VAART OP HU KANAAL WRNlUltN-GINT I MET „STAD SCHIEDAM AN EEN NAALD ZATERDAG 28 MAART 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 1 In een vroegere reportage belichtten wij reeds enkele fa cetten van de beloodsing op de Westersehelde; het kanaal TerneuzenGent vormt ïn de geschiedenis van het loods wezen een klein hoofdstuk apart, hoewel er overeenkomsten zijn. Zo geldt ook voor het kanaal, evenals voor de Wester sehelde, de in 1950 gemaakte afspraak, waarbij België 72'/2 en Nederland 27>/2 der loodsgeldontvangsten toevalt en waarbij een op dezelfde percentages gebaseerde taakverdeling wordt gevolgd. Van Nederlandse zijde zorgt een elftal bin nenloodsen, onder leiding van commissaris A. K. de Vries, voor de uitvoering van die taak; zij zijn gespecialiseerd op het kanaal, maar hebben ook de bevoegdheid om schepen naar Antwerpen en Vlissingen te brengen. Maar op de brug houden loods en gezagvoerder de gang van zaken nog steeds nauwlettend in het oog en aan het roer waakt wielman Zandstra er ingespannen voor, dat 't schip voort durend vaart in de as van het ka naal. De diepte is gemiddeld, maar dan ook zéér gemiddeld, 8.75 meter en de ertsboot steekt rond acht me ter ALS DE ZIJSTRAAT van een brede verkeersader, ligt „haaks" op de Westersehelde het Kanaal van Terneuzen naar Gent en het is een drukke zijstraat. Alle voor Sluis- kil, Sas van Gent en Gent bestemde schepen moeten er ge- n bruik van maken en dat zijn er veel. Binnenschepen, kust- vaartuigen en ook zeeschepen varen er dagelijks af en aan en in al die drukte is beleidvol navigeren een eerste vereiste. De binnenschepen doen dat op eigen gelegenheid; coasters en zeeschepen krijgen een loods en een roerganger aan boord en vandaar dat ook in Terneuzen het Belgisch en het Nederlands Loodswezen vertegenwoordigd zijn. MET ZIJN GROOTSTE BREEDTE van 16,3 meter lag het kloeke schip de „Stad Schiedam" die middag op enkele tien tallen meters van de Westsluis in Ter- neuzen geduldig te wachten totdat de Panamees „Maria Christina" onbe schaamd loeiend met de stoomfluit ver kondigde, dat wat haar betreft de kust vrij was. Even later passeerde „Maria Christina", licht in de heupend wiegend en dartel deinend op weg naar de Wes tersehelde en op vrijwel hetzelfde ogen blik schalde de stem van kapitein J. Pet door de scheepsroeper het commando: „Lekko je voortros"! Dat was om 13.26 uur rond een kwartier later veror donneerde binnenloods S. A. van Raal- ten: „Zeer langzaam vooruit" en voor de eerste maal die middag klonk op de brug het vertrouwde gerinkel van de scheepstelegraaf. De „Stad Schiedam", met 8300 ton erts van Narvik gekomen, was begonnen aan de laatste loodjes van deze reis, de tocht door het Kanaal van Terneuzen naar Gent. Ondanks de spreekwoordelijke zwaarte van die laatste loodjes, was de stem ming aan boord opgewekt. Voor opva renden van zeeschepen, die Gent als be stemming hehfcen, betekent de vaart door het kanaal immers het eerste con tact al is het dan ook op (kleine) af stand met de wal, na vele dagen wa ter en lucht. Men ziet weer huizen, groen en mensen. Op nauwelijks een steenworp afstand van de railing fiet sen op de kanaalweg fleurige meiskes voorbij, die 't aanzien bést waard zijn het wijde polderlandschap van Zeeuwsch-Vlaanderen is heel erg land na al dat zeewater en aan het einde van het kanaal ligt een echte stadHet is wel zaak om al die landindrukken even goed te proeven, want in die stad liggen, ook de havencomplexen, waar de los- ploeg al klaar staat om het schip van zijn lading te ontdoen en dan is het on middellijk weer varen geblazen. Het ka naal af in omgekeerde richting, nog eens als een draad door het oog van een naald door de 18 meter brede Westsluis en dan via de Westersehelde weer zeewaarts Met een breedte van 16,3 meter kruipt een schip als de „Stad Schiedam" inderdaad als een draad door het oog van een naald wanneer het de sluizen en bruggen moet passeren. Dan wordt het wel heel duidelijk, dat de plannen tot verbreding van het kanaal en voor de bouw van een nieuwe sluis in Terneuzen een dringende noodzaak vormen. Wanneer die plannen gerealiseerd zullen zijn komt de scheep vaartweg naar Gent wij voor schepen tot 40.000 ton draagver mogen; op het ogenblik kunnen schepen van maximaal 10.000 ton het kanaal bevaren. De zwaargeladen „Stad Schiedam" (diepgang circa 8 meter) demonstreert tijdens deze reis heel duidelijk, dat het wel tijd werd om met verbreding en verbete ring van kanaal en sluizen zo langzamerhand eens ernst te ma ken. Lekko je voortros En even la ter „Zeer langzaam vooruit". Wielman Arend Zandstra heeft zijn plaats aan het roer ingenomen en het zal acht uur in de avond wor den voor en aleer hij de stuurhut weer zal verlaten. Loods Van Raal- ten en kapitein Pet hebben post ge vat op de brug tweede stuurman Willem Kuiler (een geboren Vlissin- ger) bedient de telegraaf en ook „voor en achter" zijn stuurlieden en bemanningsleden een en al gespan nen aandacht. Recht vooruit wacht uitnodigend de geopende sluis en voor de „Stad Schiedam" is het zaak om die invitatie te aanvaarden, maar het gebeurt schoorvoetend. Uiterst behoedzaam trekken de sleepboten aan en heel langzaam komt er be weging in het schip. Het is 13.40 uur. Achttien minuten later schuift de ertsboot de sluis in het resultaat van een knap staaltje precisiewerk, waarbij druk met kurkezakken ge werkt moet worden, om beschadigin gen te voorkomen; alleen tussen sluisdeuren en scheepshuid is de kur- kezak verboden waar, omdat er an ders onherroepelijk indeukingen in de deuren zouden ontstaan. Om twee uur ligt het 123 meter lange en 16,8 meter brede schip in de 140 meter lange en 18 mëter brede sluis. Veel ruimte om tus sen kaai en schip te vallen is er niet over Om kwart over twee zwaaien de sluisdeuren weer op en ergens uit een luidspreker deelt een metalen stem mee: „Sluis is klaar". Wéér trekken de sleepboten behoedzaam aan vervolgens wordt het halve kracht en om half drie meldt de ka pitein „Al klaar achter, loods", waarop de heer Van Raalten instem mend knikt. Na een kleine anderhalf uur ingespannen manoeuvreren strekt zich nu dan inderdaad het ka naal voor de boeg uit. Als een recht getrokken, licht rimpelend lint, waar de zware ertsboot bijna gracieus overheen glijdt. Samen met de beide sleepboten, de „North Star" en de „Pierre" uit Antwerpen, maakt de „Stad Schiedam" tijdens deze vaart minder gerucht dan de auto's, die op de naast gelegen straatweg voorbij razen. Een enkele tegenligger, voor het merendeel tank- en binnensche pen, brengt enige, nauwelijks merk bare deining in het kanaalwater en langzaam, heel langzaam, glijdt aan beide zijden het Zeeuws-Vlaamse landschap voorbij, Het zeeschip „Stad Schiedam", dat straks in de sluis nog bijna afschrikwekkende af metingen had, heeft nu niet meer pretentie dan een 19e eeuwse trek schuit. vier schuift het eigendom van de Halscyonlijn uit Rotterdam keu rig tussen de bruggehoofden door. In het kielzog van de „Stad Schie dam" heeft zich intussen een klei ne vloot binnenschepen verza meld. Er is een ongeduldig exem plaar bij, dat nijdig op een hoog fluitje blaast, maar de erstboot bast lreigend terug. Passeren is uitge sloten. Dat kan wél even voorbij de brug, waar het kanaal zich splitst AREND ZANDSTRA ...uren aan het roer... in twee armen. Rechts van een land een ondiep gedeelte en links een dieper. Het binnenscheepje puft ei genwijs voorbij. Om half vijf komt Sas van Gent in zicht het ritueel met waarschu wende stoten op de stoomfluit en brug herhaalt zich en rond vijf uur „neemt" de „Stad Schiedam" Sas van Gent. Op de voet gevolgd door Nee veel ruimte om tussen Schiedam" (grootste breedte I kaai en schip te vallen bleef 16,3 meter) tenslotte in de 18 er n;e(, over toen de Stad meter brede Westsluis lag. (Foto P.Z.C.) huiminimin Om kwart over drie herinnert de „Stad Schiedam" er trouwens met vier forse loeien op de stoomfluit aan, dat er van een trekschuit geen sprake is. Het is een signaa' voor de brug in Sluiskil, het twee de obstakel op de vaarweg naa. Gent. Het licht op de brug blijl' rood en vijf minuten later laai loods Van Raalten de stoomfluit nog eens loeien. Dan zwaait de j brug langzaam open en om half 1 f 'n het kielzog van de ,$tad f Schiedam" verzamelde zich een I 'clein trosje binnenschepen, dat f wel graag passeren wilde. Maar het kanaal was net niet H breed genoeg (Foto P.Z.C.) Daarnaast kent men in Terneuzen nog een ander instituut en wel dat van de „kanaalstuurders"roergangers, be horende tot de „Verenigde Bootlieden", die er hun be roep van maken op het kanaal als (gespecialiseerde) roer ganger te fungeren. Het is een particuliere onderneming, die reeds voor de oorlog, zij het in een enigszins andere vorm, bestond. Op het ogenblik maken negen man deel uit van de „Verenigde Bootlieden"; mensen, die geen diploma bezitten, maar het werk in de praktijk en in sommige gevallen van vader op zoon geleerd hebben. Zij doen alleen dienst op de grotere schepen coasters doen het zonder „wielman", zoals de roerganger ook wel genoemd wordt en zo voer de afgelopen week op een zonnige middag ook de 6140 brt. metende ertsboot „Stad Schiedam" (uit Rot terdam) met loods en wielman van Terneuzen naar Gent. En met aan boord één onzer fotografen en één onzer verslag gevers. Hun indrukken vindt men in woord en beeld op deze pagina. |illl||||lillllillllll!lllillll|||||!lllllllllllllllllllll!lll!ll!!UIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIII!llllilllllllllll!lllllllil!lllll!ll!illIIIIIII!llll!lllll!lllll!llilllllllllillllllllllinillHiil een Engelse vrachtboot, de „Saxon Queen", die met overslaande stoom fluit op zijn beurt laat weten, dat de ertsboot hem te langzaam gaat. Maar passeren is er wederom niet bij; het kanaal is (nog) te smal. Na Zelzate, waar de brug enkele jaren geleden geramd werd, wordt dat an ders het kanaal is hier rond 90 meter breed en hier kan die ongedul dige Engelsman zijn gang gaan. On der Terdonck waar de brug des tijds eveneens geramd werd tonen zandafgravingen, dat hier metteraad met dc verbreding en verbetering van het kanaal begonnen Is. De brug, waarvan de brokstukken nog op de wal liggen, wordt dan ook niet meer hersteld en de „Stad Schiedam" kan vlot en ongehinderd zijn weg ver volgen. Snel gaat het nog altijd niet. Het blijft een bijzonder rustige vaart en de middag is al hoog en breed overgegaan in de vooravond, wanneer tenslotte tegen kwart voor zeven de haven van Gent in zicht komt. Al die uren echter zijn loods, gezagvoerder, roerganger en stuurlieden attent en paraat geweest. De vaart door het druk met binnen schepen bevaren kanaal mag zo op het oog eenvoudig lijken in wer kelijkheid kan de geringste onoplet tendheid bijzonder onaangename ge volgen hebben. Gent in zicht. De boordlichten wor den ontstoken plotseling ontstaat aan boord ook weer merkbare acti viteit. Om kwart over zeven klinkt ergens van een kade weer zo'n on persoonlijke, metalen stem „Stad Schiedam op nummer 46". Op de brug wordt het herhaald; men vraagt zich af of er nog gelost zal worden. „Voor en achter klaar maken" En terwijl de voor het merendeel Spaanse matrozen onder leiding van stuurlieden en bootsman aan de slag gaan met trossen en lieren zoekt de ertsboot zijn weg naar kade no. 46. In het licht van schijnwerpers doemen kaden en kranen 'op, loodsen en schepen van veler lei nationaliteit. Kade no. 46 is gehuld in het licht van schijnwerpers de losploeg staat gereed. Er zal die avond toch nog gelost worden. Maar eerst moet de „Stad Schie dam" gemeerd liggen en dat heeft nog heel wat voeten in WILLEM KUILER oud-Vlissinger de aarde, want erg diep is het water, zo dicht onder de wal niet. Weer klinken voortdu rend commando's over en weer tot op de laatste mi nuut is een ieder waakzaam. Dan ligt de „Stad Schiedam", zo tegen half negen, keurig langs de wal. Loods en roer ganger gaan van boord. Wéér kwam een schip op zijn be stemming |llllllllllllllllillllllilllllilllllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!!lii!;!l!:illl|l|||||ll|j|| De ,£tad Schiedam", een kloe- M h fee ertsboot van de Halscyonlijn ee ee uit Rotterdam, zoals hij voor n de Westsluis van Terneuzen n H lag, na uit Narvik gekomen te zijn. Het ging om de laatste loodjes=f i (Foto P.Z.C.) 1

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 7