Rondom de Kroon' vertellingen van Henriette de Beanfort De schilderijen van Churchill Amateurtoneel in grote financiële moeilijkheden (VI eiierlawdse culitAiird^en ie Qeni ZATERDAG 9 MEI 1959. PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Uit de geschiedenis van Oranje Koninklijk gezin geplaatst in een verantwoord historisch reliëf De uitgever van „Rondom de Kroon" had Henriette L. T. de Beau fort verzocht een biografie van Koningin Juliana te schrijven ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag. De schrijfster heeft dit verzoek afgewezen. „Een biograaf, wil hij een biografie van binnenuit schrijven, delft diep in de binnenhof van zijn hoofdpersoon. Nooit kan een biograaf, zonder schromelijk indiscreet te zijn, een nog levend mensenkind oproepen, en zeker niet, wanneer het een regerende vorstin geldt. Haar eigen wereld is immers onaaanraakbaar. Daarenboven, hoe zou hij het mysterie van één mensenleven willen ontvouwen zan der wetenschap van het aardse einde van dit bestaan motiveert zij onder meer haar besluit. Terecht. Het zijn wijze woorden, die onmiddel lijk vertrouwen inboezemen, want helaas is deze onmisbare reserve tegenwoordig uiterst zeldzaam geworden. Maar toch, en weer met Henriette de Beauforts eigen woorden „Nochtans, weetgierigheid en fan tasie gingen hun spel spelen. Ik hen de Kroon en het gebied rondom de Kroon in het licht der beschaving gaan overdenken, zwervend in de ruimte en zwervend in de tijd. Spoe dig ontdekte ik, dat het gebied on afzienbaar groot is, zelfs zo groot, dat ik de stof en mijn aandacht er voor moest beperken. De beperkin gen werden tot dc kernen, waaruit deze historiële vertellingen als van zelf gegroeid zijn". Zo is een boek ontstaan dat dan wel iswaar geen biografie van koningin Juliana is, maar dat toch door en door een „Oranjeboek" is geworden en als zodanig een welkome aanwinst is bij het vele wat er op dit gebied reeds bestaat. Want Henriette de Beaufort is een verfijnd stiliste en tevens een goed kenster van de his torie, in het bijzonder van de ge schiedenis van het Huis van Oranje. Zij heeft op het gebied van de bio grafie voortreffelijk werk verricht. Het mooie en knappe boek, gewijd aan Gijsbert Karei van Hogendorp werd destijds bekroond door het Mi nisterie van O. K. en W.; voorts wij zen wij o.m. op haar historische to neelspel „Willem van Oranje" en op de biografieën, gewijd aan Willem de Zwijger, Nansen en Cornelis van Volienhovcn. Ook op zuovci' belle- tristisch gebied verschenen diverse werken van haai- hand. De onderhavige bundel „Rondom do Kroon" bevat een zestal stukken die de schrijfster zelf „historiële vertellingen" noemt, maar die toch eerder onder het hoofd „geschiedkundige opstellin gen" gerangschikt moeten wor den, ook al is de toon van Hen- Letterkundige kroniek door HANS HARREN vlova, „La Reine Anne", verwerkt in dit hoofdstuk. Het eindigt in het he den, nu het paleis bewoond wordt door ons koninklijk gezin: „Als in de namiddag de bureaus van de bei de secretariaten, dat van de koningin en dat van de prins, sluiten, telefoons niet meer rinkelen, schrijfmachines niet meer ratelen, wanneer de lich ten zijn gedoofd, dan gaat de linker vleugel van Soestdijk in zijn stilte lijken op een gesloten kantoorge bouw. Komen er eens geen tafelgas ten op het paleis, zijn er geen avond lijke besprekingen, dan eindelijk kun nen de leden van een bezig gezin vertuien aan de achterzijde van het huis, die uitziet op een park vol brééd gekroonde, oude bomen, de stille vij ver en wat Boutèns zou noemen „hartdiepe lanen". De tuin is goed onderhouden, maar toch niet zo dat het een gelikt park is, geen bijge- fatsoeneerde bomen noch broderie- parterres. Tuin en park zijn sterk verlandschapt. Alleen het grasveld aan de voorzijde is gegazoneerd. Telkenmale als de machine rolt, sne ven tot spijt van de tegenwoordige bewoonster alle meizoentjes: zij zijn evenwel groeikrachtig en binnen een paar dagen is het gazon er weer mee bespikkeld. De seizoenen wentelen jaar na jaar, eeuw na eeuw, op de gronden van Soestdijk in eigen kleur en geur. Geen enkel gezin van de klein ge worden hofgemeenschap woont nog in het jpaleis. De stilte en de intimi teit, die een gezin niet straffeloos kan verwaarlozen, krijgen op het be minnenswaardige Soestdijk nog een kans voor lieden, wier agenda dag i dag vol en zwaar beladen is". Hierop volgend nog „Het gesproken woord" over koningin Juliana en prins Bernhard als sprekers in het openbaar, en „Oranje als symbool" waarin de verhouding Oranje-poëzie en taal, uiteraard ook in de periode 1940-1945, aan een onderzoek onder worpen wordt. Aan het slot van dit boek gekomen, moet men concluderen dat Henriette de Beaufort haar moeilijke en zeer delicate taak tot een goed en bevre digend einde heeft gebracht. Zij mo ge dan geen biografie van onze ko ningin geschreven hebben, zij heeft eigenlijk méér gedaan: zij heeft ons koninklijk gezin, en onze koningin- moeder Wilhelmina, in een door en door verantwoord historisch reliëf geplaatst. Henriëtte L. T. de Beaufort: Rondom de Kroon. De Bezige Bij, Amsterdam 1959. rietto de Beaufort inderdaad steeds vertellend, interessant-me- dcdelend, en nergens lerend-beto- gend of zwaarwichtig. In twee in leidende stukken, „Absoluut Ko ningschap" en „Constitutioneel Koningschap" vertelt zij over de ze twee vormen van koningschap, het absolute, zoals dat vooral in Frankrijk en Engeland bekend was, en het constitutionele, zoals dat in het Nederlandse staatsbe stel van de 19de en 20ste eeuw ïs gegroeid. Daarop volgt een buitengewoon in teressant opstel (het beste ongetwij feld) „Het prinsdom Orange", dat verhaalt van de bewogen geschiede nis van dit kleine stukje Provence, waaraan ons Koningshuis zijn naam ontleent. Een geweldige hoeveelheid feiten is in dit opstel verwerkt, maar zo weinig nadrukkelijk dat men dit levendige, gedegen proza als een no velle leest. Het wel en wee van deze kleine souvereine enclave in het machtige Frankrijk, de strijd die de ontembare Amalia van Solms aan bond tegen de grote Lodewijk XIV, de diplomatieke bemoeiingen van de oude Constantijn Huygens voor het behoud van het prinsdom, alles komt prachtig uit de verf. Doorspekt is het verhaal ook met eigen reisherinne ringen, de geschiedenis wordt door- vlaagt met warme geur van thijm en roosmarijn, men voelt de hitte van de blanke steen in de ruïnes van Les Baux. Kortom bet is een juweel tje van een met liefde en kennis ge schreven historieel verhaal. Nauwelijks minder boeiend is „Soestdijk", waarin de geschie denis verhaald wordt van het bekende landelijke paleis. („Waar is nu het eigenlijke paleis, dit is toch alleen maar een klein landhuis?" vroegen Russische vrienden van de schrijfster toen zij aan het hek van paleis Soestdijk stonden). Het begon met de hofstede „Soestdijk" die Stadhouder Willem III in 1674 kocht van een jeugdvriend, welke hofstede „met zijii bèpotinge en beplantinge" allengs werd uitgebreid tot het ge rieflijke, prettige vorstelijke tehuis dat liet thans is. Heel aardig zijn de episodes over de Russische Anna Pa- N.A.T.U. hield in Breda een landdag De algemeen voorzitter van de Nederlaudse Amateur Toneel l!nie (N.A.T.U.), mr. P. Cleve- ringa, heeft in zijn rede tijdens de landdag vau deze organisatie te Bre da uitvoerig stilgestaan bij de grote financiële moeilijkheden, waarin mo menteel talloze amateurtoneelvereni gingen in den lande verkeren. De heer Cleveringa baseerde zijn be toog op de resultaten, die een in de loop van 1958 gehouden onderzoek in deze onder dc meer dan 1100 ver enigingen, die bij de N.A.T.U. op dat moment waren aangesloten heeft op geleverd. Uit dit onderzoek bleek onder meer, dat een derde deel van de geënque- teerde verenigingen doorlopend met financiële moeilijkheden te kampen heeft en dat dit percentage aanzien lijk hoger ligt bij de zelfstandige verenigingen dan bij de toneelver enigingen, die een onderdeel vormen van een groter geheel, zoals de per soneelsverenigingen en de schoolver enigingen. De moeilijkheden, die de stedelijke toneelverenigingen onder vinden zijn in het algemeen niet gro ter dan de problemen waarvoor de plattelandsverenigingen zich ge plaatst zien. Naar de mening van de heer Cleveringa heeft het onderzoek uitgewezen, dat de meeste amateur- Amateur mei grote verdiensten De tweeënveertig schilderijen, welke sir Winston Churchill onlangs in de Britse Konink lijke Akademie ten toon stelde, waren verzekerd voor een be drag van honderdduizend pond sterling; een waanzinnig laag bedrag, als men weet dat er meer dan genoeg Amerikanen zijn, die graag een half miljoen dollar zouden neertellen voor één echte Churchill. Dat is geen bluf. Er zijn inderdaad enkele werken van Churchill in ver keerde handen gekomen, die tot grote woede van de staatsman enorme "bedragen opbrengen. „Als ik Smith heette en brie venbesteller was, zouden ze er nooit zoveel voor betalen!" zei hij eens. „Maar als U Rousseau heette en douanebeambte was, zouden ze het wél doen!" ant woordde iemand. „Touché" zei Churchill, die een groot bewon deraar is van Rousseau le douanier. Churchills schilderwerk gaat terug I tot 1917, maar al lang voor die tijd was hij tekenaar. Uit zichzelf kwam hij tot tekenen om zijn verhalen als journalist in Egypte, op de Indische, grens, in de Soedan en Zuidafrika te illustreren. Churchill had nooit een fototoestel bij zich, maar altijd een schetsboek. Had hij geen papier dan nam hij wat hem voor de hand kwam. Zijn tekening van zijn ont snapping uit een Boerengevangen- kamp in de Zuidafrikaanse oorlog tekende hij op de achterkant van een menu aan boord van een schip. Negen jaar geleden schreef Churchill in zijn boek „Schilde ren als tijdverdrijf", hoe hij er toe kwam. Het was lady Lavery. de vrouw van de bekende schil der, die Churchill vertelde hoeveel genoegen men kan beleven aan schilderen. Door haar kwam Churchill ertoe het te gaan pro beren. Toen hij in mei 1915 de admiraliteit verliet, was hij uitgerangeerd. Hij had vele uren niets te doen, terwijl iedere vezel van zijn wezen naar ac tiviteit snakte. Op een zondagmiddag nam hij de verfdoos van zijn oudste zoon en begon voor de aardigheid te experimenteren. Hij ontdekte dat nHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii H Een uniek dolcument dat Cliur- s chili als schilder toont aan de oever van de Sorgues in het Franse departement Vaucluses. sj Churchill draagt de ten-gallon- hoed, die hij eens in Califomië kocht, en een witte schilders- verenigingen in Nederland een te smalle basis bezitten, zodat zij te ge makkelijk in moeilijkheden gera ken. Deze wankele basis wordt, al dus de heer Cleveringa veroorzaakt enerzijds door te kleine actieve spe lerskernen, anderzijds door de om standigheid, dat de leden veelal te la ge bijdragen aan contributie opbren gen. Hoge huren voor repetitiegele genheden, de aanschaf van décors en kostuums en de vermakelijkheidsbe lasting dragen er verder het hunne toe bij de financiële kwetsbaarheid van de toneelverenigingen te vergro ten; waarbij dan nog komt dat de te levisie juist voor het amateurtoneel bijzonder nadelig werkt wat het trekken van de noodzakelijke publie ke belangstelling betreft. Teneinde de gemeentebesturen de no dige voorlichting te verstrekken met betrekking tot het voeren van een juiste gedragslijn bij de subsidiering tot het voeren van een juiste ge dragslijn bij de subsidiering van het amateurtoneel, achtte de heer Cleve ringa het tenslotte wenselijk, dat door de N.A.T.U. in overleg met de Vereniging van Nederlandse Ge meenten subsidievormen zouden wor den uitgewerkt, die dan als sugges ties of als voorbeeld aan de gemeen tebesturen zouden kunnen worden aangeboden, opdat de toneelvereni gingen daadwerkelijk worden gehol pen bij hun moeizame worsteling om het hoofd en daarmee een stuk va derlandse cultuur boven water te houden. Vlamingen en Noordnederlanders heb ben deze week drie dagen in Gent samen gekeken naar de stenen cultuurmonumen ten van die stad en naar de op papier vastge legde Vlaamse cultuuruitingen der laatste de cennia, samen geluisterd naar muziek en naar tie voordracht van Vlaamse en Zuid-Afrikaan se poëzie en proza en samen gezongen al voerden de Vlamingen daarbij duidelijk de bo ventoon. Zij hebben aangehoord, wat deskundigen had den over de knelpunten, die de culturele en economische samenwerking tussen noord en zuid nog bemoeilijken en gesproken over wat gedaan zou kunnen worden om die knelpunten te verwijderen. Een van de hoogtepunten van deze elfde Ne derlandse cultuurdagen, georganiseerd door het Erasmusgenootschap te Gent, was de acade mische zitting in de aula van de Gentse rijks universiteit, waarbij de Nederlandse culturele attaché in Brussel, de heer De Man en de bur gemeester van Gent aanwezig warén. Prof. dr. P. Geyl uit Utrecht had door ziekte zijn toe zegging in deze zitting te komen spreken over de culturele knelpunten, niet gestand kunnen doen. Zijn taak werd nu overgenomen door zijn Amsterdamse collega, prof. dr. H. D. de Vries Reilingh, die het onderwerp uitbreidde tot „geestelijke knelpunten" en voor wat Noord-Nederland betreft, als het grote gees telijke knelpunt, de onverschilligheid zag. Hij ging daarbij vooral af op zijn ervaringen met zijn Amsterdamse studenten, die, zo ver telde hij, lichtelijk onthutst en geïrriteerd bleken te zijn over zijn belangstelling en sympathie voor Vlaanderen en de Vlaamse beweging. Zij zien daarin de laatste resten van het territoriale bindingsprincipe, dat volgens hen heeft afgedaan en vervangen wordt door dc wereldbeschouwelijke blok vorming, (lie bij voorbeeld geleid heeft tot de deling van Korea en Duitsland en door de functionele bindingén, zoals we die in E. G. K. S. en O. E. E. S. kennen. „Kernland van Europa door Delta en Westerschelde" Ook is er bij de Amsterdamse student een ingeroest mccrwaardigheidsgevoel, dat hem het zuiden, dat anders is, meteen ook maar als minder doet zien; een soort chauvinisme, waaraan zeifs dc katholieke Noorduederlan- der, voor wie het contact met Vlaanderen toch uiteraard wel gemakkelijker is dan voor de protestant, niet geheel ontkomt. Tegenover deze Noordnederlandse scepsis ten aanzien van Vlaanderen zag spreker als positieve punten de bindingen tussen bepaal de groepen, bijvoorbeeld van letterkundigen, van wetenschapsmensen, van katholieken, die elkaar over de grens heen wel gevoudcu hebben, van bewoners van Nederlandse rand- provincies met die van Vlaamse gewesten, van politici en economen. De heer Frans Wildiers, directeur bij het Vlaams Economisch Verbond, die hierna dc economische remmen in dc samenwerking Noord-Zuid besprak, meende, dat men in de Benelux wel met succes de grote verbindings lijnen heeft getrokken, maar dat tal van kleine hindernissen nog niet zijn overwonnen. Veel verwachtte spreker van interregionale verbindingen, die niet aan de landsgrenzen ophouden. Zo zullen Antwerpen en Bergen op Zoom dooi- de ontwikkeling van het Kreekrak- plan geheel anders tegenover elkaar komen te staan. Deze beide inleidingen waren het uitgangs punt van de besprekingen in een forum bijeenkomst, waar het forum gevormd werd door de heren J. Broekman, dr. A. W. Willemsen en dr. A. van de Poel namens Ne derland en dr. P. Daels, dr. K. van den Bos sche en dr. G. R. Piryns namens Vlaanderen. Het stond onder leiding van Johan van Meche- len, voorzitter van het Erasmus-genootschap. Men vroeg zich daar af of hetgeen prof. De Vries Reilingh op grond van zijn ervaringen met zijn studenten had verteld, wel op alle Nederlandse studenten slaat en dr. Willemsen meende, dat Nederlandse studenten zeker voor de gedachte van de Groot-Nederlandse sa menwerking kunnen worden gewonnen. Over Kreekrak- en Deltaplan, waarin hij voor al positieve betekenis zag voor de verbetering der Nederlands-Belgische samenwerking, gaf dr. Van de Poel een uitvoerige uiteenzetting. Uit de besprekingen resulteerden tenslotte de volgende conclusies: in de samenwerking tus sen Noord en Zuid is het van groot belang van Vlaamse zijde het anti-staatsgericht zijn te laten varen en in tegendeel de gunstige ont wikkeling, mede tot stand gebracht door de gewijzigde houding van overheidswege in België, door Benelux en het cultureel akkoord aan te wenden. Een verdere uitbouw van de Groot-Nederlandse studentencongressen is es sentieel, alsmede een coördinatie van verschei dene, thans verspreid liggende, initiatieven in de sector van het verenigingsleven. Neder land is niet voldoende ontvankelijk voor de Vlaamse problematiek binnen België. Dat dient recht gezet, onder meer door het zorgen voor een betere pers. Vlaanderen moet leren, dat het essentieel is ook de interne Rïjks- nederlandse situaties en achtergronden te leren kennen. Zij moeten weten, hoe België en Nederland door een samenzijn in Benelux- en Europees verbaud ook eeu gezamenlijke economische bestemming hebben en met het nieuwe Delta en Westerschelde-gebied op weg zijn kernland van Europa te worden. Door de Vlaamse be weging ook op sociale basis te verbreden on bepaalde verouderde vormen af te leggen, zal meer mogelijkheid ontstaan voor een ruim Noordnederlands begrip en bijgedragen wor den tot het tot stand komen van een werke lijk pro-Nederlands bewust zijn. het een fascinerende bezigheid was en dat hij er ontspanning in vond. De volgende dag kocht hij een com plete uitrusting voor een amateur- schilder met inbegrip van vouw stoeltje en ezel. Maar toen hij voor het blanke doek zat, durfde hij niet te beginnen. Toen kwam ladyLa very een bezoek brengen en zag Churchill in de tuin met een palet vol kleuren en een schone kwast. „Wat aarzelt U nou?" zei ze, „hier, geef mij een penseel l" Ze nam een penseel en zette met hard blauw een paar brede strepen kris-kras over het vutte doek. „Dat is het begin!" zei ze. Vanaf die dag ben ik nooit meer bang geweest voor een leeg doek" zegt Churchill, „ik begin altijd met wat strepen te zetten en de rest komt vanzelf!" Churchill schildert zoals hij is: in grote lijnen en grove trekken. Hij duidt aan waar het om gaat, maar hoeveel andere schilders doen dat ook niet? Bekijkt men zijn werken, dan gaat men naar huis met de indruk: „ja, zo was het!" Of, als men er zelf niet geweest is. „zo moet het er wel uitzien!" „Hier is de grens van het amateurisme naar het beroepswerk al lang over schreden", zei de vooorzitter van de Koninklijke Akademie. Churchill schildert alleen maar met olie. hóe- wel hij destijds met waterverf begon. Hij houdt van felle kleuren en koes tert medelijden voor het sombere bruin. Zijn palet is altijd vol helle kleuren. „Als je schildert leer je kleuren zien", zegt hij, „ik kan me niet voorstellen, dat ik veertig jaar van mijn leven heb doorgebracht zonder kleuren te zien!" Het toeval leidde Churchill eens naar een uit hoek van Marseille, waar hij kennis maakte met twee discipelen van Cé- zanne. Van hen leerde hij een heel nieuw systeem van kleuren opbren gen. In 1947 hingen er twee werken van Churchill in de tentoonstelling van de Koninklijke Britse Kunstakade- mie en in het jaar daarop hingen er drie werken van hem in de even be roemde expositie van Burlington- house. Churchill werd tot buitenge woon lid van de Akademie gekozen en het jaar daarna had hij zes werken in de expositie van Burlingtonhouse. Daaronder waren twee van zijn meest geliefde werken, de Montagne Saint Victoire, de berg die Cézanne inspii-eerde, en zijn Magnolia, een schilderij van een magnoliabloem uit het jaar 1930. Dit jaar opende de Royal Akademie haar deuren voor een tentoonstelling, die geheel was gewijd aan werken van de schilder Churchill. Het was de eerste maal in haar tweehonderdjarige historie dat de Koninklijke Akademie een expo sitie inrichtte, die geheel gewijd was aan het werk van iemand, die geen beroepsschilder is. Men heeft Churchill met deze expo sitie geen genoegen gedaan. Hij is veel te bescheiden, wat zijn schilder kundige prestaties aangaat, om die aan het publiek op te willen dringen. Zijn vrouw heeft gedreigd de ten toonstelling op eigen houtje te zul len organiseren, als haar man geen medewerking verleende. Haar voor naamste dreigement was, dat zij dan zelf de keuze uit zijn werk zou ma ken. Dat wenste Churchill onder alle omstandigheden te vermijden en daarom maakte hij zelf een keuze uit de schilderijen, die hij „even tueel" wel voor een tentooonslelling beschikbaar zou willen stellen Pullitzer-prijzen De Pullitzer prijs, Ainerika's hoogste journalistieke onderscheiding, is dit jaar toegekend aan „The Utica Ob server-Dispatch and Utica Daily Press" voor zijn campagne tegen cor ruptie, spel en ontucht. (Utica ligt in New York). Howard van Smith van „The Miami News" ontvangt de prijs voor natio nale verslaggeving, Joseph Martin en Philip Santora van „The New York Daily News" delen de prijs voro in ternationale verslaggeverij. Van Smith schreef een reeks artike len over wantoestanden in een kamp voor buitenlandse ai-beiders in Flori da. Martin en Santore stelden de gru welen van Batista's bewind in Cuba aan de kaak, lang voor de overwin ning van Castro. De prijs voor het beste verhaal ging naar Robert Lewis Taylor voor zijn „The travels of jaime Mc Pheeters", de prijs voor hetbeste toneelstuk naar Archibald Macleish voor „J.B.", de prijs voor de beste biografie naar Arthur Walworth voor „Woodrow Wilson, American Prophet", en de prijs voor historie naar Leonard D. White voor „The republican era: 1869 —1901." „Salomon-kwartet" opgericht De Nederlandse violist Herman Salo mon heeft met ErnÖ Steier, Ervin en György Schiffer een nieuw strijk kwartet gevormd onder de naam „Sa lomon kwartet". Ernö Steier, 2e viool, Ervin Schiffer, altviool en György Schiffer, cello, verlieten in 1956 Hongarije en ves tigden zich in Nederland. Het „Salomon kwartet" is van plan een zo breed mogelijk repertoire op te bouwen, waarbij veel aandacht aan de hedendaagse muziek zal worden geschonken. Het eerste openbare optreden is vast gesteld in het Amsterdamse Concert gebouw op donderdag 28 mei a.s. Dit concert wordt georganiseerd door 't Nederlands Bartok Genootschap.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 13