Rondom de Kroon' vertellingen
van Henriette de Beanfort
De schilderijen van Churchill
Amateurtoneel in grote
financiële moeilijkheden
(VI eiierlawdse culitAiird^en ie Qeni
ZATERDAG 9 MEI 1959.
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Uit de geschiedenis van Oranje
Koninklijk gezin geplaatst in een
verantwoord historisch reliëf
De uitgever van „Rondom de Kroon" had Henriette L. T. de Beau
fort verzocht een biografie van Koningin Juliana te schrijven ter
gelegenheid van haar vijftigste verjaardag. De schrijfster heeft dit
verzoek afgewezen. „Een biograaf, wil hij een biografie van binnenuit
schrijven, delft diep in de binnenhof van zijn hoofdpersoon. Nooit kan
een biograaf, zonder schromelijk indiscreet te zijn, een nog levend
mensenkind oproepen, en zeker niet, wanneer het een regerende vorstin
geldt. Haar eigen wereld is immers onaaanraakbaar. Daarenboven,
hoe zou hij het mysterie van één mensenleven willen ontvouwen zan
der wetenschap van het aardse einde van dit bestaan motiveert zij
onder meer haar besluit. Terecht. Het zijn wijze woorden, die onmiddel
lijk vertrouwen inboezemen, want helaas is deze onmisbare reserve
tegenwoordig uiterst zeldzaam geworden.
Maar toch, en weer met Henriette
de Beauforts eigen woorden
„Nochtans, weetgierigheid en fan
tasie gingen hun spel spelen. Ik hen
de Kroon en het gebied rondom de
Kroon in het licht der beschaving
gaan overdenken, zwervend in de
ruimte en zwervend in de tijd. Spoe
dig ontdekte ik, dat het gebied on
afzienbaar groot is, zelfs zo groot,
dat ik de stof en mijn aandacht er
voor moest beperken. De beperkin
gen werden tot dc kernen, waaruit
deze historiële vertellingen als van
zelf gegroeid zijn".
Zo is een boek ontstaan dat dan wel
iswaar geen biografie van koningin
Juliana is, maar dat toch door en
door een „Oranjeboek" is geworden
en als zodanig een welkome aanwinst
is bij het vele wat er op dit gebied
reeds bestaat. Want Henriette de
Beaufort is een verfijnd stiliste en
tevens een goed kenster van de his
torie, in het bijzonder van de ge
schiedenis van het Huis van Oranje.
Zij heeft op het gebied van de bio
grafie voortreffelijk werk verricht.
Het mooie en knappe boek, gewijd
aan Gijsbert Karei van Hogendorp
werd destijds bekroond door het Mi
nisterie van O. K. en W.; voorts wij
zen wij o.m. op haar historische to
neelspel „Willem van Oranje" en op
de biografieën, gewijd aan Willem de
Zwijger, Nansen en Cornelis van
Volienhovcn. Ook op zuovci' belle-
tristisch gebied verschenen diverse
werken van haai- hand.
De onderhavige bundel „Rondom
do Kroon" bevat een zestal
stukken die de schrijfster zelf
„historiële vertellingen" noemt,
maar die toch eerder onder het
hoofd „geschiedkundige opstellin
gen" gerangschikt moeten wor
den, ook al is de toon van Hen-
Letterkundige kroniek
door HANS HARREN
vlova, „La Reine Anne", verwerkt in
dit hoofdstuk. Het eindigt in het he
den, nu het paleis bewoond wordt
door ons koninklijk gezin: „Als in
de namiddag de bureaus van de bei
de secretariaten, dat van de koningin
en dat van de prins, sluiten, telefoons
niet meer rinkelen, schrijfmachines
niet meer ratelen, wanneer de lich
ten zijn gedoofd, dan gaat de linker
vleugel van Soestdijk in zijn stilte
lijken op een gesloten kantoorge
bouw. Komen er eens geen tafelgas
ten op het paleis, zijn er geen avond
lijke besprekingen, dan eindelijk kun
nen de leden van een bezig gezin
vertuien aan de achterzijde van het
huis, die uitziet op een park vol brééd
gekroonde, oude bomen, de stille vij
ver en wat Boutèns zou noemen
„hartdiepe lanen". De tuin is goed
onderhouden, maar toch niet zo dat
het een gelikt park is, geen bijge-
fatsoeneerde bomen noch broderie-
parterres. Tuin en park zijn sterk
verlandschapt. Alleen het grasveld
aan de voorzijde is gegazoneerd.
Telkenmale als de machine rolt, sne
ven tot spijt van de tegenwoordige
bewoonster alle meizoentjes: zij zijn
evenwel groeikrachtig en binnen een
paar dagen is het gazon er weer mee
bespikkeld. De seizoenen wentelen
jaar na jaar, eeuw na eeuw, op de
gronden van Soestdijk in eigen kleur
en geur.
Geen enkel gezin van de klein ge
worden hofgemeenschap woont nog
in het jpaleis. De stilte en de intimi
teit, die een gezin niet straffeloos
kan verwaarlozen, krijgen op het be
minnenswaardige Soestdijk nog een
kans voor lieden, wier agenda dag
i dag vol en zwaar beladen is".
Hierop volgend nog „Het gesproken
woord" over koningin Juliana en
prins Bernhard als sprekers in het
openbaar, en „Oranje als symbool"
waarin de verhouding Oranje-poëzie
en taal, uiteraard ook in de periode
1940-1945, aan een onderzoek onder
worpen wordt.
Aan het slot van dit boek gekomen,
moet men concluderen dat Henriette
de Beaufort haar moeilijke en zeer
delicate taak tot een goed en bevre
digend einde heeft gebracht. Zij mo
ge dan geen biografie van onze ko
ningin geschreven hebben, zij heeft
eigenlijk méér gedaan: zij heeft ons
koninklijk gezin, en onze koningin-
moeder Wilhelmina, in een door en
door verantwoord historisch reliëf
geplaatst.
Henriëtte L. T. de Beaufort: Rondom
de Kroon.
De Bezige Bij, Amsterdam 1959.
rietto de Beaufort inderdaad
steeds vertellend, interessant-me-
dcdelend, en nergens lerend-beto-
gend of zwaarwichtig. In twee in
leidende stukken, „Absoluut Ko
ningschap" en „Constitutioneel
Koningschap" vertelt zij over de
ze twee vormen van koningschap,
het absolute, zoals dat vooral in
Frankrijk en Engeland bekend
was, en het constitutionele, zoals
dat in het Nederlandse staatsbe
stel van de 19de en 20ste eeuw ïs
gegroeid.
Daarop volgt een buitengewoon in
teressant opstel (het beste ongetwij
feld) „Het prinsdom Orange", dat
verhaalt van de bewogen geschiede
nis van dit kleine stukje Provence,
waaraan ons Koningshuis zijn naam
ontleent. Een geweldige hoeveelheid
feiten is in dit opstel verwerkt, maar
zo weinig nadrukkelijk dat men dit
levendige, gedegen proza als een no
velle leest. Het wel en wee van deze
kleine souvereine enclave in het
machtige Frankrijk, de strijd die de
ontembare Amalia van Solms aan
bond tegen de grote Lodewijk XIV,
de diplomatieke bemoeiingen van de
oude Constantijn Huygens voor het
behoud van het prinsdom, alles komt
prachtig uit de verf. Doorspekt is het
verhaal ook met eigen reisherinne
ringen, de geschiedenis wordt door-
vlaagt met warme geur van thijm
en roosmarijn, men voelt de hitte
van de blanke steen in de ruïnes van
Les Baux. Kortom bet is een juweel
tje van een met liefde en kennis ge
schreven historieel verhaal.
Nauwelijks minder boeiend is
„Soestdijk", waarin de geschie
denis verhaald wordt van het
bekende landelijke paleis. („Waar is
nu het eigenlijke paleis, dit is toch
alleen maar een klein landhuis?"
vroegen Russische vrienden van de
schrijfster toen zij aan het hek van
paleis Soestdijk stonden). Het begon
met de hofstede „Soestdijk" die
Stadhouder Willem III in 1674 kocht
van een jeugdvriend, welke hofstede
„met zijii bèpotinge en beplantinge"
allengs werd uitgebreid tot het ge
rieflijke, prettige vorstelijke tehuis
dat liet thans is. Heel aardig zijn de
episodes over de Russische Anna Pa-
N.A.T.U. hield in
Breda een landdag
De algemeen voorzitter van de
Nederlaudse Amateur Toneel
l!nie (N.A.T.U.), mr. P. Cleve-
ringa, heeft in zijn rede tijdens de
landdag vau deze organisatie te Bre
da uitvoerig stilgestaan bij de grote
financiële moeilijkheden, waarin mo
menteel talloze amateurtoneelvereni
gingen in den lande verkeren. De
heer Cleveringa baseerde zijn be
toog op de resultaten, die een in de
loop van 1958 gehouden onderzoek
in deze onder dc meer dan 1100 ver
enigingen, die bij de N.A.T.U. op dat
moment waren aangesloten heeft op
geleverd.
Uit dit onderzoek bleek onder meer,
dat een derde deel van de geënque-
teerde verenigingen doorlopend met
financiële moeilijkheden te kampen
heeft en dat dit percentage aanzien
lijk hoger ligt bij de zelfstandige
verenigingen dan bij de toneelver
enigingen, die een onderdeel vormen
van een groter geheel, zoals de per
soneelsverenigingen en de schoolver
enigingen. De moeilijkheden, die de
stedelijke toneelverenigingen onder
vinden zijn in het algemeen niet gro
ter dan de problemen waarvoor de
plattelandsverenigingen zich ge
plaatst zien. Naar de mening van de
heer Cleveringa heeft het onderzoek
uitgewezen, dat de meeste amateur-
Amateur mei grote
verdiensten
De tweeënveertig schilderijen,
welke sir Winston Churchill
onlangs in de Britse Konink
lijke Akademie ten toon stelde,
waren verzekerd voor een be
drag van honderdduizend pond
sterling; een waanzinnig laag
bedrag, als men weet dat er
meer dan genoeg Amerikanen
zijn, die graag een half miljoen
dollar zouden neertellen voor
één echte Churchill. Dat is geen
bluf. Er zijn inderdaad enkele
werken van Churchill in ver
keerde handen gekomen, die tot
grote woede van de staatsman
enorme "bedragen opbrengen.
„Als ik Smith heette en brie
venbesteller was, zouden ze er
nooit zoveel voor betalen!" zei
hij eens. „Maar als U Rousseau
heette en douanebeambte was,
zouden ze het wél doen!" ant
woordde iemand. „Touché" zei
Churchill, die een groot bewon
deraar is van Rousseau le
douanier.
Churchills schilderwerk gaat terug I
tot 1917, maar al lang voor die tijd
was hij tekenaar. Uit zichzelf kwam
hij tot tekenen om zijn verhalen als
journalist in Egypte, op de Indische,
grens, in de Soedan en Zuidafrika
te illustreren. Churchill had nooit
een fototoestel bij zich, maar altijd
een schetsboek. Had hij geen papier
dan nam hij wat hem voor de hand
kwam. Zijn tekening van zijn ont
snapping uit een Boerengevangen-
kamp in de Zuidafrikaanse oorlog
tekende hij op de achterkant van
een menu aan boord van een schip.
Negen jaar geleden schreef
Churchill in zijn boek „Schilde
ren als tijdverdrijf", hoe hij er
toe kwam. Het was lady Lavery.
de vrouw van de bekende schil
der, die Churchill vertelde hoeveel
genoegen men kan beleven aan
schilderen. Door haar kwam
Churchill ertoe het te gaan pro
beren.
Toen hij in mei 1915 de admiraliteit
verliet, was hij uitgerangeerd. Hij
had vele uren niets te doen, terwijl
iedere vezel van zijn wezen naar ac
tiviteit snakte. Op een zondagmiddag
nam hij de verfdoos van zijn oudste
zoon en begon voor de aardigheid
te experimenteren. Hij ontdekte dat
nHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
H Een uniek dolcument dat Cliur-
s chili als schilder toont aan de
oever van de Sorgues in het
Franse departement Vaucluses.
sj Churchill draagt de ten-gallon-
hoed, die hij eens in Califomië
kocht, en een witte schilders-
verenigingen in Nederland een te
smalle basis bezitten, zodat zij te ge
makkelijk in moeilijkheden gera
ken. Deze wankele basis wordt, al
dus de heer Cleveringa veroorzaakt
enerzijds door te kleine actieve spe
lerskernen, anderzijds door de om
standigheid, dat de leden veelal te la
ge bijdragen aan contributie opbren
gen. Hoge huren voor repetitiegele
genheden, de aanschaf van décors en
kostuums en de vermakelijkheidsbe
lasting dragen er verder het hunne
toe bij de financiële kwetsbaarheid
van de toneelverenigingen te vergro
ten; waarbij dan nog komt dat de te
levisie juist voor het amateurtoneel
bijzonder nadelig werkt wat het
trekken van de noodzakelijke publie
ke belangstelling betreft.
Teneinde de gemeentebesturen de no
dige voorlichting te verstrekken met
betrekking tot het voeren van een
juiste gedragslijn bij de subsidiering
tot het voeren van een juiste ge
dragslijn bij de subsidiering van het
amateurtoneel, achtte de heer Cleve
ringa het tenslotte wenselijk, dat
door de N.A.T.U. in overleg met de
Vereniging van Nederlandse Ge
meenten subsidievormen zouden wor
den uitgewerkt, die dan als sugges
ties of als voorbeeld aan de gemeen
tebesturen zouden kunnen worden
aangeboden, opdat de toneelvereni
gingen daadwerkelijk worden gehol
pen bij hun moeizame worsteling om
het hoofd en daarmee een stuk va
derlandse cultuur boven water te
houden.
Vlamingen en Noordnederlanders heb
ben deze week drie dagen in Gent samen
gekeken naar de stenen cultuurmonumen
ten van die stad en naar de op papier vastge
legde Vlaamse cultuuruitingen der laatste de
cennia, samen geluisterd naar muziek en naar
tie voordracht van Vlaamse en Zuid-Afrikaan
se poëzie en proza en samen gezongen al
voerden de Vlamingen daarbij duidelijk de bo
ventoon.
Zij hebben aangehoord, wat deskundigen had
den over de knelpunten, die de culturele en
economische samenwerking tussen noord en
zuid nog bemoeilijken en gesproken over wat
gedaan zou kunnen worden om die knelpunten
te verwijderen.
Een van de hoogtepunten van deze elfde Ne
derlandse cultuurdagen, georganiseerd door het
Erasmusgenootschap te Gent, was de acade
mische zitting in de aula van de Gentse rijks
universiteit, waarbij de Nederlandse culturele
attaché in Brussel, de heer De Man en de bur
gemeester van Gent aanwezig warén. Prof. dr.
P. Geyl uit Utrecht had door ziekte zijn toe
zegging in deze zitting te komen spreken over
de culturele knelpunten, niet gestand kunnen
doen. Zijn taak werd nu overgenomen door
zijn Amsterdamse collega, prof. dr. H. D. de
Vries Reilingh, die het onderwerp uitbreidde
tot „geestelijke knelpunten" en voor wat
Noord-Nederland betreft, als het grote gees
telijke knelpunt, de onverschilligheid zag. Hij
ging daarbij vooral af op zijn ervaringen
met zijn Amsterdamse studenten, die, zo ver
telde hij, lichtelijk onthutst en geïrriteerd
bleken te zijn over zijn belangstelling en
sympathie voor Vlaanderen en de Vlaamse
beweging. Zij zien daarin de laatste resten
van het territoriale bindingsprincipe, dat
volgens hen heeft afgedaan en vervangen
wordt door dc wereldbeschouwelijke blok
vorming, (lie bij voorbeeld geleid heeft tot de
deling van Korea en Duitsland en door de
functionele bindingén, zoals we die in E. G.
K. S. en O. E. E. S. kennen.
„Kernland van Europa door
Delta en Westerschelde"
Ook is er bij de Amsterdamse student een
ingeroest mccrwaardigheidsgevoel, dat hem
het zuiden, dat anders is, meteen ook maar
als minder doet zien; een soort chauvinisme,
waaraan zeifs dc katholieke Noorduederlan-
der, voor wie het contact met Vlaanderen
toch uiteraard wel gemakkelijker is dan voor
de protestant, niet geheel ontkomt.
Tegenover deze Noordnederlandse scepsis
ten aanzien van Vlaanderen zag spreker als
positieve punten de bindingen tussen bepaal
de groepen, bijvoorbeeld van letterkundigen,
van wetenschapsmensen, van katholieken,
die elkaar over de grens heen wel gevoudcu
hebben, van bewoners van Nederlandse rand-
provincies met die van Vlaamse gewesten,
van politici en economen.
De heer Frans Wildiers, directeur bij het
Vlaams Economisch Verbond, die hierna dc
economische remmen in dc samenwerking
Noord-Zuid besprak, meende, dat men in de
Benelux wel met succes de grote verbindings
lijnen heeft getrokken, maar dat tal van kleine
hindernissen nog niet zijn overwonnen.
Veel verwachtte spreker van interregionale
verbindingen, die niet aan de landsgrenzen
ophouden. Zo zullen Antwerpen en Bergen op
Zoom dooi- de ontwikkeling van het Kreekrak-
plan geheel anders tegenover elkaar komen te
staan.
Deze beide inleidingen waren het uitgangs
punt van de besprekingen in een forum
bijeenkomst, waar het forum gevormd
werd door de heren J. Broekman, dr. A. W.
Willemsen en dr. A. van de Poel namens Ne
derland en dr. P. Daels, dr. K. van den Bos
sche en dr. G. R. Piryns namens Vlaanderen.
Het stond onder leiding van Johan van Meche-
len, voorzitter van het Erasmus-genootschap.
Men vroeg zich daar af of hetgeen prof. De
Vries Reilingh op grond van zijn ervaringen
met zijn studenten had verteld, wel op alle
Nederlandse studenten slaat en dr. Willemsen
meende, dat Nederlandse studenten zeker voor
de gedachte van de Groot-Nederlandse sa
menwerking kunnen worden gewonnen.
Over Kreekrak- en Deltaplan, waarin hij voor
al positieve betekenis zag voor de verbetering
der Nederlands-Belgische samenwerking, gaf
dr. Van de Poel een uitvoerige uiteenzetting.
Uit de besprekingen resulteerden tenslotte de
volgende conclusies: in de samenwerking tus
sen Noord en Zuid is het van groot belang
van Vlaamse zijde het anti-staatsgericht zijn
te laten varen en in tegendeel de gunstige ont
wikkeling, mede tot stand gebracht door de
gewijzigde houding van overheidswege in
België, door Benelux en het cultureel akkoord
aan te wenden. Een verdere uitbouw van de
Groot-Nederlandse studentencongressen is es
sentieel, alsmede een coördinatie van verschei
dene, thans verspreid liggende, initiatieven
in de sector van het verenigingsleven. Neder
land is niet voldoende ontvankelijk voor de
Vlaamse problematiek binnen België. Dat
dient recht gezet, onder meer door het zorgen
voor een betere pers. Vlaanderen moet leren,
dat het essentieel is ook de interne Rïjks-
nederlandse situaties en achtergronden te leren
kennen.
Zij moeten weten, hoe België en Nederland
door een samenzijn in Benelux- en Europees
verbaud ook eeu gezamenlijke economische
bestemming hebben en met het nieuwe Delta
en Westerschelde-gebied op weg zijn kernland
van Europa te worden. Door de Vlaamse be
weging ook op sociale basis te verbreden on
bepaalde verouderde vormen af te leggen, zal
meer mogelijkheid ontstaan voor een ruim
Noordnederlands begrip en bijgedragen wor
den tot het tot stand komen van een werke
lijk pro-Nederlands bewust zijn.
het een fascinerende bezigheid was
en dat hij er ontspanning in vond.
De volgende dag kocht hij een com
plete uitrusting voor een amateur-
schilder met inbegrip van vouw
stoeltje en ezel. Maar toen hij voor
het blanke doek zat, durfde hij niet
te beginnen. Toen kwam ladyLa
very een bezoek brengen en zag
Churchill in de tuin met een palet
vol kleuren en een schone kwast.
„Wat aarzelt U nou?" zei ze, „hier,
geef mij een penseel l" Ze nam een
penseel en zette met hard blauw een
paar brede strepen kris-kras over
het vutte doek. „Dat is het begin!"
zei ze.
Vanaf die dag ben ik nooit meer
bang geweest voor een leeg
doek" zegt Churchill, „ik begin
altijd met wat strepen te zetten en
de rest komt vanzelf!" Churchill
schildert zoals hij is: in grote lijnen
en grove trekken. Hij duidt aan waar
het om gaat, maar hoeveel andere
schilders doen dat ook niet? Bekijkt
men zijn werken, dan gaat men naar
huis met de indruk: „ja, zo was het!"
Of, als men er zelf niet geweest is.
„zo moet het er wel uitzien!" „Hier
is de grens van het amateurisme
naar het beroepswerk al lang over
schreden", zei de vooorzitter van de
Koninklijke Akademie. Churchill
schildert alleen maar met olie. hóe-
wel hij destijds met waterverf begon.
Hij houdt van felle kleuren en koes
tert medelijden voor het sombere
bruin. Zijn palet is altijd vol helle
kleuren. „Als je schildert leer je
kleuren zien", zegt hij, „ik kan me
niet voorstellen, dat ik veertig jaar
van mijn leven heb doorgebracht
zonder kleuren te zien!" Het toeval
leidde Churchill eens naar een uit
hoek van Marseille, waar hij kennis
maakte met twee discipelen van Cé-
zanne. Van hen leerde hij een heel
nieuw systeem van kleuren opbren
gen.
In 1947 hingen er twee werken van
Churchill in de tentoonstelling van
de Koninklijke Britse Kunstakade-
mie en in het jaar daarop hingen er
drie werken van hem in de even be
roemde expositie van Burlington-
house. Churchill werd tot buitenge
woon lid van de Akademie gekozen en
het jaar daarna had hij zes werken
in de expositie van Burlingtonhouse.
Daaronder waren twee van zijn
meest geliefde werken, de Montagne
Saint Victoire, de berg die Cézanne
inspii-eerde, en zijn Magnolia, een
schilderij van een magnoliabloem uit
het jaar 1930. Dit jaar opende de
Royal Akademie haar deuren voor
een tentoonstelling, die geheel was
gewijd aan werken van de schilder
Churchill. Het was de eerste maal in
haar tweehonderdjarige historie dat
de Koninklijke Akademie een expo
sitie inrichtte, die geheel gewijd was
aan het werk van iemand, die geen
beroepsschilder is.
Men heeft Churchill met deze expo
sitie geen genoegen gedaan. Hij is
veel te bescheiden, wat zijn schilder
kundige prestaties aangaat, om die
aan het publiek op te willen dringen.
Zijn vrouw heeft gedreigd de ten
toonstelling op eigen houtje te zul
len organiseren, als haar man geen
medewerking verleende. Haar voor
naamste dreigement was, dat zij dan
zelf de keuze uit zijn werk zou ma
ken. Dat wenste Churchill onder alle
omstandigheden te vermijden en
daarom maakte hij zelf een keuze
uit de schilderijen, die hij „even
tueel" wel voor een tentooonslelling
beschikbaar zou willen stellen
Pullitzer-prijzen
De Pullitzer prijs, Ainerika's hoogste
journalistieke onderscheiding, is dit
jaar toegekend aan „The Utica Ob
server-Dispatch and Utica Daily
Press" voor zijn campagne tegen cor
ruptie, spel en ontucht. (Utica ligt in
New York).
Howard van Smith van „The Miami
News" ontvangt de prijs voor natio
nale verslaggeving, Joseph Martin en
Philip Santora van „The New York
Daily News" delen de prijs voro in
ternationale verslaggeverij.
Van Smith schreef een reeks artike
len over wantoestanden in een kamp
voor buitenlandse ai-beiders in Flori
da. Martin en Santore stelden de gru
welen van Batista's bewind in Cuba
aan de kaak, lang voor de overwin
ning van Castro.
De prijs voor het beste verhaal ging
naar Robert Lewis Taylor voor zijn
„The travels of jaime Mc Pheeters",
de prijs voor hetbeste toneelstuk
naar Archibald Macleish voor „J.B.",
de prijs voor de beste biografie naar
Arthur Walworth voor „Woodrow
Wilson, American Prophet", en de
prijs voor historie naar Leonard D.
White voor „The republican era: 1869
—1901."
„Salomon-kwartet"
opgericht
De Nederlandse violist Herman Salo
mon heeft met ErnÖ Steier, Ervin en
György Schiffer een nieuw strijk
kwartet gevormd onder de naam „Sa
lomon kwartet".
Ernö Steier, 2e viool, Ervin Schiffer,
altviool en György Schiffer, cello,
verlieten in 1956 Hongarije en ves
tigden zich in Nederland.
Het „Salomon kwartet" is van plan
een zo breed mogelijk repertoire op te
bouwen, waarbij veel aandacht aan
de hedendaagse muziek zal worden
geschonken.
Het eerste openbare optreden is vast
gesteld in het Amsterdamse Concert
gebouw op donderdag 28 mei a.s. Dit
concert wordt georganiseerd door 't
Nederlands Bartok Genootschap.