TUSSEN DERTIEN EN TWINTIG Op Tholen is het ondanks alles - zo kwaad nog niet D Veertiendaagse rubriek voor, maar voornamelijk dóór de Zeeuwse jeugd. E PAGINA „Tussen der tien en twintig" is ditmaal geheel door de jeugd zelf ver zorgd. Zestien jongelui uit Tholen leerlingen van de enige ulo-school op het eiland schreven over hun eigen eiland, waar het, zoals uit de redactionele bijdraagjes bleek, ondanks allete zo kwaad nog niet is.... „Ondanks alles", omdat de jeugd van Tholen een nogal uitgebreide verlanglijst heeft en bepaalde, bestaande toe standen op het eiland niet voor kritiek werden ge spaard. De ontspanningsmó gelijkheden zijn te beperkt, de stad Tholen heeft geen sportveld maar dat komt er binnenkort er worden geen films vertoond, jeugd- concerten kent men op het gehele eiland niet Voor v/at een bioscoop betreft kijkt de jeugd van de stad Tholen een beetje jaloers naar Sint-Maartensdijk, waar ten. minste nog éénmaal in de week een film wordt vertoond.. Maar ook in Sint-Maartensdijk zijn er wensen. Er ontbreken een toneelclub en een zangclub en deze of soortgelijke vereni gingen zouden kunnen bijdra gen tot een reducering van het belletje-trekken, een verou derd en wat primitief spelletje, dat door bepaalde lieden in Sint-Maartensdijk, wellicht uit overwegingen van folkloristi sche aard, nog wordt bedreven. De Thoolse jeugd Rebelleerde ook regen het roddelen, waaraan men zich op het eiland men ziet dat elders ook wel schuldig zou maken en ook een overmatig ge bruik van alcoholhoudende dran ken zou er niet altijd worden ge meden. En dan kritiek-van-de-jeugd-op- de-jeugd: in de stad Tholen loopt men, omdat er nu eenmaal niets anders te doen is, op zaterdag avonden, blokjes om. De jongens aan de ene kant, de meisjes aan de andere. „Je loopt gewoon te koop" schreef een meisje, dat 't een heel rare gewoonte vond. Maar toch: het is er zo kwaad nog niet! Tholen is een mooi ei land, het is er, ver van het stads gewoel, bijzonder rustig en tegen woordig kan men dat zelfs op jeugdige leeftijd reeds waarderen. Een voordeel van zo'n excentrisch gelegen gebied is ook, dat men er bij het beschouwen van het ge woel in de grote steden, het leven en de gebruiken van de „grote wereld" enige afstanden kan ne men. Met veel humoristisch intel lect schreef een meisje over de dwaasheid, die spreekt uit het slaafs navolgen van het ver schijnsel mode. Op het stille Tholen gebeurt het, dat er met een zekere meewarig heid wordt gemediteerd over de vergankelijkheid van het feno meen Elvis Presley en terloops de verheerlijking van een Romy Schneider in het ootje wordt ge nomen. Een achtergebleven gebied, wordt Tholen wel eens genoemd. Maar de jeugd loopt er, als het op be schouwen aankomt, bepaald niet achter. Wellicht omdat men wat afstand heeft kunnen nemen. Ver van het gewoel op het stille Tho len. Ondanks alles Om met een optimistisch ge luid te beginnen: „We zijn op het eiland Tholen al aar dig vooruitgegaan, als men de toèstand van vroeger eens in ogen schouw neemt" schreef Mathé Lindhout uit Sint Maartensdijk „Vooral door de werken van de herverkaveling is het aanzien en de toegankelijkheid van ons ei land stukken beter geworden. In de Poortvlietse polder bijvoor beeld treft men thans goede we gen aan, die een rechtstreekse verbinding met verschillende dor pen vormen. De haven van Sint Maartensdijk is nu afgesloten doordat de Pluim- pot met nylonzakken is afgedamd, waardoor oude waterlopen, die door het dorp gaan een onwelrie kende geur verspreiden en nodig gedempt dienen te worden. Ook is er nog een groot aantal krotten dat de naam van woning niet mag dragen. Nu deze gemeente als ontwik kelingscentrum is uitverkoren is het wel zeer noodzakelijk dat in de naaste toekomst hier daadwerkelijke verbeteringen worden aangebracht. Zo liggen er nog verschillende wensen open. Wanneer bijvoor beeld de Pluimpot recreatieoord wordt, dan kunnen misschien voor de gemeente Sint Maartens dijk deze wensen in vervulling gaan, onder andere een zwembad, bosheplanting, kampeerterrein, ijsbaan enz." Over dit laatste is Mathé niet zo optimistisch gestemd. „Maar dit alles zal veel onkosten en arbeid met zich meebrengen, zodat het op het ogenblik nog wel bij wen sen blijven zal" zo besluit hij. Om even in Sint Maartensdijk te blijven: Coba de Vlet schrijft, na de „gedegen beschouwing" van Mathé over „een heleboel dingen, die nodig zouden moeten veran deren". Het meisje dacht daarbij zowel aan de jeugd als aan de be jaarden: „Er moeten meer ontspanningsmogelijkheden ko men, zowel voor de jeugd als voor de ouden van dagen. Laten we eerst eens naar die van de jeugd kijken. Wat doet die, als ze eens een dag geen school heeft? De jongens gaan naar een café (niet allemaal natuurlijk) eu de meisjes blijven bij haar moeder of slenteren over straat, 's Zater dagsavonds, de algemene uit gaansavond is het precies hetzelf de. Er is hier wel een bioscoop (de enige op het eiland) maar om dat de meesten niet zoveel zak geld krijgen dat ze er elke week van naar de film kunnen gaan, blijven di eop straat. En dan Wat gaan ze dan doen? Kattekwaad uithalen. Het meest geliefde hier van is „belletje trekken" zodat veel mensen een paar keer voor niets de deur opendoen. Verve len? Natuurlijk! Maar laten ze er dan iets aan doen. Laten ze bijvoorbeeld een instuif oprichten én die 's zater dagsavonds voor de jeugd open stellen. Vast en zeker zullen er veel zijn die het leuk vinden en er een dankbaar gebruik van zul len maken. Dan zijn er dus 's zaterdagsavonds veel jongens en meisjes van de straat af. Maar waar moeten ze dan in de week naar toe, degenen die beweren dat ze het in huis niet kunnen uithou den? Laten die bijvoorbeeld met elkaar een toneelclub, zangclub of iets dergelijks oprichten. Er zijn vast wel mensen die hen hierbij willen helpen en het fijn vinden dat de jeugd nu zelf eens met iets aan komt, waarvoor ze belangstelling heeft. Het zou voor de verenigin gen, die haar leden eens een ge zellige avond willen bezorgen ook veel goedkoper (en leuker) zijn als ze een toneelgezelschap uit de eigen gemeente een stuk konden laten opvoeren. Voor de muziekliefhebbers on der de jeugd (en ook onder de ouderen) is het vreselijk jam mer dat er hier of ergens an ders op het eiland nooit een jeugdconcert is. Waarom kan dat in een stad wel en hier niet? Dat voor zover het de jeugd be treft. Nu de ouden van dagen. El ke dag staan ze als klitten bij elkaar op hoeken van straten, vooral bij de haven. Vroeger had den ze daar nog wat vertier met de schepen die kwamen en uitgin gen, maar nu die haven afgeslo ten is, is het er erg saai. Verkeer komt er ook niet veel meer voor bij nu er een nieuwe rondweg langs 't dorp loopt. Dus nu staan ze daar maar te staan. Dat moet toch ook veranderen! Bezorg ze behalve het jaarlijkse uitstapje, nog meer gezellige dagen. Richt bijvoorbeeld een zaal in voor hen alleen, waar ze rustig kunnen le zen, kaarten, schaken, enz. en vertoon ook van tijd tot tijd een gezellige film. Dat zullen ze erg waarderen! Heus, besluit het meisje, dat dus ook aan de be jaarden dacht en een pleidooi hield voor de oprichting van een bejaarden-sociëteit, „als een paar van bovengenoemde dingen zou den gebeuren, zou Sint Maartens dijk nog aardiger en gezelliger worden dan het al is". Anneke Antons heeft over het stadje Tholen geschreven. „Och ja, zou U denken, wat is er nu over zo'n stadje te ver tellen" begint ze, „Niets denkt U. Het is net zo'n stadje als ieder ander. Ze kunnen er goed rodde len, en als er een of ander nieuw tje is dan weet de gehele buurt er al van. Je hebt er de steegjes, waar minder aanzienlijke mensen wonen en de rijkebuurtstraat met z'n hoge huizen en villa's. Eén of twee winkelstraten en je bent er op uitgekeken. Maar dat is heus niet waar neen, ieder dorp of stadje heeft iets, dat je in een ander niet vindt. De gewoon ten zijn verschillend; ik ga nu iets vertellen over die dingen, 's Zaterdagsavonds is er altijd wel wat te beleven in de stad (7.0 noem ik het maai anders wor den de Tholenaars kwaad). In de binnenstad bedoel ik dan, want even verderop is het zo doods. De jongelui lopen dan een bepaalde blok rond. En altijd maar datzelf de blokje. Je wordt er soms ture luurs van als je dat ziet. Het grappige er van is dat de meisjes aan de ene kant lopen de jongens aan de andere kant. Ze komen elkaar dan iedere keer weer tegen. Ik heb wel eens bij mezelf gedacht, je loopt toch ei- fenlijk gewoon te koop. Er wordt an 's avonds nog wel eens ge vochten. Van drinken houden ze hier over het algemeen nogal erg veel. Er zijn hier dan ook heel wat kroegen. En ze geven je nog al eens de raad, als je ergens een zweer of blaar hebt, dat cognac erg goed helpt. En intussen, denkt een nuchter mens.... Overdag is Tholen een rustig, mooi stadje. AI3 je een eind de polder ingaat kun je prachtig de silhouetten van het stadje zien. „Het bosje", het park van Tholen is prachtig. Je kunt er heerlijk wandelen. Ik woon er dichtbij en wordt 's morgens gewekt door de vogels. Veel prettiger dan dat het door auto's gebeurt, die over hoofdverkeerswegen razen.... Min der prettig zijn soms de geuren, die boven het stadje hangen". Over Tholen schreef ook Corrie Aalbrechtse, die eerste een op somming geeft van de vele mooie oude gebouwen, die er te zien zijn. „Op het Marktplein staat een kiosk, die ze wel eens mogen opbouwen, want hij is door de jeugd bijna geheel afgebro ken". Zij vervolgt dan: „Tho len is ook een klein vissers plaatsje. Ik zou 't jammer vin den, als de schepen weg moes ten. Het Deltaplan is iets, dat voor de jeugd fijn, maar voor de vissers erg jammer is". Over de nadelen van Tholen zegt zij: „Er is absoluut geen vertier, alleen een lunchroom. Tholen moest een bioscoop hebben, evenals Sint Maartens dijk. Op dat punt is het in Tho len een saaie boel." 's Winters zorgt de ijsclub hele maal niet voor een goede ijsbaan. Ook dit jaar moesten we helemaal naar Halsteren om schaatsen te rijden. De zwemgelegenheid is iets gunstiger. Onze school heeft ook gebreken: we hebben geen gymnastiekles en geen school krant, maar die laatste komt er denk ik gauw. Wat ook het geval moest zijn: elk uur een autobus verbinding met de plaatsen op het eiland. Nu rijdt er om de twee uur een bus. Een sportveld is in aanleg. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Maar het komt er!" Over de slechte toestand, waarin haar school verkeert, schreven Jo- pie Ottevanger en Jo van Dalen, beiden uit Tholen. „Wanneer U onze ulo niet kent moet U er ook niet om treuren hoor!" zo begint de eerste, „Onze school is door 'n krant reeds een „hol" genoemd, en :k moet toegeven, ze hebben nog gelijk ook. Het gebouw was vroeger een kleuterschool, al 120 jaar geleden dus men kan wel be grijpen dat het geen moderne school is. Een kantine bezitten we niet, al is dit vreselijk hard no dig, want er gaan een „hele ben de" jongens en meisjes van bui ten Tholen op school. Nu zetten we tussen de middag alle lokalen op zijn kop.... Onze hoofdonder wijzer heeft een kantoortje, als je er naar toegestuurd wordt, moet je een zaklantaarn meene men. Toch wordt het voor ons in de toekomst beter, want we krijgen een nieuwe school. De tekening staat al op papier, dus we zullen maar hopen dat een van onze achterkleinkinderen de eerste steen mag leggen..." Ten slotte schreef- Jopie Ottevanger nog, dat een schoolconcert zeker op prijs zou worden gesteld. „Dat Hebben andere scholen toch ook, dus waarom wij niet?" Jo van Dalen completeerde de klaagzang over het oude gebouw door te schrijven, dat er in drie van de vier lokalen nimmer een sprankje zonlicht komt. Bijzonder jammer vond dit meis je het, dat er op de school geen gymnastiek- en zangles wordt ge geven. Alle leerlingen wijdden wel enke le regels aan de nieuwe school, waarop zo vurig wordt gehoopt eu waarvoor dus de tekeningen gereed zijn. En niteraard aan Tholen, aan het eiland en aan het stadje. Drie „stedelingen", Simi- na de Korte, Dries Prince en Kees van Oost, gingen nader in op de geschiedenis van het oude stadje en de monumenten, die van deze rijke historie getuigen. „In de veertiende eeuw kreeg het al stadsrechten" schreef Simina trots. „Het heeft een grote en heel oude kerk, waaruit men op maakt, dat Tholen vroeger veel groter was dan thans. Rond de stad lopen nog gedeeltelijk grach ten, welke in vroeger tijden deel uitmaakten van de verdedigings werken. Langs de wallen~is nu een prachtig plantsoen aangelegd, zodat men rond de stad een mooie wandeling kan maken". Simina betreurde het, dat de mooie Thoolse klederdracht steeds minder wordt gezien. „Alleen heel oude mensen ziet men 's zondags nog in de oude Thoolse dracht ter kerke gaan: de lange kanten muts met gouden sierspelden, krullen en gouden oorbellen is werkelijk heel mooi". Kees van Oost had zich in de geschiedenis van die grote kerk of „vierde kapel" ge stort. „Misschien is reeds bij de eerste nederzettingen met de stichting daarvan een begin ge maakt, in welk geval haar grond slagen reeds in het begin van de dertiende eeuw kunnen zijn ge legd", zo schreef hij. „Nog steeds staat de eerbiedwaardige kerk met haar steile bekapping voor ons als een der meest merkwaar dige monumenten van Tholen". Dries Prince wist het tijdstip van Tholens ontstaan te localiseren tot „tussen de jaren 1220 en 1222". Hij schreef daarbij: „Het werd gebouwd aan de dijk langs de Mossel-Ee, later noemde men deze stroom Heenehrecht en nog later de Eendracht. De naam Tholen komt van het Latijnse woord Tholna of Tholnae. Eerst was het een tolhuis, een stenen huis met een paar houten huizen eromheen met rieten daken. Als men de toenmalige Mossel-Ee over wou, of als men langs het tolhuis voer, moest men tol be talen, ook als men naar Poort vliet wilde gaan. Sinds het ontstaan van het tol huis Is Tholen gegroeid tot een vissersdorp, in 1335 werd het dorp een stad met een gracht en wal len. In de 15e eeuw was Tholen een welvarende plaats. De zee vaart, handel, visserij, de zout ziederij en de landbouw bloeiden, er werd zelfs handel op Engeland gedreven. Nu is Tholen een „probleemge bied" en vooral voor de jeugd is er weinig te doen". Betsy van Ast wijdde zich meer aan de geschiedenis van haar woonplaats, Sint Maartensdijk. Zij verhaalt van Franck van Bors- selen die graag in Sint Maartens dijk woonde en er in 1422 met Ja- coba van Beieren een geheim hu welijk aanging. Ridder Franck was het. die de voormalige smalstad een liefda digheidsinstelling schonk. „Onder voorwaarde echter", zo schreef Betsy, dat dit gesticht buiten de stad kwam. Sint Maartensdijk was dus waarschijnlijk vroe ger een zeer ongezonde plaats. De instelling kreeg de naam van Ka poenhuis. Elk jaar op St. Maarten schonken de boeren aan deze in stelling lammeren, biggen, gan zen, hoenders enz. Zo ontstond langzamerhand de St. Maartens dijk. de dijk waaraan de offerande aan St. Maarten geschiedde. Sint Maartensdijk vormde vroeger een eilandje omspoeld door de Winke- lee, de Halvliet, de Pluimpot en de Schelde". Niet zonder trots verhaalt Betsy ook, dat de eerste drukker in Zee VWV^^*VVVW<A/vV^iVVWNA/*/V De jeugd van Tholendie deze ■pagina zelf verzorgde. Van links naar rechts staan: Ada de Rijke Oud-Vossemeer, Betsy van Ast, Sint-Maartensdijk en Coba de VietSint-Maartensdijk. Zittend voor de bank: Corrie Aal brechtse, Tholen; op de bank Janny Tichern, Tholen. Mathé Lindhout, Sint-Maartensdijk, Si mina de Korte, Tholen en Ria BuurlandScherpenisse. Staand achter de bank: Dries Prince, Tholen en Hugo Wessel, Sint- Maartensdijk. Op de voorgrond, zittend: Jopie Ottevanger, Kees van Oost en Willy Laban, allen uit Tholen. Daarachter staand: Paula Paulusse, Scherpenisse en Anneke Antons en Jo van Dalen uit Tholen. (Foto P.Z.C.J land Pieter Werrecoren te Sint Maartensdijk was! „Sint Maartensdijk is nooit tot grote bloei gekomen" schreef zij over het verleden van de smal stad. „Nu is „ons Smerdiek" toch maar flink vooruit gegaan. Er is een moderne L.T.S., er zijn naai ateliers, en moderne wegen sieren het dorpsbeeld". Meer over het eiland Tholen In het algemeen schreven Pau la Paulusse uit Scherpenis se, Ada de Rijke uit Ond-Vosse- meer en Hugo Wessel uit Sint Maartensdijk. .„Men moet Tholen kennen" be toogde Paula, „er zijn weinig ver- m aak centra" daartegenover stelde zij de landelijke rust en stipte zij ook nog even de moge lijkheden van de kust aan, die bij de sportvissers meer en meer in trek komt. „Ik woon nog maar anderhalf jaar op dit eiland" gaf Ada de Rij ke uit Oud-Vossemeer tos, „de in drukken, die ik hiei1 heb opge daan, lopen nogal uiteen. Oor spronkelijk kom ik van Schou- wen-Duiveland, dus ook van een eiland in Zeeland, hoewel deze twee eilanden in veel opzichten van elkaar verschillen. Het leven hier op Tholen heeft een groot voordeel: de vaste oeververbin ding. Je bent dus niet aangewezen op veren, waar meestal veel rijd en ook veel geld in gaat zitten. De mensen leven hier in een onderlin ge gemeenschap, waar je als bui tenstaander moeilijk in kan ko men. Veel vertier is hier niet. Je kunt nooit eens naar een mooie film, toneelstuk of opera. Maar als ik later in een grote stad woon, verlang ik misschien wel terug naar dit rustige eiland met z'n vele nadelen..." Ada betreurde het vooral, dat men voor sommig onderwijs op plaatsen buiten het eiland is aan gewezen. Onder het motto „Een vreemde ling op Tholen" schreef Hugo Wessel over het eiland. „Als je als vreemdeling pas voor enige jaren op het eiland bent komen wonen sta je van sommige dingen wel even raar te kijken. Het is hier vaak een ontzettend saaie boel. Af en toe is er eens een saaie kanariepieten- of een email- tenloonstelling, maar daar moet je ook weer niet zo'n hoge dunk van hebben. De belangrijkste wens is eigenlijk, dat de mensen een beetje losser worden.—" Een meer algemene beschouwing over het onderwerp „De mensen" leverde Jannie Tichem uit Tholen. „Mensen zijn onbegrijpelijke we zens" zo begint zij de verhande ling. „Ik reken mezelf net zo goed mee, want ik ben net als ieder ander. Het ene moment loop je warm voor een filmster, zan ger (es), voetballer, zwemster, schaatser enz. En dan plotseling vind je er niets meer aan. Dan zeg je: „Bah wat een kweil"Kijk maar eens naar Romy Schneider. Wereldbe roemd door haar „Sissie"-films, maar na een poosje had het pu bliek genoeg van haar. Ik geloof dat zo iemand op zo'n moment veel te veel verheerlijkt wordt. Nu is Elvis Presley wereldbe roemd, over een paar jaar kun je zijn songs niet meer horen. Maar voor iemand, die werkelijk van muziek houdt blijft een stuk van Beethoven, Mozart of Handel of een goed stukje jazz altijd even mooi. Mensen zijn veranderlijk als het weer. Moet je de mode ontwerpers zien. De ene keer kor te rokken, ballonjurken, prinses- selijnen en zakjurken. De andere keer rokken vier centimeter lan ger en alles weer gewoon. Dan is het naaldhakken en puntschoe nen. Nu lage hakken met ronde neuzen. Met de kapsels is het al even erg. Eerst „La ligne incroyable". Nu „La ligne chat". Straks hoor je de ene dame tegen de andere zeggen: „Wat heb jij een schattig kattekopje. En zo'n dame voelt zich niet eens beledigd. Ook al vond je die rock 'n roll-kousen nog zo bar, je droeg ze want het was in de mode En met het debiteren van de ze psychologische kantteke ningen rond het verschijnsel mode, dat dus voor de Een dracht niet tot staan komt, wordt het relaas van de Thoolse jeugd besloten. Jeugd van een eiland met proble men en zoals de jeugd zegt: veel tekortkomingen. Maar toch, ondanks dit alles: en daar schuilt een zekere wijsheid in het is er nog zo kwaad niet....

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 3