Marcel Boussaczo invloedrijk dat
hij met niemand kan omgaan
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
Een rijk „zonder grenzen"
DEINUMER VIERLING IS NU EEN HALF JAAR OUD
Noodlanding i FhU"-l'l:Tov
in de winternacht
VRUDAG 6 MAART 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
28
Hij kan in één jaar niet opmaken
u)at hij in één jaar verdient
Nooit.gaat de zon onder boven het rijk van monsieur Marcel
Boussac. In zijn stralende toer om de wereld ontmoet hij
overal altijd wel een fabriek, die aan monsieur Boussac toe
behoort. En nooit zal meneer Boussac op honderd miljoen
guldens na kunnen zeggen hoeveel geld hij nu eigenlijk be
zit. Wanneer je het hem vraagt begint hij heel erg vermoeid
een beetje lijdend zelfs te kijken. „Tien maal meer dan
je denkt", zegt hij en daar blijft het bij. Het kan hem ook
niet schelen. Hij kan immers toch per jaar niet opmaken wat
hij in één uur verdient. En dit ondanks dat fameuse, dat
sprookjesachtige, dat schandalige feest dat hij aan het begin
van het jaar geeft. Nooit heeft een duizendéénnacht sultan
luxueuzere festijnen opgediend. Die avond, die nacht is het
kasteel Boussac, dat ergens in de bossen bij Orleans ligt,
het middelpunt van Europa. De gasten worden met de per
soonlijke vliegtuigen van de gastheer gehaald. Uit al de
hoofdsteden van dit werelddeel. Wanneer je niet bent uitge
nodigd, geloof dan maar niet dat je echt meetelt in de
westelijke wereld. Ministers, maarschalken, prinsen en een
paar dozijn hele mooie vrouwen. Geen groter eer dan dit
feest te mogen meemaken.
In zijn kasteel
vallen grote
beslissingen
Niet omdat het er wild toe zou
gaan. Niet omdat er erg ,veel ge
dronken zou worden of opwin
dend geflirt. Maar omdat hij, die
door de zalen van Boussac mag
rondlopen nooit meer iets in zijn
materiële leven kan overkomen.
AUe deuren, alle portefeuilles,
alle toekomsten worden voor hem
geopend. Tijdens deze nachtelijke
en feestelijke uren wordt er in dit
middeleeuwse kasteel, waarin het
geraffineerde comfort is aange-
racht, over het wel en wee van
Europa meer beslist dan op twaalf
dozijn ministerraden in twaalf
verschillende landen.
Boussac zelf zegt weinig. De eer
lijkheid gebiedt te zeggen dat zijn
conversatie uitermate beperkt is.
Hij wenst slechts over drie on
derwerpen te spreken: zaken,
paarden en politiek. Verder boeit
hem niets. Dat kan ook niet, wan
neer je de rijkste man bent van
Europa. Wanneer je weet dat
ieder woord dat over je lippen
komt een fortuin kan kosten, of
opbrengen leer je wel zuinig te
zijn met je alfabet. Het valt niet
mee zo machtig te zijn dat je niet
in het openbaar met een minister
kunt praten zonder je te compro
mitteren. Omdat ministers komen
en gaan, maar Boussac blijft.
Ja, Marcel Boussac is zo on
menselijk invloedrijk gewor
den, dat hij eigenlijk met nie
mand meer om kan gaan. In
Parijs zie je hem nooit. Niet
op gala's, niet op premières,
niet op cocktails. Hij woont in
een groot huis aan de rand
van het Bois de Boulogne. Bo
ven op dat gebouw een plat
dak. Op dat platte dak heeft
hij een torentje laten metse
len. Wanneer hij 's avonds
om acht uur thuis komt,
brengt een lift hem daar recht
streeks heen. Hij wenst nie
mand te zien. Alleen zijn
vrouw, de vroegere operazan
geres Fanny Heldy. In die to
renkamer staat een ingewik
kelde machine. Uit een kraan
tje komt schildpaddensoep, uit
een luikje een tournedos, uit
een ander kaas. Zo kan de
miljardair samen met zijn
vrouw eten zonder iemand van
zijn personeel te zien. Hij
wenst door niemand gestoord
te worden. Hij kijkt naar de
televisie, leest de kranten,
doet een tukje.
Wordt gevreesd
Het is onmogelijk hem op te bel
len. Hij komt, onder geen enkele
voorwaarde, aan de telefoon. Hij
wenst ook nooit een rapport te
lezen. En toch is hij precies op
de hoogte van alles wat er in
de zestig fabrieken, die hij al
leen in Frankrijk bezit, gebeurt.
Zijn dertigduizend man personeel
vreest hem. Monsieur Boussac is
niet wat Je noemt een vooruitstre
vende patroon. Hij heeft een he
kel aan vakverenigingen en hij
betaalt niet meer dan hij zelf wil.
Door onze Parijse
correspondent
Jan Brusse.
Voor zijn duizenden arbeiders in
do Vogezen en in Auvergne is dat
betreurenswaardig weinig. Maar
anders kan je als baas ook niet
zo onbeperkt rijk worden. Wel
heeft hij voor zijn werkkrachten
vijfduizend huizen gebouwd. Dat'
is mooi. Daar mag je echter al
leen wonen zolang je bij hem
werkt. En aangezien er overal
woningnood heerst, durven zijn
mensen niets te doen dat de pa
troon de wenkbrauwen zou doen
fronsen.
Eén keer heeft er een fabriek ge
staakt. Alle stakers werden ter
stond ontslagen. En hun huis uit-
fezet. De Franse staat heeft
oussac toen veroordeeld, want
dit ging te ver. Boussac heeft zijn
straf betaald, maar zijn maatre
gelen niet ingetrokken. Nee, als
directeur heeft hij niet zo'n mooie
naam. Hij is het hoofd van Jut
van de communisten en zijn
naam is bijna synoniem met ka
pitalist.
Dat vindt hij zelf onredelijk.
Want hij meent het toch goed
met zijn mensen voor te hebben.
Op een goede middag bezocht
hij een van zijn katoenfabrieken
in Lotharingen. Daar werken,
daar sloven bijna uitsluitend
vrouwen. Boussac heeft hierop
onmiddellijk een monsterlijk gro
te wasmachinefabriek gebouwd
waar hij de modernste Ameri
kaanse apparaten ging fabrice
ren. De prijs is echter zo hoog
dat geen van zijn arbeidsters er
tot nu toe een heeft kunnen ko
pen. Maar Boussac verdient
nieuwe fortuinen mee.
Geniaal idee
Na de oorlog had monsieur Mar
cel een geniaal idee. Hij redeneer
de als volgt. Wanneer ik nu eens
kon bewerkstelligen dat de nieu
we mode voorschreef dat de jur
ken vijftien centimeter langer
moeten worden. Dan zouden er
alleen in Amerika tweehonderd
miljoen nieuwe japonnen gekocht
worden. En aangezien ik een van
de grootste leveranciers van
vrouwenkleding ben zal me dat
geen windeieren leggen. Om dit
te bereiken stichtte hij in Parijs
een modemagazijn, waar een tot
dat moment vrij onbekende me
neer directeur werd. Hij heette
Christian Dior. Deze lanceerde de
New Look, die als bommen over
heel de wereld insloeg en de jur
ken vijftien centimeter verleng
de. Dior werd de grootste mode
koning van zijn tijd, de winst
ging naar Boussac. De duivel en
de grote hoop.
Volgens zijn priyédokter heeft
monsieur Marcel geen zenuwen.
Hij windt zich nooit op, wordt
nooit kwaad, blijft beleefd, koel
bloedig, zakelijk. Hij heeft een
hobby: paarden. Nu is het hou
den van paarden een plezier dat
de rijken van deze aarde karre-
vrachten goud pleegt te kosten.
Boussac kocht zijn eerste ren
paard toen hij vijfentwintig jaar
was. Nu bezit hij de mooiste
écurle van de gehele wereld. Daar
worden honderden van de duurste
paarden opgevoed.
Soms verkoopt hij er daar eentje
van. De prijzen bedragen van één
miljoen tot twee miljoen gulden
per stuk.
Boussac dirigeert zijn stallen,
zoals hij zijn fabrieken leidt.
En het resultaat is dat hij ook
daarmee enorm veel geld ver
dient. Op de grootste rennen
slepen zijn paarden de eerste
prijzen weg. Wanneer je op
Longchamps een oude, goedge
vulde, keurig geklede heer on
der een grijze hoge hoed ziet
lopen weet dan dat het Bous-
(Van een speciale
verslaggever.)
Handen vol werk be
zorgt de Deinumer vier
ling moeder Jannie Lau-
tenbach-Spoelman. Van
af 's morgens zes tot 's
avonds elf unr is ze
voor haar kroost in
touw. Vijfmaal per dag
worden de kinderen uit
hun bedjes gehaald om
gevoed te worden, ter
wijl de dagelijkse bad-
beurt veel tijd kost, om
nog maar niet te spre
ken van de enorme
luierwas, die iedere mor
gen weer wacht. Daarbij
moet ook het huishoude
lijk werk nog gedaan
worden. Gelukkig heeft
de jonge mevrouw Lau-
tenbach een uitstekende
hulp aan de achttien
jarige Aaltje Wijma uit
Hallum, het meisje voor
dag en nacht. Boven
dien steekt vader Sale
als hij thuis is ook zijn
handen flink uit de mou
wen, terwijl tenslotte
Jannies moeder, me
vrouw Spoelman, iedere
dag komt aanwippen en
zo nu en dan ook nog
wel eens bijspringt.
Op 16 januari betrokken
Sale en Jannie hun nieu
we woning, enkele hui
zen verder dan de ouder
lijke woning van Jannie,
waar ze tot die tijd ge
woond hadden. Vijf da
gen later kwam de twee
de helft van de vierling,
Meint en Ytje, thuis en
daarmee was het hele
gezin Lautenbach com
pleet. De voorkamer
werd het domein van de
vier kinderen. Hier staan
vier witte ledikantjes.
Over enkele dagen ver
huizen de kinderen ech
ter naar hun slaapka
mer, waar vader in zijn
vrije tijd de laatste
hand aan legt.
Het nieuwe huis brengt
voor moeder Jannie mee,
dat ze veel meer huis
houdelijk werk heeft.
Vooral 's morgens heeft
ze het erg druk. De kin
deren moeten gewassen
en gevoed worden en de
grote luierwas vraagt
iedere morgen zeeën van
tijd, hetgeen ook geen
wonder is als men weet
dat er ongeveer veertig
luiers en een hele stapel
lakentjes, onderlaken
tjes en kleertjes liggen
te wachten om gewas
sen te worden. Erg blij
is Jannie met de haar
geschonken wasmachine
met centrifuge, en gei
ser!
De kinderen zijn nu een
half jaar en hoewel de
„nieuwigheid" er zo
langzamerhand afgaat,
staat de vierling nog al
tijd in het middelpunt
der belangstelling, zowel
in het dorp Dcinum als
Het trotse bezit
van de jonge va
der en moeder
Lautenbach. Van
links naar rechts:
Ytje, Willem,
Dirkje en Meint.
daarbuiten. Nog altijd
krijgen de Lautcnbachs
brieven uit het hele land
en uit het buitenland
met verzoeken om foto's.
De vier baby's zijn erg
rustig. Ze gunnen hun
moeder 's nachts de rust,
die zij zo hard nodig
heeft en ook overdag
huilen zij zelden. Ze zijn
alle vier meestal welge
mutst en kijken helder
en vriendelijk de wereld
in met hun blauwe oog
jes. Maar moeder Jnnnic
beseft heel goed, dat nis
ze straks gaan lopen zo
veel meer opletten krijgt
sac zelf is. De mensen gaan
vol respect voor hem op zij.
Ook hier is hij de ongekroonde
koning.
Maar daarvoor staat hij ook drie
maal in de week om vijf uur op,
vliegt naar zijn stallen In Nor-
mundië om precies na te gaan
of zijn paarden wel alles krijgen
wat ze maar verlangen kunnen.
Hun maaltijden worden tot op de
gram gewogen. En zo heeft hij
een heel nieuw ras renpaarden
gefokt dat heel de wereld hem
benijdt. Boussac wedt zelf nooit.
Hij wint, hetgeen minder risico's
oplevert.
En negentig procent van al de
paarden die de Amerikanen in het
buitenland kopen, worden door de I
stallen van Boussac geleverd.
Toile d'avion
Ook deze grote man Is eens klein
geweest. Hij begon, zegt de le
gende (want over de werkelijk
heid spreekt hij nooit) met één
baal katoen die hij van zijn" va
der kreeg. In de oorlog van 1914
tot 1918 kreeg hij van de Franse
staat opdracht om een soort ster
ke katoen te maken, waarmee de
vleugels van de vliegtuigen toen
bespannen waren. Boussac fabri
ceerde miljoenen meters. Toen de
oorlog voorbij was zaten Frank
rijk en Engeland met, een hope
loos grote voorraad van deze toen
niet meer bruikbare stof. Bous
sac kocht alles voor een prikje
terug. Hij maakte er pyjama's,
overhemden, jurken van. Plaatste
enorme advertenties in de bladen:
niets is sterker dan deze vlieg-
tuigstof. Zo verdiende hij in een
paar maanden een fortuin, waar
de sultan van Marokko nu nog
jaloers op zou kunnen zijn. Heel
Frankrijk kleedde zich met deze
„toile d'Avion". Nu, veertig jaar
later, verkoopt hij in Frankrijk
jaarlijks nog vijfmiljoen over
hemden, die het merk .„Toile
d'Avion" dragen.
1114. Rakelings over de
spookachtige bergmassieven
der dode satelliet schoot de
Onyx IH voort. De laatste
etappe was begonnen.
Steeds nader kwam de ou
de trouwe aarde en reeds
kon piloot Storm de beken
de tekening der continenten
op de groen-blamve reuzen-
bol onderscheiden. Meer
dan ooit overviel hem een
gevoel van heimwee, ter
wijl zijn ogen het land
zijner geboorte zochten en
soms leek het hem alsof
Thallerna vervloeide tot de
geliefde gelaatstrekken van
zijn verloofde Sandra, die
hij nu al, jasedert hoe
lang niet had gezien. Zou
zij nog steeds op hem
wachten Talloze sombere
gedachten drongen zich op
eens aan hem op. Wie weet
was de tijd die hem op Valeron slechts enke
le maanden geleken had in werkelijkheid op
aarde oven zovele jaren?
Kapitein Mare schudde hem echter wakkér
uit zijn overpeinzingen met een joviale schou-
derklap. „Komaan, kerel: We gaan eens even
kijken hoe 't met de Horzel staat!"
Boussac bemoeit zich ook met po
litiek. EBj is een vriend van An-
toine Pinay en een bewonderaar
van De Gaulle. Hij is do grote
steun van de rechtse partij der
„Indépendants". Aangezien men
hem vaak vraagt wat hij nn van
bepaalde politieke problemen
denkt en hij" het vermoeiend vindt
om daar altijd op te moeten ant
woorden kocht hij een krant,
waarin zijn opvattingen dagelijks
worden gespuid. Deze heet „Auro-
re", wat vertaald Zonsopgang be
tekent. Het is op een na het
grootste ochtendblad van Parijs.
De kracht van „l'Aurore" moet
wel zijn dat het altijd in de con
tramine is. Erg veel Parijse id-
denstanders vinden dat erg mooi.
Ze lezen graag dat ze te veel be
lasting betalen, dat de staat te
veel geld uitgeeft en dat je met
sociale wetten niet moet overdrij
ven. Boussac neemt de pen nooit
ter hand. Zijn woorden zijn goud
waard. Maar zijn zwijgen nog
meer. En zo staat hij dan een
zaam aan het hoofd van zijn for
tuin dat een slordige duizend mil
joen guldens bedraagt. Hij heeft
een zwakke lever en drinkt in
hoofdzaak gewoon water. Soms
heeft hij een beetje tijd om zich
te vervelen. Dan vindt hij dat het
leven niet één en al rozegeur en
maneschijn is.
Hebt U een koude keuken? 's Zomers
is het fijn vanwege het goedhouden van
aan bederf onderhevige kostjes, maar
's winters staat U erin te rillen natuur
lijk. U kunt uw keuken, als U er zijn
moet, vlug even verwarmen met kleine
straalkacheltjes, te bevestigen onder
een tafel of ergens bij de aanrecht. Maar
zonder kacheltje wordt het verblijf ln
de koude keuken al een stuk beter te
verdragen, als maar zorgt op een dikke
mat te staan of op een vlodertje van
hout. En gebruik niet dat ijskoude wa
ter, waar de handen gewoon pijn van
doen. Ook bij het wassen van groente en
aardappels moogt U zichzelf in dit Jaar
getijde best de luxe gunnen van een
scheutje warm water bij al dat kouwe.
LAWRENCE EARL
22
Zijn gelijktijdige benedenwaartse
blik van schrik vond de struik en hij
zag dat er nog een handvol ver
schrompelde bramen aan zat. Dit
was iets dat hij niet voorbij kon la
ten gaan. Hij viel op zijn knieën en
stak ze met kleine hoeveelheden in
zijn mond. Ze waren wat papperig
door het afwisselend bevriezen en
ontdooien, maar nog steeds van har
te welkom.
Door de smaak en het gevoel van
voedsel realiseerde Burk zich hoe
hongerig hij was. Toc.h had hij in zijn
rugzak slechts voldoende voedsel
voor nog een paar maaltijden. Hij
voelde zich loom van moeheid en zijn
wil om verder te gaan was niet lan
ger een krachtige, innerlijke stu
wing. Hij had dagen geleden opge
houden, zich zorgen te maken over
Surrey; zijn eigen moeilijkheden wa
ren veel dlohter bij. Uur na uur had
den ze hem dreigend overschaduwd
tot zij van overweldigend en uitzon
derlijk belang leken.
Laag aan de andere kant van de rug
vond hij een horizontaal terrasje met
een overhangende rots. Het terrasje
was vier of vijf maal zo groot als
de ruimte die hij voor zijn slaapzak
nodig had. Het lag beschut tegen de
wind en de blote hemel en de rots,
ofschoon bedekt met een veerkrach
tig mos, was verder kaal.
Burd besloot, in een soort eerste
overgave die aan zijn geweten
knaagde, om hier te kamperen, of
schoon het nog een vol uur voor zijn
gewone tijd was.
Toen liij onder zijn bepakking uit-
worstelde, schenen zijn gebogen
schouders terug' te veren naar hun
eigen gemakkelijker plaats, zoals de
losgelaten vingerindrukken op een
rubber bal. Hij wreef de pijnlijke
plekken waar de banden Ingesneden
waren en maakte er zich een beetje
bezorgd over dat zijn bepakking, die
elke dag lichter werd, in plaats
daarvan iedere dag eea beetje zwaar
der scheen foe worden. Hij rolde zijn
schouders heen en weer en strekte
zijn armen en benen. Zijn hele li
chaam deed pijn en de koude kreeg
vat op hem, zelfs hier, waar geen
wind stond. Het kan maar gebeurd
zijn, dacht hij.
Hij gleed op zijn hielen naar bene
den, naar de bodem van de ondiepe
vallei en ploeterde rond op zoek naar
twijgen en dode takken, telkens op
nieuw een beek overstekend die niet
meer dan een meter breed was. Een
half uur later boog hij zich voor
over naar een knappend vuurtje. De
overhangende rots kaatste de hitte
terug op zijn rug, zodat de koude
spoedig uit zijn kleine lichaam ge
dooid was. Hij brak een rottende
berketak op zijn knieën in twee
stukken van ongeveev dertig centi
meter lengte en wierp ze in het vuur.
Hij zou er de voorkeur aan gegeven
hebben te blijven zitten zoals hij
daar zat en de warmte de gelegen
heid te geven hem te kalmeren,
maar hij wist dat hij het zich niet
kon veroorloven nu al te blijven zit
ten. Het deed hem pijn de vlammen
te verlaten, zelfs om op zoek te gaan
naar enig soort in het wild groeiend
voedsel. Er was nu overal pijn mee
gemoeid.
Niet veraf, pal zuid, hoorde hij het
geluid van stroomversnellingen die
oen aanduiding vormden voor een ta
melijk grote rivier. De kleine beek
moet erin uitmonden, dacht hij.
Hij gloed opnieuw naar beneden,
knielde neer bij het heldere water
en zoo? het tussen zijn vooruitge
stoken lippen dankbaar op. Het wa
ter was evenwel een koude schok
tegen zijn tanden en hij probeerde
kleine teugjes naar binnen te krij
gen zonder dat zijn tanden het wa
ter raakten. Terwijl hij dronk, zag
hij een kronkelende flits vlak voor
zijn ogen. Een forel, dacht hij 'en
vervloekte zichzelf niet voor de
eerste maal omdat hij er niet aan
gedacht had vishaken mee te nemen.
Hij stond rechtop, keek do kleine
beek op en af en zag hoe deze kleine
poelen vormde en over het grind
weer verder liep naar rustiger water.
Hij zei hardop: „Waarom niet? Het
is te proberen". Hij vond het prettig
weer eens het geluid van een mense
lijke stem te horen, zelfs zijn eigen
stem.
Hij bewoog zich stroomopwaarts en
zijn langgerekte schaduw bracht nog
meer wegschietende vormen in het
heldere water in beweging. Toen hij
bij een poel kwam, die ongeveer
twintig centimeter diep en twee-
eneenhalve meter lang was. telde hij
ongeveer een half dozijn forellen die
froot. genoeg waren om te eten en
ie wegschoten naar schuilplaatsen
onder de randen.
Hij knielde neer bij de nauwe uit-
stromlng van de poel, waar het wa
ter over een laag trapje van kiezel
stenen viel. Hij pikte de grotere kie
zelstenen er stuk voor stuk uit en
schepte do kleinere met handen vol
weg, tot zijn vingers gevoelloos wa
ren van de koude en bij de toppen in
diepe plooien, samentrokken. Spoedig
had hij een diep, stromend kanaal
gemaakt.
Het peil van de poel zakte. Terwijl
het dit deed, schoten de forellen, die
het gewicht van het water boven
zich voelden verminderen en dit niet
prettig vonden, waanzinnig heen en
weer. Burd was verbaasd een extra
forel in de poel te ontdekken, meer
dan vijfentwintig centimeter lang,
vergeleken bij de vijftien tot acht
tien centimeter van de anderen. Zijn
opwinding groeide want dit spel was
voor hem nogal belangrijk.
Na een poosje stond het water zo
laag, dat de poel bijna in tweeën
gedeeld werd door een dammetje
van grind. Terwijl hij iedere vis
ving, brak hij ze de nek, met een
vlugge, korte draai. Daarna legde
hij ze voorzichtig op een mossige
rots. Toen hij ze alle zeven gevan
gen en gedood had, maakte hij ze
schoon door ze van de kieuwen tot
de vinnen open te snijden en de in
gewanden er in het geheel uit te
trekken. Hij spoelde de forellen uit in
het stromende water en reeg ze ein
delijk te samen aan een berkegaffel.
Hij haastte zich met de vangst"terug
naar zijn terras. Het vuur was laag,
maar hij bouwde het weer op en
omringde het met schuin geplaatste,
platte stenen om de warmte op te
vangen. Op het laatste ogenblik
besloot hij om, bij dece maaltijd al
thans, zijn buik vol te eten e* hij
haalde een klein blik gebakken bo
nen uit zijn rugzak. Hij zette het
blik in de as, die bijna wit gloeide.
Weldra probeerde hij de platte ste
nen met water.
De druppels dansten, sisten en ver
dwenen. Hij plaatste de forellen voor
zichtig op de platte oppervlakte en
ging een beetje terug zitten om ze
gaar te zien worden.
Hij kon zijn ogen niet van de forel
len afhouden. Ze begonnen bij de
staart op te krullen. Ze sisten toen
de hitte van het vuur en de stenen
het vocht eruit deed komen. Kleine
scheurtjes verschenen in hun bros
wordende velletjes. Een appetijtelijke
geur mengde zich met die van de
zuivere houtrook. Het water liep
hem in de mond. Het etiket verdween
snel van het blik met bonen en het
blik werd zwart.
Burd merkte nauwelijks dat het dag
licht vervaagde en dat het donker
hem begon in te sluiten.
Hij gebruikte een stokje om het blik
uit het vuur te rollen. Daarna maak
te hij het met zijn mes open, terwijl
hij het blik in vochtig mos hield. Zijn
eerste prik veroorzaakte een kleine
geiser van heet bonennat, maar de
rest was gemakkelijk. De geur van
bonen en tomatensaus bracht hem
opnieuw het water in de mond. Hij
goot de bonen in zijn etensblik en
schraapte de helft van de forellen
erover heen. Kleine stukles forel ble
ven aan de rotsen plakken, maar
niet genoeg om van belang te zijn.
(Wordt vervolgd.)