ZÏLANDICA
Tekko Taks en de nieuwe uitvinding
Nachtegaal werd uitgekozen
als vogel voor de zomer
EVEN NADENKEN
K
X
I
X
X
X
X
I
Z
20
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 6 JUNI 1959
De boodschap was gauw genoeg rondverteld. De
wind ruiste het door de blaadjes; de blaadjes fluis
terden het haastig verder aan de takken en toen
was het nieuws dadelijk bij alle vogelsdie net op huis
aankwamen.
„Nee maarnee maar. Wie zal het worden? Wie zal
het worden?", ging het van nest tot nest. „Wat is er
toch? Wat zitten jullie nog zo laat te schreeuwen?",
kraste de nachtuil, die juist wakker werd. „O, nachtuil,
stel je voor: de zomer heeft een boodschap aan de wind
meegegeven. Ze zoekt een vogel, die alle zomermaanden
lang op haar schouder mee zal reizen. En wij moeten
zelf maar zeggen wie."
„Nou", kraste de nachtuil,
„dat is dan nogal makke
lijk. Dat ben ik natuurlijk.
Van mij heeft ze nooit last.
Ik slaap altijd. En als zij
slaapt, ben ik wakker."
„Jij! Stel je voor. Jij lelij
ke oude knorrepot! Jij met
de zomer mee. Haha!r"
klonk het van nest tot nest.
„Zo", zei de nachtuil snib
big, „en wie van jullie
wordt het dan wel?"
Er viel opeens een grote
stilte. Want daar had
eigenlijk nog niemand aan
gedacht, zó zeker was
iedereen ervan, dat hij zelf
het zou zijn. „Wij natuur
lijk", floten de merels, „wij
zijn altijd het eerste op. En
de zomer houdt van vroeg
opstaan".
„Wij natuurlijk", koerden
de houtduiven, „wij zijn zo
wit als zomerwolken en we
zijn zacht en vriendelijk,
net als de zomer zelf."
„Wij", zeiden de kraaien,
„wij zijn deftige vogels.
Wij horen bij koninginnen"]
„Wij", zeiden de koekoeken
„wij hebben zo'n duidelijke!
stem dat iedereen altijd we
ten kan waar hij de zomer
moet zoeken".
En zo wist iedereen" wel
iets. Elke vogel wist wel
iets op te noemen, waarom
hij of zij het meest ge
schikt was als reisgenoot
voor de zomer.
„Ik zou", zei de nachtuil
toen iedereen door elkaar
heen begon te fluiten, tsjir
pen en piepen, „ik zou er
eerst maar eens een nacht
je over slapen, als ik jul
lie was. En dan kom je
morgenvroeg allemaal bij
elkaar om de zomervogel
te kiezen."
Dat leek iedereen het beste
plan en al konden de mees
te vogels wel niet slapen
van opwinding, ze kropen
toch allemaal maar in de
veren weg, om de volgende
dag goed uitgerust te zijn.
De volgende morgen nog
voor de zon op was, waren
er in het bos meer vogels
op de been dan ooit iemand
in het bos gezien had. Zelfs
mussen en lcraaien, die al
jarenlang in de stad woon
den, waren komen overvlie
gen. Ook van het kasteel
dat vlakbij het bos lag,
kwam een groepje tamme
vogels onder aanvoering
van een pauw.
Wat er precies gebeuren
moest, wist eigenlijk nie
mand. Alle vogels fladder
den vreselijk opgewonden
en veel lawaai makend op
een open plek tussen de bo
men. Dat duurde wel een
uur zo zonder dat ze iets
verder kwamen. Tot de
spreeuwen, die het brutaal-
ste waren en al lang had
den begrepen dat zij toch
nooit gekozen zouden wor
den, er een 'eind aan maak
ten. Luister", riep de oud
ste van hun groep. „Wij
horen vanzelf bij de zomer.
Wij hébben het veel te druk
met bessen, kersen en
graantjes eten, om ook nog
op de schouder van de zo
mer te gaan zitten. Wij
zullen jury zijn. Laat iedere
vogel die denkt, dat hij een
goede reisgenoot voor de
zomer is, in de rij gaan
staan en één voor één op
deze boomstronk komen
zitten en ons vertéllen, wat
hij kan of is."
Omdat er toch iets moest
gebeuren, deden de vogels
wat de spreeuw zei, al had
het natuurlijk wel weer
heel wat voetjes in de aar
de voor iedereen in de rij
stond. Veren stoven rond,
werden onvriendelijke
woorden gepiept en
tsjirpt als de één de ander
opzij probeerde te dringen.
De pauw, die het meeste
plaats innam was* nummer
één. Hij wipte sierlijk op
de boomstronk, knikte een
,r maal met zijn kopje,
zodat de blauwe pluimpjes
op zijn hoofd heen en weer
wuifden en zette toen zijn
staart uit. Er viel meteen
een grote stilte, want
iedereen dacht onmiddellijk:
,daar kan ik nooit tegen
op". Een paar begonnen
zelfs al te klappen voor
hem. Maar de spreeuwen
waren niet zo gauw tevre
den. „Zing eens wat,
pauw!", tsjilpten ze. De
staart van de pauw trilde.
„Waarom?", vroeg hij, „ik
dacht, dat ik zo toch ze
ker mooi genoeg was voor
de zomer."
„Zingen!", riepen de spreeu
wen. De pauw zuchtte en
opende langzaam zijn sna
vel. Het gelaid, dat toen
door het bos klonk, gaf
iedereen kïppevel en nog
voor hij was uitgeschreeuwd
hadden ze hem al van de
boomstronk gejaagd. Num
mer twee was een boom-
klevertje, een klein, lief vo
geltje, dat zei dat het zo
geschikt was, omdat het
zich zo goed zou kunnen
vasthouden aan de schou
der van de zomer, ook als
het erg hard waaide.
Maar niemand vond dat erg
belangrijk en nummer drie,
een merel, was aan de
beurt. Nee, ook de merel
werd niet gekozen, ook niet
nummer vier, niet nummer
veertig en nummer hon
derd. De dag ging voorbij,
de spreeuwen waren schor-
geschreeuwd, veel vogels
vielen bijna om van slaap,
maai' nog altijd was de zo
mervogel niet gekozen.
„En toch moet het", tsjirp
te de jury, „je kunt toch
zeker tegen de zomer niet
zeggen dat we niemand ge
vonden hebben!"
De nachtuil werd wekker
en waagde ook een kansje,
maar de vermoeide vo
gels hadden hem na twee
minuten alweer van de
boomstronk gejaagd.
^*r+e{
Op heel hoge benen
dat je daarop kunt staan
is 't kleine veulentje voor 't eerst
het weiland ingegaan.
Hij loopt dichtbij zijn moeder,
zijn ogen diep en groot
om alles wat hij buiten ziet:
het land, de lucht, de sloot.
Soms stokt hij van verbazing,
heel stil van hoofd tot staart.
Hij lijkt als je hem zo ziet staan
een houten speelgoedpaard.
Maar dan opeens ontdekt hij het:
hij voelt dat hij echt leeft,
waarom hij manen en een staart
en hoge benen heeft.
Hij danst het hele weiland rond,
zijn moeder hinniklacht:
Zo zijn de kleine veulentjes,
dat had ze wel verwacht.
MIES BOUHUYS.
„Wat moeten we? Wat
moeten we", roep iedereen.
„Had mij dan ook maar ge
kozen schreeuwde de
pauw. „Of mij, of mij", rie
pen andere stemmen. En
weer brak er een vreselijke
ruzie los.
„Stil eens!", riep opeens
één van de spreeuwen en
hij sprong op de boonir
stronk. Boven hem in een
boom begon een nachtegaal
te zingen, zó mooi, dat
iedereen er wel stil van
moest worden. „Jij", riep
de spreeuw, toen ze was
uitgezongen, „jij bent het.
Jij wordt de zomervogel".
Maar de nachtegaal schud
de haar kopje. „O, nee",
zei ze, „ik wil helemaal
niet. Wat heeft de zomer
aan mij?"
„Alles!", zeiden de spreeu
wen. „Overdag weet ieder- i
een aan zoveel dingen dat
het zomer is: aan de zon, de
bloemen, de blauwe lucht i
en de witte wolken. Maar j
's avonds als de zon weg i
is en de bloemen gaan sla- i
pen, dan zing jij door. Jij i
zingt het echte zomerlied.
Jij bent de zomervogel."
Verlegen boog de nachte- j
gaal haar kopje, maar
toen iedereen met zijn vleu-
gels ruiste, deed ze wat er j
van haar verwacht werd. j
Zo spreidde haar kleine
zwarte vleugeltjes en vloog
de zomer tegemoet. Ze is j
nu de zomervogel en als
je goed luistert op zomer-
avonden, dan zul je haar
zeker horen zingen.
Mies Bouhuys j
„Kom, het is zulk mooi weer, ik ga
heerlijk buiten eten", zegt Flop op
zekere dag en hij loopt met een blad
vol heerlijkheden de tuin in. De zon
scheen hoog aan de hemel en het was
een volledige zomerse dag. „Dit
kleedje op de grond en daar alle
etenswaar op".
Flop kruipt neuriënd over het gras.
Tjiep, het vogeltje kijkt belangstel
lend toe. Waar gegeten wordt, zo
denkt hij, valt altijd wel een krui
meltje af.
Als alle spullen op het kleedje uit-
gestalt staan kijkt Flop verbaasd in
het rond. Is hij wat vergeten? Ja,
de limonade. „Hè, dom van me om
dat te vergeten", zegt Flop, terwijl
hij snel het huis weer binnengaat.
Flop zoekt in de kast en in ae kel
der. Hij zoekt overal en eindelijk
heeft hij de fles limonade gevonden.
Maar ach en wee, toen hij weer bij
zijn lunch kwam. Flip zat heerlijk
te dutten met een volle maag.
„Wat heb jij gedaan!" roept Flop
boos uit. Flip slaapt rustig door.
Tjiep pikt zijn kruimeltje met een
tevreden gezicht weg. Flop gaat
maar weg. Zijn maag knort van de
honger. Tja, van je vrienden moet je
het maar hebben, Flop.
flll|[||llll!!l!ll]llllllllllllllllllllllll!l!llllllll!llllllllllimi!l!IIIIItllIllllllHIIIIIIII[llliniinil^
13. „Kijk!" zei de professor
zodra zij in het laborato
rium waren. „Op deze
plaat hier, staat de mens
in doorsnee. Je ziet het ge
hele zenuwstelsel, dat als
een massa lange draden
door het lichaam loopt, met
als centrale delen, de her
senen en het ruggemerg.
Welnu, in onze tijd met
zijn gehaast en gejacht
worden die zenuwen wel
eens overbelast. Ze functio
neren dan niet zo goed
meer. En zulks komt vaker,
voor dan gij denkt, mijn
waarde. De mens wordt
dan zenuwachtig, zoals dat
populair heet. Hij eet slecht
slaapt slecht, met als ge
volg dat ook zijn humeur
slecht wordt. De overbren
gers van de gewaarwordin
gen de zenuwen, kunnen
evenwel ook prettige prik
kels overbrengen, zodat de
mens in een bevrijdende
lach uitbarst en dus tijdelijk zijn zorgen ver
geet en gelukkig is. Dat hierbij de lever in
beweging gebracht wordt, het zogenaamde
Bergen en dalen in Zeeland. Onder deze titel
heeft prof. Bijhouwer in de eerste jaargang van
het Zeeuws Tijdschrift de oneffenheden van de
bodem van de Zeeuwse eilanden beschreven. De
duinen zijn daarin het hooggebergte. Verder wor
den nog de Zeeuwse terpen en de vullcaan-
vormige vliedbergen genoemd. Over de betekenis
van deze vluchtbergen bestaat een vrij uitgebrei
de literatuur. Maar nog steeds stellen zij ons
voor raadsels.
In de 8e jaargang van de „Berichten van de rijksdienst voor het
oudheidkundig bodemonderzoek" is van de hand van ir. J. A. Trimpe
Burger een uitgebreide en fraai geïllustreerde studie: „Onderzoe
kingen in vluchtbergen Zeeland" verschenen. In deze publikatie
zijn gegevens verzameld over na de Tweede Wereldoorlog afge
graven en ten dele door deskundigen onderzochte vluchtbergen in
Zeeland, voor zover deze nog niet eerder (uitvoerig) werden gepu
bliceerd. Schrijver acht het betreurenswaardig dat steeds weer
bergjes voor een of ander doel moeten worden opgeofferd en vraagt
zich af of er geen mogelijkheden zijn de beschadigde bergjes te
restaureren. Door de herverkaveling en verregaande egalisaties
blijft niet veel meer over van het typische beeld van een oud-
landpolder met zijn vluchtbergen. Zij liggen thans verloren in een
naar veler smaak te modern en karakterloos nieuw polderlandschap.
Vroegere onderzoekers zijn van mening dat de hoge vluchtbergen
versterkingen zijn geweest in de vorm van kasteelbergjes, maar
Trimpe Burger maant tot voorzichtigheid met deze conclusie, om
dat het moeilijk te bewijzen is of een bepaald bergje werd opge
worpen om er een toren, molen of ander gebouw te plaatsen. In
het onbedijkte en later bedijkte schorrengebied van Zeeland zijn
vermoedelijk zeer veel terpjes ook wel stellen genoemd ge
weest, veel meer dan hoge vluchtbergen. Bovendien zijn vele oude
en verhoogde dorpskernen in Zeeland als terp op te vatten, of
schoon verhogingen dikwijls grotendeels door ophoging van afval
en puin tot stand is gekomen. De kunstmatig opgehoogde terpjes
dienden zeer waarschijnlijk als een beveiliging tegen hoge vloe
den toen er nog geen dijken of geen voldoende zeeweringen aanwe
zig waren. Het is zeker niet uitgesloten dat men ook in verband
met een slechte ontwatering der gronden liefst wat hoger wilde
wonen. Dikke mestlagen in de terpjes of stellen wijzen er op dat in
of bij huis veel vee werd gehouden. Dat de kernheuvels versterkin
gen zijn geweest in krijgskundig opzicht wordt door niets bewezen.
Het gevonden aardewerk uit de 9e of 10e eeuw is van belang voor
de datering van de kernheuvels of terpjes. Vondsten in de dorps
kernen en terpjes uit de lie of 12e eeuw zijn in geheel Zeeland
opeens buitengewoon talrijk. Dit wijst er op dat in die tijd de
bevolkingsdichtheid zeer moet zijn toegenomen. Door de sterke be
volkingsaanwas in deze periode schijnt er grote behoefte aan
grond te zijn gekomen. De bestaansmogelijkheden in de landbouw
werden groter en het bezit aan grond was eigenlijk de enige vorm
van rijkdom.
Een groot probleem vormen de hoge vluchtbergen, die vermoede
lijk uit de 13e eeuw dateren, mogelijk zelfs uit nog wat later tijd.
Deze zijn in één keer tot een hoogte van 5 meter en meer opge
worpen. Waar hebben deze bergen voor gediend? Een voortgezet
onderzoek is hiervoor dringend nodig. De kasteelbergentheorie zal
ook van historische zijde moeten worden benaderd, waarbij vooral
de politieke en maatschappelijke verhoudingen in Zeeland geduren
de de 13e eeuw, aandacht verdienen. Behalve de kernheuvels
(terpjes) en de hoge bergen komt ook een combinatie van deze
twee voor, de tweeperiodenheuvels.
Nederlandse theoloog
naar Frans Kameroen
Zondag 19 juli zal in do hervormde
kapel te Hilversum de heer Y. Schaaf
intrede doen bij de Hervormde Kerk.
De bevestiging tot zijn ambt zal wor
den verricht door ds. P. J. de Geeter.
De synode van de Hervormde Kerk
heeft de heer Schaaf beroepen tot
predikant voor buitengewone werk
zaamheden in opdracht van het Ne-
derlandsch Bijbelgenootschap ter be
vordering van de bijbelverspreiding
in Frans Kameroen.
Ds. Schaaf vertrekt medio augustus
naar Yaoenda in Frans Kameroen,
waar hij zal worden belast met de
leiding van een gezamenlijk door het
Brits en buitenlands en het Ne-
derlandsch Bijbelgenootschap in het
leven geroepen bijbelagentschap.
Na zijn gymnasiale opleiding stu
deerde de heer Schaaf theologie. Als
werkstudent wijdde hij zich aan de
radio, aanvankelijk de regionale om
roep Noord. Daarna was hij verbon
den aan het I.K.O.R. waar hij als
assistent-program maleider werkzaam
was. In deze laatste periode voltooi
de hij zijn theologische studie. Hij
trad in maart jl. bij het Nederlandsch
Bijbelgenootschap in dienst.
Afscheid, bevestiging en
intree ds. A. Nagelkerke
Ds. A. Nagelkerke zal zondag 26
juli a.s. afscheid nemen van de ge
reformeerde kerk van Zweeloo en
vijf weken later, nl. zondagmiddag
30 augustus a.s., Burg. de Josselin
de Jonglaan, na 's morgens vooraf
door ds. Joh. Ribberink uit Rotter-
dam-Overschie te zijn bevestigd, in
tree doen als predikant van de ge
reformeerde kerk van Rotterdam-
Overschie.
Ns. Nagelkerke werd op 10 augustus
1916 te Wolphaartsdijk geboren en
bezocht eerst de christelijke kweek
school te Middelburg. Na het vervul
len van zijn militaire dienstplicht
(hij werd opgeleid voor administra
teur en was geruime tijd werkzaam
bij de militaire administratie) was de
heer Nagelkerke vele jaren als on
derwijzer werkzaam te Lewedorp en
te Zierikzee en was hij ook nog eni
ge tijd verbonden als leraar aan de
christelijke landbouwhuishoudschool
te Middelburg. Naderhand deed hij
staatsexamen en studeerde hij ver
der nog aan de vrije universiteit te
Amsterdam, waar hij in 1952 zijn
kandidaatsexamen deed. Nadat kan
didaat Nagelkerke in april 1952 dooi
de classis Goes was beroepbaar ge
steld in de Gereformeerde Kerken in
Nederland, werd hij op 12 oktober
van datzelfde jaar (1953) door wijlen
ds. G. van Heiningen uit Wolphaarts
dijk, te Zonnemaire in het ambt be
vestigd.
schudden van. het lachen, dringt nauwelijks tot
de mens door. Maar juist hiervan mijn waar
de Taks!" en hierbij straalde de professor van
trots, „is het dat ik bij mijn uitvinding ge
bruik gemaakt heb!"
NED. HERV. KERK.
Beroepen te Scherpenzeel (Gld.): L.
A. Klootwijk te Raamsdonk.
Aangenomen naar Gieten: dr. J. P.
van Doorn te Scherpenzeel (Fr.).
GEREFORMEERDE KERKEN.
Bedankt voor Vriezeveen: J. N.
Nammensma te Rodeschool.
CHR. GEREF. KERKEN.
Aangenomen naar Bunschoten: J.
Brons te Mijdrecht.
DOOPSGEZ. BROEDERSCHAP.
Aangenomen naar 's-Gravenhage
(4de pred. pl.)G. J. W. den Herder
te Amsterdam.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Beroepen te Opheusden: M. Blok te
Rijssen.
r
r
3CBE
r
r
r
7
e
5~
tl
Ï2^
1J
1«i
ir
W
17
18
19
M
lö
M
w
JJHIMJIIH
Horizontaal: 2 plak; 7 - dronken: erg
dronken; 9 vrouw v. Jacob (O.
Test.); 10 grond rond boerderij; 12
het boek Marcus, afk.; 13 in 't
meervoud °-ebruikt: zeewier; 14
proente; 16 driehoekige gevelsteen;
10 echtgenote; 21 paard; 22 deel v.
e. ladenkast; 24 bep. onderwijs, afk.;
25 voormalig NeÖ. eiland; 27 pool-
hond; 28 kloek, fors.
Verticaal: 1 sandaal; 2 goed, leuk
(bargoens); 3 bep. politieke richting,
aflc.; 4 laatstleden, afk.; 5 rivier-
tje in Utrecht; 6 beleid; 8 slemp
maal; 11 dessert; 14 bep. badplaats
(België); 15 van hoger rang (voor
voegsel); 17 monseigneur, afk.; 18
bekend Nederl. violist; 19 karwei; 23
arti-kel; 24 vogel; 26 element, afk.;
27 uitroep, lach.
HOOG EN LAAG WATER
7 juni
nap
nap
nap
nap
uur
meter
uur
meter
uur
meter
uur meter
Vlissingen
2.34
2.12
14.49
2.05
8.51
2.03
21.15
1.99
Temeuzen
2.59
2.26
15.19
2.19
9.20
2.20
21.44
2.16
Hansweert
3.36
2.41
15.57
2.34
9.56
2.33
22.16
2.29
Zierikzee
3.56
1.36
16.14
1.38
9.32
1.64
21.55
1.69
Wcmeldinge
4.17
1.63
16.39
1.64
9.49
1.88
22.11
1.93
8 juni
Vlissingen
3.08
2.16
15.23
2.05
9.26
1.98
21.49
2.20
Terneuzen
3.34
2.30
15.52
2.19
9.55
2.15
22.18
2.19
Hansweert
4.12
2.45
16.31
2.33
10.30
2.28
22.51
2.32
Zierikzee
4.30
1.39
16.48
1.36
10.02
1.62
22.31
1.74
Wemeldinge
4.52
1.65
17.13
1.62
10.26
1.86
22.46
1.98