorde dan een enkele greep te doen allereerst de Italianen, die vrijwel al7 lemaa.1 doorwrocht werk van hoog gehalte laten zien. ogenschijnlijk moeiteloos geschapen, maar van een volkomen eigen expressie en sterk doorleefd. Warmlevende kunst, gebo ren uit een zuidelijk temperament en een opvallende tegenstelling vormend tot de aanmerkelijk koelere en minder bewogen bijdragen van de Scandina viërs. Lopende kinderen", een werk van de Zweed Sti'g Blomberg, te zien op de biennale te Antwerpen. (FOTO P.Z.C.) (Van onze filmmedewerker) Dat filmproducenten en bioscoop exploitanten het bijzonder moei lijk hebben, behoeft niet opnieuw te worden aangetoond met cijfers van dalend bioscoopbezoek en filmtheaters die hun deuren sloten. De optimisti sche stem van een bioscoopdirecteur, die meende dat het weer-bergop-ging omdat het eerste kwart-miljoen tele visietoestellen nu wel was afbetaald, vindt voorlopig bij zijn collega's wei nig weerklank. Het brede en verbre de doek, de bredere filmband van de Todd-AO worden ingezet in de con currentiestrijd tegen de beeldbuis die zo men zegt veel te klein is om kijkspelen Bijbels, mythologisch of alleen maar toeristischtot hun recht te doen komen. Maar wie zo redeneert, vergeet dat de bioscoopfilm op de televisie in ons land „plat de resistance" op dinsdagavond altijd een compromis betekent. Televisiekost mag uit dezelfde grondstoffen en in grediënten worden samengesteld, de toebereiding dient wezenlijk een an dere te zijn, niet alleen om het beeld formaat, veel meer omdat de sfeer van de huiskamer niet die van de bioscoopzaal is, en misschien ook om dat andere kijkers het publiek vor men. Misschien, want men onderschrijft misschien niet de opvatting die men vooral in Franse cineastenkringen hoort verkondigen, dat de ouderen- dan-veertig voorgoed verloren zijn voor de bioscoop. In Frankrijk neemt de televisie een bijzonder grote vlucht, en men heeft geconstateerd, dat er een ogenblik komt dat de aan trekkingskracht van de bioscoop die van het huiselijk comfort, vermeer derd met de attractie van het beeld kastje, niet meer kan overwinnen. Goed, luidt de redenering van een groep jongere filmers, laten we de boven-veertig-jarigen als voorgoed verloren beschouwen, en laten we ons concentreren op de jeugd, want daar vinden we ons publiek voor vandaag en morgen. Laat dus jongeren films maken, want zij weten beter wat de jeugd lust en waardeert. De conclusie lijkt een vrij willekeuri ge, maar een recent radiobabbeltje" van Jan Brusse uit Parijs stemde toch wel tot nadenken. Hij vertelde van een enquête onder de jeugd waar bij o.m. gevraagd werd wat zij over de film „Les Tncheurs" dachten. Waardeloos! luidde het vrijwel een stemmige oordeel. Dat het commer ciële succes van „Les Tncheurs", ook in Frankrijk, allesbehalve de boven vermelde theorie bevestigt, doet niets af aan het curieuze feit dat de jonge ren zelf afwijzend staan tegenover een film, die door een oudere de regisseur Marcel Carné werd ge maakt. al was de bedoeling de jeugd te verdedigen en de oudere generatie voor te houden, dat meer begrip' van deze zijde de jeugd weer in het rech te spoor zou kunnen trékken. Vooral in Frankrijk kregen jongere filmers vrij spoedig een redelijke kans. Dat Roger Vadim debuteerde als exploitant van de vrijpostige charmes van zijn toenmalige echtge note Brigitte Bardot, kan verdoezelen, maar niet wegcijferen dat in „Et Dieu créa la femme" voor dé eerste maal jonge mensen werden getekend door een van hun eigen generatie. Mis schien dat daarom de film voor de ge middelde toeschouwer irriterende as pecten had: men begreep de drijfve ren van de hoofdpersonen die kin deren niet of nauwelijks. Maar het is bij mijn weten ook velen vergaan als mij: ondanks de indruk geen deel te heben aan die door Vadim verbeel de wereld, ging er overtuiging van uit misschien juist omdat die wereld niet on-echt was, al zou een deel van de vaders en moeders dit wel wensen. Op het laatste festival van Cannes heeft de film „Les 400 coups" zeer sterk de aandacht getrok ken. Trouwens, de maker, de jonge filmcriticus en cineast Francois Truf- faut, werd door de jury uitgeroepen als de beste regissuer £ie in Cannes acte de présence gaf. Ongetwijfeld een joyeuze rentrée voor een jonge man die twee jaren eerder door de or ganisatoren de toegang tot de mani festaties werd ontzegd, omdat hij zich zo scherp afkeurend over de jaarlijk se aangelegenheid in Cannes had uit gelaten. Ook Marcel Camus, maker van „Orfeo negro", winnaar van de Grote Prijs van Cannes, behoort tot de jongeren. Een „programma" dat hen.bindt, hebben ze niet verklaar de Truffaut in een vraaggesprek „we heben weliswaar waardering én afschuw voor de zelfde films, en mis schien hebben we ook gemeen dat we anders tegenover ons publiek staan: niet meer als producent voor wie het publiek uitsluitend consument is, die hoe dan ook tot kopen en eten moet worden aangespoord, maar meer als mens tegenover mens met gelijkgerichte intéressen en smaak. Het. beeldhouwwerk „Zittende vrouw" ■van de Belg Willy Kreitz, met op de achtergrond nog zichtbaar „In betrekking staande figuren"' van de Duitser Bernhard Heiliger. (FOTO P.Z.C.) Maar bij die laatsten springt een ver rassing dan ook temeer naar voren, zoals dat bij voorbeeld het geval is met de als het ware „in de vlucht" getroffen groep „lopende kinderen" van de Zweed Stig Blomberg, of het gevoelige „Moeder en kind" van de Deen Mogens Böggild. Fors en monu mentaal daarentegen zijn in deze groep een „Arend' van de Deen Hugo Liisbérg en vooral natuurlijk de „Pe gasus" van de Zweed Carl Milles. Nederlands werk is er weinig; in het voorwoord van de catalogus belooft burgemeester L. Craey- beckx van Antwerpen als voorzit ter van de Raadgevende Commis. sie van het Openluchtmuseum Middelheim echter, dat er een be perkte keuze werd gemaakt, „in afwachting dat later Nederland meer uitvoerig vertegenwoordigd zou kunnen worden". Op het ogen blik zijn er enkele beelden van o.a. Hildo Krop. Mari Andriessen („Bomsiachtoffer"), Carel Visser en Wessel Couzijn. Kwantitatief zijn de Belgen zelf na tuurlijk in de meerderheid, maar kwalitatief is dat .voorzover hier een vergelijking mogelijk is toch niet het geval. Om enkele namen te noemen, die ook in Zeeland een beken de klank hebben: Jozef Cantré, Con stant Permeke en Rik Wouters zijn er vertegenwoordigd. Een even onge dwongen als charmant beeld is de „zittende vrouw" van Willy Kreitz. „Enkele grepen uit dc veelheid": „Dansende vrouw en kind" van de Fransman Joseph Bernard (een zeer lévend plastiek) de „Orpheus" van Zadkine een modern „Icarus" van de Oostenrijker Wander Bertoni de ..Koning en Koningin" van Moore; tevfel uiteraard om op te noemen. En tenslotte de erkende meesterwerken van een Rodin, Re noir, Bourdelle, kortom het heden daagse Europa van de beeldhouw kunst, moderne sculptuur van Italië tot Noorwegen, bijeengebracht op de. ze vijfde biennale, die nog tot septem ber te zien is en waar ongetwijfeld nog duizenden van zullen genieten. We venvachten dus bij voorbaat be langstelling voor hetgeen we ze met onze film willen vertellen. Dat ver klaart ook dat we voorlopig alleen maar tegenwerking ondervinden van de oudere filmers, terwijl de heren producenten onze aanwezigheid pas zullen opmerken als de kassa hun goede argumenten verschaft. Dat heb ben de jeugdige cineasten ook ge meen: ze hebben hun films gefinan cierd uit particuliere middelen. Soms kwam een erfenisjes goed van pas. een andere maal werd het benodigde kapitaal botje bij botje bijeen ge bracht! De cineasten van de nieuwe generatie beschouwen het helemaal niet als een rem op hun prestaties dat ze behalve artist ook zakenman moeten zijn. Dat Kunst en Kapitaal tegengestelde waarden vertegenwoordigen, beschou- we ze als een overwonnen standpunt.. Francois Truffaut ziet voor de Franse filmindustrie het grote heil in een „af lossing van de wacht", het naar voren treden van nieuwe personnages en de eclips van de oudere filmers, die reeds te lang het gezicht bepaalden van de Franse film, een gezicht dat in de loon der jaren een en al kunstmatig heid was geworden. Misschien dat Jean-Charles Pichon, Pierre Gascar, Louis Sapin, Louis Malle etc. hun ide alen in vervulling zien gaan. Daar Louis Malio's „Les Amants" voor Ne derland verboden is. zullen wij gedeel telijk „uit de Verte" kunnen oordelen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 9