Recessiedal wellicht uitgangspunt voor een nieuwe opwaartse ontwikkeling Expansie kan leiden tot hoger loonniveau Opvallende overeenkomst tussen recessies 1951-'52 en 1957-'58 LAURENS N?jo BRYLCREEM BEZORGDHEID OVER VERKOOP EFFECTEN NAAR BUITENLAND WOENSDAG 22 APRIL 1959 PROVJNCIALB ZEEUWSE COURANT Jaarverslag Nederlandsche Bank over 1958 Investeringen en voorraadvorming liepen terug met 700 en 900 miljoen „Voor de tweede maal sedert de oorlog is de nationale huis houding na het overschrijden van de top ener conjuncturele hausse door het dal van een conjuncturele recessie gegaan, en voor de tweede maal heeft deze neergang niét gevoerd naar de zo gevreesde afgrond van de depressie doch naar een slechts weinig lager liggend niveau van bedrijvigheid, dat naar ver wacht mag worden het uitgangspunt zal zijn voor een nieuwe opwaartse ontwikkeling". Met deze zinsnede opent dr. M. W. Holtrop, president van de Nederland sche Bank, het algemene overzicht in zijn verslag over het boekjaar 1958, dat gisteren is uitgebracht In de algemene vergadering van aandeelhouders. De president acht, bezien van het monetaire gezichtspunt, in 1958 de aan de dag tredende neiging van de private sector van de nationale huishou ding tot verbetering van de liquiditeitspositie het meest kenmerkende verschijnsel. In monetaire zin vormde dit verschijnsel de kern van de bestedingsdeflatïe. De deflatoire invloeden zouden stellig veer 700 miljoen, en een vermin- i grotere druk op de binnenlandse bedrijvigheid hebben uitgeoefend in dien zij niet waren gecompenseerd door tegengestelde monetaire invloe den. Deze waren vooral een gevolg van een belangrijk overschot in het particuliere kapitaalverkeer, veroor zaakt door weer versterkte buiten landse aankoop van Nederlandse ef fecten, alsmede van een vergroting van de goederenexport. De verandering in het economische gebeuren in 1958, die alle overige verre in betekenis overtreft, blijkt te bestaan uit een vermindering van de netto investeringen in vaste activa door bedrijven ter grootte van ouge- Besparingen op hoogtepunt Terwijl de waarde van de totale net to-investeringen van 1957 of 1958 met f 1700 miljoen tot f 4800 miljoen is gedaald, namen de nationale be sparingen met f 370 miljoen toe tot f 6890 miljoen. De besparingen be reikten daarmee in 1958 een na-oor- logs hoogtepunt. Per hoofd der bevolking is het reële nationale inkomen nagenoeg gelijk gebleven. De totale nationale beste dingen zijn met 3,7 pet gedaald. Het verbruiksvolume was even groot, als in 1956. Het verbruiksvolume van de overheid lag ruim 3Yz pet. beneden dat van 1956, zulks vooral door een vermindering van de militaire uitga ven. De industriële investeringen heb ben een regelmatige daling te zien gegeven. Vooral in het derde kwartaal van 1958 was deze daling vrij groot. Daarentegen hebben de investeringen ln de woningbouw zich na het eerste kwartaal hersteld. De verbetering van de handelsbalans heeft in 1958 verdere voortgang gemaakt. dering van de voorraadvorming met ongeveer 900 miljoen. De bestedin gen van de overheid ondergingen slechts geringe wijziging en vormden in de dalende conjunctuur een stabi liserende factor. Uit het verschil tus sen inkomen en consumptieve beste ding resulteerde een bedrag aan na tionale besparingen dat 19,5 pet. van het inkomen uitmaakte, een hoger percentage dan ooit werd bereikt. In deze omstandigheden, waarin de recessie zich geen enkel ogenblik in een cumulatieve depressie heeft drei gen te ontwikkelen en waarin de drang naar versterking van de liqui diteit ruim bevrediging vond in de toevloeiing van deviezen, is het mo netaire beleid gericht geweest op neutraliteit, op aanpassing aan de verruiming van de liquiditeit en op het voorkomen van abrupte ontwik kelingen. Een politiek van monetaire neutraliteit is zowel door de over heid als door de centrale bank ge volgd. O pen-mar ktpolitiek De Nederlandsche Bank richtte haar beleid in 1958 op een geleidelijke in trekking van de in het najaar van 1957 genomen restrictieve maatrege len met betrekking tot de kredietge- ving door het bankwezen aan binnen- en buitenland. Voor de bank brachten de gewijzigde omstandigheden een bijna onafgebroken aanzwellen van de goud- en deviezenvoorraad. De president toont aan, dat de huidige goud -en deviezenvoorraad geenszins excessief groot geacht mag worden. Zelfs is hij nog geflatteerd door het mede er in betrekken van te conso lideren vorderingen op deelgenoten ALS PRIJSNIVEAU STABIEL BLIJFT: Toeneming arbeids- produktiviteit Het in wezen zo gunstige beloop van de recessie heeft opnieuw het probleem van de voortslui- pende prijsinflatie in het mid delpunt van de aandacht ge steld. Ook in ons land verdient de prijsproblematiek de volle aandacht en daarom is het noodzakelijk zich te bezinnen op de juiste beginselen, die bij loon- en prijsbeleid tot richtlijn behoren te strekken, aldus dr. Holtrop in het jaarverslag-1958 van de Nederlandsche Bank. Indien het streven gericht is op Advertentie handhaving van de waardevast heid van het geld dan betekent dit, dat het op zijn minst ge richt behoort te zijn op stabili teit van de prijsindex van het levensonderhoud. Handhaving van een stabiel prijsniveau maakt echter bij geleidelijk stijgende welvaart een geleide lijk stijgend loon- en salarisni veau noodzakelijk. Wil de na tionale huishouding niet aan voortdurende evenwichtsversto- ringen worden blootgesteld, dan dient een zodanige verbete ring van arbeidsvoorwaarden van loon- en salaristrekkenden regelmatig en geleidelijk, en niet spasmodisch, tot stand te worden gebracht. Ons land staat thans aan de voor avond van nieuwe loonproblemen. De stijging van de deviezenvoor raad en de opleving van de con junctuur wekken de illusie van een belangrijk vergrote welvaart, die in de Europese Betalingsunie. Met beëindiging van de z.g. rijksmarken- overeenkomst in december 1958 heeft de schatkist in twaalf jaar tijds de aanzienlijke schuld aan de bank feheel terugbetaald (de desbetref- ende vordering van de bank op de staat beliep 3600 miljoen). De schatkist legde daarmee de grond slag voor het wederopbouwen van een adequate goud- en deviezenvoor raad en het herstel van de internatio nale positie van de gulden. De uit voering van de rijksmarkenovereen- komst heeft geleid tot nauwe en vruchtbare samenwerking tussen schatkist en bank terzake van de open markt-politiek. De bank heeft 't voornemen deze door haar als juist erkende beginselen als richtlijn voor haar beleid te handhaven. Winst gedaald met 8 miljoen De Nederlandsche Bank heeft in 1958, blijkens de winst- en verliesrekening, een nettowinst- gemaakt van f 10.427.873 (over 1957 beliep de nettowinst 1 18-6 miljoen). Deze winst werd geheel aan de staat uit- ëekeerd. ver deze winstdaling zegt het verslag: De rente van binnen landse wissels vertoonde in vergelijking met 1957 een zeer aanzienlijke vermindering, na melijk van f 8.1 miljoen tot f 2.9 miljoen. De rente van voorschotten in rekening-cou- rant daalde eveneens aanzien- i lijk. Ook de rente van belenin- i gen gaf, in tegenstelling tot i 1957, een daling te zien. Het jaarverslag beslaat 197 bladzijden (het vorige verslag j 209). Het bevat 70 statistische tabellen en 19 grafieken. in wezen uit niet veel meer be staat dan uit verminderde investe ringen en verbeterde liquiditeit. Mogen in dat opzicht loonverlan- gens vaak op onjuiste veronder stellingen berusten, een feit is dat de reële lonen gedurende een twee tal jaren onveranderd zijn geble ven. Op die grond mag het op zichzelf niet verwonderen, dat het Joonvraagstuk weer ter discussie wordt gesteld. Het is te verwach ten, dat onze nationale huishou ding thans een periode van nieuwe voorzichtige expansie tegemoet gaat. Er is geen reden waarom deze niet gepaard zou gaan met een verdere geleidelijke stijging van de gemiddelde arbeidsproduk- tiviteit. Bij een onveranderd niveau van in- en uitvoerprijzen, en mits dus ook de ruilvoet geen verande ring ten ongunste ondergaat, is het met handhaving van een sta biel prijsniveau verenigbaar een zodanige stijging ook in de ar beidsvoorwaarden tot uitdrukking te brengen. Een inwilliging van loonverlangens, die de stijging van de gemiddelde ar- beidsproduktiviteit te "boven zouden gaan, zal echter onvermijdelijk tot neuwe prijsstijging leiden. Zij zou de voortzetting betekenen van de slui pende inflatie, die aan het verhoogde loon zijn inhoud weer ontneemt en die de bevolkingsgroepen met een vast inkomen van een deel daarvan berooft. (Advertentie) haar bekoort Haar Brylcreem, de wereldberoemde Engelse haarcrème, geeft uw haar een prachtige natuurlijke glans. Brylcreem houdt haar en hoofdhuid fris en gezond - maakt droog haar weer soepel en vitaal - bestrijdt roosvorming. the perfect hairdressing Zolang de voorraad strekt: Kloeke tube van fl.85 met daarbij speciaal verpakt een aUeraar- geheel GRATIs'. Vraag uit winkeli Evenwicht wordt nu mede gebaseerd op kapitaal met ongewisse grondslag Een vraagstuk, dal naast dat van de prijsinflatie een zekere ongerustheid in ons land heeft wakker geroepen, is dat van de voortgaande verkoop van Nederlandse aandelen aan het buitenland. In 1958 heeft deze ver koop, inclusief buitenlandse inschrij vingen op de emissie van de Konink lijke Petroleum, f 1200 miljoen belo pen. En in de afgelopen zeven jaar werd daaruit een totale opbrengst van ongeveer f 2900 miljoen verkregen, waarvan circa f 800 miljoen recht streeks op nieuwe emissies werd in geschreven. Dr. Holtrop bespeekt in het jaarverslag van de Nederlandsche Bank welk een betekenis deze „uit verkoop" van effecten voor de Ne derlandse volkshuishouding heeft en aan welke oorzaken hij valt toe te schrijven. Men kan niet zeggen, dat de verkoop van Nederlandse effecten gepaard zou zijn gegaan met een on gunstiger worden van de Nederlandse kapitaalbalans ten opzichte van het buitenland. Vastgesteld moet worden, dat het initiatief tot het aanmoedigen van deze buitenlandse aankopen is uitge gaan van Nederland en wel van de betreffende ondernemingen zelf, die de opneming van hun aandelen in de no. tering op buitenlandse beurzen heb ben bevorderd. Daar een onbelemmer de groei van de internationale onder nemingen stellig als een Nederlands belang moet worden beschouwd, kan uit dien hoofde de verkoop van aan delen naar het buitenland moeilijk in beginsel worden betreurd. Hoogstens kunnen omvang en omstandigheden van die verkoop aanleiding tot be zorgdheid geven. Dat juist uit de Ver enigde Staten deze goedkope fondsen op grote schaal zijn gekocht, kan ten dele worden verklaard daaruit, dat de aandrang tot belegging in aandelen van de zijde der ondernemingspen sioenfondsen aldaar veel sterker is dan in Nederland. In 1958 lijkt de aankoop van Nederlandse fondsen bo vendien nog gestimuleerd te zijn door het gebrek aan vertrouwen in de waardevastheid van het geld, dat zich van vele beleggerskringen heeft meester gemaakt. Niettemin geeft het reden tot be zorgdheid het evenwicht in de na tionale huishouding aldus mede ge baseerd te zien op een toestroming van kapitaal met zo ongewisse grondslag. Het wegvallen van die bron van kapitaalvoorziening kan \straks moeilijke aanpassingspro blemen opwerpen. De beoordeling van de voor. en nadelen van de uit verkoop van effecten verkre gen toestroming van buitenlands kapitaal zal van jaar tot jaar verschillend kunnen uitvallen. Voor zover de diepere oorzaken geen inflatoir karakter dragen, lijkt het verstandig niet te trach ten de voor- en nadelen van kapi- taaltoestroming en effectenverlies tegen elkaar af te wegen, maar liever deze kapitaalbeweging te aanvaarden als een der natuurlij ke gevolgen van de toemende inte gratie van de westelijke wereld. HERSTEL 1957/'58 SPIEGELBEELD VAN 1951/'52 Dieptepunt acht maanden na de omslag bereikt Dr. Holtrop vergelijkt in het jaar verslag vau de Nederlandsche Bank de twee naoorlogse reces sies, die van 1951'52 en die van 1957'58. Zij vertonen een opval lende overeenkomst. In beide re cessies werd liet dieptepunt van de industriële bedrijvigheid onge veer acht maanden na de omslag in de ontwikkeling bereikt. En pas na nog weer acht maanden later kwam de werkloosheid over haar hoogtepunt heen. Er waren ook verschillen, o.a. deze, dat de recessie van 1957 een minder ernstig karakter droeg dan die van 1951. De overeenkomst tussen de genoemde perioden voedt de hoop dat 1958. evenals 1932, ge volgd zal worden door een periode van geleidelijke expansie. Het zo belangrijke hogere niveau van welvaart en werkgelegenheid, waarop ons land zich thans be vindt. maakt het zeer onwaar schijnlijk dat de relatieve vooruit gang van de periode 1953'55 zou kunnen worden geëvenaard. Maar ook indien de expansie in de ko mende drie jaren slechts half zo groot zou zijn als destijds, zou zij toch nog belangrijk de reële wel vaartsvermeerdering overtreffen, die bereikt werd in de drie jaren van overspanning en recessie, welke thans achter ons ligt. Op het gebied van de ontwikkeling van de betalingsbalans bracht 1958 een merkwaardige herhaling van de ervaring van 1952, toen eveneens de omkeer in de nationale en internationale conjunctuur (na de Korea-hausse) gevolgd werd door een periode van zeer ruime betalingsbalansoverschotten. Het verslag stelt vast, dat 1958 niet alleen ten aanzien van de kapital- rekening van de betalingsbalans een bijzonder gunstig jaar was. Op de kapitaalrekening werd een overschot van ruim f 200 miljoen behaald. Dit resultaat moet voor al worden toegeschreven aan de aankoop door het buitenland van Nederlandse effecten. 1958 bracht een overschot op de totale reke ning van de betalingsbalans van niet minder dan f 1900 miljoen te gen slechts f 126 miljoen in 1957 en een tekort van ruim f 900 mil joen in 1956. Het verslag gaat dan over op de mo netaire en financiële ontwikke ling. Het jaar 1958 met zijn overi gens milde economische reccesie deed de invloed blijken van vrij krachtige deflatoire impulsen. De ze vormden de monetaire achter grond van de aan de dag tredende bestedingsdeflatïe, welke kan wor den beschouwd als de weerspiege ling van het proces van monetair herstel, dat noodzakelijk op de voorafgaande periode van ernstige overspanning moest volgen. DE OVEREENKOMST TUSSEN 1951/'52 EN 1957/'58

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 7