Wanneer is de
Kamer eerder
ontbonden
In 1956 beleefde Nederland langste
kabinetscrisis uit zijn geschiedenis
VOOR 1880 BLEEF KABINET
NA VERKIEZINGEN AAN
AANTAL KIESGERECHTIGDEN
IS STERK OPGELOPEN
JO
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
VRIJDAG 13 MAART 1959
Sedert 1848 bevat de grondwet het recht van de
koning om één van de Kamers of beide tezamen
te ontbinden. Aanvankelijk zag men in het ontbin-
dingsrecht een middel van de Kroon haar macht te
versterken tegen een Kamermeerderheid, die zich
verzet tegen voorstellen van de regering. In de mo
derne verhoudingen kan het ontbindingsrecht alleen
maar dienen om te toetsen of het oordeel van de
Kamermeerderheid gedeeld wordt door de kiezers.
Het ontbindingsrecht van de Kroon heeft de macht
van het kiezersvolk vergroot. Een mogelijk over
wicht van de regering bij een conflict tussen kabinet
en volksvertegenwoordiging is thans niet meer
denkbaar.
Met, de ontbinding van dit jaar mee, heeft de Kroon
voor de achtste maal sedert 1848 van dit recht gebruik
gemaakt, althans voor de Tweede Kamer. Echter niet
al deze ontbindingen waren het gevolg van een conflict
tassen regering en Kamer. De eerste ontbinding, die in
1850 plaats had, kan zo al buiten beschouwing blijven,
omdat er in dit geval geen conflict was. Deze ont
binding had ten doel de Tweede Kamer te doen samen
stellen overeenkomstig de bepalingen van de nieuwe
kieswet.
De tweede ontbinding geschiedde in
1853, nadat als gevolg van de
aprilbeweging het eerste ministe-
rie-Thorbecke plaats had gemaakt
voor het kabinet-Van Hall. Er was
toen nog slechts sprake van een drei
ging van een conflict tussen het con
servatieve ministerie en de in meer
derheid liberale kamer. De uitslag
van de verkiezingen was in het voor
deel van de regering, die zich dan ook
enige jaren kon handhaven.
Een conflict was er wel in 1866, nadat
de Tweede Kamer in een motie haar
afkeuring had geuit over de benoe
ming van de even tevoren afgetreden
minister van koloniën P. Mijer, tot
fouverneur-generaal van Nederlands
ndië. De na de ontbinding gehouden
verkiezingen brachten weinig veran
dering in de samenstelling der Kamer
en de regering-Heemskerk bleef aan.
Dat was ook net geval in 1868, toen
de Tweede Kamer werd ontbonden na
een conflict met de minister van bui
tenlandse zaken. De Kamer verwierp
diens begroting. De nieuwe Kamer
sprak in een motie uit, dat geen lands-
belang de ontbinding had gevorderd
en verwierp opnieuw de begroting van
buitenlandse zaken. De regering-
Heemskerk overwoog daarop een
derde ontbinding. Hiertegen rees
krachtig verzet, ook van de Eerste
Kamer. Het kabinet koos toen eieren
voor zijn geld en trad af.
In 1886 besloot het derde mi
nisterie-Heemskerk tot Ka
merontbinding. nadat het rege
ringsvoorstel tot wijziging van
het onderwijsartikel in de
grondwet was verworpen. Een
lid der rechterzijde was niet in
staat gebleken een kabinet ter
vervanging van het liberale mi
nisterie te vormen, waarop de
koning de Kamer ontbond. De
liberalen keerden enigszins ver
sterkt terug in de Kamer en de
regering .bleef aan.
De aanneming door de Tweede Ka
mer van een amendement op het ont-
werp-kieswet van minister Tak van
Poortvliet leidde tot de ontbinding van
1894. De bewindsman meende, dat
door dit amendement zijn wetsont
werp van karakter was veranderd
en trok het daarom in. De uitslag
van de vei'kiezingen was in het na
deel van minister Tak van Poortvliet.
Een nieuw ministerie Roël-Van Hou
ten trad op.
De zevende ontbinding van de Twee
de Kamer had plaats in 1933, toen
het derde kabinet-Ruys de Beeren-
brouck zich,, als gevolg van de grote
economische crisis, genoodzaakt zag
te komen met voorstellen tot bezuini
ging, ook op het gebied van de rech
terlijke macht. De Tweede Ka mei-
aanvaardde echter een motie-Boon
waarbij de opheffing van een viertal
rechtbanken en een groot aantal kan
tongerechten ongewenst werd ver
klaard. Het antwoord van de rege
ring op deze motie was ontbinding
van de Tweede Kamer en verkiezin
gen. Colijn vormde een kabinet, dat
op brede basis berustte, hoewel er
teen sociaal-democraten zitting in
adden.
De Eerste Kamer is selchts één
maal ontbonden. De ontbinding
van onze senaat had plaats on
der verantwoordelijkheid van het mi
ni sterie-Ruyper, nadat de Eerste Ka
mer een wijziging van de Hoger On
derwijswet ten doel hebbende hét
verlenen van het promotierecht aan
de bijzondere universiteiten, had ver
worpen.
PARTIJEN KREGEN MEER BETEKENIS
Thans ontslag voor
uitslag bekend is
(Van onze parlementaire redacteur)
Het kabinet-Beel heeft de koningin
zijn ontslag aangeboden. Dat is
niet het gevolg van een conflict
met het parlement; het Is een nor
maal verschijnsel. Gedurende de
laatste zeventig jaar is het ge
woonte geworden, dat een kabinet
ongeacht de uitslag van de verkie
zingen zijn ontslag aanbiedt. De
bevolking doet een uitspraak over
de sterkte, die de verschillende
fracties in de Tweede Kamer zul
len hebben.
In overeenstemming met die uit
spraak van het kiezerskorps zal
ons land in de komende vier jaren
geregeerd moeten worden. Ter on
derstreping van het gewicht, dat
men aan de beslissing van de kie
zers hecht, is het sinds 1948 ge
bruikelijk, dat het kabinet op de
avond van de dag der verkiezin
gen zijn ontslag aan de koningin
aanbiedt, al vóór de uitslag be
kend is. Hoe die uitslag ook luidt,
men wil hem maatgevend laten
zijn voor de samenstelling van het
nieuwe kabinet.
Vroeger
Vóór 1880 was dat anders. Toen bleef
een kabinet rustig zitten als de
stemgerechtigden nieuwe Tweede-
Kamerleden hadden gekozen, ook
als onder die nieuwe afgevaardig
den veel minder politici voorkwa
men, die bereid waren het beleid
van het kabinet te steunen.
Een kabinet trad vóór 1880 pas af,
als een openlijk conflict niet de
Kamer was gerezen, dat niet op
een andere wijze dan door het af
treden kon worden opgelost. Of
als een zodanige onenigheid in het
kabinet zelf was ontstaan, dat
verder regeren onmogelijk was.
Het was begrijpelijk, dat de minis
ters zich vóór 1880 weinig aan
trokken van de Kamerverkiezin
gen. Er kwamen namelijk geen
wereldschokkende verschuivingen
in de samenstelling van de Tweede
Kamer voor en als dat toch het
geval was, dan wachtten zij, tot
dat een conflict hen tot heengaan
dwong. Tot 1880 trad namelijk tel
kens slechts de helft van het aan
tal Tweede-Kamerleden af.
Bij de Grondwetsherziening van 1887
kwam het toenmalige artikel 85 te
luiden: „De leden der Tweede Ka-
Over vier jaar
meuwe
verkiezingen
(Van onze parlementaire
redacteur)
Oorspronkelijk zouden de
verkiezingen voor de Tweede
Kamer in overeenstemming
met de vierjarige zittings
duur van dit hoge Staatscol
lege, gehouden worden in het
voorjaar van 1960. De ont
binding van de Tweede Ka
mer maakte vervroegde ver
kiezingen noodzakelijk. Let
wel geen tussentijdse ver
kiezingen. Dat wil dus zeg
gen, dat de stemgerechtigden
weer zullen worden opgeroe
pen om een nieuwe Tweede
Kamer aan te wijzen in het
voorjaar van 1963.
De zitting van de Tweede Ka
mer, die nu gekozen is, zal
normaal op.de zaterdag vóór
de derde dinsdag van septem
ber 1959 gesloten worden, dat
is dus op 12 september. De
nieuwe zitting wordt daarna
geopend op de derde dinsdag
van deze maand, op Prinsjes
dag. Dat is op 15 september.
mer worden gekozen voor vier ja
ren. Zij treden tegelijk af en zijn
dadelijk herkiesbaar".
Sinds het einde van de vorige
eeuw wordt de Tweede Kamer bij
een verkiezing dus in haar geheel
vernieuwd. Dat schept uiteraard
grotere kansen op het optreden
van een nieuwe Kamer, waarop
het zittende kabinet niet meer
past. De mogelijkheid van diver
gentie nam nog toe, doordat de
politieke partijen meer betekenis
kregen en dus een sterkere invloed
op de samenstelling van de Kamer
gingen uitoefenen.
Hoewel sedert ongeveer zeventig jaar
het kabinet dus aftreedt bij een
Tweede-Kamerverkiezing, was het
geen wet van Meden ën Perzen,
dat dit altijd op de avond van de
verkiezingen geschiedde. Het is wel
gebeurd, dat hot kabinet kort vóór
de verkiezing zijn ontslag aan
bood. Zo bijvoorbeeld het kabinet-
Cort van der Linden, dat in 1918
aftrad, omdat het zijn voornaam
ste werk, de totstandkoming van
de Grondwetsherziening van 1917,
als volbracht beschouwde.
THANS BIJNA 6.500.000
Vroeger stemrecht gebonden
aan voorwaarden
(Van onze parlementaire redacteur)
Het aantal kiesgerechtigden voor de
Tweede Kamer is ln de loop der ja
ren sterk opgelopen; het begint thans
zelfs de zes en een half miljoen te
naderen. In vergelijking met vroeger
is dat bijzonder veel. De bevolking
van ons land telt ruim elf miljoen zie
len, zodat veel meer dan de helft van
alle Nederlanders het recht geniet
om voor de verkiezing van de Twee
de Kamer een stem uit te brengen.
Een zeer hoog percentage blijkt dit
recht bijzonder op prijs te stellen.
Gemiddeld 95 procent van alle stem
gerechtigden volt doorgaans een hok
je van het stembiljet in. Dit bijzonder
grote aantal is zeker niet uitsluitend
te danken aan de in ons land be
staande opkomstplicht.
In vervlogen jaren was de toekenning
van het stemrecht gebonden aan al
lerlei voorwaarden. Er is een tijd ge
weest, dat men alleen mocht kiezen
als men minstens een bepaald bedrag
aan belasting betaalde. Het kiesrecht
is verbonden geweest aan het bewo
nen van een huis met een bepaalde
huurwaarde, aan het bezit van een
bepaalde dienstbetrekking, aan het
bezit van een bepaald bedrag op de
spaarbank of het Grootboek der Na
tionale schuld en aan het met goed
gevolg afgelegd hebben van bepaalde
examens. Bovendien was het kies
recht strikt beperkt tot mannen.
DE KIEZERS VAM NEDERLAND
We leven in een democratischer tijd
tegenwoordig. Aan de verkiezing
voor de Tweede Kamer hebben nu
deelgenomen alle mannelijke en
vrouwelijke Nederlanders van 23 jaar
en ouder. Neen laten we niet over
drijven; niet alle Nederlanders van
boven de 22 jaar. De Grondwet heeft
een aantal hunner uitdrukkelijk uit
gezonderd. Van de uitoefening van
het kiesrecht zijn namelijk uitgeslo
ten: 1. Zij aan wie dat recht bij on
herroepelijke rechterlijke uitspraak
is ontzegd; 2. Zij, die rechtens van
hun vrijheid zijn beroofd; 3. Zij, die
krachtens onherroepelijke rechterlij
ke uitspraak wegens krankzinnigheid
of zwakheid van vermogens, de be
schikking of het beheer over hun goe
deren hebben verloren; 4. Zij, die van
de ouderlijke macht of de voogdij
over een of meer hunner kinderen
ontzet zijn; 5. Zij, die onherroepe
lijk veroordeeld zijn tot een vrijheids
straf van meer dan een jaar; 6. Zij
die wegens bedelarij of landloperij
zijn veroordeeld; 7. Zij, die binnen
een bepaalde termijn tot tweemaal
toe wegens openbare dronkenschap
veroordeeld zijn.
Het aantal kiezers voor de leden van
de Tweede Kamer bedroeg in 1909
we beperken ons tot de laatste vijf
tig jaar 843.550, In 1915 over
schreed het het miljoen. In dat jaar
stonden 1.016.569 kiezers ingeschre
ven. In 1919, dus nu veertig jaar ge
leden, bedroeg het al 1.562.512. Daar
na kwam de grote sprong.
In 1919 werd namelijk het algemeen
vrouwenkiesrecht ingevoerd. Het aan
tal ingeschreven kiezers en kie
zeressen voor de Tweede Kamer
kwam in 1920 op 3.250.247. In 1929
bedroeg het 3.821.612 kiezers; in 1939
was het 4.639.503 kiezers en in 1949
zonder de kiezers ingeschreven in
het Centrale Bevolkingsregister en
die van de Noordoostelijke Polder
5.467.502 kiezers. Thans loopt het te
gen de 6.500.000.
DE KIESDELER.
Door de stijging van het aantal
kiezers is ook de zogenaamde
kiesdeler liet totaal aantal uit
gebrachte stemmen gedeeld door
het aantal Kamerleden voortdu
rend hoger geworden, althans tot
aan de uitbreiding van het aantal
Tweede Kamerleden van 10Ó tot
150. Het gevolg was, dat het voor
de kleine partijtjes wel heel erg
moeilijk werd een zetel in de Ka
mer te veroveren. Want daarvoor
moeten zij minstens het aantal
stemmen van de kiesdeler op zicir
verenigen.
Nu het aantal uitgebrachte stemmen
door 150 wordt gedeeld om de kies
deler te berekenen, is de kans van
de kleine partijen onmiddellijk aan
merkelijk gestegen.
HET LIEP UIT OP RECONSTRUCTIE VAN HET OUDE KABINET
(Van onze parlementaire
redacteur)
LIEFTINCK
...onderbrak
vakantie...
Niet één van de politici,
dfe 20 3uist hun heftige
j-'yTj'verkiezingsstrijd heb
ben uitgestreden, heeft
zich optimistisch ge
toond over de duur van
de kabinetscrisis, voor
welker oplossing ons
land thans door het nor
male aftreden van het
ministerie-Beel ge
plaatst is. De situatie
laat zich niet gemakkelijker aanzien dan
in 1956 en toen al beleefden we een bijzon
der langdurige kabinetsformatie. In 1956
kreeg ons land zelfs de langste kabinets
crisis te verwerken uit onze gehele parle
mentaire geschiedenis.
Nu we aan het begin $taan van wat opnieuw een
lijdensweg kan worden, al hopen we in het belang
van het land, dat spoedig een stevig gegrondvest,
regeerkrachtig kabinet gevormd kan worden, roe
pen we het verloop van de vorige crisis nog eens
in de herinnering terug.
Op 16 juni 1956 gaf de koningin opdracht aan
dr. Drees tot de vorming van een kabinet. Pas op
12 oktober kwam een kabinet tot stand, nadat
twee formateurs, dr. W. Drees (p.v.d.a.) en prof.
mr. C. P. Romme (k.v.p.) en drie informateurs,
prof. mr. P. Lieftinck (p.v.d.a.), prof. mr. W. F.
de Gaay Fortman (a.r.) en mr. J. A. W. Burger
(p.v.d.a.), er hun tanden op stuk gebeten hadden.
Brede basis
Dr. Drees streefde naar een kabinet op zo breed
mogelijke basis, een kabinet waarin P. v. d. A.,
K.V.P., A.R.P., C.H.U. en V.V.D. zouden samen
werken. Al spoedig richtten vele bezwaren zich
tegen zijn wensen omtrent de defensieuitgaven,
die hij vrij drastische wilde verlagen en tegen
zijn huurbeleid. Na moeilijke onderhandelingen
werd men het eens over een bedrag van 1525
miljoen voor defenaieuitgaven 175 miljoen
meer dan waarvan dr. Drees was uitgegaan
en over een huurverhoging van 25 procent op 1
juli 1957, waarvan de helft geblokkeerd zou wor
den.
Op 18 juli er was inmiddels een maand verlo
pen gooide prof. Romme roet in het potje, dat
dr. Drees op het vuur had staan. Hij legde een
viertal uitdrukkelijke verlangens van de K.V.P.
op tafeL Zij betroffen de bezitsvorming, Nieuw-
Gninea, de stijging van de staatsuitgaven paral
lel aan de stijging van het nationale inkomen en
de financiële gelijkstelling van het bijzonder ho
ger onderwijs met het openbaar onderwijs.
Dr. Drees en prof. Romme konden het niet eens
worden over de formulering van het programma
punt der bezitsvorming en op 24 juli gaf dr.
Drees zijn opdracht aan de koningin terug.
Onmiddellijk daarna kreeg prof. Romme een
soortgelijke opdracht als dr. Drees eerder ont
vangen had. Het lag voor de hand, dat hij op zijn
beurt niet veel medewerking van de P. v. d. A.
te verwachten had. De socialisten verklaarden
zijn program onaanvaardbaar en reeds op 1
augustus deelde prof. Romme de koningin mee,
dat zijn pogingen waren gestrand op het senti
ment van de P. v. d. A.
Lieftinck terug
Op verzoek van de koningin onderbrak prof.
Lieftinck, op dat ogenblik Nederlands vertegen
woordiger bij de Wereldbank en het Internatio
naal Monetair Fonds, op 5 augustus zijn vakantie,
in Zuid-Frankrijk en kwam naar Nederland, waar
hij na enige oriëntering een informatieve op
dracht aanvaardde.
Ook hij streefde, evenals de heren Drees en
Romme. naar een brede basis en zelfs gelukte
het hem ten aanzien van Nieuw-Guinea en de
pacificatie van het hoger onderwijs overeenstem
ming tussen de P. v. d. A. en de K.V.P. te berei
ken. maar de bezitsvorming bleef het grote strui
kelblok. Op J5 augustus liet prof. Lieftinck mee
delen, dat zijn bemiddelingspogingen waren mis
lukt.
Op 16 augustus ontving hij een nieuwe infoma-
tieve opdracht, die in zoverre van de eerste ver
schilde, dat hij niet behoefde te streven naar een
nauwe binding van de fraeties in het kabinet. Er
is nog even sprake geweest dat de P. v. d. A.
wilde afzien van dr. Drees als minister-president
daarom zocht prof. Lieftinck contact met de
Rotterdamse sosialistische burgemeester mr. Van
Walsum maar opnieuw sprong de formatie op
de bezitsvorming af.
Op 22 augustus bracht prof. Lieftinck eindrap
port uit aan de koningin. Zij nodigde prof. Rom
me uit tot de vorming van een nieuw kabinet,
doch deze verzocht haar de opdracht niet te be
hoeven aanvaarden.
Prof. De Gaay Fortman kreeg toen een informa
tie-opdracht. Hij zocht in de richting van de bre
de basis; hij wilde dr. Drees als minister-presi
dent vervangen door de socialistische gouverneur
van Suriname, de heer Van Tilburg, die hij naar
Nederland liet overkomen en hij probeerde ook
voor dr. Mansholt een andere bewindsman te
vinden. Op het punt van de bezitsvorming kwam
hij zeer ver aan het verlangen van de K.V.P.
tegemoet.
Voor de P. v. d. A. was dat aanleiding om hem op
5 september mee te delen, dat zij van verdere
medewerking afzag. Een poging van prof. De
DE GAAY FORTMAN
..probeerde breed en smal..
BURGER
...reconstructie...
Gaay Fortman om een extra-parlcinentair ka
binet op smalle basis samen to stellen K.V.P.
7 zetels, A.R.P. 3, C.H.U. 2 en V.V.D. 2 mis
lukte doordat de C.H.U. niet akkoord ging met
de haar toebedeelde zetels en doordat ir. Staf
van de C.H.U. geporteerd bleef voor deelneming
van de C.H.U. uitsluitend aan een kabinet op
brede basis. Toen prof. De Gaay Fortman geen
verdere uitweg meer zag, gaf hij op 14 sep
tember zijn opdracht terug.
Geleerden te hulp
Op 17 september ontving de koningin een aantal
vooraanstaande staatsrechtsgeleerden prof.
Beel, prof. Donner, prof. Kranenborg en prof.
Oud voor het inwinnen van adviezen.
Op 21 september kreeg mr. Burger een infor
matieve opdracht. Voor een van de moeilijkste
kwesties uit de gehele, langdurige kabinetscrisis,
de bezitsvorming, vond hij een voor de K.V.P. en
P. v. d. A. aanvaardbare oplossing.
Doch toen .uzen moeilijkheden over de zetelverde
ling. Op het laatste ogenblik weigerde drs. Kort
hals van de V.V.D. de portefeuille van Verkeer
en Waterstaat. De V.V.D. wenste niet in het
kabinet vertegenwoordigd te zijn. Hierdoor werd
het mogelijk de andere partijen en met name de
A.R.P. tevreden te stellen.
Tenslotte werd het kabinet door dr. Drees gefor
meerd, een formatie die eigenlijk neerkwam op
een reconstructie van het afgetreden kabinet.